ZOO'N DOMME PIET! Raadselhoekje Oplossingen der raadsels uit 't vorige nummer. Voor grooteren. xxxxxxxxx Voor kleineren. Voor kleineren. Om op te lossen. Voor grooteren. Rubriek van Oom Tom In do trekkar met hun tweetjes, Zaten Anneke en Greet En broer Piet, die al naar school gaat, Hield het handvat stevig beet! Broertje trok! De beide kleuters Hadden o! zooveel plezier! Maar helaas, 't werd spoedig huilen! Kijk maar naar het plaatje hier! Op den weg, juist in het midden, Lag een groote, dikke steen. En wat deed dat domme Pietje? Daar trok hij den wagen heen! (Nadruk verboden). Nu, je snapt wel, wat gebeurde! Eensklaps klonk het: rora, bom, bom! Ach, die beide kleine kleuters Vielen met den wagen om! Tranen, dikke, dikke tranen .Liepen langs hun wangen neer! Nooit! zoo riepen zij verdrietig, Gaan we met jou rijden weer! 't Spijt me, dat ik 't moet vertellen, Maar met 't reisje was 't gedaan! Want de beide passagiertjes Zijn bedroefd naar huis gegaan! R. WINKEL. Op eens springt ze weg en loopt haastig de gang in. Maar zie, daar is ze weer terug enze heeft een klein poesje in haar bek. Met een liandigen sprong komt ze Hansje's box weer binnen en legt het kleine beestje op het matrasje. Dan springt Poes er weer uit en verdwijnt uit de kamer. Wat vindt Hansje dat aardig, zoo'n heel klein poesje! Op zijn knietjes gaat hij er bij zitten en bekijkt het schreeuwende diertje. Maar daar is Poes alweer terug, nu met het tweede kleintje in haar bek, dat ze naast het eerste legt. En 't duurt niet lang^Df alle vier poesjes liggen in do box en vergenoegd spinnend ligt de groote er weldra bij. Wat hebben ze het naar hun zin met z'n zessen. Hans, de moederpoes en de vier kleintjes. Maar de vreugde duurt niet lang. Want Hansje's moeder komt van boven en vindt het hcelc gezel schap in de box. „Neen, poes", zegt moeder, „Hansje s box is geen poesenbedje. Je vindt 't zeker te koud in de schuur voor je kindertjes. Dat kan ik begrijpen. Maar ik zal je helpen, hoor!" Dan haalt moeder de poesenmand uit de schuur en zet die bij de kachel. Ze neemt Poes op, die blaast van kwaadheid. Ze heeft niet graag, dat iemand aan haar kleintjes komt. Nu legt moeder de schreeu wende poesjes in do mand en gauw kruipt Poes erbij. Poes vindt 't gezellig, dat ze nu weor bij Hans in de kamer is. En Hans vindt het ook leuk. Als de kleintjes nu maar gauw groeien, dan kan Hans met ze spelen. J. H. BRIXKGREVE— ENTttOP. (Nadruk verboden). Baviaan, gorilla, zilverreiger, pelikaan, steenbok. 2. Purmerend. Peer, urn, deur, muren, meer. Verborgen grondsoorten. .Je moet niet met zulke volle emmers loopen, Mies! Ik zoek Leida overal. Weet jij cok, waar ze is? Door den brand verloor de arme boer have en goed. de Ivruisraadscl. Op de beide kruisjeslijnen komt naam van een eigenaardig dier. 'X X X X X X X X lo rij een medeklinker. 2o een uitroep. 3o een vaartuig. 4o een klein deel van brood, koek of aardappel. ,r>o 't gevraagde woord. Go iets wat mensch en dier noodig hebben. 7o een metaal. So een deel van een gebouw. 9o een medeklinker. 4. Welk keizerrijk maak je van: 1. Twee kleine, kleine vensters, Waardoor men kijken kan. Toch zijn ze niet van glas, hoor! Maar waarvan zijn ze dan? Gewoonlijk zijn ze helder. Wat is hier 't antwoord van? De Roer. 1 Salamander. Slop kalf zalf Anna gems laat neus o d o 1 peer bier 1. Een perzik. 2. Twee trommelslagers. Boon, koon, hoon, zoon, Icon. Pret Jet, spel wel, meer keer. Met d ben ik een deel van een gebouw, met t zit ik aan een boom of plant, met h aan een schoen of roet, met z ben ik een bergplaats, met 1 dien ik om iets dicht te maken en met w kan ik heel gevaarlijk zijn. 3. Mijn eerste is een uurwerk. Mijn tweede woon je in. En samen zit 'k in vruchten. Waarin je vast hebt zin. Zoek mii nu daarin vlijtig. Doe 't daad'lijk maar, begin! 4. Strikvragen. Welke peren kun je niet eten? (twee soorten). Welke boomen, die men nog maar schaars in ons land aantreft, hebben geen wortels, bladeren en takken? Welke vijgen kunnen pijn doen? (Nadruk verboden). HET NUT VAN ZWEMMEN. Dat is eigenlijk geen nieuw onderwerp meer en toch wil ik het nog eens even aanroeren. Wij hebben thans verbazend warme dagen achter den rug en het is be grijpelijk, dat alle groote rnenschcn, die maar even tijd vonden om hun werk te ver laten, zich heerlijk in het water gingen verfrisschen. Ja, dat deden niet alleen de ouderen, doch ook de kinderen. Het was een heerlijke afkoeling op zoo'n snikheeten dag en je voelde je daarna weer veel pret tiger! Honderden, neen duizenden zijn te water gegaan in de zee, in een rivier of andere zwcmgelcgenhcid. Maar nu is het toch wel bedroevend in de couranten te lezen hoe velen van hen in het geheel niet of althans onvoldoende konden zwemmen om zich op een andere plaats dan een zwemschool in het water te begeven. En het treurige gevolg van dit alles was het groote aantal verdrinkings- gevallen. Den laatsten Zondag hebben in ons land niot minder dan 16 menschen op deze wijze den dood gevonden, terwijl men iederen dag weer van nieuwe slachtoffers lezen kan. Kijk, dat is erg treurig en wij mogen daar wel eens even bij stilstaan. Ook jul lie zult later groote menschen zijn en in warme dagen wel eens graag een bad wil len nemen. Dan kunnen jullie niet steeds naar een betrouwbare zwemschool loopen al is dat ook altijd wel het beste en ergens anders gaan zwemmen. Vooral gebeurt dit als men aan zee gelogeerd is. Hoe vaak hoortmen bovendien niet, dat menschen door ongelukken of andere om standigheden te water zijn geraakt en den verdrinkingsdood vonden, omdat zc nooit zwemmen hadden geleerd. Welnu, het zal' jullie dus wel heel dui delijk zijn, dat in ons waterrijke Nederland het zwemmen kunnen een plicht is. Geluk kig gaat men dit bij het onderwijs ook steeds beter begrijpen. En hoe jonger men zich in deze tak van sport gaat oefenen, hoe beter men haar zal verstaan. Daarom zou ik jullie allen willen aan- aden: begin cr zoo spoedig mogelijk mee, amt het kan zoo nuttig zijn, wat jullie nu natuurlijk allen begrepen hebt. Het zwemseizoen loopt al zoo langzamer hand ten einde, maar begint er dan zeker in 1933 mee. Er is hier toch een goede ge legenheid om degelijk onderricht te ont vangen en bovendien werkt hier de N.V. Het Sportfondsenbad. Als dat door jullie ouders gesteund wordt, zal men in Amers foort niet alleen des zomers, doch ook des winters de watersport kunnen beoefenen. In liet latere leven zullen jullie er alle maal ongetwijfeld erg dankbaar voor zijn Het is een veiligheidsmaatregel, waar ieder menschelijk leven recht op heeft, doch die tevens als een plicht móet worden be schouw:!. Praat daar maar eens met Vader en Moe der over, dan zal het best in orde komen DE CORRESPONDENTIE. f Cupido. pat Floraliafeest is ieder! jaar weer fijn, hè?, Ik was er Maandagraid dag ook een kijkje nemen en alles zag er even kourig uit. Ja, de vacantie'schiet al weer op, maar ik, bemerk wel, dat je er goed van geprofiteerd hebt. Nu, daar is ze tenslotte ook voor! Kemphaant je, Neen, een boot tochtje in de havens van Rotterdam heb ik nog nooit gemaakt, Wèl in die van Amster dam. In den Haag en Schcveningen was ik ook reeds meerdere malen. Nu, daar is het erg prettig om er een tijdje te vertoe ven. Maar niet voor altijd; ik denk altijd „Oost West, thuis best." En daar bedoel ik Amersfoort mee! Lobelia. Jij vindt het dus wel heer lijk in het water! Maar je kunt toch zeker ook goed zwemmen, nietwaar? Anders moet je vooral niet vergeten het bovenstaande verhaaltje te lezen. Ja, in Muiderberg is het altijd veel drukker dan in Nljkcrk. De eerste plaats is veel meer bekend. Gerbeca. Dat is nu een nichtje, dat in Scheveningen en Hoek van Holland is geweest, zc heeft overal veel genoten en schrijft mij slechts een heel kort briefje. Kom, kom. dat kan wel wat beter. Vertel mij nu volgende iveek eens iets van je vacantio; ik vind dat zoo prettig. Het is (och nog altijd: „Wie verre reizen doet, kan veel verhalen!" En dat geldt ook voor jou, II. Blaffende honden bijten niet met de woorden: tafel, bijbel, tin, hond, neef, den en Nijl. De prijs is deze week ten deel gevallen aan Zonneroosje, die hem Maandag aan ons bureau kan komen afhalen. Nieuwe raadsels. XXXXXXXXXX t s X j 3. 1. Mijn geheel wordt met 8 letters geschre ven en noemt een stad in Indië. 8, 5, 4, 3 is een klein gewicht. Een 3, 2, 1 is een scherp voorwerp. 8. 5. 4, 6, 7 is een landbouwproduct. Een 8, 2, 3, 1 is een viervoetig dter. 8, 5, 6, 1 groeit in weiden, tuinen en plantsoenen. Beste Nichten en Neven, De vacantie schijnt jullie wel bijzonder goed te doen en erg snel voorhij te gaan, zoodat maar weinig tijd overschiet voor het schrijven briefjes. Er zijn er ook deze week maar weer enkelen, die zich oven neergezet hebben om te correspon deeren en het beantwoorden zal dus voor mij helaas snel gedaan zijn! Ik schrijf: „helaas", omdat ik het zoo buitengewoon aardig vind als plaatsver vanger van Oom Pim die zijn laatste vacantiedagen van dit jaar aan het vor snoepen is enkele uren op papier met jullie te kunnen praten, maar daar kan nu niets van komen. Ik kan mij trouwens ook heel goed voorstellen, dat mijn nichtjes en neefjes dagelijks liever naar buiten dan naar binnen gaan, of mij vanuit bet vacan tie-oord een ansicht sturen, zooals „On rust" deed uit Egmond aan Zee, waar ik erg dankbaar voor ben. En nu een kort verhaal, dat meer een góede raadgeving is: feitelijk X Op de kruisjeslijnen komt de naam van een plaats in Noord-Brabant. Op de le rij: een plaats in Noord-Bra bant. Op de 2e rij: een andere plaats in Noord- Noord-Brabant. Op de 3e rij: een plaats in Overijssel. Op de 4e rij: een plaats in Gelderland. Op de 5 erij: een plaats op de Veluwc. Op de 6e rij: een plaats in Drente. Op de 7e rij: een plaats in Gelderland. Op de 8e rij: een deel van het gezicht. Op de 9e rijr een bezittelijk voornaam woord. Op de 10e rij: een medeklinker. II. Mijn geheel is een spreekwoord dat uit 4 woorden bestaat en met 23 letters wordt geschreven. 16, 2, 8, 10, 6, 14, 20 is een plaats in Lim burg. 3, 22, 12, 18 is een mooie stof. 13, 4, 1, 19, 5, 2, 15 is een sport voor win teravonden. 17, 7, 21 is een zwarte stof. 9, 14, 11, 23, 18 is een mooi paars bloe metje. OOM TOM. Lezeres A. D. Hartelijk dank voor Uw goede gaven. Ze komen prachtig van pas! Zonneroosje. Ook jij hebt dus al weer een heerlijke vacantie gehad. Ja, het is wel fijn in zoo'n badplaats. Je vraagt mij wanneer ik het laatst geschreven heb? Wel, dat was in Juni, toen Oom Pim in Zwitser land logeerde. Tjiftjaf. Ik had je al gemist en dacht wel, dat je met vacantie was. Vertel mij eens: waar ligt hot dorpje Ingen? Ik heb daar nooit van gehoord en leer nog erg graag! Neen, Oom Pim is nu niet naar Zwitserland, doch in ons eigen landje, waar het ook mooi is. Tobias. Gelukkig dat je nu weer beter bent en weer kunt gaan zwemmen. Wie wordt er nu in die heerlijke zomer- vacantie ziek?! Dat was niot erg verstandig van je. Maar doe nu maar voorzichtig aan, Want je hebt toch zeker ook wel eens het gezegde gehoord: „voorzichtigheid is de moeder der porceleinkast" Lezeres A. D. Hartelijk dank voor Uw goede gaven. Ze komen prachtig van pas. HOE HET KLEINE MEISJE GERED WERD door S. RADERSMA. D« oplossingen. L a b A s ta Art V a a S s e n s n e 1 T r e i n GAASTERLAND haveRmout h el Ling b a A r d A N s D Er zijn staaltjes van heldenmoed en tegenwoordigheid van geest, die met ridder orden beloond worden. Maar er zijn ook daden van moed, die onopgemerkt voorbijgaan, on van zoo iets wil ik jelui vertellen. t Gebeurde in een van de steden van Amerika, in de buitenwijken van San Fran cisco en de held die de daad volvoerde was nog maar een heel jonge man. Ik zal jelui het geval op even bescheiden manier trachten mee te doelen als deze jonge ipan het deed, en dan moet het ver haal kort zijn. Het zal daarom misschien' het beste zijn hem zelf tc laten vertellen. Ik ben erg op mijn fiets gesteld," zei hij, „en ik rijd er op, als ik er maar eventjes tijd of gelegenheid toe heb. Ik houd er van me te oefenen in allerlei kunstjes op de fiets en als ik 't een of ander handigheidj' of truc van een ander op z'n fiets zie, ge bruik ik al mijn vrije oogonblikken om dat kunstje ook meester te worden. Ik wil mijn fiets volkomen baas zijn, zooal9 een goed ruiter zijn paard. Eens op een dag reed ik een laan af, toen ik het geluid hoorde van een naderenden stoomtram, die zoo aanstonds uit een zij weg zou komen, om dan de laan dwars over te steken. Ik passeerde dat punt vaak en kon dus wel berekenen of ik de laan nog overste ken kon voor de tram er was. ,,'t Kon nèt dacht ik bij mezelf, en juist op dat oogen blik zag ik oen klein meisje de tramrails oploopen. Midden op de baan bleef ze staan, ver schrikt door de naderende locomotief. Ze wist zoo gauw niet waar ze heen moest, deed nog een stap terug, dc menschen schreeuwden, dat ze door moest loopen een ander riep „kom hier!" —Verward sloeg 't kind de handjes voor 't gezicht en begon te huilen Dat alles zag ik met éen blik en zonder nog eigenlijk goed te weten wat ik van plan was, trapte ik zoo hard mogelijk door. Ik kon toch in elk geval niet van m'n fiets springen en het kind voor mijn oogen zien overrijden door de aanstampende locomo tief.. Mijn fiets vloog en was het kind in een paar seconden genaderd. De locomotief was nog maar enkele deci meters van ons af, en ik zag hoe de machi nist alle mogelijke pogingen aanwendde om te stoppen, hetgeen hem evenwel niet ge lukte. Hij was al te dicht bij het meisje. Terwijl ik de kleine voorbij vloog greep ik haar bij den arm en verplaatste tegelij kertijd mijn gewicht met een heftigen ruk naar de tegenovergestelde zijde van het rijwiel. Anders zou ik met fiets en boven op het kind hebben kunnen vallen. Ik voelde een stekende pijn in mijn arm en hoorde het kind gillen van schrik. De snelheid, waarmee ik voorbijvloog, deed gebeuren wat ik gewild had: het kind werd een paar voet meegesleept, vóór stilstond, of liever: vóór ik met mijn fiets op den grond kwam te vallen. Het was op het randje af, want de locomotief suisde vlak achter ons langs met zijn staart van wagens. Het was een geluk, dat ik geen tijd had gehad om na te denken over het gevaar. Dan geloof ik niet, dat ik ooit den moed zou hebben gehad het plan te volvoeren, Ik had van te voren berekend of 't kon, wat de tijd betrof, en daarop steunde ik, Verscheidene menschen kwamen nu toe- loopen om het kind te helpen, en ik raapte mijn fiets op om er stil van door te gaan, voor zij veel konden zeggen of vragen. Toch hebben ze 't later nog in de krant gezet, wie, dat mag Joost weten. Maar in elk geval zie je: die kunstjes op de fiets kunnen iemand nog goed pas komen l" (Uit „Zonneschijn"). BABY-DIERENTUIN IN „ARTIS", Dezer dagen kwam in Artis een afgeslo ten terrein met enkele vroolijke, kleurige dierenverblijven gereed, op welk terrein, al lergezelligst onderdeel van het groote voor plein, menschen- en dierenkinderen mot elkaar zullen kunnen omgaan en spelen, at de menschenkinderen betreft, desge- enscht onder toezicht hunner ouders, voor ie voldoende zitgelegenheid beschikbaar zal zijn. Op het oogenblik wordt begonnen met het bevolken van den jonge-dicrentuin in Artis, zoodat deze binnenkort voor het publiek opengesteld zal kunnen worden. Extra en treegeld zal daarbij niet geheven worden. Tot de bevolking zullen o. a. behooren jonge eendjes, lammetjes, waaronder een jong dwergschaapje, een ezel-veulentje, ko nijntjes en marmotjes, ganzen-, eenden- en kippenkuikens, een jonge pauw, verleden jaar in de broedmachine geboren. Onder de op het terrein verrezen „gebou wen" behooren o. a. een kuikenren, een dui ventil cn een zwembassin voor jonge eend jes en gansjes. Ook jonge roofdieren zullen aanwezig zijn, in allerlei leeftijden, de al iets oudere in een afgesloten perk, de jongere, nog vol komen ongevaarlijke, geheel aan den om gang met menschen gewende, zóó, dat de kinderen in onmiddellijk contact met hen zullen kunnen komen. Een bijzondere aantrekkelijkheid van dit; menschen- en dicrcnkinderen-boerderijtje belooft voorts „Dodoma" te worden, het vol komen tamme, grappige, Afrikaansche oli fanten jong, dat op zijn dagelijksche tuin- wandelingen ook deu kinderen bezoeken en daar een groot deel van den dag te midden der andere „kleintjes" verblijven zal. OVER RIDDERS IN DE ELFDE EEUW door ELIZE HESSBINGEft (in „Zonneschijn"). Misschien denken jullie, dat het in vroe ger tijd gemakkelijk ging om ridder te worn den en dat de kinderen, die in den ridder stand geboren werden, later vanzelf ook ridders waren. Neen hoor, al was je vader een ridder, toch moesten de knapen zich be kwamen om zelf het recht te verwerven den riddertitel te dragen. Bovendien moest men, als men aan de cischen voldeed, later nog rijk genoeg wezen om zijn uitrusting te be kostigen cn zijn gevolg te onderhouden. An ders behoorde men zijn leven lang tot do schildknapen. Als je eens alleen maar de uitrusting van den ridder nagaat, zal je begrijpen, dat er heel wat vaardigheid noodig was, eer iemand zich daarbij bewegen kon, cn eer iemand zoo ten strijde kon trekken. Tegen het einde van de elfde eeuw raakte het schobbejak, dat de ridders tot dusver gedragen hadden, uit den tijd. Dat schobbe- pak was een kort buis, met ijzeren ringetjes bezet. Dit werd nu vervangen door een maliënkolder of haliberg, een kleedingstuk, dat geheel uit ijzeren ringetjes vervaardigd was en dat tót aan de knieën reikte. Het hoofd was bedekt door een stalen helm met een neusstuk ter bescherming van den neus. De wapenen bestonden uit een stalen zwaard, een lange lans van esschenhout en een klein rond metalen schild. Een zoon van een ridder begon al op zijn veertiende jaar zich voor het ridderschap te bekwamen. Hij moest leeren paardrijden, lans en zwaard hanteeren en, gewapend, op een ladder klimmen. Soms bracht hij zijn oefentijd eenvoudig door op het kasteel van zijn vader, maar soms werd hij ook wel bij een bevriend ridder in de leer gedaan. Dan werd hij daar schildknaap, moest de banier en de wapens voor zijn meester dra gen, hem zijn harnas omgespen, hetgeen geen ridder zonder hulp kon doen en hem zijn zwaard omgorden. Bij het opstaan en bij het naar bed gaan moest hij hem ook behulpzaam zijn en aan tafel moest hij zijn meester bedienen en bovendien berustte de zorg voor het paard van den ridder ook bij hem. Na een oefentijd van vier jaren kon de jongeling in den ridderstand opgenomen worden. Dit ging in den beginne zeer eenvoudig toe. Een ridder reikte hem de wapenen, het schild en den maliënkolder en gaf hem dan een vuistslag in den nek, den ridderslag. De nieuwo ridder sprong in het zadel, gaf zijn paard de sporen en leverde soms een schijngevecht met een daartoe vóór het kasteel geplaatste pop. De jongelieden kre gen dan dikwijls een landgoed ten geschen ke van den vorst of van de kerk. De op brengst van de producten hiervan en de pacht door de onderhoorigen betaald, stel den hora dan in staat tot de ridderschap te behooren en de hooge kosten daaraan ver bonden, te dragen. Voor onze begrippen zou een ridder uit dit tijdperk niet altijd hoog aangeschreven staan, behalve dan, waar het hun moed gold. Toch waren ze bij al hun moed dik wijls meedoogenloos wreed voor hun vijan den. Het meerendeel kon niet lezen of schrijJ ven $n hield zich slechts bezig met jagen en vechten, eten cn drinken. In de dertiende eouw wijzigde zich weoi4 veel in den ridderstand, zooals in den loop der tijden steeds alles verandert.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 20