LANGS SUMATRA'S WESTKUST DE POPULIEREN INDISCHE FLITSEN VOOR KLEINE TUINEN Wiai bel helmwee het hait besluipt Medan, 1 Juli. JavV' zei uie gisteravond de bereisde contllour D., ,.o ja, heel mooi, vooral de Preancer. Maar niet te vergelijken met Su- De Westkust hier is een wonder van gggflfflrschoon We zaten op het terras van 't hotel op het uur, dat men hier bijna gaat dineeron, nl. om half tien. Achter ons, in de zaal, speelde het orkestje. Daartusschen door tinkelden vroolijk de belletjes van dc pit tige aa do-paard jes, die voorbijdraafden op den leg tusschen auto's door en rick6ha\vs. Het terras was tamelijk vol. Chineesche kooplieden ventten met kleeden en koper werk, planters schreeuwden hun beruchte.: „Boy 1' En toch lag over alles... over hot pleinen den weg voor ons, over de witte gebouwen cn zelfs over de racnschen, de eigenaardige stilte van de Oosterschc avon den. '?Do zonderlinge onbewogenheid die alu •t ware uitsteeg boven alle-dag-geluiden. Zooals do palmen, hoog en onwezenlijk stonden tegen den diepblauwcn hemel. Ik bad stil zitten droomen, me weg laten glijden in de pijnigende en toch zoete at mosfeer die zwaar is van melancholie. Deze heelKizondere sfeer, die men niet vindt dan in het Oosten en die Kipling, en mis schien ook hij alléén, zoo heeft doorvoeld en \«crgcgeven. IkReinsde erover hoe hier het heimwee je hart besluipt, onontkoombaar. En hoe je leertBiouden van sappige weiden en oude graefcten, van steden in den winter, van boomen onder 6neeuw. Van dwaze lentes vol ïgengekletter en plotselinge luwte, van snijdende koude... Zooals je ook mis 6chien. eenmaal weer ver hier vandaan, hetzelfde weemoedige verlangen zult vop len ontluiken in je hart naar de zoetheid der Bvonderlijk-reinc morgens, de weelde van leze natuur, het mysterie dor diepe nachitcn, de typische geur van bloemen cn roofflen klapper... dit alle6 wat zoo be korend is cn enerveerend dat je 't liefkrijg» en toch soms verafschuwt. ülwoorden van den controleur veretoor den m'n droomerij. „Is het werkelijk zoo mooi?" Ik ken een beetje den naijver tusschen „Java en Sumatra". De dédain waarmee de echtj Sumatrancn spreken over dat „In- cliscff gedoe", over Java, „dat zij onderhou- den'l En daarom, gewend aan 't eeuwig minachten van alles wat Java is, sta ik wat sceptisch tegenover de bewering dat Su matro mooier zou wezen dan de beroemde Preanper. „Waarachtig! zonder gekheid. U hadt het bepaald moeten zien. Is er geen mogelijk heid?' I „Ik heb er al over gedacht. In de twee weken die me nog overblijven vóór dat m'n buolvertrckt, kon ik juist den tocht van hieiBtot Padang maken zonder overhaas- ^■^■Maar de'"kósten zijn te hoog. De góü- veniracnts-a'ülo^uesen zijn mc sterk afge raden cn een auto huren kost ƒ1000...." „Tj.ijammer. Zie liet nog tc schik ken". vlcrnd, ik had zonder veel spijt m'n plan opgeg-ven. Nu, door deze enkele opmer kingeu, werd m'n verlangen weer aange wakkerd. Schikken? Ja, per 6lot van reke- ninMlaat zich alles schikken... voor wie wil Medan, 11 Juli De Westkust-tournée's „geschikt". Aj9 men 'f. zoo noemen mag. Een hulpvaardig mensch, ingenieur van de wegen, komt me met z'n auto halen te Siantar, waarheen ik den trein kan nemen. HU Reeft, door bemiddeling van kennissen, schrificlijk, beloofd me te brengen tot Ba tang Toro. Wat er daarna met me gobeu- rennnrjct ligt in een onzeker duister. Maar in dit land van gastvrijheid en gulle hulp iffheid kan men dit avontuur wel wa ^"[Trouwens, is juist niet het even-avon- jjijke de groote charme die voor mij jaat van dit plan? I Mon heeft, met 'n geleerd-uitziend kaar tje Rrbij, me de route aangegeven. Men !jLallcS 6GarranSeerd. Het eenige wat ik nogmiet weet, terwijl ik tuur op m'n kaar- je.JBshoe kom ik lieelemaal tot dat uiterste puntje waar Padang ligt en als ik er ooit kom, hoe keer ik terug? Want een rein loopt er niet. En de autobus vol in- anBis lokt m® niet erg. Deze onzekerheid prettig prikkelend. En ik berg m'n kaar tje Beg, denkend aan 't oude gezegde: Es tfffloch immer, immer gut gekommen! Balige, 12 Juli. Vanmorgen, op een uur dat in Holland normal,, menschen zich nog eens lekker omwaaien, ging m'n trein naar Siantar. roeg opstaan leer je hier wel. Je hoeft HM"**1' eenmaal te doen. Het genot van ïp JtrC,n de 6treelende, reine zoelte zal I J en korten slaap zoozeer vergoeden, dat J*7 cren v°Igenden dag na vijf uur geen ruj meer zult hebben tusschen je klam \VAiP VrO0^ rei?"n 's Hier het prettigste. 1 !fer6Cht niet in Sumatra de afmatten- u'J 1 raU sommiSc ffedceltcn van Java, I ?nnri-Zl^n ller ®een Dost- en Westmoessons, dpj wa™« dagen telkens heerlijk wor- torl ?Pse 5'lscllt door een regentje, maar zen an °0l< bier wcl bukkend we wol n5ar Siantar munt niet buitenge- vprwrnV door natuurschoon. Men raakt hpïrn Za^ vee' moeten komen wi anïr inT bekoren dan de lieflijke, Pre- van h .lanlar"- ik zag er niet veel auto alde me da ingenieur af met een half uur later vertrokken 1 reemden door een toeval samen ge- tigenaardige gedachte waarin toch men<chr.rn bokorinS Ifet. Eigenlijk zijn de SfÜ"?. vecl "iondclijker be en hiiinv' 7. 1 geneel veel vriondcl: ween aardlSer dan men gewoonlijk Siantai af gaat de weg eerst langs verscheidene rubber-ondernemingen. Dan, langzaam opklimmend den bergrug, die het omringt, krijgt men bij Parapat plotse ling het prachtige Toba-meer voor zich. Ecnigen tijd geleden zag ik het bij Iicran- ;aul. Het was in den middag. Van boven aen borg heb ik toen staan kijken naar aet grootste meer van dc wereld. Langzaam /dalend, zag ik het van 6teeds dichterbij fot ik er voor stond, bijna met m'n voeten in het heldere, spiegelgladde water. Ik vond het mooi, met de vage teleurstelling waarmee men bijna alle dingen ziet waar van men vooruit weet dat het heel mooi zal wezen. Nu bij Parapat wa6 het een openbaring. Nu log het gladde water, dat soms zoo verraderlijk schuimen on golven kan, in verheven schoonheid tusschen de bergen. Teer, grijs, ver, ver weg vervloeiend in het blauw van den hemel. Parapat heeft een hotel. We dronken cr thee op 't terras, onder de hooge boomen. En ik leerde m'n geleider waardeeren, die de natuur zoo liefheeft, dat hij er niet over uitweidt. Er zijn „natuurliefhebbers" dia doen denken aan gidsen in 'n museum: „Rafaelberoemd schilderij, let op die schaduw, kijk die plooi, mooi". Mijn geleider behoort tot de zeldzame menschen die op een mooi punt gekomen de auto laat stoppen, zich omkeert naar me met een wijd gebaar naar de schoon heid rondom, een kwartier lang met mc zwijgt bij de aanschouwing cn dan den mo tor weer aanzet. Wij droomden stilletjes onder de boomen. Op het zachtruischond water, beneden ons, deinde een motorbootje. Daarmeo kan men tochtjes maken op het meer. Maar wij bleven liever stil genieten, turend op het water, dat in teere tinten het avondrood weerspiegelde. Vredevredevrede. Op dit plakje moet wel ieder vermoeid lichaam en ieder vermoeid hart tot rust kunnen ko men. Helaas moesten we na een uurtje weg, wilden we vóór donker in Balige wezen. De étappe Siantar—Sibolga is wel in één dag te doen. Maar aangezien ik den tijd heb en graag rustig van al het moois wil genie ten, hebben we besloten de reis te verdeo- len en in Balige te overnachten. Dus gin gen we den schitterend-aangclegden weg van Paparat over Porsea en Loemban Djoe- loe naar Balige. We reden door verschillende inlandsche dorpen en ten 6lotte, neerdalend naar Ba lige, kregen wc opnieuw het meer te zien, mysterieus-versluierd in den snel vallen den nacht. Het hotel van Balige gelijkt, zooals de meest Indische hoteds, op een dorpje. Het hoofdgebouw, vrij primitief, houten ge bouwtje waar slechte diners worden geser veerd, ligt ongeveer een kwartiertje van de bij-paviljocnen. Deze laat6tc liggen vlak bij het meer. De weg erheen is donker, maar eenmaal „thuis" is het behagclijk, cosier, on,, vrijer dan eenEuropeesch 'hotel. Sibolga, 13 Juli. Toen ik vanmorgen in het eerste licht opstond en een venster opengooide, lag het meer voor mij. Heel glad cn stil en vredig in den nog teederen dagschijn. Achter m'n paviljoen verhieven zich de bergen. Eigen lijk moest men over zoon tocht eenige maanden kunnen doen. Weken kunnen dralen op een plekje als dit, of in Paparat waar het meer zoo zoetjes-golvend zong. Of, zélfs, op de woeste Toba-vlaktc die doet denken aan den heksendans uit Macbeth. Maar misschien is het beter dit alles heel, heel kort en vluchtig te genieten cn ver langend er aan terug denken. Er is zoo iets doods in verzadiging. De route Balige—Sibolga is 6lechls en kele uren. Hier, in deze uitgestrektheden, verlies je de begrippen van ver en lang die je in Europa hadt. Een halve dag autorij den om ergens te komen is „niet ver" en eenige uren is „dichtbij". In den vroeger» morgen reden wc door Balige. Het heeft weinig bekoring behalve die van de eigen aardige daken, zooals je ook op andore plaatsen in deze streken ziet: daken in den vorm van karbouwen horens. Men vindt daarin, vertelde m'n geleider, de vereering van den Inlander voor dit zware, logge dier met de zachte oogen. Een vcreering, eigenlijk vreemd, waar deze beesten in 't gebruik niet zoo practisch zijn, veel ver zorging vereischen, al6 ze onderweg 2ijn ge regeld moeten baden en groote hitte in 't ge*heel niet kunnen verdragen. Balige heeft ook een, zij 't lugubere, be kendheid: een liondenslaahterij. Op di markt kan men de honden ook te koop zien, attractie van Chineezen cn Batakkers. We zijn er ijlings laags gereden. Kort na dat we Balige verlieten, om nauwkeurig te zijn bij mijlpaal 106, hebben we stilge houden om het. panorama te bewonderen. Deze plek is beroemd en men heeft er oen bank neergezet voor de toeristen. Aan onze voeten strekte zich het dal uit, lieflijk met de 6a\vahvelden cn het groen der planten en boomen. Maar de bergen rijzen rondom, machtig cn woest. Het heele landschap is wilder, oer-groolscher dan de Preanger. Van dezen mijlpaal af was de tocht een voortdurend genot. De weg is uitstekend. hec-?t alleen onnoemelijk veel bochten, men beweert 1-iOO. Juist dit eigenaardige win dende, slingerende, stijgende en dalende geeft een telkens nieuw beeld van dc om geving. Het eenige bezwaar van de bochten is, dat er telkens dc zwaardreunende autobus sen vol Inlanders omheen komen razen vaak aan den verkeerden kant van den weg en met volkomen negatie van de ver plichte waarschuwingssignalen. Toch, in verhouding met deze Inlandsche onverschilligheid, gebeuren er weinig on gelukken. Mijn geleider beweerde, dat de Inlander als chauffeur een extra-zintuig heet te hebben. Op dezen weg heb ik mezelf afgevraagd, hoe men aan de legende komt als zou In- dië maar één kleur van gebladerte kennen een monotoon hardgroen. Hier zag men den geweldigen tropischen plantengroei in oneindige verscheidenheid van kleuren, van teergroen, herfstachtig roodbruin tol een zilvergrijs dat alles nog sprookjesach tig mooier maakte. En nu Sibolga. M'n ingenieur heeft me vcYlaten in 't hotel. Hij is weduwnaar, kan me dus geen gastvrijheid aanbieden. Dit hotel, geleid door een Europeaan die niet naar omkijkt, wordt geheel overge laten aan een paar Inlanders die ulles la ten vervuilen en oneetbaar eten koken. Daarbij i6 de plaats benauwd en het we melt van muskieten. Ze gunnen je geen ./ogenblik rust, zelfs niet in je bed, want te vervolgen je ook daar, dank zij de gaten In je klamboe. Moe en kribbig dronk ik m'n thee op m'n voorgalerijtjc, vlak naast m'n eenigon medegast die in zijn galerijtje zat. Ik herkende hem dadelijk als iemand dien wc den vorigen dag op den weg wa ren voorbijgegaan. De ingenieur had me hem aangewezen met do mededeeling, dat deze heer „de we reld rondliepEn z'n uiterlijk, of betor ge- egd uitdossching was van dien aard, dat men hem wcl dadelijk weer herkennen moest. Hij dronk z'n thee cn vond het noodig me te vertellen dat hij journalist was en al do halve wereld rond geweest. „Ik schrijf wel in twintig bladen", verzekerde hij mij. Dit leek me een merkwaardiger presta tie dan het wereldrondwandelen. Evenwel bleek bij nadere informatie, dat z'n bewe ring een beetje overdreven was en hierop neerkwam, dat hij een soort dagboek bij hield, waarmee later de menschhoid zaJ worden verrijkt. De twintig kranten moe ten nog opgericht worden. Lator in den avond zag ik ie(6 meer van Sibolga en z'n inwoners. Dc laatsten maak ten het teveel aan muskieten cn onbehaag lijkheid weer een beetje goed. Zc waren hartelijk en aardig. Op zulke plaatsjes, waar de menschen elkander allen kennen, maak ik innorlljk altijd vergelijkingen en verwonder me. Hoeveel dergelijke plaatsen en dorpen heb ik niet bezocht in Holland! Wat is het verschii? Ook daar uren ver van een groote stad, ook daar weinig af wisseling, geen theaters, bioscopen, mode huizen. Ook daar een kringetje menschen, op elkander aangewezen. Wat maakt het hier zoo... anders? Enkel het klimaat? 01 leeft in al deze menschen een onuitroei baar heimwee? Is het enkel het ontwortel de gevoel waaronder zoo velen hier lijden, dikwijls zonder zich recht rekenschap er van te geven? Er is, onweerspreekbaar, in Indië een sfeer van nervositeit en prikkelbaarhoid, waaronder het meest do mcn6chon lijden, die het minst in actie zijn: de vrouwen cn dan vooral degenen die zich geen taak, geen arbeid weten tc zoeken of te scheppen. M'n ingenieur ontkende het bij hoog cn laag Dat was alles onzin. Als je maar wou, voel de je je net zoo thuis als in Holland. Hij wou, als hij oud werd, niet repatriceren, maar hier blijven tot z'n dood. Ook dit wordt wel beweerd. Toch... zijn ze oud en moe van werken, dan trekt hot hen terug naar Europa. Waar ze dikwijlè niet meer aarden, 6oms bitter teleurgesteld weer vandaan vluchten „Wij hooren hier niet", zoi me een oude konnis dien ik in Soeragaia ontmoette. „Het is oen prachtland. Een land met veel moge lijkheden voor wie energie en hersens heeft. Een land met veel, veel goede en prettige dingen. Maar we hooren or niet. En dat voelen wc allemaal, de een sterker dan de ander, zoolang we zuiver bloed hebben Wat heb ik aan prachtige bergen als ik me meer thuis voel tusschen de duinon? Wat heb ik aan m'n auto, als 'k liever op den Dam 'n trammotje zou nemen?" Het klinkt alles ondankbaar van wie zoo veel goeds vond en erkende in het „tweede vaderland". Maar het is zoo juist, zoo ho peloos juist. En 't zijn housch niet alleen de zwakke lingen, de neurasthenische vrouwtjes, de nietsnutten die zoo voelen en zeggen. Inte gendeel, misschien zijn het de zwijgenden die, als altijd, het diepst voelen. Die tevre den zijn en dankbaar voor alles wat ze hier bereikten en verkregen. En die alleen, diep in zich, een barst dragen waarvan je 6oms plotseling iets merkt in 'n gesprek, door 'n woord, een blik, oen oud liedje. Als Iphigonia staan zij aan het strand van een nieuw cn heerlijk vaderland, om ringd door liefde en zorg en voorspoed. En toeken met droge, brandende oogen de ver re kust cn zuchten: Und es gewölint sich alcht mcln Geiet hierher. (Wordt vervolgd). Mijn lieve donkre populieren. Zoo noemt Adama van Scheltema deze boomen in een van zijn mooiste gedichten. Hij ziet ze taan in het woomoedige schemeruur, don kere gestalten tegen, do avondlucht. Hij hoort het lied van hun ritselende, altijd be wegelijke bladeren, zingend zooals hij het uitrdukt „hun altijd vrome koren". Wal doze dichter in hen zag en hoorde is voor- .1 het donkere weemoedige. In hot jonge morgenlicht al zingemizij hem hun som bere gezangen en. in den -avond luistert hij eenzaam zwijgend toe'hoe zij fluisterend hun sombere vreugden vieren. Het ruischt in den avondstond. Het ruischt in 't zingende verbond Van mijn lieve donkre populieren Ik hoor hun koele geest Het winderige avondfeest Met een diepe sombre vreugde vieren Niet ieder zal in die mate dat donkere, weemoedige in deze karakteristieko boom gestalten zien. Zij hebben ook liet hoogo lichte ijle, het met ranke stammen hoog ter hemel, strevende, om daar hoog naar de wolken toe hun in den vollen zomer wel donkere, maar eerst in lentedagen en straks opnieuw in herfsttij toch ook lichte zondoorspeelde lichtgroene en goudige kruinen opwaarts te heffen in 't licht. Ik reisde enkele dagen rondom Brugge Gent cn Ypcron door het wijde blonde Vlaamsclie land. Daar geven, meer nog dan in ons Hollandsche landschap, waar gc iep meer algemecne wegboom is, de po pels aan wegen en velden een opvallend cachet. Overal zie je ze staan in lange rijen of in losse groepen de hoog ten hemel opstrovende stammen, die aan het vlakke of heuvelachtige terrein zeer schoono stof feering geven. Waar in de streek rondom Yperen en Dixmuiden het geweld van den oorlog heel het landschap in ccn vrcese lijko woestenij veranderd had, heeft rucn zich bij den wederopbouw van het getcis terde gebied gehaast naast het herbouwen van huizen en kerken ook zoo spoedig mo gelijk tc zorgen, dat de populieren weer aan den wegzoom zouden staan, omdat zij oen onmisbaar deel uitmaken van het niat door zeer bijzonder natuurschoon opval lende, maar wel door stille bekoorlijkheid innemende landschap van Vlaanderen. Toch komt de populier in verschillende vorm ook bij ons veel voor. Misschien zal hij, nu de iepen door de bekende ziekte ge teisterd worden, nog meer populair wor den. Het hout is weinig waard en wordt bijna alleen door de klompenmakers ge bruikt, maar het is overigens een dank bare, snelgroeiende boom waar mon al gauw pleizier van kan hebben. Persoonlijk houd ik veel meer van den populier .tan van de iep. In tegenstelling met den dich ter, die ik citeerde, zie ik in den ranken popel meer het zondoortinteld, lichte speelsche, het hoogopstrevende ten hemel zich strekkende ook. De iep is zwaarder, massiever, donkerder van loof, meer aan de aarde gebonden, 's Winters is bij den iep het kale takkenspel weer boeiender. In ons land komen verschillende soorten peppels voor, waarvan de drie voornaam ste zijn: dc Witte Abeel, de Zwarte Popu lier en de Ratelpopulier of Esp. De Zwarte Populier de Populus nigra is van deze drie de meest algemeene, ook in zijn pyramidc- variatie met den naam Italiaansche popu lier. Ik zei al dat ze vlug groeien en dat ze vooral dus ook voor diegenen die rondom een nieuwe woning spoedig bosschage vvenschen te bezitten, dankbare boomen zijn. In hun eerste seizoen kunnen zij wel al een voet hoog worden en in een veertig jaar kan de Zwarte Populier wei een hoog te van 30 meter bereiken. Vandaar dan ook dat het hout licht en weinig compact Is en daarom als timmerhout van weinig waarde. Voor tuinbeschutting echter en als slerboom langs weide en wegen staat do popel meer vooraan en vooral in water achtige streken wordt hij dan ook veol ge vonden. Hij staat er in weer en wind, straks in 't gouden herfstklecd, nu nog in donkerder nazomertooi en ook al hebben wij over dezen mooicn boom optimisti scher beschouwing, toch kan ik nooit popu Meren zien en door hun schoonheid gotrof- fen worden of er ruischen klanken op mij aan van Scheltema's lied: Ik zit in d' avondwind Een stil geworden menschenkind Onder mijn lieve, donkre populieren fk doe mijn oogen toe En luister eenzaam zwijgend hoe Zij fluisterend hun sombre vreugden vieren A. L. B. Ook in Indié heeft men akelige toestan den door de malaise en in de jongste mail bladen kan men weer lezen van gesloten ondernemingen, werklooze Europeanen, Chineezen, Inlanders en allerlei landslie den; van tehuizen en woningen voor die workloozen, die het landbouwbedrijf wat gaan beoefenen cn trachten niet ten onder te gaan door het nietsdoen en men kan weer lezen van prijzen en handel, dalende cijfers, verhoogde belastingen en dalende tractementen. Men kan zien hoe er zelfs te Batavia twee ingenieurs werden gezocht op salarissen van honderd of vijf en zeven tig gulden per maand en men vraagt zich af, waar die lieden dan zouden moeten wo nen, want pension, al is het nog zoo be scheiden, krijgt men nauwelijks voor zoo'n bedrag. Men kan zien dat er gestreefd wordt naar nauwere samenwerking tusschen Koloniale mogendheden, dat men tracht naar ver betering van het vervoer te land, door het luchtruim en over zee en dat er veel wordt gedacht en gewerkt aan allerlei proble men, die dringend herziening behoeven on aanpassing bij de tijdsomstandigheden. Over het handelsverkeer tusschen Nederland en Indië breken vele vooraanstaande lieden zich het hoofd en bedenkelijk kijkt men naar de cijfers van ex- en import en is ervan overtuigd dat er veel veranderen moet, dat de handen krachtig ineen ge slagen hooren te worden. Toch, zij die nog een positie hebben, die werken kunnen en mogen on het voor recht genieten van een maandelijks inko men, beginnen ccn beetje to herademen en zoeken weer wat ontspanning, wat natuur lijk uitstekend is .omdat ook dit het geld doet rollen en we op deze wijze: het rol len van het geld, weer op beteren basis moeten komen. Als er niet uitgegeven wordt, hebben de artistcn en musici niets te doen, worden ook die weer broodcloos, worden er geen verteringen gemaakt en het aantal bedienden en ander personeel óf ontslagen óf uiterst beperkt. Het beste is dus zekor dat hij, die weer wat mee kón doen niet thuis blijft zitten kniezen, want de dappere artisten, die ondanks de ma laise toch nog trachten vol te houden, verdienen beter dan leege zalen. In de grootere Indische plaatsen heeft men goede Kunstkringen en aardige mu ziek- en andere clubs en er is zeker wel iets behoorlijks te genieten, terwijl het een fc-it blijft, dat een afleiding zoo uitstekend is voor iedereen. Ook in kleiner kring kan men ontspan- Het stekken van vertckllUxnIt bloemplanten. VVio in het bezit is van oen eenvoudige bak kan daarin nu tal van bloemplanten stekken. Zoo stekken we nu verschillende asto planton, als: Ncpota Mu6eini of kat- tenkruid, Salvia virgat» var. ncmeroea, Phlox paniculata of heristscring, Pli. 6uf- fruticosa, Ph. Aren6i, Lavendel, Rozema rijn, Oenothera fruticoöa, Calega bicolor, Iberis 6empervirens of scheefblocm, Heli- anthemum of zonrooejo, Fuchsia, waarvan do vollegrondöoorton, Anthomis enz. Van al deze 60orten nemen we stekken tor leng te van 68 c.M., welke we met eon 6cherp mes juist onder eon bladknoop afsnijden. Soorten waarvan de jonge soheuten spoe dig houterig zijn, 6tekken we bij voorkeur met een hieltje. Wc nemen dan korte zij- scheuten welke van den hoofdstengel wor den afgescheurd. Het hioltjo dat we dan meescheuren wordt 6lechts even bijgesne den. In de bladknoop en vooral In dit hiel tje zijn reserveetoffen opgeslagen, zoodat op deze plaats gemakkelijk nieuwe wortels worden gevormd. We plaatsen de stokken in een gesloten bak, opdat de verdamping tot een minimum beperkt wordt. Het snij den cn de behandeling der 6tokken moet vlug geschieden, opdat deze al niet slap zijn voordat zo in den bak komen. Als grondmengsel gebruiken we vcrschen blad- grond vermengd met 6chcrp zand. Dc aar de wordt stevig vastgedrukt, waarna we de 6tekken er dioht bijeen inplaat6cn. Mon kan ook in potten stekken cn deze ingra ven. Gewoonlijk nomen we dan geranium- potten waarin een zevental stekken komen te staan. Op dezelfde wijze stekken we nu vorschillendo pot- en perkplanton als: Chry santhemum frutescens of Margrieten, Cal ceolaria, Gazania 6plcndens, Pcnstcmon, Gnaphalium lanatum, e. a. Do laatetge- noemdo soorten moet men vorstvrij over winteren; voor de vaste planten is dit niet bepaald noodig. Do bak waarin wc de stekken plaatsen »wordt voorloopig bij zon nig woer geschermd, ook zullen wo dan een paar maal daags mootcn sproeion. Wanneer do gestckto vaste planten vol doende zijn geworteld, worden ze afzon derlijk in oen stekpotje geplaatst; do pot en perkplanton overwinteren wc in de ge- raniumpotten. Zoo noodig" kunnen we nu ook nog Geraniums Pelargonium stekken. De beste tijd daarvoor i6 echter Augustus. Nu plaatsen we do stokken direct in een klein stekpotje, opdat ze in eens door kun nen grooicn. Zorg dat deze stekken niet te veel water krijgen. Vooral bij aanhoudend nat weer gaan veel 6tokken verloren. A.'G. ning zoeken en veel bridgepartijen worden er al in Indie gegqven, veel tooneelclubs voeren geregeld eenige malen por jaar iets goeds op en elk voor zich tracht nog maar het boste ervan te ma kon, omdat je in Indië zooveel andere opwekkende en aflei dende dingon mist: mooie wandelingen, vecl sportmogelijkheden cn op kleine plaat sen natuurlijk nog veel nieer. Dan is het veel waard als men een aardig clubje kon nissen heeft cn vrienden, in Indiö gemaakt, heeft men vaak voor het leven, omdat jo daar als familie met elkander meeleeft en familie in Holland zich zelden of nooit in het leven in den Oost kan verplaatsen, zoodat men later vanzelf uiteen drijft en zich meer op z'n gemak voelt met vrien den uit Indie, waaraan men soms grooten steun heeft en van wie men veel hartelijk heid ondervindt. Juist omdat jo daar wat op mekaar aangewezen bent. allen weieens iets mist van Holland, van vrienden of fa milie daar en allen weieens moeilijkheden of verdriet hebt vooral je eerste Indische jaren bindt dat dikwijls vast tcsamen en veel heeft men voor elkander over in het land van rijst cn sambal. Goed is het om veel voor elkander over te hebben, om gastvrij cn hartelijk te zijn, mekaar niet zoo te bepraten en te becriti- scercn en later zelf dan óók weer eens te profiteeren van vriendschap en gastvrij heid. Lief en leed deel je soms in Indiö en verbaasd vragen sommigen die met ver lof in Holland komen, zich soms af, of in derdaad in Holland alles anders is, of dc menschen stil stonden of achteruitgingen en hier alles veel minder spontaan gaat. In Indië herft men over het algemeen ont zaglijk veel voor mekaar over, speciaal ook nu in dezen moeilijken tijd. Terwijl het hier in Holland moestal iets bijzonders is als men mekaar helpt on steunt en.... er niet over spreekt. Hier zijn de menschen meestal geheel voor zichzelf en hun gezin, denken niet aan anderen cn hier wordt vecl minder hartelijkheid bewezen onder ling. De familie zegt dan dat de menschen dio uit Indië komen, veranderd zijn en zoeken de fout nooit bij zichzelf, maar zij die waarlijk hun vrienden en familie har telijk en welgemeend ontvangen, zullen er een goed werk mee doen, omdat men dat dubbel noodig heeft na al die Indische ja ren en omdat het juist zoo opvalt, als men van vreemden meer ondervond dan van zijn eigen familie. Het is hier ook al weer het zaaien en oogsten met dcszelfs ge volgen en in Indië schiet al het gezaaido welig op; daar wordt men een beetje mee verwend! F1LMNIEUWS Het „Deutsche Lichtspiel Syndikat" zal aan het einde van dit jaar uitkomen met een nieuwe film „Gehetzte Menschen", waarvan het manuscript gitrokken is uit den roman „L'homme noir" van Alfred Machard. Men is reeds befcig met de eerste opnamen van deze film, waarin Eugcn Klö- pfer den mannelijken hoofdrol vervult. Deze opnamen geschieden in Marseille in de opea lucht

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 17