LANGS SUMATRA'S WESTKUST
DE POPULIEREN
INDISCHE FLITSEN
VOOR KLEINE TUINEN
Wiai bel helmwee het hait besluipt
Medan, 1 Juli.
JavV' zei uie gisteravond de bereisde
contllour D., ,.o ja, heel mooi, vooral de
Preancer. Maar niet te vergelijken met Su-
De Westkust hier is een wonder van
gggflfflrschoon
We zaten op het terras van 't hotel op
het uur, dat men hier bijna gaat dineeron,
nl. om half tien. Achter ons, in de zaal,
speelde het orkestje. Daartusschen door
tinkelden vroolijk de belletjes van dc pit
tige aa do-paard jes, die voorbijdraafden op
den leg tusschen auto's door en rick6ha\vs.
Het terras was tamelijk vol. Chineesche
kooplieden ventten met kleeden en koper
werk, planters schreeuwden hun beruchte.:
„Boy 1' En toch lag over alles... over hot
pleinen den weg voor ons, over de witte
gebouwen cn zelfs over de racnschen, de
eigenaardige stilte van de Oosterschc avon
den. '?Do zonderlinge onbewogenheid die alu
•t ware uitsteeg boven alle-dag-geluiden.
Zooals do palmen, hoog en onwezenlijk
stonden tegen den diepblauwcn hemel.
Ik bad stil zitten droomen, me weg laten
glijden in de pijnigende en toch zoete at
mosfeer die zwaar is van melancholie. Deze
heelKizondere sfeer, die men niet vindt
dan in het Oosten en die Kipling, en mis
schien ook hij alléén, zoo heeft doorvoeld
en \«crgcgeven.
IkReinsde erover hoe hier het heimwee
je hart besluipt, onontkoombaar. En hoe je
leertBiouden van sappige weiden en oude
graefcten, van steden in den winter, van
boomen onder 6neeuw. Van dwaze lentes
vol ïgengekletter en plotselinge luwte, van
snijdende koude... Zooals je ook mis
6chien. eenmaal weer ver hier vandaan,
hetzelfde weemoedige verlangen zult vop
len ontluiken in je hart naar de zoetheid
der Bvonderlijk-reinc morgens, de weelde
van leze natuur, het mysterie dor diepe
nachitcn, de typische geur van bloemen cn
roofflen klapper... dit alle6 wat zoo be
korend is cn enerveerend dat je 't liefkrijg»
en toch soms verafschuwt.
ülwoorden van den controleur veretoor
den m'n droomerij.
„Is het werkelijk zoo mooi?"
Ik ken een beetje den naijver tusschen
„Java en Sumatra". De dédain waarmee de
echtj Sumatrancn spreken over dat „In-
cliscff gedoe", over Java, „dat zij onderhou-
den'l En daarom, gewend aan 't eeuwig
minachten van alles wat Java is, sta ik wat
sceptisch tegenover de bewering dat Su
matro mooier zou wezen dan de beroemde
Preanper.
„Waarachtig! zonder gekheid. U hadt het
bepaald moeten zien. Is er geen mogelijk
heid?'
I „Ik heb er al over gedacht. In de twee
weken die me nog overblijven vóór dat m'n
buolvertrckt, kon ik juist den tocht van
hieiBtot Padang maken zonder overhaas-
^■^■Maar de'"kósten zijn te hoog. De góü-
veniracnts-a'ülo^uesen zijn mc sterk afge
raden cn een auto huren kost ƒ1000...."
„Tj.ijammer. Zie liet nog tc schik
ken".
vlcrnd, ik had zonder veel spijt m'n plan
opgeg-ven. Nu, door deze enkele opmer
kingeu, werd m'n verlangen weer aange
wakkerd. Schikken? Ja, per 6lot van reke-
ninMlaat zich alles schikken... voor wie
wil
Medan, 11 Juli
De Westkust-tournée's „geschikt". Aj9
men 'f. zoo noemen mag.
Een hulpvaardig mensch, ingenieur van
de wegen, komt me met z'n auto halen te
Siantar, waarheen ik den trein kan nemen.
HU Reeft, door bemiddeling van kennissen,
schrificlijk, beloofd me te brengen tot Ba
tang Toro. Wat er daarna met me gobeu-
rennnrjct ligt in een onzeker duister. Maar
in dit land van gastvrijheid en gulle hulp
iffheid kan men dit avontuur wel wa
^"[Trouwens, is juist niet het even-avon-
jjijke de groote charme die voor mij
jaat van dit plan?
I Mon heeft, met 'n geleerd-uitziend kaar
tje Rrbij, me de route aangegeven. Men
!jLallcS 6GarranSeerd. Het eenige wat ik
nogmiet weet, terwijl ik tuur op m'n kaar-
je.JBshoe kom ik lieelemaal tot dat
uiterste puntje waar Padang ligt en als ik
er ooit kom, hoe keer ik terug? Want een
rein loopt er niet. En de autobus vol in-
anBis lokt m® niet erg. Deze onzekerheid
prettig prikkelend. En ik berg m'n kaar
tje Beg, denkend aan 't oude gezegde: Es
tfffloch immer, immer gut gekommen!
Balige, 12 Juli.
Vanmorgen, op een uur dat in Holland
normal,, menschen zich nog eens lekker
omwaaien, ging m'n trein naar Siantar.
roeg opstaan leer je hier wel. Je hoeft
HM"**1' eenmaal te doen. Het genot van
ïp JtrC,n de 6treelende, reine zoelte zal
I J en korten slaap zoozeer vergoeden, dat
J*7 cren v°Igenden dag na vijf uur geen
ruj meer zult hebben tusschen je klam
\VAiP VrO0^ rei?"n 's Hier het prettigste.
1 !fer6Cht niet in Sumatra de afmatten-
u'J 1 raU sommiSc ffedceltcn van Java,
I ?nnri-Zl^n ller ®een Dost- en Westmoessons,
dpj wa™« dagen telkens heerlijk wor-
torl ?Pse 5'lscllt door een regentje, maar
zen an °0l< bier wcl bukkend we
wol n5ar Siantar munt niet buitenge-
vprwrnV door natuurschoon. Men raakt
hpïrn Za^ vee' moeten komen wi
anïr inT bekoren dan de lieflijke, Pre-
van h .lanlar"- ik zag er niet veel
auto alde me da ingenieur af met
een half uur later vertrokken 1
reemden door een toeval samen ge-
tigenaardige gedachte waarin toch
men<chr.rn bokorinS Ifet. Eigenlijk zijn de
SfÜ"?. vecl "iondclijker
be
en hiiinv' 7. 1 geneel veel vriondcl:
ween aardlSer dan men gewoonlijk
Siantai af gaat de weg eerst langs
verscheidene rubber-ondernemingen. Dan,
langzaam opklimmend den bergrug, die
het omringt, krijgt men bij Parapat plotse
ling het prachtige Toba-meer voor zich.
Ecnigen tijd geleden zag ik het bij Iicran-
;aul. Het was in den middag. Van boven
aen borg heb ik toen staan kijken naar
aet grootste meer van dc wereld. Langzaam
/dalend, zag ik het van 6teeds dichterbij
fot ik er voor stond, bijna met m'n voeten
in het heldere, spiegelgladde water. Ik
vond het mooi, met de vage teleurstelling
waarmee men bijna alle dingen ziet waar
van men vooruit weet dat het heel mooi
zal wezen. Nu bij Parapat wa6 het een
openbaring. Nu log het gladde water, dat
soms zoo verraderlijk schuimen on golven
kan, in verheven schoonheid tusschen de
bergen. Teer, grijs, ver, ver weg vervloeiend
in het blauw van den hemel.
Parapat heeft een hotel. We dronken cr
thee op 't terras, onder de hooge boomen.
En ik leerde m'n geleider waardeeren, die
de natuur zoo liefheeft, dat hij er niet over
uitweidt. Er zijn „natuurliefhebbers" dia
doen denken aan gidsen in 'n museum:
„Rafaelberoemd schilderij, let op die
schaduw, kijk die plooi, mooi".
Mijn geleider behoort tot de zeldzame
menschen die op een mooi punt gekomen
de auto laat stoppen, zich omkeert naar
me met een wijd gebaar naar de schoon
heid rondom, een kwartier lang met mc
zwijgt bij de aanschouwing cn dan den mo
tor weer aanzet.
Wij droomden stilletjes onder de boomen.
Op het zachtruischond water, beneden
ons, deinde een motorbootje. Daarmeo kan
men tochtjes maken op het meer. Maar wij
bleven liever stil genieten, turend op het
water, dat in teere tinten het avondrood
weerspiegelde. Vredevredevrede. Op
dit plakje moet wel ieder vermoeid lichaam
en ieder vermoeid hart tot rust kunnen ko
men.
Helaas moesten we na een uurtje weg,
wilden we vóór donker in Balige wezen. De
étappe Siantar—Sibolga is wel in één dag
te doen. Maar aangezien ik den tijd heb
en graag rustig van al het moois wil genie
ten, hebben we besloten de reis te verdeo-
len en in Balige te overnachten. Dus gin
gen we den schitterend-aangclegden weg
van Paparat over Porsea en Loemban Djoe-
loe naar Balige.
We reden door verschillende inlandsche
dorpen en ten 6lotte, neerdalend naar Ba
lige, kregen wc opnieuw het meer te zien,
mysterieus-versluierd in den snel vallen
den nacht.
Het hotel van Balige gelijkt, zooals de
meest Indische hoteds, op een dorpje. Het
hoofdgebouw, vrij primitief, houten ge
bouwtje waar slechte diners worden geser
veerd, ligt ongeveer een kwartiertje van
de bij-paviljocnen. Deze laat6tc liggen vlak
bij het meer. De weg erheen is donker,
maar eenmaal „thuis" is het behagclijk,
cosier, on,, vrijer dan eenEuropeesch 'hotel.
Sibolga, 13 Juli.
Toen ik vanmorgen in het eerste licht
opstond en een venster opengooide, lag het
meer voor mij. Heel glad cn stil en vredig
in den nog teederen dagschijn. Achter m'n
paviljoen verhieven zich de bergen. Eigen
lijk moest men over zoon tocht eenige
maanden kunnen doen. Weken kunnen
dralen op een plekje als dit, of in Paparat
waar het meer zoo zoetjes-golvend zong.
Of, zélfs, op de woeste Toba-vlaktc die doet
denken aan den heksendans uit Macbeth.
Maar misschien is het beter dit alles heel,
heel kort en vluchtig te genieten cn ver
langend er aan terug denken. Er is zoo iets
doods in verzadiging.
De route Balige—Sibolga is 6lechls en
kele uren. Hier, in deze uitgestrektheden,
verlies je de begrippen van ver en lang die
je in Europa hadt. Een halve dag autorij
den om ergens te komen is „niet ver" en
eenige uren is „dichtbij". In den vroeger»
morgen reden wc door Balige. Het heeft
weinig bekoring behalve die van de eigen
aardige daken, zooals je ook op andore
plaatsen in deze streken ziet: daken in den
vorm van karbouwen horens. Men vindt
daarin, vertelde m'n geleider, de vereering
van den Inlander voor dit zware, logge
dier met de zachte oogen. Een vcreering,
eigenlijk vreemd, waar deze beesten in 't
gebruik niet zoo practisch zijn, veel ver
zorging vereischen, al6 ze onderweg 2ijn ge
regeld moeten baden en groote hitte in 't
ge*heel niet kunnen verdragen.
Balige heeft ook een, zij 't lugubere, be
kendheid: een liondenslaahterij. Op di
markt kan men de honden ook te koop
zien, attractie van Chineezen cn Batakkers.
We zijn er ijlings laags gereden. Kort na
dat we Balige verlieten, om nauwkeurig
te zijn bij mijlpaal 106, hebben we stilge
houden om het. panorama te bewonderen.
Deze plek is beroemd en men heeft er oen
bank neergezet voor de toeristen. Aan onze
voeten strekte zich het dal uit, lieflijk met
de 6a\vahvelden cn het groen der planten
en boomen. Maar de bergen rijzen rondom,
machtig cn woest. Het heele landschap is
wilder, oer-groolscher dan de Preanger.
Van dezen mijlpaal af was de tocht een
voortdurend genot. De weg is uitstekend.
hec-?t alleen onnoemelijk veel bochten, men
beweert 1-iOO. Juist dit eigenaardige win
dende, slingerende, stijgende en dalende
geeft een telkens nieuw beeld van dc om
geving.
Het eenige bezwaar van de bochten is,
dat er telkens dc zwaardreunende autobus
sen vol Inlanders omheen komen razen
vaak aan den verkeerden kant van den
weg en met volkomen negatie van de ver
plichte waarschuwingssignalen.
Toch, in verhouding met deze Inlandsche
onverschilligheid, gebeuren er weinig on
gelukken. Mijn geleider beweerde, dat de
Inlander als chauffeur een extra-zintuig
heet te hebben.
Op dezen weg heb ik mezelf afgevraagd,
hoe men aan de legende komt als zou In-
dië maar één kleur van gebladerte kennen
een monotoon hardgroen. Hier zag men
den geweldigen tropischen plantengroei in
oneindige verscheidenheid van kleuren,
van teergroen, herfstachtig roodbruin tol
een zilvergrijs dat alles nog sprookjesach
tig mooier maakte.
En nu Sibolga.
M'n ingenieur heeft me vcYlaten in 't
hotel. Hij is weduwnaar, kan me dus geen
gastvrijheid aanbieden.
Dit hotel, geleid door een Europeaan die
niet naar omkijkt, wordt geheel overge
laten aan een paar Inlanders die ulles la
ten vervuilen en oneetbaar eten koken.
Daarbij i6 de plaats benauwd en het we
melt van muskieten. Ze gunnen je geen
./ogenblik rust, zelfs niet in je bed, want
te vervolgen je ook daar, dank zij de gaten
In je klamboe. Moe en kribbig dronk ik
m'n thee op m'n voorgalerijtjc, vlak naast
m'n eenigon medegast die in zijn galerijtje
zat. Ik herkende hem dadelijk als iemand
dien wc den vorigen dag op den weg wa
ren voorbijgegaan.
De ingenieur had me hem aangewezen
met do mededeeling, dat deze heer „de we
reld rondliepEn z'n uiterlijk, of betor ge-
egd uitdossching was van dien aard, dat
men hem wcl dadelijk weer herkennen
moest.
Hij dronk z'n thee cn vond het noodig me
te vertellen dat hij journalist was en al do
halve wereld rond geweest. „Ik schrijf wel
in twintig bladen", verzekerde hij mij.
Dit leek me een merkwaardiger presta
tie dan het wereldrondwandelen. Evenwel
bleek bij nadere informatie, dat z'n bewe
ring een beetje overdreven was en hierop
neerkwam, dat hij een soort dagboek bij
hield, waarmee later de menschhoid zaJ
worden verrijkt. De twintig kranten moe
ten nog opgericht worden.
Lator in den avond zag ik ie(6 meer van
Sibolga en z'n inwoners. Dc laatsten maak
ten het teveel aan muskieten cn onbehaag
lijkheid weer een beetje goed. Zc waren
hartelijk en aardig.
Op zulke plaatsjes, waar de menschen
elkander allen kennen, maak ik innorlljk
altijd vergelijkingen en verwonder me.
Hoeveel dergelijke plaatsen en dorpen
heb ik niet bezocht in Holland!
Wat is het verschii? Ook daar uren ver
van een groote stad, ook daar weinig af
wisseling, geen theaters, bioscopen, mode
huizen. Ook daar een kringetje menschen,
op elkander aangewezen. Wat maakt het
hier zoo... anders? Enkel het klimaat? 01
leeft in al deze menschen een onuitroei
baar heimwee? Is het enkel het ontwortel
de gevoel waaronder zoo velen hier lijden,
dikwijls zonder zich recht rekenschap er
van te geven?
Er is, onweerspreekbaar, in Indië een
sfeer van nervositeit en prikkelbaarhoid,
waaronder het meest do mcn6chon lijden,
die het minst in actie zijn: de vrouwen cn
dan vooral degenen die zich geen taak, geen
arbeid weten tc zoeken of te scheppen. M'n
ingenieur ontkende het bij hoog cn laag
Dat was alles onzin. Als je maar wou, voel
de je je net zoo thuis als in Holland. Hij
wou, als hij oud werd, niet repatriceren,
maar hier blijven tot z'n dood.
Ook dit wordt wel beweerd. Toch... zijn
ze oud en moe van werken, dan trekt hot
hen terug naar Europa. Waar ze dikwijlè
niet meer aarden, 6oms bitter teleurgesteld
weer vandaan vluchten
„Wij hooren hier niet", zoi me een oude
konnis dien ik in Soeragaia ontmoette. „Het
is oen prachtland. Een land met veel moge
lijkheden voor wie energie en hersens heeft.
Een land met veel, veel goede en prettige
dingen. Maar we hooren or niet. En dat
voelen wc allemaal, de een sterker dan de
ander, zoolang we zuiver bloed hebben
Wat heb ik aan prachtige bergen als ik me
meer thuis voel tusschen de duinon? Wat
heb ik aan m'n auto, als 'k liever op den
Dam 'n trammotje zou nemen?"
Het klinkt alles ondankbaar van wie zoo
veel goeds vond en erkende in het „tweede
vaderland". Maar het is zoo juist, zoo ho
peloos juist.
En 't zijn housch niet alleen de zwakke
lingen, de neurasthenische vrouwtjes, de
nietsnutten die zoo voelen en zeggen. Inte
gendeel, misschien zijn het de zwijgenden
die, als altijd, het diepst voelen. Die tevre
den zijn en dankbaar voor alles wat ze hier
bereikten en verkregen. En die alleen, diep
in zich, een barst dragen waarvan je 6oms
plotseling iets merkt in 'n gesprek, door 'n
woord, een blik, oen oud liedje.
Als Iphigonia staan zij aan het strand
van een nieuw cn heerlijk vaderland, om
ringd door liefde en zorg en voorspoed. En
toeken met droge, brandende oogen de ver
re kust cn zuchten: Und es gewölint sich
alcht mcln Geiet hierher.
(Wordt vervolgd).
Mijn lieve donkre populieren. Zoo noemt
Adama van Scheltema deze boomen in een
van zijn mooiste gedichten. Hij ziet ze
taan in het woomoedige schemeruur, don
kere gestalten tegen, do avondlucht. Hij
hoort het lied van hun ritselende, altijd be
wegelijke bladeren, zingend zooals hij het
uitrdukt „hun altijd vrome koren". Wal
doze dichter in hen zag en hoorde is voor-
.1 het donkere weemoedige. In hot jonge
morgenlicht al zingemizij hem hun som
bere gezangen en. in den -avond luistert hij
eenzaam zwijgend toe'hoe zij fluisterend
hun sombere vreugden vieren.
Het ruischt in den avondstond.
Het ruischt in 't zingende verbond
Van mijn lieve donkre populieren
Ik hoor hun koele geest
Het winderige avondfeest
Met een diepe sombre vreugde
vieren
Niet ieder zal in die mate dat donkere,
weemoedige in deze karakteristieko boom
gestalten zien. Zij hebben ook liet hoogo
lichte ijle, het met ranke stammen hoog
ter hemel, strevende, om daar hoog naar
de wolken toe hun in den vollen zomer
wel donkere, maar eerst in lentedagen en
straks opnieuw in herfsttij toch ook lichte
zondoorspeelde lichtgroene en goudige
kruinen opwaarts te heffen in 't licht.
Ik reisde enkele dagen rondom Brugge
Gent cn Ypcron door het wijde blonde
Vlaamsclie land. Daar geven, meer nog
dan in ons Hollandsche landschap, waar
gc iep meer algemecne wegboom is, de po
pels aan wegen en velden een opvallend
cachet. Overal zie je ze staan in lange
rijen of in losse groepen de hoog ten hemel
opstrovende stammen, die aan het vlakke
of heuvelachtige terrein zeer schoono stof
feering geven. Waar in de streek rondom
Yperen en Dixmuiden het geweld van den
oorlog heel het landschap in ccn vrcese
lijko woestenij veranderd had, heeft rucn
zich bij den wederopbouw van het getcis
terde gebied gehaast naast het herbouwen
van huizen en kerken ook zoo spoedig mo
gelijk tc zorgen, dat de populieren weer
aan den wegzoom zouden staan, omdat zij
oen onmisbaar deel uitmaken van het niat
door zeer bijzonder natuurschoon opval
lende, maar wel door stille bekoorlijkheid
innemende landschap van Vlaanderen.
Toch komt de populier in verschillende
vorm ook bij ons veel voor. Misschien zal
hij, nu de iepen door de bekende ziekte ge
teisterd worden, nog meer populair wor
den. Het hout is weinig waard en wordt
bijna alleen door de klompenmakers ge
bruikt, maar het is overigens een dank
bare, snelgroeiende boom waar mon al
gauw pleizier van kan hebben. Persoonlijk
houd ik veel meer van den populier .tan
van de iep. In tegenstelling met den dich
ter, die ik citeerde, zie ik in den ranken
popel meer het zondoortinteld, lichte
speelsche, het hoogopstrevende ten hemel
zich strekkende ook. De iep is zwaarder,
massiever, donkerder van loof, meer aan
de aarde gebonden, 's Winters is bij den
iep het kale takkenspel weer boeiender.
In ons land komen verschillende soorten
peppels voor, waarvan de drie voornaam
ste zijn: dc Witte Abeel, de Zwarte Popu
lier en de Ratelpopulier of Esp. De Zwarte
Populier de Populus nigra is van deze drie
de meest algemeene, ook in zijn pyramidc-
variatie met den naam Italiaansche popu
lier. Ik zei al dat ze vlug groeien en dat ze
vooral dus ook voor diegenen die rondom
een nieuwe woning spoedig bosschage
vvenschen te bezitten, dankbare boomen
zijn. In hun eerste seizoen kunnen zij wel
al een voet hoog worden en in een veertig
jaar kan de Zwarte Populier wei een hoog
te van 30 meter bereiken. Vandaar dan
ook dat het hout licht en weinig compact
Is en daarom als timmerhout van weinig
waarde. Voor tuinbeschutting echter en als
slerboom langs weide en wegen staat do
popel meer vooraan en vooral in water
achtige streken wordt hij dan ook veol ge
vonden. Hij staat er in weer en wind,
straks in 't gouden herfstklecd, nu nog in
donkerder nazomertooi en ook al hebben
wij over dezen mooicn boom optimisti
scher beschouwing, toch kan ik nooit popu
Meren zien en door hun schoonheid gotrof-
fen worden of er ruischen klanken op mij
aan van Scheltema's lied:
Ik zit in d' avondwind
Een stil geworden menschenkind
Onder mijn lieve, donkre populieren
fk doe mijn oogen toe
En luister eenzaam zwijgend hoe
Zij fluisterend hun sombre vreugden
vieren
A. L. B.
Ook in Indié heeft men akelige toestan
den door de malaise en in de jongste mail
bladen kan men weer lezen van gesloten
ondernemingen, werklooze Europeanen,
Chineezen, Inlanders en allerlei landslie
den; van tehuizen en woningen voor die
workloozen, die het landbouwbedrijf wat
gaan beoefenen cn trachten niet ten onder
te gaan door het nietsdoen en men kan
weer lezen van prijzen en handel, dalende
cijfers, verhoogde belastingen en dalende
tractementen. Men kan zien hoe er zelfs te
Batavia twee ingenieurs werden gezocht
op salarissen van honderd of vijf en zeven
tig gulden per maand en men vraagt zich
af, waar die lieden dan zouden moeten wo
nen, want pension, al is het nog zoo be
scheiden, krijgt men nauwelijks voor zoo'n
bedrag.
Men kan zien dat er gestreefd wordt naar
nauwere samenwerking tusschen Koloniale
mogendheden, dat men tracht naar ver
betering van het vervoer te land, door het
luchtruim en over zee en dat er veel wordt
gedacht en gewerkt aan allerlei proble
men, die dringend herziening behoeven on
aanpassing bij de tijdsomstandigheden. Over
het handelsverkeer tusschen Nederland en
Indië breken vele vooraanstaande lieden
zich het hoofd en bedenkelijk kijkt men
naar de cijfers van ex- en import en is
ervan overtuigd dat er veel veranderen
moet, dat de handen krachtig ineen ge
slagen hooren te worden.
Toch, zij die nog een positie hebben, die
werken kunnen en mogen on het voor
recht genieten van een maandelijks inko
men, beginnen ccn beetje to herademen en
zoeken weer wat ontspanning, wat natuur
lijk uitstekend is .omdat ook dit het geld
doet rollen en we op deze wijze: het rol
len van het geld, weer op beteren basis
moeten komen. Als er niet uitgegeven
wordt, hebben de artistcn en musici niets
te doen, worden ook die weer broodcloos,
worden er geen verteringen gemaakt en het
aantal bedienden en ander personeel óf
ontslagen óf uiterst beperkt. Het beste is
dus zekor dat hij, die weer wat mee kón
doen niet thuis blijft zitten kniezen, want
de dappere artisten, die ondanks de ma
laise toch nog trachten vol te houden,
verdienen beter dan leege zalen.
In de grootere Indische plaatsen heeft
men goede Kunstkringen en aardige mu
ziek- en andere clubs en er is zeker wel
iets behoorlijks te genieten, terwijl het een
fc-it blijft, dat een afleiding zoo uitstekend
is voor iedereen.
Ook in kleiner kring kan men ontspan-
Het stekken van vertckllUxnIt
bloemplanten.
VVio in het bezit is van oen eenvoudige
bak kan daarin nu tal van bloemplanten
stekken. Zoo stekken we nu verschillende
asto planton, als: Ncpota Mu6eini of kat-
tenkruid, Salvia virgat» var. ncmeroea,
Phlox paniculata of heristscring, Pli. 6uf-
fruticosa, Ph. Aren6i, Lavendel, Rozema
rijn, Oenothera fruticoöa, Calega bicolor,
Iberis 6empervirens of scheefblocm, Heli-
anthemum of zonrooejo, Fuchsia, waarvan
do vollegrondöoorton, Anthomis enz. Van
al deze 60orten nemen we stekken tor leng
te van 68 c.M., welke we met eon 6cherp
mes juist onder eon bladknoop afsnijden.
Soorten waarvan de jonge soheuten spoe
dig houterig zijn, 6tekken we bij voorkeur
met een hieltje. Wc nemen dan korte zij-
scheuten welke van den hoofdstengel wor
den afgescheurd. Het hioltjo dat we dan
meescheuren wordt 6lechts even bijgesne
den. In de bladknoop en vooral In dit hiel
tje zijn reserveetoffen opgeslagen, zoodat
op deze plaats gemakkelijk nieuwe wortels
worden gevormd. We plaatsen de stokken
in een gesloten bak, opdat de verdamping
tot een minimum beperkt wordt. Het snij
den cn de behandeling der 6tokken moet
vlug geschieden, opdat deze al niet slap
zijn voordat zo in den bak komen. Als
grondmengsel gebruiken we vcrschen blad-
grond vermengd met 6chcrp zand. Dc aar
de wordt stevig vastgedrukt, waarna we
de 6tekken er dioht bijeen inplaat6cn. Mon
kan ook in potten stekken cn deze ingra
ven. Gewoonlijk nomen we dan geranium-
potten waarin een zevental stekken komen
te staan. Op dezelfde wijze stekken we nu
vorschillendo pot- en perkplanton als: Chry
santhemum frutescens of Margrieten, Cal
ceolaria, Gazania 6plcndens, Pcnstcmon,
Gnaphalium lanatum, e. a. Do laatetge-
noemdo soorten moet men vorstvrij over
winteren; voor de vaste planten is dit niet
bepaald noodig. Do bak waarin wc de
stekken plaatsen »wordt voorloopig bij zon
nig woer geschermd, ook zullen wo dan
een paar maal daags mootcn sproeion.
Wanneer do gestckto vaste planten vol
doende zijn geworteld, worden ze afzon
derlijk in oen stekpotje geplaatst; do pot
en perkplanton overwinteren wc in de ge-
raniumpotten. Zoo noodig" kunnen we nu
ook nog Geraniums Pelargonium stekken.
De beste tijd daarvoor i6 echter Augustus.
Nu plaatsen we do stokken direct in een
klein stekpotje, opdat ze in eens door kun
nen grooicn. Zorg dat deze stekken niet te
veel water krijgen. Vooral bij aanhoudend
nat weer gaan veel 6tokken verloren. A.'G.
ning zoeken en veel bridgepartijen worden
er al in Indie gegqven, veel tooneelclubs
voeren geregeld eenige malen por jaar iets
goeds op en elk voor zich tracht nog maar
het boste ervan te ma kon, omdat je in
Indië zooveel andere opwekkende en aflei
dende dingon mist: mooie wandelingen,
vecl sportmogelijkheden cn op kleine plaat
sen natuurlijk nog veel nieer. Dan is het
veel waard als men een aardig clubje kon
nissen heeft cn vrienden, in Indiö gemaakt,
heeft men vaak voor het leven, omdat jo
daar als familie met elkander meeleeft en
familie in Holland zich zelden of nooit in
het leven in den Oost kan verplaatsen,
zoodat men later vanzelf uiteen drijft en
zich meer op z'n gemak voelt met vrien
den uit Indie, waaraan men soms grooten
steun heeft en van wie men veel hartelijk
heid ondervindt. Juist omdat jo daar wat
op mekaar aangewezen bent. allen weieens
iets mist van Holland, van vrienden of fa
milie daar en allen weieens moeilijkheden
of verdriet hebt vooral je eerste Indische
jaren bindt dat dikwijls vast tcsamen en
veel heeft men voor elkander over in het
land van rijst cn sambal.
Goed is het om veel voor elkander over
te hebben, om gastvrij cn hartelijk te zijn,
mekaar niet zoo te bepraten en te becriti-
scercn en later zelf dan óók weer eens te
profiteeren van vriendschap en gastvrij
heid. Lief en leed deel je soms in Indiö
en verbaasd vragen sommigen die met ver
lof in Holland komen, zich soms af, of in
derdaad in Holland alles anders is, of dc
menschen stil stonden of achteruitgingen
en hier alles veel minder spontaan gaat.
In Indië herft men over het algemeen ont
zaglijk veel voor mekaar over, speciaal
ook nu in dezen moeilijken tijd. Terwijl
het hier in Holland moestal iets bijzonders
is als men mekaar helpt on steunt en....
er niet over spreekt. Hier zijn de menschen
meestal geheel voor zichzelf en hun gezin,
denken niet aan anderen cn hier wordt
vecl minder hartelijkheid bewezen onder
ling. De familie zegt dan dat de menschen
dio uit Indië komen, veranderd zijn en
zoeken de fout nooit bij zichzelf, maar zij
die waarlijk hun vrienden en familie har
telijk en welgemeend ontvangen, zullen er
een goed werk mee doen, omdat men dat
dubbel noodig heeft na al die Indische ja
ren en omdat het juist zoo opvalt, als
men van vreemden meer ondervond dan
van zijn eigen familie. Het is hier ook al
weer het zaaien en oogsten met dcszelfs ge
volgen en in Indië schiet al het gezaaido
welig op; daar wordt men een beetje mee
verwend!
F1LMNIEUWS
Het „Deutsche Lichtspiel Syndikat" zal
aan het einde van dit jaar uitkomen met
een nieuwe film „Gehetzte Menschen",
waarvan het manuscript gitrokken is uit
den roman „L'homme noir" van Alfred
Machard. Men is reeds befcig met de eerste
opnamen van deze film, waarin Eugcn Klö-
pfer den mannelijken hoofdrol vervult. Deze
opnamen geschieden in Marseille in de opea
lucht