'AM EDS FOÖRT5 CH DAGBIAB'
Donderdag 18 Augustus 1932
.DE EEMLANDER"
31e Jaargang No. 42
TWEEDE BLAD
PRIJSBEPALING VAN HET
VARKENSVLEESCH
Ontevredenheid in
regeeringskringen
REGEERINGSINGRIJPEN
ONGEWENSCHT?
INVOER VAN BUÏTEN-
LANDSCH FRUIT
Invoerrecht of contingen-
teering gevraagd
DE BESTRIJDING VAN DEN
RUNDERHORZEL
UIT DE STAATSCOURANT
EEN WOESTELING ACHTER
HET STUUR
Een doode
Fortinbras' Toovermacht
Het verhalen van de heffing, krach
tens de Crisis'Varkenswet,
op het publiek
De Vee- en Vleeschhandel schrijft:
In verschillende plaatsen hebben de sla-
gersverccnigingen een bedrag vastgesteld,
dat als gevolg van de heffing volgens de
Crisis-Varkcnswet op de prijzen van het
varkcnsvleesch diende te worden gelegd, ten
einde de betaalde heffing er weer uit te
krijgen.
In sommige plaatsen word een bedrag van
30 cent per K.G. vastgesteld. Men ging daar
bij uit van een heffing van 10 et. per K.G
en van een verhouding vleesch tot spek van
40 tot 60
In Departementskringen, of liever in de
kringen van degenen, die met de uitvoering
van de Crisis-Varken-swet belast zijn, heeft
dit ontstemming gewekt. Men vindt daar do
verhooging vaii 30 cent per K.G. te veel, 20
cent was voldoende geweest. Men gaat er
uit van 45 vleesch aan het varken, ge
middeld. Doze verhooging beschouwen de
uitvoerders van de Crisis-Varkenswet als een
tegenwerkine door de slagers van deze
Crisiswet. Zelfs zou men daartegen maat
regelen overwegen, want de Minister heeft
toegezegd den binnenlandschen handel vrij
te laten, mits er geen tegenwerking, doch
medewerking gegeven werd.
Nu wordt de soep meestal niet zoo heet
gegeten als zij wordt opgediend en maatre
gelen, zonder overleg en zonder de slagers
bonden hooren, verwachten we niet. Boven
dien zijn slechts in enkele plaatsen derge
lijke besluiten genomen en men doet in hoo
gere sfeeren goed, om behalve op die be
richten, af te gaan op den werkelijken toe
stand; en dan is het duidelijk, dat bijna
overal de concurrentie de varkensprijzen
zoo laag mogelijk zal houden, als ze mot de
heffing zijn kunnen. In Amsterdam, Rotter
dam en den Haag b.v. is zulk 'n besluit ge
heel niet noodig, wijl geen enkele belasting
of heffing ooit de slagers in de bekende con-
currentiewijken ertoe gebracht heeft de con
currentie te staken en „richtprijzen" voor
hun artikelen vast te stellen. We zijn ervan
overtuigd, dat men daar, waar men dit ge
woon was te doen, eenvoudig doorgaat in
vrije concurrentie de prijzen zoo laag mo
gelijk te houden. Men controleero dus in de
kringen van het Departement eerst eens de
prijzen, zooals die genoteerd worden na
eenigen tijd, ondanks een besluit van extra
verhooging.
Bovendien zijn die besluiten genomen,
toen nog gedacht werd aan 10 cent en niet
aan 9 cent heffing; toen nog niet bekend
was, dat de spekuitvoer gesteund en do
Bpekmarkt ontlast zou worden.
Van een algemeenen georganiseerden
maatregel om een te hoog bedrag op het
varkensvleesch te leggen is dus in ons land
geen sprake.
Toch kon die indruk gewekt worden: en
'dat is jammer. Hier wreekt zich reeds de
afwezigheid van de slagersvertegenwoordi
ging in de uitvoeringsorganen. Ook de ad
viescommissie^), waarin do slagers zitting
zouden krijgen, is (zijn) nog niet geformeerd
Dat kan nog een dag of 14 duren. Het zou
jammer zijn, als nu reeds, deels door mis
verstand, onaangenaamheden ontstonden
tusschen de uitvoerders der wet en de
s °gersbonden, wijl tot nog toe het overleg
uitstekend schijnt geweest te zijn, en dio
sfeer niet bedorven dient te worden.
Daarom dienen door overleg deze misver
standen uit den weg geruimd te worden.
Welke maatregelen het zijn, waarmede
men dreigt is niet heel duidelijk. Ingrijpen
in de détailprijzen is niet in de wet ge
noemd. Maar de Ned. Varkenscentralc kan
zich met den handel en wellicht ook met
den kleinhandel gaan bemoeien, al wordt
in art. 2 der Crisis-Varkcnswet slechts dó
uitvoer in verband met haar taak genoemd.
Of men zou uit art. 23 een verder ingrijpen
moeten halen. Duidelijk staat het ons niet
"oor oogep.
Maar zoover mag het niet komen. Zoo
lang het kan moet er harmonie zijn tus-
schen regcering en slagersbonden. En daar
om is het wenschelijk, dat men van slagers-
zijde dit collectief bepalen van een extra-
verhooging, als gevolg van do Crisis Var
kenswet voorloopig naiaat, totdat de slagers
stand als geheel het met do regeeringsver-
tegenwoordigers over een juiste calculatie
eens geworden is, hetgeen ons niet moeilijk
schijnt.
Naar aanleiding van een door het „Cen
traal Bureau van de Veilingen in Neder
land" aan den Minister van Economische
Zaken en Arbeid gericht adres, met het
verzoek om ten spoedigste maatregelen to
willen nemen, teneinde verdere overstroo
ming van de Nederlandsche fruitmarkl
door buitenlandsche producten te voorko
men, heeft de Centrale van vereenigingen
voor den Aardappelen-, Groente- en Fruit
handel te 's Gravenhage eveneens in een
adres aan genoemden minister er op ge
wezen dat de groote aanvoer van buiton-
landsch fruit uitsluitend betrof het artikel
pruimen, en dat van andere artikelen geen
grootere kwantiteiten dan de normale zijn
aangevoerd. Deze groote aanvoer van prui
men is veroorzaakt aldus adressante
doordat zendingen die reeds naar Frank
rijk en België onderweg waren, door bij
zondere omstandigheden naar Nederland
zijn gedirigeerd, waardoor die groote aan
voeren slechts gedurende enkele dagen
plaats hadden.
Thans zijn deze weer geheel normaal, als
gevolg van het feit dat elke buitengewoon
groote aanvoer direct door een daling der
prijzen gevolgd wordt, welke prijsdaling
verminderde aanvoeren tengevolge heeft.
Uit dien hoofde wordt de aanvoer dus zon
der eenig regeeringsingrijpen noodzakelij
kerwijze lot de normale behoefte terugge
bracht, welke practi6che les voor de regee
ring een aanwijzing moge zijn, dat elk
kunstmatig ingrijpen absoluut onnoodig is.
Bovendien zouden aldus eindigt adres-
santc beschermingsmaatregelen voor
den Nederlandschen fruitkweeker ongetwij
feld door represaillemaatregelen funeste
gevolgen hebben voor den Nederlandschen
Tuinbouw, en het Centraal Bureau van de
Veilingen zou daardoor het tegenoverge
stelde bereiken van hetgeen beoogd wordt.
NIEUWE TOLMUREN.
Verhooging van Invoerrechten
op zuivel- en melkproducten in
Cuba.
Blijkens telegrafische mededeeling van
den tijdelijk zaakgelastigde te Washington
heeft de Cubaansche regeering met ingang
van 17 Augustus 1932 het invoerrecht op ge
condenseerde melk gebracht op 7 dollar WA
cont por 100 K.G. en dat op kaas op 20 dol
lar plus 10% van de waarde.
Bovendien is op kaas alsmede op boter
een accijns gelegd, betaalbaar gelijk met
de invoerrechten.
Wij kunnen zelf onze be:
hoefte dekken
In een adres aan den Minister van Eco
nomische Zaken en Arbeid wijzen de drie
centraio landbouworganisaties er op, dat
in ons land ruim 33.000 II.A. grond in ge
bruik zijn voor de teelt van fruit voor
deh handel, wat 1 pet. is van de totale
oppervlakte cultuurgrond in ons land. Deze
oppervlakte, zoo betoogen zij, is groot ge
noeg om Nederland van voldoende fruit
te voorzien en zelfs nog een belangrijk
overschot te leveren voor export. De in
voer echter tegen buitengewoon lage prij
zen van buitcnlandsch fruit, vooral uit
Amerika, is een groot struikelblok voor
onze fruittelers om een loonenden prijs te
maken, terwijl andere landen flinko in
voerrechten heffen.
Adressanten betoogen nu, dat, wil de Ne
derlandsche fruitteler in de toekomst aan
meer menschen een bestaan geven, daartoe
dan noodig is, dat steun geboden wordt
en wel in den vorm van een verhoogd in
voorrecht op buitenlandsch fruit, geheven
per K.G. en niet van de waarde. De prijzen
zullen daardoor op peil blijven en de Ne
derlandsche consument zal er weinig van
merken, want, zoo goed de Nederlandsche
teler do verhooging van het invoerrecht in
Engeland betaalt, zal do Amerikaansche
fruitteler het verhoogde invoerrecht op zijn
producenten tc betalen hebben.
Ook al zou men van de veronderstelling
uitgaan, dat het heffen van een invoer
recht van 10 cent per K.G. tengcvolgeheeft,
dat dc groot-handelaar hier 10 cent duurder
moet inkoopen, dan beteekent dit nog
slechts een geringe verhooging voor den
consument, want de winst van den tus-
6chenhandel zal dezelfde blijven. Met de
gelden, die aan invoerrechten worden ge
heven, zou dan gezorgd kunnen worden
voor verbetering van do Nederlandsche
fruitteelt.
Als een bewijs, dat in Nederland vol
doende boomgaarden zijn om de binncn-
landsche markt te voorzien, kan nog gel
den, dat van den oogst 1929, dus ccn jaar
van rijken oogst, een hoeveelheid van
45.30S.000 K.G. werd geëxporteerd.
Indien bezwaar mocht bestaan tegen een
invoerrecht op buitenlandsch fruit, dan ver
zoeken adr. den minister1-beleefd te willen
overwegen, of niet thans de tijd is aan
gebroken om, gezien den 6terk gestegen
invoer van 193? vergeleken bij dien van
1931, over te gaan tot contingentcering
van dat fruit, speciaal van de appels cn
peren. (Msb.)
tie van leven en dood spocdeischend te be
handelen. Uitstel van hulpvcrlecning aan
het zwaargetroffen district kan funesto ge
volgen met zich slecpcn.
Ondervoeding in arbeiders- en tuinders-
gezinnen, onmacht van den middenstand
om langer op credict te leveren en ten slotte
dc staat van uitputting van veel gemeente
kassen maken het voor gemeentebesturen
dagelijks moeilijker zelf hulp te bieden cn
den toestand meester te blijven.
DE NOOD IN DEN WEST-FRIESCHEN
TUINBOUW.
De commissie uit de West-Frie-
scho gemeenten dringt op de
onverwijlde totstandkoming van
eon tuinbouwsteunwet aan.
Men schrijft uit Langendijk aan de N.
R. Ct
Al grooter wordt de nood in West-Fries
land. De commissie uit de 50 West-1 Viescho
gemeenten heeft zich, door den nood ge
drongen, zooals zij in den desbetreffenden
brief zegt, opnieuw tot den minister van
oeconomische zaken en arbeid gewend, om
namens die 50 gemeentebesturen dringend
to verzoeken binnen eenige dagen een ont-
werp-tuinbouwsteunwet (c.q. een tijdelijke
noodregeling) te willen indienen en te be
vorderen, dat de Kamers der Staten-Gene-
raal hun recès onderbreken om deze kwes-
Welke vorm kan in ons land tot het
beoogde doel leiden?
Gedurende dc eerste jaren bestond het
werkplan van do Commissie tot bestrij
ding van den runderhorzel in het maken
van propaganda voor de bestrijding, die
men zich voorstelde dat gevoerd moest wor
den middels vrijwillige organisatie van de
belanghebbende veehouders. Om de noodige
belangstelling voor deze zaak op te wekken,
werden in dc wintermaanden ccn aantal
voordrachten gehouden voor de leden van
landbouworganisaties, verduidelijkt door
lichtbeelden.
Tevens werd op verschillende plaatsen
de behandeling met horzelzalf gedemon
streerd, voornamelijk voor leden van de
Jonge Roerenbonden, die zich al of niet
tegen betaling met het behandelen van de
dieren, tocbchoorende aan leden van Boe
renbonden, belastten. Het zijn vooral de
Coöperatieve Zuivelfabrieken, die op dit ge
bied goed werk hebben gepresteerd. Vooral
in Drenthe werd de eerste jaren onder lei
ding van den toenmaligen secretaris van
den Bond van Coöperatieve Zuivelfabrie
ken de bestrijding flink aangepakt, doch
later is de belangstelling aanmerkelijk ver
flauwd. Wanneer men de jaarverslagen
leest, dan valt het onwillekeurig op, dat
op verschillende plaatsen met dezelfde be-
strijdingsmethode zoo uiteenloopende resul
taten werden bereikt. Eensdeels is dit te
verklaren uit het feit, dat niet altijd de
behandeling even serieus werd uitgevoerd,
anderdeels houdt dit verband met het ont
wikkelingsstadium, waarin do larven ver-
keeren. Alleen dAAr waar herhaalde malen
in het voorjaar de larven middels aansnij
den en uitdrukken der wormbuiten verwij
derd worden is het resultaat afdoende. In
de praktijk gebeurt dit echter nergens, zoo
dat ook met deze methode pas na verloop
van vele jaren het succes bevredigend zal
zijn.
Met de toepassing der horzelzalf is het
echter eenigszins anders gesteld, dan wor
den uitsluitend de jonge larven onschade
lijk gemaakt, terwijl de ouderen blijven le
ven, al wordt de behandeling ook met korte
tusschenpoozen herhaald. Het gevolg hier
van is, dat het resultaat dezer bestrijdings-
methode nog langer op zich zal laten wach
ten. Men moet zich dus niet voorstellen,
dat binnen 5 of 10 jaren de rundveestapel
in ons land bevrijd zal zijn van horzellar
ven, dit is ten ecnenmale onmogelijk. Wel
kan bereikt worden, dat ieder volgend jaar
het aantal larven cn horzels vermindert,
mits de bestrijding over de geheele linie
plaats vindt, een nationale bestrij
ding derhalve. Die richting zal het uit
moeten, temeer nu voldoende gebleken is
dat zelfs in streken, waar de bestrijding
ernstig wordt ter hand genomen, elk jaar
een zeker percentage (en steeds dezelfde)
veehouders zich afzijdig houdt en niet aan
de bestrijding wenscht deel te nemen en
daardoor het werk van de welgezinden ten
zeerste remt en nadeelig beinvloedt.
Iloe die nationale bestrijding tot stand
komt doet minder ter zake, als zij maar in
gang vindt. Een verbod om runderen met
wormbuiten bezet, die niet behandeld zijn,
op het terrein der veemarkt toe te laten, is
het middel om de onverschillige veehouders
in hun eigen belang toe te brengen aan de
bestrijding deel te nemen. Enkele Gemeen-
Consulair agent.
Ingevolge Koninklijko machtiging is de
heer P. J. Bijlard erkend en toegelaten als
consulair agent van Frankrijk te Soerabaja,
Zeedienst
Bij beschikking van den minister van De
fensie zijn de volgende mutatién gelast:
met 1 September 1932 is de officier van
den marine6toomvaartdienst der lo klasse
II. Uurbanus geplaatst a/b. H. Ms. „Nauti
lus" en is de officier van den marinestoom-
vaartdicnet der 2o klasse W. F. II. Richer
geplaatst a/b. II. Ms. „Schorpioen";
met 2 September 1932 is do luitenant ter
zeo der 2o klasse J. P. Houterman, dienen
de a/b. H. Ms. „Medusa", tor beschikking
gesteld en is de luitenant der zee 2c klasse
G. B. Fortuijn geplaatst a/b. H. Ms. „Me
dusa";
met 5 September 1932 is de officier van
gezondheid dor Ie klasse W. Reilingh ge
plaatst bij het marinehospitaal te Willoms
ooixl en is dc luitenant ter zee der 2e klasse
J. M. L. I. Chömpff geplaatst a/b. H. Ms
Wachtschip te Willemsoord.
tebesturen hebben besloten een 'dergelijk
verbod op te nemen in den vorm van een
bepaling in dc marktvcrordcning, doch
wanneer zal dit algemedn in toepassing
worden gebracht? Hiervoor zal In verband
met dc veelal denkbeeldige bezwaren die
door vele Gemeentebesturen worden geop
perd, op den duur ingrijpen van het cen
trale bestuur noodzakelijk zijn.
Dat men in dit opzicht een voorbeeld
mogo nemen aan Denemarken en Belgie.
T HOEN. I
Vrachtauto rijdt het water in en
sleurt 7 menschen mee
Voorburg, 17 Aug. Hedenavond te on
geveer half zes heeft op den Westvlietweg,
onder deze gemeente, een ernstig ongeluk
plaats gehad.
In volle vaart is aldaar een vrachtauto
ingereden op een wachtende menigte vóór
de brug bij de Electrischc Contrale van
de Nederlandsche Spoorwegen Do wagen
vloog van den wallekant het water in en
6leurde zes personen mee in de diepte. De
brugwachter cn omstanders schoten ijlings
te hulp. Zij mochten erin slagen den be
stuurder van de auto de eenige inzitten
de, en vijf der andere drenkelingen op het
drogo te brengen.
De zesde persoon, die door den wagen
meegesleurd was, schijnt reeds op den wal
door de auto te zijn doodgereden. Het is de
35-jarige Ter Horst uit Leidschendam, ar
beider bij de Electri6che Centrale. De man
was gehuwd en vader. Zijn lijk i6 later
opgehaald.
De auto, een vrachtwagen van de firma
Dcijl uit Rijswijk, is later uit het water
gevischt. Tegen den bestuurder, den 22-ja-
rigen van 't Hart uit Nootdorp, die bekend
staat als een woesteling, is proces-verbaal
opgemaakt.
HET AUTO-ONGELUK OP DEN
MEPPELERSTRAATWEG.
Zwolle, 17 Aug. Hedenmiddag Li in het
Sophiaziekenhuis te Zwolle overleden, de
heer Gerritsen, het tweede slachtoffer van
het auto-ongeluk van 2 Augustus j.l. op
den Meppelerstraatweg.
Werk verdrijft neerslachtigheid.
naar het Engelsch van William Locke
door J. E d. B. K.
Fortinbras wierp zich op deze ruslbank
en bedekte zijn oogen met de handen.
Een kwarteeuw is een lange tijd, mijn
beste Gaspard, zei hij. Een kwart eeuw
intiem samenzijn dag en nacht met een
ander menschelijk wezen laat een diepen
indruk na in je ziel. Ik heb me heel onge
lukkig gevoeld, dat is waar maar ik ben
nooit zoo hopeloos ongelukkig geweest als
nu. Laat me dat rustig zeggen. Mijn hoofd
is als bedwelmd.
Mijn arme kerel, zei Bigourdin op zach-
ten toon.
Hij keek om zich heen zag een deken, die
Clothilde gebruikt had, netjes opgevouwen
op een stoel liggen. Deze legde hij over
Fortinbras heen, zeggende: Mijn arme ke
rel, je bent. geheel uitgeput. Blijf daar lig
gen en probeer te slapen.
De doodmoede man sloot zijn oogen.
Twee uren daarna kwam de femme de jour-
néé terug. Bigourdin, met den vinger tegen
zijn lippen, wees naar den slaper, en zei
haar den volgenden morgen weer terug te
komen. Het was toen zes uur in den na
middag. Bigourdin, die zich gewikkeld had
in wat hij maar vinden kon, dat warmte
gat sluimerde een paar uren in een rieten
stoel, tot Fortinbras met een schok wakker
werd,
Ik moet in slaaplzijn gevallen, zei hij.
Dat spijt me geducht. Hoe laat is het?
Bigourdin keek op zijn horloge en zei
Middernacht.
Fortinbras stond op en streek met beide
handen over zijn witte haar.
Evenals Clothilde heb ik ook in twee
of drie nachten geen oog dicht gedaan cn
opeens overviel mij de slaap. Laat ons zien,
zei hij, de hand tegen zijn voorhoofd leg
gende, je hebt me hier met een of ander
doel teruggegracht.
Ja, zei Bigourdin, kom mee.
Hij nam de lamp van de tafel en bracht
zijn zwager in de slaapkamer.
Ik heb 't je wel gezegd, zei hij, naar
het bed wijzende.
Het beddetijlc was geheel losgetornd. En
daar aan den kant waar Cécile gelegen had,
waren vijf of zes kleine nestjes gemaakt,
en elk nestje"was stijf opgevuld met bank
papier en goud.
't Is allemaal voor jou, zei Fortinbras.
Bigourdin, zwaaiende met zijn sterke
armen, schoof Fortinbras op zijde en noem
de hem een onnoozelen hals.
't Is het eigendom van Cécile. Ik heb
er niets mede te maken. Ik ben een eerlijk
man en geen schurk, 't Behoorde aan Cé
cile. 'Nu behoort het aan jou.
Ze bleven er lang over redeneeren tot de
honger hen verdreef. En soupeerende in een
klein restaurant, bleven ze redetwisten, tot
eindelijk Bigourdin doodmoede naar het Ho
tel de la Dordogne ging en Fortinbras, te
rugkomende in de Rue Maugrabine, tegen
wil en dank de bezitter werd van circa
tweeduizend pond.
HOOFDSTUK XVI.
Madame Chauvet was zeer verbaasd, dat
Félise zooveel belangstelling toonde in
haar conversatie. Madame Chauvet voelde
zeer haar verantwoordelijkheid en zij ver
vulde haar plichten als de Fransche moe
der, die huwbare dochters heeft. Maar za
ken zijn zaken cn het jonge meisje, dat in
haar woning een zelfstandige taak te ver
richten heeft, geniet veel meer vrijheid dan
haar vroegere schoolmakkertjes, die een
gewoon huiselijk leven leiden. Dit erkende
Madame Chauvet ten volle en zij was be
reid om Félise op dat punt alle vrijheid te
laten. Maar Félise scheen daaraan geen be
hoefte te hebben; zij volgde de goede Ma
dame Chauvet als een schaduw. Tegen Mar
tin zei ze geen enkel vertrouwelijk woord.
Madame Chauvet hield van Martin, zoo
als iedereen in Brantöme deed. Hij was be
leefd, bescheiden cn sympathiek. Alles, wat
hij deed, deed hij op beschaafde wijze, iets
wat de Franschen dadelijk opmerken. Wan
neer hij haar een schotel gestoofd ka'.fs-
vleesch presenteerde, of wanneer hij luister
de naar haar verslag over haar chronische
kwaal, had Madame Chauvet altijd het ge
voel in tegenwoordigheid te zijn van een
tip-top mensch); hij was ook zoo zacht als
een schaap. En waarom Félise dus altijd
zoo stijf met Martin omging, kon de goede
Madame Chauvet maar niet begrijpen: Fé
lise was plus royaliste que le roi, ze was
zoo beschroomd en teruggetrokken. Ware
Martin een ruwe man geweest van zes
voet lengte, met opgedraaide snorren, dan
zou Madame Chauvet voor Félise in de bres
zijn gesprongen. Maar nu? En waarom deed
Félise nu alsof zij een dochter van haar
was, nadat ze elkaar vijftien jaar lang koel
voorbij waren gegaan?
Zelfs Martin, die er niets achter zocht,
erwonderde zich over haar stijve manie
ren. Al den tijd, dat Bigourdin afwezig
was, sprak zij bijna geen woord tegen hem.
Maar toen het bericht kwam, dat haar
moeder overleden en ter ruste gelegd was,
en toen de eerste hevige schok doorstaan
was, legde zij al die maniertjes ter zijde en
was zij weer dc oude Félise. Madame Chau
vet, die niet van de moeder wist, Jrachtte
haar te troosten, doch begreep haar niet
Félise wendde zich instinctmatig tot Mar
tin, wien ze haar vertrouwen had gegeven.
Martin voelde haar verdriet mede; hij
trachtte haar sympathie te betoonen, maar
in den grond van zijn hart wenschte hij dat
Bigourdin hem niet die lastige waarheid
verteld had. Daar weende nu dit armo kind
haar oogen uit over een moeder, die vol
gens zijn weten, allerminst een engel was
geweest. Hij vond zich zelf een huichelaar,
als hij trachtte haar te troosten, maar het
deed haar oogenschijnlijk goed.
Een paar uur later kwam ze weer bij
hem in de vestibule. Ze had haar tranen
gedroogd en zag er uit als iemand, die het
verdriet in het aangezicht heeft gestaard en
aanvaard, wat niet te veranderen i6. Ze had
de wenkbrauwen peinzend gefronsd.
Zog me nu eens eerlijk, Martin, heeft
mijn Oom je vóór zijn vertrek de ware re
den van zijn gaan naar Parijs verteld?
In het nauw gedreven, kon Martin niet
liegen cn hij zei:
Ja, ja moeder was ziek. Maar hij beval
mij het je niet te zeggen om je verdriet to
besparen. Hij wist niet of ze niet weer her
stellen zou cn dan was alles weer goed.
En dus was jij ook betrokken in dat
vreem.de complot om mij van mijn moeder
af te houden.
Ik heb nooit van zoo iet3 gehoord, Fé
lise, zei Martin met gewetenswroeging over
zijn leugenachtigheid.
Daar is toch een soort samenspanning
geweest zai Félise. weer Fransch sprekend,
wat haar zooveel vlotter afging. Mijn oom,
mijn vader en tante Clothilde hadden er
deel aan. En nu jij ook al, door oom's
toedoen. Daar is in verband met mijn moe
der een geheim, dat ik niet begrijp. En nu
begrijp ik er heelemaal niets meer van. Ik
heb mijn moeder niet meer gezien sinds ik
vijf jaar oud was. Ze heeft mij in jaren niet
geschreven, ofschoon ik haar geregeld
schreef. Heeft ze mijn brieven gekregen?
Dat vraag ik mij de laatsto uren voortdu
rend af. Waarom wilde mijn vader niet heb
ben, dat ik haar opzocht in het ziekenhuis
in Parijs? Waarom wilde tante Clothilde
nooit over haar spreken als ik haar naam
noemde? En nu, toen ze stervende was,
waarom hebben zo me toen niet getelegra
feerd om in Parijs te komen en haar nog
eenmaal te zien? Ze wisten toch, hoe het
er in mijn hart uitziet. Wat hebben ze toch
allemaal voor mij verborgen gehouden?
Mijn arme Félise, zei Martin, hoe kan
ik je dat vertellen?
Somtijds denk ik, dat een nare ziekte
haar lief gezicht verwoest heeft en dat ik
dat niet weten mocht. Maar mijn vader ver
telde mij toch, dat ze zoo mooi daar lag op
het bed, dat ze niet verlaten mocht.
Wat of het ook geweest mag zijn, zei
Martin, je kunt er toch zeker van zijn, dat
zij, die je lief hebben, alles voor je bestwil
hebben gedaan.
Dat is alles goed, waar het een kind
geldt, maar dat gaat niet met een volwas
sen meisje. F.n ik heb toch niet getoond,
geen ernstige verantwoordelijkheid te kun
nen dragen, 't Maakt me wanhopig, ging ze
na ccn kort stilzwijgen voort, in de oogen
van die mij lief zijn, te zien, dat ze iets
voor mij verbergen.
fWordt vervolgd).