Uitvoering crisis-varkenswet
miMTët
G. VAN DUIN
Rondschrijven van den
minister
Voorloopige betaling
mogelijk
BIJ JUBILEA
BIJ VERJAARDAGEN
BIJ HUWELIJK
EDELMETAAL BLIJFT
JUWELIER OPTICIEN
UIT DE STAATSCOURANT
HET PADVÏNDERSKAMP
TE WASSENAAR
PROF. PICARD'S TWEEDE
TOCHT
Dr. Ir. J. L. CLUYSENAER
Vet verschuldigde bedrag zal
nader worden bekend
gemaakt
Onder dagteekening van 8 Augustus 1932
heeft de Minister van Economische Zaken en
Arbeid éen rondschrijven gericht tot de hoof
den der Rijke- en gemeentelijke keurings
diensten met betrekking tot de uitvoering
der crisisvarkenswet 1932, welke Zaterdag
j.l. in het Staatsblad is verschenen.
Krachtons art. 6 dezer wet kan o.m. bij
Alg. Maatregel van Bestuur worden bepaald
dat geslachte varkens niet mogen worden
voorzien van merken als bedoeld in art. 70
van de Veewet en in art. 16 van de Vleesch-
keuringswet 1919 (Stbl. 524) dan tegen beta
ling aan den betrokken Rijks- of gemeente
lijken Keuringsdienst van -sen ander vast
te stellen bedrag. Dit bedrag is de heffing
welke zal worden geheven ten bate van
de steunverleening aan de Varkenshouderij.
Een alg. maatregel van bestuur, als be
doeld, zal deze weck worden uitgevaardigd.
Naar aangenomen mag worden zal deze op
Maandag 15 Augustus a.s. in werking treden.
Vanaf dien datum zal het du6 niet meer ge
oorloofd zijn, de bovenbedoelde merken aan
te brengen, wanneer niet de heffing is be
taald.
Deze heffing zal voor ieder varken afzon
derlijk naar het geslacht gewicht moeten
worden berekend. Het verschuldigde per K.
G. zal nader worden bekend gemaakt. Elk
varken zal dus n a slachting moeten worden
gewogen, waarna da voor dat varken te be
talen heffing kan worden berekend door het
aantal K.G. dat het varken geslacht weegt,
te vermenigvuldigen met het bovenbedoeld
nader vast te stellen bedrag.
Gedeelten van K.G. kunnen daarbij wor
den verwaarloosd. De inning van dit b?drag
wordt opgedragen aan den Keuringsdienst
die de keuring verricht. In de gevallen dat
geen keuring plaats vindt (bedoeld in art.
6a. van de VIeeschk»uringswet 1919) belast
de Nederlandsche Varkenscentrale zich met
de inning.
Teneinde de uitvoering zoo gemakkelijk
mogelijk te doen verloopen, zal worden be
paald, dat de betrokken keuringdienst kan
eischen, dat vóór d» slachting plaats heeft,
een bepaald bedrag per varken als voor
loopige betaling gestort wordt. Dit be
drag zal uit den aard der zaak zoodanig
moeten worden vastgesteld, dat het bedrag
na weging zal blijken verschuldigd te zijn,
daarop geheel kan worden verhaald. De be
trokken keuringsdienst beslist of al dan niet
van de mogelijkheid tot voorloopige betalin,
zal worden gebruik gemaakt.
Na de weging en het vaststellen van het
werkelijk als heffing verschuldigde bedrag
zal vereffening plaats vinden. Ook is moge
lijk een regeling t» treffen, met personen,
die geregeld varkens ter keuring aanbieden,
waarbij deze een bepaald bedrag storten,
waarvan na elke slachting het aan heffing
verschuldigde wordt afgehouden. Het saldo
van dit bedrag zal dan steeds zooveel moe
ten bedragen, dat het minstens gelijk is aan
hetgeen als voorloopige betaling moet wor
den gestort.
Dost men geen voorloopige heffing, dan
zal de gang van zaken deze zijn, dat een
varken n a slachting wordt gewogen en dat
het verschuldigde bedrag aan heffing wordt
berekend door en betaald aan de betrokken
ambtenaar van den Keuringsdienst. Pas als
dit geschiedt, zal het varken van de goed-
keuringsmerken mogen worden voorzien.
Bij de weging na het slachten moeten de
varkens zijn ontdaan van de organen, met
uitzondering van de nieren. Andere deelen
zullen niet verwijderd mogen worden. In ge
val bh keuring voor uitvoer is voorge
schreven, dat bepaalde organen niet verwij
derd mogen zijn, zullen deze organen mede-
gewogen moeten wordsn.
Bij de slachtingen, welke aan keuring on
derworpen zijn, zal door den Keuringsdienst
kunnen worden geëischt, dat degen», die het
varken ter keuring aanbiedt, een behoorlijk
werkend weegtoestel ter beschikking stelt.
VARKENS HARKT 13-18* TELSSa
Hw ru-y ii i i ii ij iii
Voorts moet alle medewerking aan de amb
tenaren worden verlsend. De weging ge
schiedt door dan betrokken ambtenaar. Ook
kan de Keuringsdienst zelf een weegtoestel
ter beschikking stellen. Dit kan zijn een
draagbaar weegtoestel, dat de ambtenaar
die de keuring verricht, medebrengt. De be
doeling is natuurlijk om op den duur slechts
bij huisslachtingcn het medebrengen van
een weegtoestel door den Ambtenaar van
den Keuringsdienst mogelijk te maken.
In dit geval en wanneer de weging aan
een gemeentelijk slachthuis geschiedt, kun
nen de aan de weging verbonden kostrn,
overeenkomstig de desbetreffende verorde
ning, aan dengene, die het varken ter keu
ring aanbiedt, in rekening worden gabracht.
De weging zal moeten geschieden zoodra de
betrokken ambtenaar ter beschikking is en
uiterlijk 24 uur na de slachting. Door den
betrokken keuringsdienst kan ond»r goed
keuring van den Minister worden geëischt,
dat de weging op bepaalde nader aan .te
duiden plaatsen geschiedt.
In gjval het varken geheel wordt afge
keurd, is geen heffing verschuldigd. Bij ge
deeltelijke afkeuring, mag van het gewicht,
waarover de heffing wordt berekend, wor
den afgetrokken het gewicht van de deelen
welke wordïn afgekeurd. In geval van voor
waardelijke goedkeuring is, wanneer steri
lisatie volgt, geen heffing verschuldigd en
wordt, wanneer het vleesch bestemd is om
onder toezicht verkocht t» worden, (zooge
naamde bestemming voor den vrijbank) het
aan heffing verschuldigde bedrag met 50
pet. verminderd. Bij voortgezette keuring,
wanneer het varken dus voor uitvoer wordt
onthouden, doch voor binnenlandsch gebruik
wordt goedgekeurd, is het volle bedrag dei-
heffing verschuldigd.
De heffing is n i et verschuldigd, wanneer
door den belanghebbende een bewijsstuk
wordt overgelegd, afgegeven door de betrok
ken Gewestelijke Varkenscentrale, waaruit
blijkt:
a.. dat hij gedurende het loopende kalen
derjaar niet meer dan ëén varken heeft ge
mest voor eigen gebruik en in totaal niet
meer dan 2 varkens heeft gehouden;
b. hij het varken of de varkens, bedoeld
ond»r a tenminste 4 maanden zelf heeft ge
mest;
c. hij bij aanschaffing van de varkens
daarvan onverwijld aan de betrokken Ge
westelijke Varkensccntrale heeft kennis ge
geven, onder mededeeling, dat één van die
varkens voor huisslachting waarvoor geen
heffing verschuldigd is, is bestemd.
De Keuringsdiensten zijn verplicht eiken
Maandag do ontvangm bedragen te 6torten
op de postrekening van het Stabilisatiefonds
bedoeld in art. 5 van de Crisis Varkenswet,
terwijl van elke storting kennis moet wor
den gegeven aan do Nedsrl. Varkenscentra
le onder overlegging van een specificatie.
Formulieren hiervoor worden in don loop
van deze week toegezonden.
Aan do betrokken Keuringsdienst zal door
de Nederl. Varkenscentrale eene vergoeding
worden gegeven voor de kosten, welke aan
het innen der heffing verbonden zijn. Eene
nadere regeling hiervoor is in voorberei
ding.
ALTIJD IETS
IN GOUD OF
ZILVER
TELEPHOON 898.
Consulaire dienst.
De consul-generaal van Argentinië te
Amsterdam, de heer M. Molina Salas, Is
naar elders overgeplaatst.
De consul van Argentinië te Amsterdam,
de heer A. Castro Gache, is belast met de
leiding der zaken van het consulaat.
Bij Kon. besluit is aan den heer J. Loop-
uvt op zijn verzoek eervol ontslag ver
leend uit zijn betrekking van vice-consul
der Nederlanden te Kaapstad.
Hooger Onderwijs.
Bij Kon. besluit is benoemd tot tijdelijk
lector in de afdeeling der algemeeno we
tenschappen aan de Technische Hoogc-
school te Delft, om onderwijs te geven in
de wiskunde en de theoretische mechanica
dr. D. van Dantzig, thans assistent;
is benoemd tot lector in de faculteit der
geneeskunde aan de rijksuniverciteit te
Utrecht om onderwijs te geven in do leer
der mondziekten: J. W. A. Tjobbes, thans
hoofdassistent bij de tandheelkunde.
Middelbaar onderwijs.
Bij Kon. besluit is wederom tijdelijk be
noemd tot leeraar aan de rijks hoogere bur
gerschool te Oostburg: G. Postma, tot
leeraar aan de rijks hoogere burgerschool
te Oud-Beijerland: M. M. Bartelse; tot
leeraar aan de rijks hoogere burgerschool
te Tiel: C. F. P. Stutterheim;
tot leeraar in vasten dienst aan de rijks
hoogere burgerschool te Hoorn: G. Lotta-
ring, thans tijdelijk leeraar aan die school.
FRANSCH OORLOGSVAARTUIG TE
BOTTERDAM.
De Fransche avi60 „Remiremont" is he
den te Rotterdam aangekomen.
Een intermezzo voor bezinning
Persoonlijk getuigenis van
de heeren Rambonnet
en Diemont
's-Gravenhape, 9 Aug. Nu weldra d«
twee hoofddagen voor het kamp zullej
aanbreken: de Welpendag en do komst
van Baden Powell lijkt het ons een goed
oogenblik voor bezinning of liever om wat
mee te deelen over den diepen ondergrond
der padvindersbeweging.
De gisteren gevoerde gesprekken met de
kopstuken der beweging, aan boord der
Lourina, leveren ons de stof.
Voorop ga een allermerkwaardigste me
dedeeling van hoofdverkenner Rambonnet,
welke men goed moet onthouden. De Neder
landsche padvindersvereeniging heette na
melijk vroeger Nederlandsche padvinders
organisatie en onder dien naam ontving zij
de Koninklijke goedkeuring. Zij had inder
tijd tot beschermheeren: oud-minister Kan
en oud-burgemeester Patijn, die natuurlijk
metoen Koninklijk goedgekeurd werden.
Om allerlei redenen, welke er niet toe
doen, werd de naam gewijzigd, maar dat
gaat zoo maar niet. Hoe graag de minister
van justitie ook mee wilde helpen, zelfs hij
kon den naam niet wijzigen. Nu is het
gekke van het geval, dat de kwijnende Ne
derlandsche padvindersorganisatie nog
voortleeft, geld inzamelt en met oude be
schermheeren pronkt, hoewel deze o-eeds
lang hebben bedankt. Tegen deze verwar
ring nu kwam hoofdverkenner Rambonnet
op en hij verzocht, nog eens goed te doen
uitkomen, dat de N.P.O. niets te maken
heeft met de Nederlandsche padvindersver
eeniging, welke den Prins tot beschermheer
bezit.
Het meest heeft ons getroffen het per
soonlijk getuigenis dat we o.a. van de hee
ren Rambonnet, Diemont en baron van
Pallandt van Eerde mochten vernemen,
Het voerde in den diepsten grond van het
vraagstuk.
Het merkwaardige en absoluut aparte
van de padvindersbeweging is, dat zij, jat
werd geboren in het hoofd van een reeds
dik-vohvassene, maar dat het denkbeeld
werd overgenomen en uitgebouwd door de
jeugd, m.a.w. dat Baden Powell de venve
zcnlijking van zijn denkbeelden van de
jeugd zelf heeft gelered.
Dat verklaart ons het wonderbaar suc
ces dor beweging, waarbij Nederland wel
wat achteraan sukkelde, maar thans steeds
meer den wil aan den dag legt, den achter
stand in te halen. Het kamp op Oosterbeek
levert het bewijs. Immers kenmerk van de
huidige jeugd is, dat zij graag het gezag
van den oudere verwerpt, het. in ieder ge
val heel ongaarne ondergaat. Bij deze men
taliteit nu heeft de Baden Powsll-bcweging
zich heelemaal aangepast. Hij heeft de we
reld jeugd als 't ware toegeroepen: Willen
jullie een oogenblik naar me luisteren en
Een der mooiste prestaties
op aeronautisch gebied
Vragen, die aan de orde komen
Onze weerkundige medewerker schrijft
ons:
De binnenkort te verwachten tweede 6trato
sfeer-ballontocht van prof. Picard verdient
niet alleen om haar wetenschappelijk doel
het onderzoeken van de z.g. doordringen
de straling op groote hoogten maar ook
om de aeronautische zijde de belangstel
ling. Velen zien in deze tocht een presta
tie van zeer sportleven aard wat zij ook
is en vragen zich af: zal het hoogterecord
opnieuw geslagen worden? Daarnaast zul
len velen gaarne de vraag beantwoord
zien: welke gevaren zijn aan zoo'n tocht
verbonden? En ook: wat moet men doen
om zoo'n groote hoogte te bereiken?
Al deze en dergelijke vragen roepen bij
mij de herinneringen wakker aan de tal
rijke hoogvaarten, die ik in vroegere jaren
voor het Meteorologisch Instituut met bal
lons der Koninklijke Nederlandsche Ver-
ceniging voor Luchtvaart heb verricht. Wel
zijn de daarbij bereikte hoogten op verre
na niet te vergelijken met die, welke tot in
de strato-sfeer reiken, maar de hoogvaart-
techniek i6 bij beiden dezelfde. De bij mijn
tochten opgedane ervaringen geven mij
aanleiding hier het een en ander op te
merken over het hoogvaron en het bored-
ken van de grootst mogelijke hoogten.
Een tocht naar de strato-sfeor met den
ballon van prof. Picard verschilt slechts
in één punt met de gewone hoogvaarten.
waarmede reeds in voel vroegere jaren door
anderen hoogten boven 10.000 meter wor
den bereikt. Het verschil ligt n.l. daarin,
dat bij de vroegere hoogvaarten de bal
lonreizigers blootgesteld waren aan de zeer
lage luchtdrukking, de lage temperatuur en
de ongedempte zonnestraling, die op groo
te hoogten zoo sterk kan zijn, dat de bal-
lonvaarders het gevoel krijgen of zij in
oen hcete oven gestopt worden, terwijl bij
Picard'6 tochten deze drie factoren door
het gebruik van den gesloten gondel uitge
sloten worden. Daardoor behoeven de rei
zigers de strato-sfeer-temperatuur von on
geveer 60 gr. C. onder nul niet te weer
staan en kunnen zij ademhalen in lucht
van de normale spanning, die op den grond
heerscht, want de gesloten cabine behoudt
gedurende den tocht dezelfde luchtinhoud
als op den grond. Het groote bezwaar van
gebrek aan zuurstnf-opname bij het adem
halen in de zeer ijle luchtlagen komt daar
medo te vervallen. Ten slotte geeft de ge
sloten gondel een bescherming tegen de
rechistrecksche bestraling door de zon, al
blijft het bezwaar van de hoogo tempera
tuur daarbinnen bestaan.
Overigens gedraagt de ballon van Picard
zich geheel als de gewone vrije ballon,
d.w.z. zijn vertikalc bewegingen en de daar
mede bereikbare hoogte volgen dezelfde na
tuurkundige wetten, die voor den vrijen
ballon gelden.
Welke wetten komen daarbij te pas?
De ballon en zijn uitrusting worden ge
dragen door het verschil in gewicht van
de lucht, die door het gevulde omhulsel
wordt verplaatst en dat van het vulgas.
Is het eerste grooter dan het laatste dan
heeft de ballon z.g. positieve stijgkracht,
maar is het eerste kleiner dan hot laatste
dan heeft do ballon negatieve stijgkracht
In het eerste geval zal hij stijgen, in het
laatste dalen.
Zonder in te gaan op de verklaring moet
hier verder worden opgemerkt, dat eon
niet geheel gevulde ballon zooals die
van Picard bij het vertrek met positieve
6tijgkracht met dezelfde stijgkracht zal blij
ven stijgen tot op oen hoogte, waarop het
vulgas zoover is uitgezet, dat het omhul
6el geheel vol is. Daarna blijft de ballon
met afnemende stijgkracht doorstijgen tot
dat deze geheel is uitgeput. De ballon heeft
dan zijn grootste hoogte boreikt, wanneer
het niet mogelijk is, b.v. door het uitwor
pen van ballast het gewicht te verminde
ren.
De grootste hoogte, welke bereikt kan
worden, wordt bopaald door de grootte van
het omhulsel, de soort van vulgas en het
gewicht van den ballon met uitrusting.
Voor het bereiken van strato-sfeer-hoogten
(boven 12000 m^ter) is het daarom noodig
don ballon zoo gr- ot mogelijk te nemen en
dien te vullen met het lichtste gas, water
stof, terwijl op het gewicht zooveel moge
lijk gespaard moet worden. Terwijl de licht
heid van het gas dus vanzelf begrensd i6
stellen de technische ei6chen van constreer
baarheid en betrouwbaarheid zekere gren
zen bij de keuze van den ballon, waaruit
vanzelf volgt, dat do bereikbare hoogte niet
afhangt van een sportprestatie maar van
omstandigheden, waarop de ballonvaarder
eigenlijk geen invloed kan uitoefenen.
Wordt een recordhoogto bereikt, dan komt
de eer daarvan grootendeels toe aan den
ontwerper en den fabrikant van den bal
lon, die hot uiterste hebben weten te ver
krijgen.
Er is echter één factor in de hand van
den ballonvaarder, die de bereikbare hoog
te kan verminderen, dat i6 n.l. een onjuiste
schatting van de hoeveelheid z.g. rem- en
landingsballa6t, die noodig zal zijn om den
ballon veilig op den grond te brengen. Van
af het bereiken van de tophoogte begint de
ballon n.l. automatisch te dalen en blijft
met toenemende negatieve stijgkracht door
dalen tot den grond. Nu is de ballast, die
tijdens de daling moet worden uitgewor
pen om de daling z.g. te remmen en om
den schok bij het landen op te vangen, al
leen bepaald door het volume van den
ballon en door het verschil in temperatuur
op de tophoogte, die natuurlijk gemeten
kan worden, en die op den grond, die do
ballonbestuurder enkel schatten kan. Schat
hij dozo te hoog, dan overschat hij de hoe
veelheid remballast en beperkt daarmede
het ballastgebruik tijdens de 6tijging, waar
door de grootst mogelijke hoogte niet be
reikt wordt. Hier schuilt een van de be
langrijkste en van den wil en de bekwaam
heid van den bestuurder afhankelijke fac
toren, die op de bereikte hoogte van invloed
zijn, zoodat wij bij een maximale hoogte
prestatie toch wel even aan den bestuur
der mogen denken.
Overigons levort het varen met den strato
sfeer-ballon geen moeilijkheden op, die niet
ook bij den gewonen ballon voorkomen. He*
hoogvaren vereischt echter routine en een
goed inzicht ih de meteorologische omstan
digheden tijdens de vaart. Aan het physiek
uithoudingsvermogen worden allicht min-
dor hooge eischen gesteld daar het afmat
tende zuurstofgebrek, dat alleen gecompen
seerd kan worden door de enorme ver
hoogde hart- en longenwerking, uitgescha
keld" is.
Is de landing van een vrijen ballon reeds
een vrij lastige manoeuvre, vergemakke
lijkt door de vrijheid van beweging in den
mand en de voortreffelijke landings-appa-
raten, t.w. het sleeptouw, het ventiel en de
scheurbaan en wordt de veiligheid van de
landing zeer zeker gunstig beïnvloed door
de veerkrachtige mand, de landing van den
reuzenballon met den stijven metalen, bo
vendien gesloten gondel en de geheel an
ders ingerichte ventiel- en scheurbaan-
manualen zal allesbehalve een 6inecure zijn
Niets kan bij een ballontocht beter tot een
noodlottigen afloop leiden dan het niet on
berispelijk functioneeren van de landings
apparaten en daarom moet bij de vraag of
zulk een strato-sfeer-tocht gevaarlijk is al
tijd in het oog worden gehouden, dat de
veiligheid wel voor het allergrootste ge
deelte wordt bepaald door de constructie der
landings-hulpmiddelen. Bij den ballon van
Picard zijn deze in elk geval niet zoo be
proefd als bij den gewonen vrijen ballon.
Alles bijeen genomen i6 een strato-sfeer-
ballontocbt een der mooiste prestaties op
aeronautisch gebied.
(Nadruk verboden^
kunnen jullie mij gebruikenl Toen de
jeugd de plannen gehoord had, heeft zij
gezegd: Ja wij kunnen u gebruiken, kom
maar bij ons. Baden Powell heeft d&t ge
daan en de jeugd heeft hem gebruikt en
daarbij zelf zóó veel baat gevonden, dat
zij hem thans vereert als een halfgod.
Rambonnet op ruim 60 jaar, Diemont op
ruim 50 jaar en andere dragers van ette
lijke kruisjes reeds hebben bet Baden Po
well nagedaan; zij zijn als grijze en grij
zende leerlingen onder de jongens en
meisjes gaan zitt-en en gezamenlijk hebben
zij het heilrccept voor de jeugd opgebouwd.
Is het niet wonderlijk, dat zij beloond wer
den met de vernieuwing van eigen jeugd.
Toen ik vertelde o.a. de heer Diemont
met mijn zoon padvinder was geworden
en elkaar het zich-zelf-helpen-en-anderen-
helpen geleerd hadden en toen we er sa
men op uitgingen en bij slecht weer op
onzen zwerftocht in een bosch kwamen en
met kleine hulpmiddelen ons een nacht
verblijf hadden gemaakt en het ons letter
lijk aan niets ontbrak, toen heb ik en
er was wat onvastheid in de stem mij
misschien voor het eerst van mijn leven
héélemaal gelukkig gevoeld. En de heer
Rambonnet beleed even bescheiden, dat hij
eigenlijk als eenenzestigjarigc Welp aan
den bouw van zijn onverstoorbaar levens
geluk begonnen is en de veel jongere ba
ron van Pallandt getuigde al precies
eender.
Zoo werden wij rijp voor het juiste in
zicht in de padvindersbeweging en begre
pen wij het onzaggelijke levensvraagstuk
van het leidersschap. Niemand kan een
goed leider worden, indien hij niet, van den
grond af, het padvinderen heeft geleerd en
vooral onze nog steeds zich padvinderlijk
ontwikkelde jeugd, om zoo te zeggen, tot
den Iaat3ten dag heeft bijgehouden.
De leiders van het Nationaal Padvinders
kamp zijn wel zoo vermetel, te durven ver
wachten. dat van het kamp op Oosterbeek
een opwaartsche stoot voor de beweging zal
uitgaan, maar hun vreugde wordt getem
perd door het nijpend leidersgebrek. Hoe
zullen wij, als, door dit kamp opgewekt, ve
len tot ons komen om padvinder te worden,
goede leiders voor hen vinden?
Het leiderschap eischt inderdaad veel en
het vraagt groote offers. Gelukkig komt de
Gillwell-Ada's-IIoeve (Buiten-centrum der
Nederl. Padvinders) aan het bezwaar tege
moet. Daar wordt men in internaat in het
leiderschap onderwezen; daar leert men
van den grond af het padvinderen; daar
moet men alle phasen van het Welpendom
tot het Voortrekkersdom meemaken, onder
de padvinderswet zich stellen en vooral
zijn hoofd en zijn hart te luisteren leggen
aan het hart der jeugd. De leidersschooï is
feitelijk een stoomcursus, maar een cur
sus, welke van den leerling in de eersto
plaats de volkomen toewijding van een
menschelijk hart vraagt. Van de bestuur-
deresscn van het Ned. Meisjesgilde en van
de algemecne welpenmoeder (mevr. van
Doorn) vernamen wij hetzelfde: Geeft ons
leideressen en wij bekeeren half Neder
land.
Omtrent de loopbaan van dr. ir. J. L.
Cluysenaer kan nader het volgende worden
medegedeeld:
In 1886, toen het weekblad „De Ingenieur"
werd opgericht, trad de heor Cluysenaer op
als voorzitter van den Raad van Bijstand
der redactie en in latere jaren zijn van zijn
hand tal van doorwrochte artikelen over
technische onderwerpen van den m»e6t uit
eenloopenden aard in dat orgaan versche
nen.
Een man, zóó in de ingenieurswereld voor
aanstaande als Cluysenaer moest uit den
aard der zaak in den kring zijner vakge-
nooten bijzondere waardcering vinden.
Deze bleek uit zijn benoeming tot voorzitter
der Vereeniging van Delftsche Ingenieurs,
waarvan hij na zijn aftreden als zoodanig,
eerelid werd. Verder is hij president ge
weest van het Koninklijk Instituut van In
genieurs. Als zoodanig sprak hij in 1907, bij
de viering van het 60-jarig bestaan van het
Instituut, de feestrede uit. Gewichtige
diensten heeft Cluysenaer aan zijn land be
wezen. Van opvolgende ministers van Kolo
niën was Cluysenaer de adviseur en tal van
maatregelen, welke gestrekt hebben om de
welvaart in Indië te verhoogen en hot ver
keerswezen te ontwikkelen, zijn op zijn raad
tot stand gekomen. Veel heeft hij ook ge
daan ter bevordering van de ontwikkeling
van het mijnwezen hier te lande, o.a. door
den aanleg van den spoorweg Sittard-Her-
zogenrath te bevorderen. In vele offichele
commissies tot oplossing van belangrijke
technische vraagstukken nam Cluysenaer
zitting, o.a. in de commissie, welke tot op
dracht had de spoorwegverbindingen om
Amsterdam te onderzoeken en te regelen en
in de door minister Lely ingestelde com
missie van advies voor spoorwegexploitatie.
Ook de vaderlandsche nijverheid vond in
hem een krachtig bevorderaar. Als direc
teur van de Zuid-Afrikaansche Spoorweg
maatschappij en als directeur-generaal van
de Maatschappij tot Exploitatie van Staats
spoorwegen heeft hij bevorderd, dat vele
belangrijke bestellingen van spoorwegmate-
riaal hier te lande zijn gjschied in stede
van als tot dusver, in het buitenland.
Tot de beslechting van geschillen bij de
uitvoering van openbare werken tusschen
directies en aannemers, heeft hij veel bijge
dragen door in 1904 deel uit to maken van
een commissie, welke de statuten ontwierp
van een Raad van Arbitrage op dit gebied,
die sedert tot stand is gekomen.
De verdiensten van dezen veelzijdigen
werker werden door de regeering erkend bij
zijn benoeming tot commandeur in de orde
van den Nederlandschen Le»uw en com
mandeur der Oranje-Nassau-orde. Voorts
was hij officier van de Leopoldorde van
België en ridder van het Legioen van Eêr.
Het stoffelijk overschot van wijlen dr. ir.
J. L. Cluysenaer zal worden ter aarde be
steld Vrijdag 12 Aug. a.s. om twaalf uur op
Nieuw Eik en Duinen. Geen toespraken en
geen bloemen,