BAND PROFESSOR BRUINS OVER OOSTENRIJK §eetv ri>^ EEN MOEILIJKE TIJD De toestand hoogst onbevredigend DE POSTZEGELS VAN ONZE KOLONIËN VA\ flaw en VERSCH GEKARND IN MEMORIAM ARCH. J. W. HANRATH Op grootere schaal onttrekking van deposito's 's-G ravenhage, 1 Augustus. Dezer dagen is hier te lande terug gekeerd prof. Mr. Bruins, koninklijk commissaris der Nederlandsche Bank, die geruimen tijd werkzaam i6 geweest als adviseur der Oostenrijksche Nationale Bank te Weenen. Zooals reeds eerder werd gemeld, had prof. Bruins tegen het einde der vorige maand ontheffing uit zijn functie verzocht, na geruimen tijd de Nationale Bank bij baar finantieele politiek in de veelbewo gen achter ons liggende jaren te hebben bijgestaan. Het Nederl. Corr.-bureau heeft in een onderhoud, dat prof. Bruins welwillend toestond, hem gevraagd, of hij iets kon mededeelen over zijn ervaringen als ad viseur te Weenen. Prof. Bruins antwoordde daarop, dat het in Weenen een zeer moeilijke tijd was ge weest, vooral in de eerste maanden toen een acuut wantrouwen alles beheerschte. Voor wie weet aldus prof. Bruins welke plaats de Credit Anstalt in het ge- heele Oostenrijksche bankwezen innam, is trouwen uitte zich in onttrekking van de- instituut hiertoe leiden moest. Het wan trouwen uiite zich in onttrekikng van de posito's op grooten schaal, niet alleen bij de Credit-An6talt, maar ook bij andere banken en bij spoorbanken. Voorts was er een massale uittocht uit de schilling te constateeren in den vorm van het terug trekken van vreemde bankcredieten al6 van omzetting van opgevraagde deposito's in tegoed in het buitenland. Dank zij de zeer groote dekking van de Nationaibank kon aan de groote vraag naar deviezen aanvankelijk ten volle wor den voldaan en kon in tegen6telilng met Duitschland en Hongarije een binnen- landsch moratorium worden vermeden. Gepoogd werd door disconto-verhoogingcn en door andere maatregelen de credietver- leening door de banken zooveel mogelijk in te perken en inderdaad vertoonde het totaalcijfer dezer credieten een daling, die bij die van andere landen niet achter staat. De onttrekking van deposito's kon hier mee echter niet worden tegengegaan. Dè 'verleening van -hulpcredieten verle den zomer 90 millioen schilling door de Bank voor Internationale Betalingen aan de Nationaibank en 100 millioen schilling door de Bank of England aan de Oosten rijksche regeering heeft niet alleen de positie van de National Bank versterkt maar bovendien aan het vertrouwen in het binnenland een zeer wenschelijke steun ge geven. In Juli en Augustus verleden Jaar kreeg men dan ook het gevoel, dat de toestand zich allengs begon te consolideeren. Helaas kwam er op 21 September een nieuwe en langdurige golf van wantrouwen als gevolg van het verlaten door Engeland van den gouden standaard. De zoo ver zwakte dekkingspositie van de Nationale Bank dwong tot het in het leven roepen van deviezenverordeningen en al spoedig kon nog slechts voor een gering deel der aangevraagde deviezen- worden voldaan. Echter bij een zoo passieve handels balans als die van Oostenrijk, gepaard aan zeer belangrijke maandelijksche betalingen voor rente en aflossingen aan het buiten land, kon deze deviezen-verordening het proces wel vertragen, doch niet tegen houden. Het bedrag, dat op de eerste ge nerale invordering van deviezen bij de Nationale Bank werd ingeleverd, overtrof de verwachtingen, doch in een maand of zes waren deze 200 millioen schilling weer opgebruikt en 6tond de Nationale Bank opnieuw voor dezelfde moeilijkheden als toen in September tot de deviezen-veror dening werd besloten. Een nieuwe moeilijkheid was er intus- schen bijgekomen zoo vervolgde prof. Bruins in den vorm van een daling van de waarde van de schilling. Reeds bij de invoering der deviezen-verordening deden zich de eerste symptomen voor, maar deze waardedaling kwam eerst tot volle ontwik keling toen, half November, door een par lementair amendement, een belangrijke wijziging in de deviezenverordening werd aangebracht, waardoor een groot deel van het buitenlandsch handelsverkeer buiten de Nationale Bank om kon worden afge rekend en wel op grond van de z.g. pri- vaat-clearing, waarbij de belanghebbenden practisch vrij zijn in de bepaling van de tot grondslag te nemen waarde der schil ling. Nu moet men met het begrip waarde daling in dit verband voorzichtig zijn. Het is waar, dat de schilling tegenover de goudvaluta disagio aanwijst, een tijdlang zelf6 30 en meer. Als gevolg van het vreemdelingenverkeer en in zicht van de nieuwe leening is dit tot ongeveer 20 25 gedaald. De waardedaling van het geld beduidt echter allerminst een binnenlandsche prijsstijging. Inflatorische elementen heb ben zich tot dusver practisch niet voorge daan en zullen zich, wanneer de budgetten van de overheid en van de spoorwegen voldoende in evenwicht worden gehouden, ook in de toekomst niet behoeven voor te doen. Wat gebeurd i6, is dat de schilling zich, evenals het. Engelsche pond, van.de steeds verder gaande deflatorische bewe ging der gffidvaluta's. heeft^ losgemaakt en op een gelijkblijvend prijs- en loonpeil in evenwicht is gebleven." „Houdt dk niet in zekeren zin een af keuring van den gouden standaard in?" „Het zou verkeerd zijn, indien men hier uit deze conclusie trok", antwoordde prof. Bruins, „want de prijsdaling, die zich iu de goudlanden voordoet, is geen gevolg van den gouden standaard, maar van do hui dige crisis. Het loslaten van den gouden standaard kan voor een individueel land tijdelijk voordeel geven; daar staan echter zooveel nadeelen tegenover, dat het aller minst als een uitkomst beschouwd kan worden. Zooal6 ik reeds bij een andere gele genheid heb gezegd, is het opgeven van de gouden standaard niet iets wat men doet, maar waartoe men gedwongen wordt. Hier te lande is dit eigenlijk nimmer een levende kwestie geweest en op dit oogen- blik minder dan ooit. Overigens bewijst de ontwikkeling, zoowel in Engeland als in Oostenrijk, dat, al is een oogenblikkelijke verlichting het gevolg, men zich aldus al lerminst tegen de crisis kan communisee- ren. Maar om op Oostenrijk terug te komen. Ik zeide reeds, dat in April de dekkings verhoudingen bij de Nationale Bank allengs weder in een critiek stadium kwamen. De toewijzing van deviezen aan importeurs kan men beperken, met die voor rentebepalin gen gaat-het moeilijk.Men kan dc overheid bezwaarlijk naar privaat-clearings verwij zen. Vandaar, dat Oostenrijk zich begin Mei opnieuw tot den Volkenbond wendde, er op wijzend, dat een transfermoratorium voorde deur stond. Do daaropvolgende besprekingen hebben geleid tot het bekende voorstel ecner door de regeering, van ieder deelnemend land gegarandeerde leening tot een totaal be drag van 300 millioen schilling. Op 23 Juni j.l. echter zag de Oostenrijk sche Nationale Bank zich genoodzaakt dc toewijzing van deviezen en de rentebetaling en aflossing te staken .Het is te betreuren, dat het hiertoe moest komen, doch onder de bestaande omstandigheden de leening kan practisch eerst in het eind van het jaar ter beschikking komen en het is de vraag of het bedrag van 300 millioen schilling ten volle zal worden bereikt was geen an dere uitweg mogelijk. Nu liet transfermoratorium er eenmaal is, vormt het voorloopig voor Oostenrijk een effectieve bescherming voor het eeret is de deviezen-portefeuille weer in even wicht. Was de toestand van het land eeni- ge maanden geleden te vergelijken met een acuut ziektegeval met een telkens tot bo ven 40 gr. stijgende koorts, het is nu een sleepend proces geworden met een geringere doch constante temperatuursverhooging. Een transfermoratorium heeft echter, vooral voor een land met een zoo ontwik keld handels- en transitoverkeer als Oos tenrijk, op den duur zijn ernstige bezwa ren. Vandaar dat men van stonde af op een zoo spoedig mogelijke opheffing bedacht moet zijn, iets wat trouwens evenzeer geldt voor de overige belemmeringen in het dc- viezenverkcer. Onder de oogenblikkelijke crisis kan men in dit opzicht niet anders dan voorbereidend werk doen, in de eerste plaats door te consolideeren. Dit moet zoo 6poedig mogelijk geschieden tevens onder verlichting van druk. In dezen gedachtengang passen de moei lijke onderhandelingen met de buitenland- sche bankcrediteuren der Credit-Anstalt, past de ontworpen omzetting van een deel der door de Nationale Bank verdisconteer de credit-An6taltwissels in een regeerings- schuld, terwijl ook de reeds vroeger getrof fen Stillhalte-regelingen met de buitenland- sche bankcrediteuren der overige Oosten rijksche banken zich in dezelfde richting bewegen. Hier ligt ook de beteekenis der nieuwe leening, die behalve dat zij de deviezen- positie der Nationale Bank versterkt, in de eerste plaats de kortloopende hulpcredieten in een 20-jarige leening bedoelt om te zetten. De beslissing over de nieuwe leening, die, als bekend, ook haar politieke kanten heeft, is in het Oostenrijksche parlement eenige malen uitgesteld. Het is te hopen, dat zij thans spoedig vallen zal." Staat al iets vast omtrent de Nederland sche deelneming in deze leening?" „De thans toegezegde deelneming van Ne derland beperkt zich tot een bedrag van 3 millioen schilling, wat vergeleken met de Belgische deelneming van 5 millioen slechts gering is. Ook voor Nederland geldt dat met deze leening een Europeesch belang wordt gediend, terwijl men daarbij vooral niet moet vergeten, dat uit de opbrengst het crediet aan de Bank voor Internationale Betalingen zal worden terugbetaald. In dit crediet participeert Nederland voor een on geveer even groot bedrag als onze deelne ming in de nieuwe leening." „Hoe was uw samenwerking in Oosten rijk met de autoriteiten en met de leiding der Bank?" „Ik kan met genoegen constateeren, dat gedurende de bewogen tijden, die achter ons liggen, de verhouding steeds uiterst aange naam is gewesst. Naast den president van de Bank, dr. Kienböck en zijn voorganger prof. dr. Rcisch wil ik hier nog in het bij zonder dr. Brauneis noemen. De omstandigheden zijn oorzaak geweest, dat mijn verblijf te Weenen, dat aanvanke lijk slechts op enkele maanden berekend was, zich belangrijk verlengd heeft. In over leg met minister De Geer had ik reeds eeni- gen tijd geleden ontheffing uit mijn functie verzocht. Volgens het protocol der nieuwe leening zal de adviseur der Nationale Bank in de toekomst door den Raad van den Volkenbond worden aangewezen. Dit proto col treedt 'aerst na ratificatie in de voor naamste landen, dat is na enkele maanden in werking. De door den Volkenbondsraad in uitzicht genomen persoon, de he?r M. Frère,. van Belgische nationaliteit, kon zich echter reeds thans beschikbaar stellen, zoo dat bij voor den bedoelden tusschentijd, door de Nationale Bank is benoemd, evenals met mij het geval is geweest." Tenslotte vroegen wij prof. Bruins nog naar zijn meening betreffende de plannen tot samenwerking der Donau-staten. Ongetwijfeld is het zeer toe te juichen, dat te Lausanne besloten is de hiermee samenhangende vragen aan een rustig on derzoek te onderwerpen. Dc uitvosrige dis cussies, die cenige maanden geleden in de betrokken landen aan de vroegere Tardieu- planncn zijn gewijd, hebben wel doen zien, dat gedurende de 14 jaar, welke reeds na den oorlog zijn vcrloopen, het vraagstuk veel gecompliceerder is gsworden. Men heeft heel wat stappen in de richting van autarchie gedaan, welke in vele ge vallen economisch niet te rechtvaardigen zijn. Bovendien is het belang van do ver schillende successie-staten bij het verkeer binnen het Donauverband zeer verschil lend. Er zijn landen voor wie dit verkeer zeer belangrijk is, andere echter en daar toe behoort Oostenrijk hebben daarne vens groote belangen bij een intensief ver keer met verschillende staten buiten die groep. Een bevredigend schema is dus niet eenvoudig en vermoedelijk zal een belang rijk deel aan nadere regelingen tusschen de betrokken landen dienen te worden overge laten. Dit alles ontneemt echter aan de ko mende besprekingen in geenen deele hun beteekenis. De tegenwoordige toestand is stellig hoogst onbevredigend. Een tentoonstelling in het Koloniaal Instituut te Amsterdam Brieven van de Oost-Indische Compagnie Amsterdam, 1 Aug. Heden werd door den voorzitter van den Raad van Beheer van de Koninklijke Vereeniging „Koloniaal Instituut" te Amsterdam, Jhr. Mr. Dr. A. Roell, in het Koloniaal Museum een ten toonstelling van postzegels geopend, welke betrekking hebben op de Nederlandsche Overzcesche Gewesten. Aanwezig waren o.m. de heer ir. Damme, directeur-generaal P.T.T. en bestuursleden van het postmu- seum. Bij de totstandkoming der tentoonstelling aldus zette de heer Rocll uiteen werd de zeer intensieve medewerking verkregen van het Ministerie van Koloniën, van het Hoofdbestuur der P.T^T., van het Neder- landsch Postmuscum te 's-Gravcnhage, van den heer J. van Nifterik en van de firma Joh. Enschjedé en Zn., beiden te Haarlem. Bovendien zullen voor rekening van het Ministerie van Kolomen gedurende deze tentoonstelling in den Boekenstand van het Museum alle gangbare Ned Indische, Suri- naamsche en Curagaoscke post- en portze- gcls verkrijgbaar worden gesteld. Het Nederlandsch Postmuseum zond in de uitgebreide en voortgezetto collectie Wal ler. Zij omvat verschillende groote zeld zaamheden. De heer van Nifterik specialiseerde zich onder meer op de geschiedenis van het postvervoer in den tijd, dat nog geen post zegels bestonden. De in bruikleen gegeven collectie van Nif terik omvat o.a.: brieven, vervoerd per com- pagnie's post, in 1788 door de Oost-Indi6che Compagnie ingesteld op het traject van Hol land naar Indië, resp. Kaap de Goede Hoop, Voor-Indië, China en Japan v.v.; vele soor ten stempels op „Zeebrieven", die uit Indië in de eerste helft der 19e eeuw tegen al lengs billijker tarief, rondom de Kaap naar Holland werden verzonden; brieven, die de veel duurdere „Overland"-route volgden. Ook zond de heer van Nifterik een collec tie noodporten van 1921 en 1922 in. Toen tengevolge van tariefverhooging in Ned.- Indië, zoovele 2Yt cent portzegels noodig wa ren, dat de voorraad plaatselijk uitgeput ge raakte, voorzagen diverse kantoren in hun behoefte door het in gebruik nemen van speciale 6tempels en van op verschillende manieren in portzegels veranderde postze gels. De firma Joh. Enschedé Zn. stelde een gedeelte van hare 6tamcollectie ter beschik king. Onze Nederlandsche postzegels, zoo wel als die onzer Overzeesche Gewesten, zijn n.l. van 1866 af bij die firma gedrukt. Een handdrukpers van het model 1869, waarmede postzegels van het type 1864 nog gedrukt zijn geworden, zoomede een aan tal voorwerpen, betrekking hebbend op de techniek van het drukken, zijn in het mid den van de zaal, waarin de firma Joh. En schedé Zn. uitstalt, opgesteld. Aansluitend aan deze postzegeltentoon stelling werd nog eene uitstalling gemaakt op het gebied van de pioniersvluchten en de postvluchten naar Ned.-Indië, waarvoor o.a. de Persdienst van het Hoofdbestuur der Posterijen, Telegrafie en Telefonie hier te lande, de Gouvernements P.T.T.-dienst in Bandoeng, Mevr. M. J. Bsse. van Heerdt- Kolff, de Koninklijke Luchtvaart Maat schappij voor Nederland en Koloniën en de heer Herman Scheltema objecten afstonden Tenslotte zij nog melding gemaakt van een uitstalling van boeken, betrekking heb bend op postzegels en postvervoer in de Ne derlandsche Overzeesche Gewesten. Voorts deelde Jhr. Roëll nog mede, dat het Koloniaal Instituut een reeks tentoon stellingen zal houden, betrekking hebbende op het terrein, dat het instituut omvat. Na dank gebracht te hebben aan allen, die medewerkten bij de organisatie der tentoon stelling, spreekt hij de hoop uit, dat de be langstelling voor Indië door deze expositie zal toenemen. Hierop werd de tentoonstel ling bezichtigd. Twee belangrijke factoren, prijs en kwaliteit gaan bij Blue Band hand in hand. Nimmer was het van zoo'n groot belang uitslui tend Blue Band te gebruiken -m nu de boterprijzen stijgen. Blue Band bevat 25% allerfijnste Roomboter onderRijkscontröle, Hollands beste standaardmerki In den goeden zin van t woord nooit modern H. M. Kraayvanger herdenkt den overle den architect in het R.-K. Bouwblad: Weer is een bouwmeester van de oudere garde ons ontvallen. Al6 tijdgenoot van De Bazel lieeft architect Hanrath een belang rijk aandeel gehad in de herleving van goede begrippen in de bouwkunst. Een strijder i6 hij nooit geweest, doch al zijn werken getuigen van een groote en nobclo liefde voor de bouwkunst. Men behoeft geen vakman te zijn om Hanrath's fijne landhuizen overal in den lande te kunnen herkennen. Zij vormen een klasse op zichzelf, die steeds de aan dacht van den beschouwer tot zich trek ken. In dit genre was Hanrath een moester In een stijlloozo periode heeft Hanrath, in een boeiende variatie, het begrip landhuis gevormd tot wat het wezen moest, en het een sfeer gegeven, die in die dagen onge kend was. Voor tal van jongeren zijn deze huizen een openbaring geweest. Zij hebben een weldadigen invloed uitgeoefend en den weg gewezen tot nieuwe mogelijkheden. Aan den vooravond van een tijdperk het welk een ontkenning wil zijn van de on gekunsteldheid en van den eenvoud, een miskenning van natuur en traditie, is het goed, de blijvende waarde van Han rath's werk te kunnen vaststellen. Want deze laatste is onloochenbaar. Uit die vo rige periode zijn er maar weinig bouw meesters wier werk op blijvende waardee ring kan rekenen. Voor de bouwkunst gaat de tijd zeer 6nel, en er zouden series beroemde „jongeren" genoemd kunnen worden, wier werk al in het vergeetboek begint te geraken. Waar om? Omdat zij in den goeden zin van het woord nooit modern zijn geweest. Het geheim van het blijvende heeft Han rath steeds intuïtief gezocht en begrepen. Er zullen nog heel wat bouwkunstigo stormen komen, zijn werk zal blijven. Alleen het van nature rijke werk i6 te gen die stormen bestand. De laatste twintig jaar hebben dit overtuigend bewezen. Han rath heeft zonder rumoer zijn weg gezocht en ons veel moois gegeven, waar wij hem dankbaar .voor mogen zijn. EEN ONBEWAAKTE OVERWEG BIJ DORDRECHT. j - Do minister niet bereid de be waking te handhavon. De heer Van Zadelhoff had den minister van Waterstaat de volgende vragen gesteld: 1. Is het den Minister bekend, dat er plannen bestaan om den bewaakten over weg bij wachtpost 34 aan den Zuidendijk op de grens van Dordrecht en Dubbeldam te veranderen in een onbewaakten overweg? 2. Weet de Minister dat daar ter plaatse per 24 uren 160 treinen passeeren; dat het verkeer over dien overweg zeer druk* is en nog voortdurend toeneemt; en dat de toe stand daar zoodanig is, dat er geen vrij uit zicht op de spoorbaan is? 3. Wil de Minister al het mogelijke doen om te bevorderen, dat de bewaking van dien overweg niet wordt opgeheven, omdat een onbewaakte overweg daar een zeer ge vaarlijken toestand zal scheppen, die tot de ernstigste gevolgen kan leiden? Het antwoord van minister Reymer luidt als volgt: 1. Voor den genoemden overweg is door ondergeteekende bereids op grond van art. 3 (1) van het Koninklijk besluit van 9 Augustus 1922 ontheffing verleend van de verplichting tot afsluiting onder zoodanige voorwaarden, dat aan de Jn dat Koninklijk besluit gestelde eischen zal worden voldaan. De aanwezigheid van den overweg zal be halve door de gebruikelijke kenteekenen, bovendien kenbaar gemaakt worden door flikkerlichten. 2. Dat het treinverkeer over den overweg druk is, is bekend, doch het gewone ver keer kan slechts matig genoemd worden. Indien aan de onder 1 bedoelde voorwaar den zal zijn voldaan, zal het uitzicht op den spoorweg vrij zijn. 3. In verband met het vorenstaande moet vraag 3 ontkennend worden beantwoord. DOODELIJK ONGEVAL. "in Heerenveen, 1 Aug. Gisteravond te omstreeks 11 uur is de 43-jarige landbou wer II. de Boer, die met zijn buurman aan den weg had staan praten te Folgeren, bij het naar huis gaan op onverklaarbare wijze onder de tram uit de richting Veewouden ge raakt en onmiddellijk gedood. Het slacht offer werd vreeselijk verminkt. Dc man laat een weduwe en driekinderen achter. Het personeel van de tram treft geen schuld.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 7