M. A. RAMSELAAR 't SMULHUIS Mahonie Slaapkamer BAKKERIJ FIRMA Lit-jumeaux J 160 c.M. br. qaa 'spiegelkast jjHIl - toilettafel DAMES, Koopt Uw brood en ge bak in Amersfoortsch meest hygiënisch en modernst ingerichte Tel. 890 Tel. 890 ONZE KWALITEIT STAAT AAN DE SPITS I E NIEUWE ONDERWIJZER BIJ DEN SCHOENMAKER VERKEERD BEGREPEN DE ZON EN DE STERREN TAFEL en 2 STOELEN te veel i ■hien k huif,J:'- door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Op Heidelust, de groote jongenskostschool in het Gooi, was een nieuwe onderwijzer komen en deze onderwijzer was belast et de derde klas. Hij heette meneer Dub- en natuurlijk gaf zijn naam al dadelijk nleiding tot allerlei grappen. Aan bijna- ;en ontbrak het hem weldra niet. Dubbel- Halfje, Dubbelblank, Twee werd hij ge temd, maar Dubbeltje was toch de naam, (elke het meest ingang vond. Meneer Dubbel had het niet gemakkelijk, jf zijn voorganger te meegaande was ge- |ecst, of wel dat de derde klas niet uit- 'iurittc door goede hoofden, wist hij niet, ■aar hij vond, dat de jongens lang niet op t peil van ontwikkeling stonden, waarop j behoorden te staan, met andere woorden t zij erg achter waren. Meneer Dubbelverdiepte er zich maar )et in, wat de oorzaak hiervan kon zijn. ever zon hij op een middel om hen bij te jerken. Het beste leek hem: hun flink huis- jerk op te geven. En hierin zat het begin in alle moeilijkheden. De jongens voel- ;n zich in hun rechten (op vrijen tijd) te :rt gedaan en namen het den nieuwen on- rwijzcr hoogst kwalijk, dat hij hun zoo vel opgaf. J„'k Wou, dat we de Fluit nog maar liad- Jcn," zuchtte Piet Jonkers. „Die gaf ons nce.1 wat minder werk op!" ■„De Fluit was de bovenste beste!" vond ■im Tichers. „Hij zei nooit wat, als je je les niet kende of je opstel niet afhad. Dat was nog eens een goede tijd!" Deze en dergelijke lofspraken aan het ■h-es van „de Fluit" zeiden maar al te dui delijk, dat meneer Fluyters de jongens veel aan hun lot overgelaten had. Mis kwam dit, doordat hij door allerlei biselijke zorgen gekweld, er niet toe kwam [{gen hen op te treden. Hoe het zij, het was Benecr Planten, het hoofd der kostschool, |cr welkom geweest, dat hij eindelijk een met succes bekroonde sollicitatie jders zijn ontslag aangevraagd had. Uit edelijden met hemzelf en zijn gezin had Jeneer Planten den onderwijzer gehouden, ch nu liet van dezen zelf uitging heen [11 gaan, was het hoofd der school dankbaar B>or deze oplossing. „Bij de oude Fluit hadden we 't gemakke- Inker!" riep Jan Dekker en geen der jon gens was het met deze uitspraak oneens. „Dubbeltje is dubbel lastig!" merkte Jaap f Kanter op. „Wat doet hij ook met zoo'n 'eligcn naam?! 't Zou heel wat prettiger or ons zijn, als hij „Half heette." -Ms hij dan ook maar half was, wat jrengheid betreft. Anders hadden wij er 'g niet veel aan!" meende Bob de Vries. ^,Dick de Visser, die tot nu toe geen woord ■Jzegcl had, keek met zijn vroolijke, eer lijke oogen in het rond en riep plotseling Uit e moeten liem een poets spelen! Ikik heb een pracht-idéc!" ^■j.I.aat hooren!" riep Piet Jonkers. ■■„Kom er maar dadelijk mee voor den I" zei Jan Dekker. t Zal wat zijn!" hoonde Wim Tichers. t.n Pracht-idée!" herhaalde Dick de Vis- .Vooruit er mee!" .Zeg op!" ■■„Vertel 's!" klonk liet door elkaar. Dick dc Visser, die zich plotseling ct middelpunt der algemeene belangstel- vond, genoot van zijn triomf. Gaarne 1 hij de anderen nog eenigen tijd in anning gehouden, maar... zelf popelde i orn zijn pracht-idée bekend te maken en s stak hij van wal en zei: {.Jullie weet, dat ik twee muisjes gevan- (n ^lch en probeer ze tam te maken, 't t a' ^ardig. En nu zal ik die twee in heitjes lessenaar stoppen» Ik geef ze te voren geen eten en ze zullen dus r.1 aan zijn boeken en onze schriften knab- |cn. Nou, lui, wat zeggen jullie ervan?" at je niet opgesneden hebt, maar 't j rkelijk een pracht-idée is!" riep Wim Ti- ,prs uit Allen waren het. hiermee geheel eens. -n vóór de jongens dien avond naar bed jjjcn, had Dick de Visser hun verzekerd, r Zljn hvee muizen in Dubbeltje's lcssc- na*r zaten HiV hadden om er te overnachten. Natuur- ze Dick allen graag geholpen, maar... hij kon geen kijkers op de handen velen en was bovendien bang, dat het dan zou uitlekken. Zoo had Dick onder de be dreiging, dat hij niets deed, wanneer ze niet allemaal de schoolkamer uilgingen, zijn plan ten uitvoer gebracht. ,,'k Hoop, dat ze mijn opstellenschrift op knabbelen!" zei Dick lachend, „'t Bestaat toch bijna uit niets anders dan onbeschre ven bladzijden." Dien avond werd er wel geheimzinnig ge keken en gebabbeld, doch de jongens, die geen argwaan wilden wekken, trachtten zoo gewoon mogelijk te doen, al lukte dit dan ook niet heelemaal. Gelukkig werd hun echter niets gevraagd naar aanleiding van de muizengeschiedenis en gingen zij vrij rustig naar bed. Toch droomde dien naclit menige jongen van muizen. En geen wonder! Den volgenden morgen na het ontbijt schenen de jongens uit de derde klas allen bijzondere haast te hebben om naar de schoolkamer te gaan. Gewoonlijk talmden zij nog wat, doch nu viel hiervan niets te bespeuren. Allen zaten zelfs op hun plaats, toen Dub beltje binnenkwam. Dit voorbeeldige gedrag, dat opvallend was, ontging den onderwijzer niet, al deed hij, of hij niets bijzonders bemerkte. Lang zou dit echter niet duren, want nauwelijks maakte meneer Dubbel zijn les senaar open, of... er sprongen twee muisjes uit, die hard wegliepen. De onderwijzer scheen echter geen acht op de muizen te slaan. Hij nam slechts een in prachtband gebonden boek met goud op- snee uit zijn lessenaar, bekeek het van alle kanten en hield het in de hoogte. Aan ver scheiden bladzijden was geknabbeld en de leeren band vertoonde allerlei Icelijke krassen. „Jongens", zei meneer Dubbel ernstig, „ik weet niet, wie mij deze afschuwelijke poets gespeeld heeft en ik wil het zelfs niet eens weten. Ik zal er dus niet naar vragen. Maar wel wil ik jullie vertellen, dat meneer Plan ten mij dit boek geleend heeft en ik 't hem vandaag of morgen moet teruggeven." Meer zei meneer Dubbel niet en hij begon met de les. Muisstil was het den geheelen morgen en de jongens gedroegen zich werkelijk voor beeldig. O, wat hadden ze nu toch het land! Wat hadden ze vreeselijk het land! Wat als een onschuldige plagerij bedoeld was, zou al heel onaangename gevolgen hebben! Vooral Dick de Visser was niet op zijn gemak. Kon het anders? Eindelijk, eindelijk sloeg de klok twaalf uur en ging de school uit. De „helden" uit de derde klas schoolden in den tuin samen. „Daar zal wat voor je opzitten, Dick!" zei Jaap de Kanter. „Dubbeltje zal het natuur lijk aan de Plant vertellen en die zal dan wel onderzoeken, wie de muizen in zijn les senaar gestopt heeft!" Dick zag zoo wil als een doek en hij rilde over zijn hecle lichaam. Het vooruitzicht van een gesprek met het hoofd was dan ook wel vreeselijk! Maar... er viel nu niets meer aan te doen! Het was Woensdagmiddag en hoewel het voor Dick een opluchting was: geen les van meneer Dubbel te hebben, vielen de uren hem toch ontzettend lang. Tot overmaat van ramp regende het ook nog, zoodat hij wel in huis moest blijven. Met voor zijn doen buitengewonen ijver wierp hij zich op zijn huiswerk, want sommen en lessen, hoe weinig aantrekkelijk die vaak ook zijn, kun nen in sommige gevallen toch een welkome afleiding bieden. Dien middag aan lafel was Dick stil en daar hij bang was, dat zijn gebrek aan eet lust hem verraden zou, spande hij al zijn krachten in om wat naar binnen te krijgen. Dat eten soms zoo moeilijk kan zijn voor een gezonden Hollandschen jongen! Maar Dick kreeg het ook telkens benauwd als hij aan die ellendige muizengeschiedenis en de nog veel ellendiger gevolgen ervan dacht Dat hij zijn muisjes kwijt was, vond hij heelemaal niets, vergeleken bij dat andere! Na tafel drong het voor het eerst tot Dick door, dat meneer Dubbel wel eens een an der zou kunnen verdenken in plaats van hem. Hij had wel gezegd, niet te willen we ten, wie het gedaan had, maarzouden zijn gedachten zich niet vanzelf bezighou den met het beantwoorden van deze vraag? Als dat zoo was, moest hij zich als de - G'n dag, meneer de Schoenmaker, Heeft u het druk vandaag? - Misschien dat u me helpen kunt, Ik wilde het-zoo graag! - 'k Heb hier de schoentjes van m'n pop, Die zijn zoo erg kapot, - Dat z'er niet meer mee uit kan gaan. Ze loopt ermee voor spot! - Het bovenleer is los en in De zolen zit een gat; - En als het nu weer reeg'nen gaat, Zijn popje's voeten nat! Zoo, zoo, mevrouw, geef maar eens hier Wat slijt die kleine meid! Ik maak ze maar meteen voor u; 'k Heb nu net even tijd! Kijk, hier, een prachtig stukje leer, Wat spijkers gaan er in. Ilct bovenleer weer dichtgenaaid... Is 't zoo niet naar uw zin? Ja, schoenmaker, ik dank u wel. 't Is keurig netjes, hoor! Met deze zolen kan m'n kind De ergste buien doorl 'k Zal ze meteen betalen, hè? Wat zegt u van die drop? Daarvoor, mevrouwtje, zet ik graag Nog honderd zolen op! RO FRANKFORT. (Nadruk verboden.) schuldige aanmelden bij meneer Dubbel en wel onmiddellijk! Het kon geen oogenblik uitstel velen! Zoo kwam het, dat even over zevenen op dien ongeluksdag Dick de Visser aanklopte bij meneer Dubbel, die zijn vrijen avond had en dezen op zijn kamer doorbracht. In het volgend oogenblik stoncl hij met gebogen hoofd voor den onderwijzer. Deze scheen onmiddellijk de reden van zijn be zoek te begrijpen en zei: (hoorde Dick goed, dat zijn stem zelfs vriendelijk klonk?) „Zoo Dick, heb je mij wat te vertellen, jongen?" En Dick, die vreeselijk tegen dit onder houd opgezien had, scheen plotseling zijn verlegenheid af te schudden en stak dap per van wal. Hij spaarde zichzelf niet en deed het hee- le muizcnvcrhaal, dat wij reeds kennen. Er moest dan maar van komen wat wilde. Straf had hij nu eenmaal verdiend en alles was beter dan dat een ander zelfs in ge dachten! beschuldigd zou worden van hetgeen hij gedaan had. Meneer Dubbel liet. hem rustig uitspre ken en dacht onder het verhaal: „De eerlijke oogen van den jongen maken veel goed!" Toen Dick alles verteld had, zei hij: „Ik had het al wel zoo'n beetje begrepen, Dick. Ik heb er niet met meneer Planten over gesproken, maar het bewuste boek door een nieuw exemplaar vervangen." Dick rustte niet, voor hij daarloe een ge deelte uit zijn spaarpot had bijgedragen. Den volgenden morgen vóór schooltijd vertelde hij aan ieder, die het hooren wil de, wat een „bovenste-beste" Dubbeltje was. Niemand zou het ooit meer behoeven te wa gen hem ook maar iets in den weg te leg gen, of hij kreeg met hem, Dick de Visser, te doen! Maar ook zonder deze bedreiging be schouwde de geheele derde klas meneer Dubbel van dit oogenblik af als een vriend. En Dubbeltje zelf? Hij verklaarde weldra, dat hij zich geen beter leerlingen wenschen kon dan de jon gens uit de derde klas. Zoo had de muizengeschiedenis per slot nog een heel goeden kant! (Nadruk verboden). Verhaaltje op Rijm door C. E. DE LILLE HOGERWAARD 1. Karei roept: 'k Ben in de wolken! O, wat heb ik toch een schik! Stellig vindt j'op heel de wereld Nergens blijder jcog dan ik! Wat de reden is? 'k Vertel je Die heel gauw, Dus, luister goed En zeg zelf, als je 't gehoord hebt, Of ik soms niet blij zijn moet! 3. 'k Kreeg een mooie fiets van Vader, Omdat ik goed overging Naar de nieuwe klas. 'k Moest leeren! Ja, dat was wel een heel ding! 4. Maar nu heb ik dan mijn fietsje! Jongens, 'k rij de wereld uit! Zeg, begrijp je dus mijn vreugde? 'k Juich met blijde stem heel luid. - Want ik ben hcusch in de wolken En mijn fiets, dat is mijn vriend. - Vader zegt: Met al je werken Heb je 't stalen ros verdiend.' G. - Ha, nu ga ik tochten maken! Kijk, de lieve zon zelfs lacht! - 't Is of zij, die lang zich schuil hiela, Op mijn fietsje heeft gewachtl - Ik stap op! 'k Zeg Vader, Moedor, Kleinen Pietje goeiendag! - Och, denkt 't broertje, hem benijdend, Dat i k nog niet fietsen mag! Plots'ling schiet hem iets tc binnen, Slaakt hij heusch een diepen zucht Met zijn dikken, kleinen vinger Wijst hij angstig naar de lucht. 0. Moes, zal Kai*eltje niet vallen? Vraagt hij met een traan in 't oog. Als hij uit de wolken tuimelt, Want.., die zijn zoo vrces'lijk hoog! 10. Moeder troost haar kleine baasje, Legt hem dat gezegde uit. Pietje knikt. Hij heeft 't begrepen, Lacht nu met de and'ren luid! (Nadruk verboden.) door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. De zon had flink geschenen, dus Was zij des avonds moe. Zij kwijnde dan ook langzaam weg En ging naar bedje toe. Maar vóór zij rustig slapen ging, Riep z'alle sterren klein En vroeg: Zul jullie nu vannacht Weer trouwe wachters zijn? De sterretjes beloofden het, Zij schitterden wel graag En knikten allen blij te moe Bij zonncmoedcr's vraag. Ze lachten elkaar vroolijk toe, Knipoogden zelfs van pret. Ook wierpen z' ongemerkt een straal In menig kinderbed. De tijd viel hun niet lang, o neen'» En toen de lieve zon Weer opstond, snapten zij zelfs nier,; Dat 't dag al wezen kon! Ze speelden nu verstoppertje^ Wip, wip! verdwenen vlug En riepen: Wij gaan nu naar bed En komen straks terug. Toen dus de jeugd weer wakker werd, Was er geen ster te zien, Zij lagen al in 't sterrenbed Daar droomden ze misschien. En zonnemoeder was nu weer Goed uitgerust en sterk, Zocdat zij met een blijden lach Deed opgewekt haar werk. Zij jubelde: Slaap langer niet' 't Is tijd om op te staan! Kom, mensch en kind, met nieuwen moed Aan 't werk nu dus gegaan! Zoo ging het steeds en steeds weer door: De sterren en de zon, Die wisselden elkander af, ,7rr Zoodat elk slapen kon. Ik zei de zon, schijn overdag, Maak alles prettig licht De sterren waken in den nack Getrouw doet elk zjjn plichtf -t (Nadruk verboden.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 15