Uitvoering crisis-varkenswet miMTët G. VAN DUIN Rondschrijven van den minister Voorloopige betaling mogelijk BIJ JUBILEA BIJ VERJAARDAGEN BIJ HUWELIJK EDELMETAAL BLIJFT JUWELIER OPTICIEN UIT DE STAATSCOURANT HET PADVÏNDERSKAMP TE WASSENAAR PROF. PICARD'S TWEEDE TOCHT Dr. Ir. J. L. CLUYSENAER Vet verschuldigde bedrag zal nader worden bekend gemaakt Onder dagteekening van 8 Augustus 1932 heeft de Minister van Economische Zaken en Arbeid éen rondschrijven gericht tot de hoof den der Rijke- en gemeentelijke keurings diensten met betrekking tot de uitvoering der crisisvarkenswet 1932, welke Zaterdag j.l. in het Staatsblad is verschenen. Krachtons art. 6 dezer wet kan o.m. bij Alg. Maatregel van Bestuur worden bepaald dat geslachte varkens niet mogen worden voorzien van merken als bedoeld in art. 70 van de Veewet en in art. 16 van de Vleesch- keuringswet 1919 (Stbl. 524) dan tegen beta ling aan den betrokken Rijks- of gemeente lijken Keuringsdienst van -sen ander vast te stellen bedrag. Dit bedrag is de heffing welke zal worden geheven ten bate van de steunverleening aan de Varkenshouderij. Een alg. maatregel van bestuur, als be doeld, zal deze weck worden uitgevaardigd. Naar aangenomen mag worden zal deze op Maandag 15 Augustus a.s. in werking treden. Vanaf dien datum zal het du6 niet meer ge oorloofd zijn, de bovenbedoelde merken aan te brengen, wanneer niet de heffing is be taald. Deze heffing zal voor ieder varken afzon derlijk naar het geslacht gewicht moeten worden berekend. Het verschuldigde per K. G. zal nader worden bekend gemaakt. Elk varken zal dus n a slachting moeten worden gewogen, waarna da voor dat varken te be talen heffing kan worden berekend door het aantal K.G. dat het varken geslacht weegt, te vermenigvuldigen met het bovenbedoeld nader vast te stellen bedrag. Gedeelten van K.G. kunnen daarbij wor den verwaarloosd. De inning van dit b?drag wordt opgedragen aan den Keuringsdienst die de keuring verricht. In de gevallen dat geen keuring plaats vindt (bedoeld in art. 6a. van de VIeeschk»uringswet 1919) belast de Nederlandsche Varkenscentrale zich met de inning. Teneinde de uitvoering zoo gemakkelijk mogelijk te doen verloopen, zal worden be paald, dat de betrokken keuringdienst kan eischen, dat vóór d» slachting plaats heeft, een bepaald bedrag per varken als voor loopige betaling gestort wordt. Dit be drag zal uit den aard der zaak zoodanig moeten worden vastgesteld, dat het bedrag na weging zal blijken verschuldigd te zijn, daarop geheel kan worden verhaald. De be trokken keuringsdienst beslist of al dan niet van de mogelijkheid tot voorloopige betalin, zal worden gebruik gemaakt. Na de weging en het vaststellen van het werkelijk als heffing verschuldigde bedrag zal vereffening plaats vinden. Ook is moge lijk een regeling t» treffen, met personen, die geregeld varkens ter keuring aanbieden, waarbij deze een bepaald bedrag storten, waarvan na elke slachting het aan heffing verschuldigde wordt afgehouden. Het saldo van dit bedrag zal dan steeds zooveel moe ten bedragen, dat het minstens gelijk is aan hetgeen als voorloopige betaling moet wor den gestort. Dost men geen voorloopige heffing, dan zal de gang van zaken deze zijn, dat een varken n a slachting wordt gewogen en dat het verschuldigde bedrag aan heffing wordt berekend door en betaald aan de betrokken ambtenaar van den Keuringsdienst. Pas als dit geschiedt, zal het varken van de goed- keuringsmerken mogen worden voorzien. Bij de weging na het slachten moeten de varkens zijn ontdaan van de organen, met uitzondering van de nieren. Andere deelen zullen niet verwijderd mogen worden. In ge val bh keuring voor uitvoer is voorge schreven, dat bepaalde organen niet verwij derd mogen zijn, zullen deze organen mede- gewogen moeten wordsn. Bij de slachtingen, welke aan keuring on derworpen zijn, zal door den Keuringsdienst kunnen worden geëischt, dat degen», die het varken ter keuring aanbiedt, een behoorlijk werkend weegtoestel ter beschikking stelt. VARKENS HARKT 13-18* TELSSa Hw ru-y ii i i ii ij iii Voorts moet alle medewerking aan de amb tenaren worden verlsend. De weging ge schiedt door dan betrokken ambtenaar. Ook kan de Keuringsdienst zelf een weegtoestel ter beschikking stellen. Dit kan zijn een draagbaar weegtoestel, dat de ambtenaar die de keuring verricht, medebrengt. De be doeling is natuurlijk om op den duur slechts bij huisslachtingcn het medebrengen van een weegtoestel door den Ambtenaar van den Keuringsdienst mogelijk te maken. In dit geval en wanneer de weging aan een gemeentelijk slachthuis geschiedt, kun nen de aan de weging verbonden kostrn, overeenkomstig de desbetreffende verorde ning, aan dengene, die het varken ter keu ring aanbiedt, in rekening worden gabracht. De weging zal moeten geschieden zoodra de betrokken ambtenaar ter beschikking is en uiterlijk 24 uur na de slachting. Door den betrokken keuringsdienst kan ond»r goed keuring van den Minister worden geëischt, dat de weging op bepaalde nader aan .te duiden plaatsen geschiedt. In gjval het varken geheel wordt afge keurd, is geen heffing verschuldigd. Bij ge deeltelijke afkeuring, mag van het gewicht, waarover de heffing wordt berekend, wor den afgetrokken het gewicht van de deelen welke wordïn afgekeurd. In geval van voor waardelijke goedkeuring is, wanneer steri lisatie volgt, geen heffing verschuldigd en wordt, wanneer het vleesch bestemd is om onder toezicht verkocht t» worden, (zooge naamde bestemming voor den vrijbank) het aan heffing verschuldigde bedrag met 50 pet. verminderd. Bij voortgezette keuring, wanneer het varken dus voor uitvoer wordt onthouden, doch voor binnenlandsch gebruik wordt goedgekeurd, is het volle bedrag dei- heffing verschuldigd. De heffing is n i et verschuldigd, wanneer door den belanghebbende een bewijsstuk wordt overgelegd, afgegeven door de betrok ken Gewestelijke Varkenscentrale, waaruit blijkt: a.. dat hij gedurende het loopende kalen derjaar niet meer dan ëén varken heeft ge mest voor eigen gebruik en in totaal niet meer dan 2 varkens heeft gehouden; b. hij het varken of de varkens, bedoeld ond»r a tenminste 4 maanden zelf heeft ge mest; c. hij bij aanschaffing van de varkens daarvan onverwijld aan de betrokken Ge westelijke Varkensccntrale heeft kennis ge geven, onder mededeeling, dat één van die varkens voor huisslachting waarvoor geen heffing verschuldigd is, is bestemd. De Keuringsdiensten zijn verplicht eiken Maandag do ontvangm bedragen te 6torten op de postrekening van het Stabilisatiefonds bedoeld in art. 5 van de Crisis Varkenswet, terwijl van elke storting kennis moet wor den gegeven aan do Nedsrl. Varkenscentra le onder overlegging van een specificatie. Formulieren hiervoor worden in don loop van deze week toegezonden. Aan do betrokken Keuringsdienst zal door de Nederl. Varkenscentrale eene vergoeding worden gegeven voor de kosten, welke aan het innen der heffing verbonden zijn. Eene nadere regeling hiervoor is in voorberei ding. ALTIJD IETS IN GOUD OF ZILVER TELEPHOON 898. Consulaire dienst. De consul-generaal van Argentinië te Amsterdam, de heer M. Molina Salas, Is naar elders overgeplaatst. De consul van Argentinië te Amsterdam, de heer A. Castro Gache, is belast met de leiding der zaken van het consulaat. Bij Kon. besluit is aan den heer J. Loop- uvt op zijn verzoek eervol ontslag ver leend uit zijn betrekking van vice-consul der Nederlanden te Kaapstad. Hooger Onderwijs. Bij Kon. besluit is benoemd tot tijdelijk lector in de afdeeling der algemeeno we tenschappen aan de Technische Hoogc- school te Delft, om onderwijs te geven in de wiskunde en de theoretische mechanica dr. D. van Dantzig, thans assistent; is benoemd tot lector in de faculteit der geneeskunde aan de rijksuniverciteit te Utrecht om onderwijs te geven in do leer der mondziekten: J. W. A. Tjobbes, thans hoofdassistent bij de tandheelkunde. Middelbaar onderwijs. Bij Kon. besluit is wederom tijdelijk be noemd tot leeraar aan de rijks hoogere bur gerschool te Oostburg: G. Postma, tot leeraar aan de rijks hoogere burgerschool te Oud-Beijerland: M. M. Bartelse; tot leeraar aan de rijks hoogere burgerschool te Tiel: C. F. P. Stutterheim; tot leeraar in vasten dienst aan de rijks hoogere burgerschool te Hoorn: G. Lotta- ring, thans tijdelijk leeraar aan die school. FRANSCH OORLOGSVAARTUIG TE BOTTERDAM. De Fransche avi60 „Remiremont" is he den te Rotterdam aangekomen. Een intermezzo voor bezinning Persoonlijk getuigenis van de heeren Rambonnet en Diemont 's-Gravenhape, 9 Aug. Nu weldra d« twee hoofddagen voor het kamp zullej aanbreken: de Welpendag en do komst van Baden Powell lijkt het ons een goed oogenblik voor bezinning of liever om wat mee te deelen over den diepen ondergrond der padvindersbeweging. De gisteren gevoerde gesprekken met de kopstuken der beweging, aan boord der Lourina, leveren ons de stof. Voorop ga een allermerkwaardigste me dedeeling van hoofdverkenner Rambonnet, welke men goed moet onthouden. De Neder landsche padvindersvereeniging heette na melijk vroeger Nederlandsche padvinders organisatie en onder dien naam ontving zij de Koninklijke goedkeuring. Zij had inder tijd tot beschermheeren: oud-minister Kan en oud-burgemeester Patijn, die natuurlijk metoen Koninklijk goedgekeurd werden. Om allerlei redenen, welke er niet toe doen, werd de naam gewijzigd, maar dat gaat zoo maar niet. Hoe graag de minister van justitie ook mee wilde helpen, zelfs hij kon den naam niet wijzigen. Nu is het gekke van het geval, dat de kwijnende Ne derlandsche padvindersorganisatie nog voortleeft, geld inzamelt en met oude be schermheeren pronkt, hoewel deze o-eeds lang hebben bedankt. Tegen deze verwar ring nu kwam hoofdverkenner Rambonnet op en hij verzocht, nog eens goed te doen uitkomen, dat de N.P.O. niets te maken heeft met de Nederlandsche padvindersver eeniging, welke den Prins tot beschermheer bezit. Het meest heeft ons getroffen het per soonlijk getuigenis dat we o.a. van de hee ren Rambonnet, Diemont en baron van Pallandt van Eerde mochten vernemen, Het voerde in den diepsten grond van het vraagstuk. Het merkwaardige en absoluut aparte van de padvindersbeweging is, dat zij, jat werd geboren in het hoofd van een reeds dik-vohvassene, maar dat het denkbeeld werd overgenomen en uitgebouwd door de jeugd, m.a.w. dat Baden Powell de venve zcnlijking van zijn denkbeelden van de jeugd zelf heeft gelered. Dat verklaart ons het wonderbaar suc ces dor beweging, waarbij Nederland wel wat achteraan sukkelde, maar thans steeds meer den wil aan den dag legt, den achter stand in te halen. Het kamp op Oosterbeek levert het bewijs. Immers kenmerk van de huidige jeugd is, dat zij graag het gezag van den oudere verwerpt, het. in ieder ge val heel ongaarne ondergaat. Bij deze men taliteit nu heeft de Baden Powsll-bcweging zich heelemaal aangepast. Hij heeft de we reld jeugd als 't ware toegeroepen: Willen jullie een oogenblik naar me luisteren en Een der mooiste prestaties op aeronautisch gebied Vragen, die aan de orde komen Onze weerkundige medewerker schrijft ons: De binnenkort te verwachten tweede 6trato sfeer-ballontocht van prof. Picard verdient niet alleen om haar wetenschappelijk doel het onderzoeken van de z.g. doordringen de straling op groote hoogten maar ook om de aeronautische zijde de belangstel ling. Velen zien in deze tocht een presta tie van zeer sportleven aard wat zij ook is en vragen zich af: zal het hoogterecord opnieuw geslagen worden? Daarnaast zul len velen gaarne de vraag beantwoord zien: welke gevaren zijn aan zoo'n tocht verbonden? En ook: wat moet men doen om zoo'n groote hoogte te bereiken? Al deze en dergelijke vragen roepen bij mij de herinneringen wakker aan de tal rijke hoogvaarten, die ik in vroegere jaren voor het Meteorologisch Instituut met bal lons der Koninklijke Nederlandsche Ver- ceniging voor Luchtvaart heb verricht. Wel zijn de daarbij bereikte hoogten op verre na niet te vergelijken met die, welke tot in de strato-sfeer reiken, maar de hoogvaart- techniek i6 bij beiden dezelfde. De bij mijn tochten opgedane ervaringen geven mij aanleiding hier het een en ander op te merken over het hoogvaron en het bored- ken van de grootst mogelijke hoogten. Een tocht naar de strato-sfeor met den ballon van prof. Picard verschilt slechts in één punt met de gewone hoogvaarten. waarmede reeds in voel vroegere jaren door anderen hoogten boven 10.000 meter wor den bereikt. Het verschil ligt n.l. daarin, dat bij de vroegere hoogvaarten de bal lonreizigers blootgesteld waren aan de zeer lage luchtdrukking, de lage temperatuur en de ongedempte zonnestraling, die op groo te hoogten zoo sterk kan zijn, dat de bal- lonvaarders het gevoel krijgen of zij in oen hcete oven gestopt worden, terwijl bij Picard'6 tochten deze drie factoren door het gebruik van den gesloten gondel uitge sloten worden. Daardoor behoeven de rei zigers de strato-sfeer-temperatuur von on geveer 60 gr. C. onder nul niet te weer staan en kunnen zij ademhalen in lucht van de normale spanning, die op den grond heerscht, want de gesloten cabine behoudt gedurende den tocht dezelfde luchtinhoud als op den grond. Het groote bezwaar van gebrek aan zuurstnf-opname bij het adem halen in de zeer ijle luchtlagen komt daar medo te vervallen. Ten slotte geeft de ge sloten gondel een bescherming tegen de rechistrecksche bestraling door de zon, al blijft het bezwaar van de hoogo tempera tuur daarbinnen bestaan. Overigens gedraagt de ballon van Picard zich geheel als de gewone vrije ballon, d.w.z. zijn vertikalc bewegingen en de daar mede bereikbare hoogte volgen dezelfde na tuurkundige wetten, die voor den vrijen ballon gelden. Welke wetten komen daarbij te pas? De ballon en zijn uitrusting worden ge dragen door het verschil in gewicht van de lucht, die door het gevulde omhulsel wordt verplaatst en dat van het vulgas. Is het eerste grooter dan het laatste dan heeft de ballon z.g. positieve stijgkracht, maar is het eerste kleiner dan hot laatste dan heeft do ballon negatieve stijgkracht In het eerste geval zal hij stijgen, in het laatste dalen. Zonder in te gaan op de verklaring moet hier verder worden opgemerkt, dat eon niet geheel gevulde ballon zooals die van Picard bij het vertrek met positieve 6tijgkracht met dezelfde stijgkracht zal blij ven stijgen tot op oen hoogte, waarop het vulgas zoover is uitgezet, dat het omhul 6el geheel vol is. Daarna blijft de ballon met afnemende stijgkracht doorstijgen tot dat deze geheel is uitgeput. De ballon heeft dan zijn grootste hoogte boreikt, wanneer het niet mogelijk is, b.v. door het uitwor pen van ballast het gewicht te verminde ren. De grootste hoogte, welke bereikt kan worden, wordt bopaald door de grootte van het omhulsel, de soort van vulgas en het gewicht van den ballon met uitrusting. Voor het bereiken van strato-sfeer-hoogten (boven 12000 m^ter) is het daarom noodig don ballon zoo gr- ot mogelijk te nemen en dien te vullen met het lichtste gas, water stof, terwijl op het gewicht zooveel moge lijk gespaard moet worden. Terwijl de licht heid van het gas dus vanzelf begrensd i6 stellen de technische ei6chen van constreer baarheid en betrouwbaarheid zekere gren zen bij de keuze van den ballon, waaruit vanzelf volgt, dat do bereikbare hoogte niet afhangt van een sportprestatie maar van omstandigheden, waarop de ballonvaarder eigenlijk geen invloed kan uitoefenen. Wordt een recordhoogto bereikt, dan komt de eer daarvan grootendeels toe aan den ontwerper en den fabrikant van den bal lon, die hot uiterste hebben weten te ver krijgen. Er is echter één factor in de hand van den ballonvaarder, die de bereikbare hoog te kan verminderen, dat i6 n.l. een onjuiste schatting van de hoeveelheid z.g. rem- en landingsballa6t, die noodig zal zijn om den ballon veilig op den grond te brengen. Van af het bereiken van de tophoogte begint de ballon n.l. automatisch te dalen en blijft met toenemende negatieve stijgkracht door dalen tot den grond. Nu is de ballast, die tijdens de daling moet worden uitgewor pen om de daling z.g. te remmen en om den schok bij het landen op te vangen, al leen bepaald door het volume van den ballon en door het verschil in temperatuur op de tophoogte, die natuurlijk gemeten kan worden, en die op den grond, die do ballonbestuurder enkel schatten kan. Schat hij dozo te hoog, dan overschat hij de hoe veelheid remballast en beperkt daarmede het ballastgebruik tijdens de 6tijging, waar door de grootst mogelijke hoogte niet be reikt wordt. Hier schuilt een van de be langrijkste en van den wil en de bekwaam heid van den bestuurder afhankelijke fac toren, die op de bereikte hoogte van invloed zijn, zoodat wij bij een maximale hoogte prestatie toch wel even aan den bestuur der mogen denken. Overigons levort het varen met den strato sfeer-ballon geen moeilijkheden op, die niet ook bij den gewonen ballon voorkomen. He* hoogvaren vereischt echter routine en een goed inzicht ih de meteorologische omstan digheden tijdens de vaart. Aan het physiek uithoudingsvermogen worden allicht min- dor hooge eischen gesteld daar het afmat tende zuurstofgebrek, dat alleen gecompen seerd kan worden door de enorme ver hoogde hart- en longenwerking, uitgescha keld" is. Is de landing van een vrijen ballon reeds een vrij lastige manoeuvre, vergemakke lijkt door de vrijheid van beweging in den mand en de voortreffelijke landings-appa- raten, t.w. het sleeptouw, het ventiel en de scheurbaan en wordt de veiligheid van de landing zeer zeker gunstig beïnvloed door de veerkrachtige mand, de landing van den reuzenballon met den stijven metalen, bo vendien gesloten gondel en de geheel an ders ingerichte ventiel- en scheurbaan- manualen zal allesbehalve een 6inecure zijn Niets kan bij een ballontocht beter tot een noodlottigen afloop leiden dan het niet on berispelijk functioneeren van de landings apparaten en daarom moet bij de vraag of zulk een strato-sfeer-tocht gevaarlijk is al tijd in het oog worden gehouden, dat de veiligheid wel voor het allergrootste ge deelte wordt bepaald door de constructie der landings-hulpmiddelen. Bij den ballon van Picard zijn deze in elk geval niet zoo be proefd als bij den gewonen vrijen ballon. Alles bijeen genomen i6 een strato-sfeer- ballontocbt een der mooiste prestaties op aeronautisch gebied. (Nadruk verboden^ kunnen jullie mij gebruikenl Toen de jeugd de plannen gehoord had, heeft zij gezegd: Ja wij kunnen u gebruiken, kom maar bij ons. Baden Powell heeft d&t ge daan en de jeugd heeft hem gebruikt en daarbij zelf zóó veel baat gevonden, dat zij hem thans vereert als een halfgod. Rambonnet op ruim 60 jaar, Diemont op ruim 50 jaar en andere dragers van ette lijke kruisjes reeds hebben bet Baden Po well nagedaan; zij zijn als grijze en grij zende leerlingen onder de jongens en meisjes gaan zitt-en en gezamenlijk hebben zij het heilrccept voor de jeugd opgebouwd. Is het niet wonderlijk, dat zij beloond wer den met de vernieuwing van eigen jeugd. Toen ik vertelde o.a. de heer Diemont met mijn zoon padvinder was geworden en elkaar het zich-zelf-helpen-en-anderen- helpen geleerd hadden en toen we er sa men op uitgingen en bij slecht weer op onzen zwerftocht in een bosch kwamen en met kleine hulpmiddelen ons een nacht verblijf hadden gemaakt en het ons letter lijk aan niets ontbrak, toen heb ik en er was wat onvastheid in de stem mij misschien voor het eerst van mijn leven héélemaal gelukkig gevoeld. En de heer Rambonnet beleed even bescheiden, dat hij eigenlijk als eenenzestigjarigc Welp aan den bouw van zijn onverstoorbaar levens geluk begonnen is en de veel jongere ba ron van Pallandt getuigde al precies eender. Zoo werden wij rijp voor het juiste in zicht in de padvindersbeweging en begre pen wij het onzaggelijke levensvraagstuk van het leidersschap. Niemand kan een goed leider worden, indien hij niet, van den grond af, het padvinderen heeft geleerd en vooral onze nog steeds zich padvinderlijk ontwikkelde jeugd, om zoo te zeggen, tot den Iaat3ten dag heeft bijgehouden. De leiders van het Nationaal Padvinders kamp zijn wel zoo vermetel, te durven ver wachten. dat van het kamp op Oosterbeek een opwaartsche stoot voor de beweging zal uitgaan, maar hun vreugde wordt getem perd door het nijpend leidersgebrek. Hoe zullen wij, als, door dit kamp opgewekt, ve len tot ons komen om padvinder te worden, goede leiders voor hen vinden? Het leiderschap eischt inderdaad veel en het vraagt groote offers. Gelukkig komt de Gillwell-Ada's-IIoeve (Buiten-centrum der Nederl. Padvinders) aan het bezwaar tege moet. Daar wordt men in internaat in het leiderschap onderwezen; daar leert men van den grond af het padvinderen; daar moet men alle phasen van het Welpendom tot het Voortrekkersdom meemaken, onder de padvinderswet zich stellen en vooral zijn hoofd en zijn hart te luisteren leggen aan het hart der jeugd. De leidersschooï is feitelijk een stoomcursus, maar een cur sus, welke van den leerling in de eersto plaats de volkomen toewijding van een menschelijk hart vraagt. Van de bestuur- deresscn van het Ned. Meisjesgilde en van de algemecne welpenmoeder (mevr. van Doorn) vernamen wij hetzelfde: Geeft ons leideressen en wij bekeeren half Neder land. Omtrent de loopbaan van dr. ir. J. L. Cluysenaer kan nader het volgende worden medegedeeld: In 1886, toen het weekblad „De Ingenieur" werd opgericht, trad de heor Cluysenaer op als voorzitter van den Raad van Bijstand der redactie en in latere jaren zijn van zijn hand tal van doorwrochte artikelen over technische onderwerpen van den m»e6t uit eenloopenden aard in dat orgaan versche nen. Een man, zóó in de ingenieurswereld voor aanstaande als Cluysenaer moest uit den aard der zaak in den kring zijner vakge- nooten bijzondere waardcering vinden. Deze bleek uit zijn benoeming tot voorzitter der Vereeniging van Delftsche Ingenieurs, waarvan hij na zijn aftreden als zoodanig, eerelid werd. Verder is hij president ge weest van het Koninklijk Instituut van In genieurs. Als zoodanig sprak hij in 1907, bij de viering van het 60-jarig bestaan van het Instituut, de feestrede uit. Gewichtige diensten heeft Cluysenaer aan zijn land be wezen. Van opvolgende ministers van Kolo niën was Cluysenaer de adviseur en tal van maatregelen, welke gestrekt hebben om de welvaart in Indië te verhoogen en hot ver keerswezen te ontwikkelen, zijn op zijn raad tot stand gekomen. Veel heeft hij ook ge daan ter bevordering van de ontwikkeling van het mijnwezen hier te lande, o.a. door den aanleg van den spoorweg Sittard-Her- zogenrath te bevorderen. In vele offichele commissies tot oplossing van belangrijke technische vraagstukken nam Cluysenaer zitting, o.a. in de commissie, welke tot op dracht had de spoorwegverbindingen om Amsterdam te onderzoeken en te regelen en in de door minister Lely ingestelde com missie van advies voor spoorwegexploitatie. Ook de vaderlandsche nijverheid vond in hem een krachtig bevorderaar. Als direc teur van de Zuid-Afrikaansche Spoorweg maatschappij en als directeur-generaal van de Maatschappij tot Exploitatie van Staats spoorwegen heeft hij bevorderd, dat vele belangrijke bestellingen van spoorwegmate- riaal hier te lande zijn gjschied in stede van als tot dusver, in het buitenland. Tot de beslechting van geschillen bij de uitvoering van openbare werken tusschen directies en aannemers, heeft hij veel bijge dragen door in 1904 deel uit to maken van een commissie, welke de statuten ontwierp van een Raad van Arbitrage op dit gebied, die sedert tot stand is gekomen. De verdiensten van dezen veelzijdigen werker werden door de regeering erkend bij zijn benoeming tot commandeur in de orde van den Nederlandschen Le»uw en com mandeur der Oranje-Nassau-orde. Voorts was hij officier van de Leopoldorde van België en ridder van het Legioen van Eêr. Het stoffelijk overschot van wijlen dr. ir. J. L. Cluysenaer zal worden ter aarde be steld Vrijdag 12 Aug. a.s. om twaalf uur op Nieuw Eik en Duinen. Geen toespraken en geen bloemen,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 6