NAAR HET HART VAN SUMATRA
DE „WOLVEN VAN
DEN STRAATWEG"
RADIO-V ARIA
OOGST VAN SEPTEMBER
BIJ DE HEILIGE VISSCHEN.
Ba tang To i-o, li Juli.
Een van de niet menigvuldige bewoners
.van Batang Toró heeft me van Sibolga ge
haald, een tocht van '11 paar uren waarbij
men schitterende vergezichten krijgt op
den Indischcn Oceaan en gebracht naar het
huis waar ine gastvrijheid is aangeboden.
Het is een van die oud-Indische huizen,
hoog op palen gebouwd, met een galerij
ondom. Men beweert dal ze niet gezellig
?ijn te maken. Ze kunnen integendeel al
leraardigst en cosy zijn. Zoo is dit huis.
Het ligt op een heuvel tusschen de rubber-
bosschcn. Achter zijn de bijgebouwen on
de kamers voor evontueelc logé's, in een
alleraardigst paviljoentjo. De tuin die sterk
glooit, is mooi aangelegd en mijn gastheer
1 n zijn vrouw houden er allerlei dieren:
honden, duiven, konijnen 011, in een groot
hok, alleraardigste dwerghertjes, „kaling"
zooals men zc hier noemt.
Do ruhberboomen rondom „winteren". Ze
'dragen het roodbruine loof van onze hoo
rnen in don herfst. Dc bladeren dwarrelen
nqer, met hetzelfde weemoedig ritselen en
bedekken den roodbruinen grond. Maar het
felle zonlicht cn het eeuwige groon rondom
maken dezen herfst tot een vreemde mas
kerade
Mijn gastvrouw is jong en heeft zachte
oogen. Ze schijnt heel tèvreden cn spreekt
zonder sentimentaliteit over haar verre va
derland, dat land van sneeuw en koude:
Zwitserland.
Ze regeert dit aardigo domeimje cn zingt
bjj dc piano mot haar warme stem liedjes
die verouderd zijn. Het lijkt alles goed en
eenvoudig. Toch kan, om niets, een scha
duw over haar oogen vallen toch kan ze,
plotseling, wegloopen om haar tranen te
verbergen. E11 als ik, aarzelend, vraag wat
haar scheelt, zegt ze: „O, niets, een beetje
zenuwen. Ik bon do eenigo niet hier die dat
heeft".
En dan vraag ik me af, of dit toch flinke,
degelijke vrouwtje, zoo golukkig met haar
rustig bestaan, ook deze „zenuwen" zou
hebben daarginds, waar op dc bergen
sneeuw ligt.
Batang Toro heeft veertig inwoners. Die,
natuurlijk, als één groot gezin zijn, dat
soms samenkomt in do gezellige, kleine
club. Trouwens, hier rijdt men een paar
uur om een avondje bij elkander door te
brengen. Daar praten zo niet eens over. En
niemand danst minder vroolijk in de club,
bjj muziek van een sinds lang bedorvon
gramoplioun, omdat hij straks een heelc
tocht per auto zal moeten ondernemen
voordat hij in z'n bed ligt. Mijn gastheer
beloofde, als ik op den terugweg hier weer
kom, me de rubberfabriek te laten zien,
Morgen brengt me een hulpvaardige ziel
van hier naar Fort de Koek. En 't is bijna
teleurstellend hoe vanzelf en gladjeswog
alles zich regelt. Het heeft niets. meer. van
een avontuur.
Fort de Koek, 17 Juli. Een admini
strateur van Batang Toro bracht me hier
heen en beijverde zich om me zooveel mo
gelijk van den prachtigcn tocht te laten
genieten. We besloten te overnachten in
Kota Nopan. We lunchten in Padang Si-
dimpoean, in de pasangrahan. Deze pa-
sangrahan zijn rusthuizen, bestemd voor
Gouvernemcnts-ambtenaren die er dan ook
altijd de voorkeur hebben, maar waarin ook
andere reizigers, als er plaats is, kunnen
eten en overnachten. Zc zijn soms uitste
kend 011 wij troffen wel een paar van de
heel goede. Er zitten moest een paar inlan
ders in of een oude inlandsche vrouw. De
lunch cn later het diner cn logies, waren
heel wat beter dan in het hotel van Sibol
ga. De weg tot Padang Sidimpoean is heel
mooi, hoewel het mo niet zoo getroffen
heeft als het Toba-meer. Het mooiste plekje
was wel waar de rivier Allahan Pandjang
den weg kruist. En, in de buurt van Kota
Nopan, het gedeelte waar men rijdt langs
•de smalle, heldere rivier Poengkoet.
De administrateur, dio me begeleidde, be
loofde roe, in de buurt van Fort de Koek
een kleinen omweg te maken om me de
„heilige vissollen" te laten zien. Het zijn
walgelijk-vctle baarzen die, eigenaardig ge
noeg, in één gedeelte van dc rivier blijven
waar ze rondkiioelen cn bij bosjes over
elkander tuimelen als je stukken banaan
in het water gooit. Ze worden ontzien ter-
wille van de inlanders die niet velen kun
nen dat men „aan hun adat komt". Iemand
die zich vorgreep aan deze, voor een vis-
schcr ideaal-beestcn, zou zonder twijfel
spoedig in dien toestand geraken dien de
inlander voorzichtig aanduidt met „hij hoeft
verkeerd gegeten". Met andere woorden, hij
zou vergiftigd in z'n voortijdig graf dalen.
Fort dc Koek zelf is een klein paradijs.
Koel, omringd door natuurschoon zooals
men misschien op do hcele wereld niet
vindt. Bovendien is er een uitstekend hotel
waar men evengoed, zoo niet beter, dineert
als in dc beste Europcesche hotels.
Vanuit de voorgalerij van m'n hotel zie
ik de Mcrapi, die majestueus zich verheft
togen den avondhemel. De groote berg die
aan den anderen kant verrijst is de Singa-
lang. Ik weet niet, hoewel 't me verteld is,
welke de grootste is. Het kan me ook niet
schelen. Wat in 's hemelsnaam doet het er
toe. Wie heeft ook weer gezegd, dat een
roos even heerlijk zou geuren, als ze paar
debloem heette?
Fort de Koek is, door do schoonheid van
do omgeving en door hot heerlijke klimaat,
natuurlijk het toevluchtsoord voor ieder die
vacantio hcoft en geld gonoog om zich deze
weelde le veroorlooven. Een van do be
zienswaardigheden is het Karbouwengat.
Ik wandelde er gisteren heen. Het is zonder
twijfel eigenaardig: een vallei, door de na
tuur als iiet ware uitgehold tot een vredig
verblijf voor de karbouwen die er grazen.
Maar mooier is het meer van Singkarak, al
zal niets ooit meer uit m'n herinnering
kunnen vagen de wonderlijke, haast verhe
ven schoonheid van het Toba-meer.
Vanmorgen echter maakto ik eon tocht
riaar dc Anei-kloof, ongeveer oen uur rij
den van hier.
Het was een grilligo dag, dreigend met
regen en toch zoel en soms koesterend-
wnrm. Maar dicht bij de kloof pakten zich
wolken samen en viel een sluier over alles
rondom. „Hoe jammer", zei do beminnelijke
vrouw die mij op dezen tochi \crgczelde.
„II hadt de kloof moeten zien in do zon."
Misschien... Toch geloof ik, dat ik blij ben
haar zoo te hebben gezien.
Wc zijn tusschen de hooge, beangstigen
de rotswanden gereden, nietig-verzonken
in den auto tusschen dezo dreigende wan
den met lange strepen van vreemde kleu-
ron. I-Iet leek een fantastisch, expressionis
tisch décor, het wild cn machtig verbeel
dingswerk van een titaan. Wc reden tot het
eind en toen we terugkeerden brak plotse
ling de zon door. En de kloof werd minder
dreigend, maar nog verheven-schooner nu
de kleuren opvlamden aan hoer giganti
sche wanden. Het was zoo veel indrukwek
kender, dan wanneer ik dadelijk in vol zon-
liöht de gloof was binnengereden. Ik zou
voor niets ter wereld dien eersten indruk
bobben willen missen van dreigende, grau-
\vo pracht.
Padang, 19 Juli. Een aardig plekje
hier is de „blauwe Sociëteit", zooals men 't
noemt. Er zijn namelijk twee sociëteiten,
zooals in Sumatra zeer sterk het gezel
schapsleven in tweeën is gescheiden. Want
men imiteert hier de Engelsche verachting
voor alles wat „Indisch" is. Zoo heeft men
dan hier ook een sociëteit voor do „upper
ten" en een voor „de anderen". I11 cla
„Blauwe" komen weinig mcnscben en dat
maakt het tol zoo'n rustig cn idyllisch
plekje. Want dc tuin grenst dadelijk aan
zee. Jc kunt er zitten droomen terwijl het
water klotst aan je voeten. En de zonson
dergang hier was het mooiste wat ik be
loofde in dit warme en weinig aantrekke
lijke plaatsje.
In het hotel sprak me een c!ame aan die
uit do rimboe kwam. Een tenger, onbedui
dend vrouwtje.
„We hebben acht dagen gereisd", vertelde
ze, „eerst drie dagen te paard en dan per
auto. M'n man en ik zijn de eonige Euro
peanen daar. Goudmijnen! Sinds vijl jaar
zitten we daar met z'n beiden en de Inlan
ders. Nu de concessies in orde zijn zullen
er nog een paar Europeanen komen. Dit is
de eerste maal, sinds die vijf jaar, dat we
in een stad zijn."
Ik keek haar eens aan. Vijf jaar samen
in den rimboe. En dat zoo blijmoedig en
kalm vertellen. En al dc jaren die nog ko
men... Dan moest ze niet zoo onbeduidend
wezen als ze leek. Of... misschien toch wel.
Er zijn dingen die alleen dc geestelijk zeor-
rljken of de geestelijk zeer-armen kunnen
volbrengen.
Inmiddels is het eindpunt bereikt. Mor
gen vangt do terugweg aan.
Batang T 0 r o, 22 Juli.
Er zijn twee manieren om den weg van
Fort de Koek tot Batang Toro to zien: stij
gend en dalend. En misschien is het dalen
de nog het mooiste. Fort de Koek ligt 3000
voet boven de zee. Dalend heeft men daar
door bijna voortdurend een onbeschrijflijk
mooi panorama.
Het gastvrije huisje op den heuvel wachl-
to me hier. En, getrouw aan z'11 belofte,
toonde mij mijn gastheer tot: in alle détails
hoo de rubber wordt gemaakt.
Hij liet me zien, in het bosch, hoe de In
landers een lange snede aanbrengen in den
stam van den boom en daaronder een klein,
tinnen bekertje bangen, waarin druppel
voor druppel het sap afglijdt.
Later, in de fabriek, kwam het me bijna
grappig voor dat al dezo machines, al deze
arbeid voortkwam uit die langzaam-neer-
glijdendo witte druppels. Daar waren de
machines waarin het vocht wordt behandeld
en de taaie, zuurruikendc stukken rubber
Jie te drogen werden gehangen. Veel rusti
ger is deze cultuur cn veel zekerder dan de
tabak. Ik dacht aan de zongeblakerdo vol
den die ik zag bij Medan. aan de eindeloozc
zorgen dio cle teerc tabaksplantjes vergen,
aan den eeuwigen strijd tegen regen en
wind, rupsen en zon. En 't leek me een
veel prettiger bestaan in de schaduw der
rubberboomen.
S i a n t a r, 25 Juli.
De filosofische ingenieur bracht mo te
rug langs denzelfdenweg dien we in 't be
gin van den tocht genomen hadden. Er is
altijd een weemoed in heengegaan. En ze
ker van zooveel schoons.
Voor 't laatst, misschien voor zeer lan
gen tijd, heb ik gestaard over het Toba-
meer.
Ik zag het in de zonnehitte, in den avond
en in morgennevels. Ik zag het, overgloeid
door het rood van de dalende zon. Ik zag
het, nu voor 't laat6t, teergrijs, rimpelloos,
gewijd als een kathedraal. En zoo zal ik
£et meenemen in m'n herinnering
Weer reden we langs de woest-e Toba-
vlaktc waar in m'n fantasie de heksen
dansten. Weer gingen we de wegen, waar
op de ingenieur terecht zoo trotsch was. En
door dc pittoreske dorpen.
De Batakkers die hier wonen zijn won
derlijk verschillend van alle anderen. Het
is de teruggot okken-levende, zeer trotsche
stam die zich het langst verzot heeft tegen
den blanken indringer. Nu, overwonnen
gaan ze hun gang, verachtelijk, ook tegen
6oortgcnooten, maar ijverig cn spaarzaam.
Zc zijn meest Christenen. Hetgeen niet be
let dat de vrouwen afliet zware work doen
en schandelijk wordén uitgebuit.
Zoozeer is de vrouw werktuig en eigen -
Jom bij deze „Christenen", dat ze wel kan
scheiden. .Is ze haar man een zekere som
vergoedt. Daarvoor doen ze dan extra
w rk cn spaart cn spaart tot manlief kan
worden afgekocht.
Aardig zijn de „rubberfabrieken" van de
zo bevolking. Enkel j boomen, een naïef
machinetje, een paar waschlijnen om de
rubber aan te drogen en, hóé snapt nie
mand, cr komt rubber van. Tot veront
waardiging van de groote ondernemingen
die er dc belasting-ambtenaren op af stu
ren. Maar in belasting-ontduiken is de in
lander handig. Hij is altijd een „zoo arm
man' en heeft nooit meer dan „maar een
paar boomen die haast niets opbrengen".
Ondertusschen floreert het zaakje. En «le
ze neiging tol werken cn niets ondernemen
is wonderbaarlijk bij een ras dat, verderop,
de ben door maatschappijen afgestane
rijstvelden laat braak liggen en tot asch-
belt gebruikt.
Siantar heeft een gezellige „society"
waar het Engelsche element sterk verte
genwoordig' is, wat zonder twijfel moe er
toe bijdraagt een goed georganiseerde club
te vormen die aardige avonden cn bijeen
komsten organiseert cn een cachot heeft
zooals ik nergens vond.
Een jonge Schot, er zijn veel Schotten
hier, liet mc een theefabriek zien.
Het was een bedrijf dat ik nog niet in
werking zag.
Ik maakte het maalfeest mee op Djattirot-
to, de grootste suikerfabriek van de wereld
en werd hot meest gefrappeerd door het
feit, dat. er nog menscben op de wereld te
vinden zijn die feest vieren als ze gaan
werken, zij 't dan ook hoofdzakelijk tor-
wjlle van een bijgcloovigc, boidcnsche be
volking! Ik wandelde over zongeblakerdo
tabaksvelden cn door benauwondo fermen*
leerschuren. Ik zag de witte druppels boo-
mensap worden tot stukken rubbor. Maar
de theefabriek beviel mc het beste. Mis
schien om de l'ijne theelucht der vochtige
blaadjes die de Inlandsche vrouwen aandra
gen in groote manden om to laten wegen cn
die zo dan met onnavolgbare handigheid te
«lrogen spreiden op planken, mot vlugge,
luchtige gestes die geen Europeaan nadoet,
de blaadjes strooiend juist op dc goede plek
en juist „dik genoeg" tot een gelijke laag.
Fn die zc. eenmaal gedroogd, c-n opnieuw
gewogen, uitzoeken, neergehurkt op den
grond, blaadje voor blaadje, steeltjes apart
leggend, met de loome, geduldige gestes dor
oosterlingen. Dit alles had eon charme. Het
deed droomen over hot aardigste uur van
een dag in Holland: het thceuurtje. Hier
drinkt men gewoonlijk slechte thee, slecht
gezet en onverschillig gediend. Maar in
Europa, wat bergt rlaar het uurtje waarin
de theekopjes worden klaargezet niet aan
warme huiselijkheid, waarvan een geheelcn
dag vol nuchter werk of rusteloos bczig-
zijn als 't ware wordt overstraald..
Daar stonden de kiston waarin dc thee,
uitgezocht en gereinigd, wordt verzonden,
de fijnste soorten niet naar Holland, maar
naar Engeland! En daar zijn do bakken
met „stalen" van thee on liet weegschaaltjo
waarop zorgvuldig wordt afgewogen hoe
veel er gedaan moet worden in de typische
proef-trekpot die men, na drie minuten
trekken, omkeert, zóó, dat do blaadjes aan
één kant blijven. En toen me een pak Iheo
als souvenir werd aangeboden, droomde ik
al heimelijk van den winteravond waarop
ik ervan drinken zou.
Holland, September.
De schemerlamp brandt, het theeserviesje
wacht, de chrysanten bloeion ir. 't. vredige
zachte licht.
En aan de mooie, oude gracht buiten,
slaan de boomen in herfstgeel zooals eens
do boomen van Batang T010.
Buiten is Holland, speelsche wind en
donkere luchten en regenvlagen: alles
waarnaar je zoo verlangen kon daarginds,
in de loome warmte. Zooals toén het beeld
van oude grachten, van sappige weiden,
van duinen, straten-in-snéeuw diep in je
leefde en je zoo ongeweten dierbaar was,
komt nu herinnering en toovert beelden
voor van daarginds en zij zijn zoo dierbaar
o!s ik niet wist voorheen. Het dierbaarst
misschien: het mystieke licht van een ster
venden (lag over het Tobameer, rimpelloos
droomend aan den voet der bergen. „Kom
tc-rug", hebben ze me gezegd, dc menschen
met hun gulle hartelijkheid en gastvrijheid
daarginds. „Als U terugkomt, dan brengen
wc u weer van dc eene plaats naar dc an-
der,',.
Ik weet dat ze het doon zullen als ik ooit
kom. Het zou geen avontuur meer zijn, op
goed geluk te gaan. En ik weet, als ik ooit
nog oens in de buurt kom cn nu zeg ik
„in de buurt" zooals zij het doen: op twee
dagen afstand! dat ik Medan weer in
den steek zal laten om den weg te gaan
van Siantar naar Padang, den weg der 1100
bochten... den weg der schoonheid.
GRAMOFOONPLATEN IN DEN
OMROEP.
Volgens een door de Union Internationale
de Radiodiffusion gepubliceerde statistiek
besteeden de Fransche omroepzenders 25,6
pet. van hun zendtijd aan het geven van
gramofoonplaat-concerten. wat een Euro-
pecsch record beteekent. Een goede tweede
is België met 20,5 pet. en hierop volgen
0. m. Noorwegen met 18 pet., Duitschland
met 16,S pet., .Joego-Slavië met 13,1 pet.,
Oostenrijk met 12,9 pet. cn Tsjecho-Slowa-
kije met 10 pet.
Neen, niet over de oogst op de velden zal
Ik het hebben, hoeveel daarover ook te zeg
gen zou zijn. Immers, een kostelijke, zonni
ge zomer en stralende zomerdagen hebben
dc vruchten op do akkers overdadig doen
rijpen. De oude aarde, door regen gedrenkt,
door zonnegloed verkwikt, werd niet moe
van gevon en op eon door crisis cn zóö vclo
zorgen geteisterde wereld hebben de landen
gebloeid en vruchten gedragen, schooner en
voller dan in menig ander jaar.
Maar ik wildo toch spreken ovor een an-
dero oogst, minder belangrijk misschien, ja
in economisch opzicht zeer zeker van wei
nig gewicht, maar voor hem, die ook do
stille bekoringen cn de fijne vreugden der
kleine dingen opmerkt cn waardeert, van
wezenlijke waarde.
Ik wou met u eoD paar vazen vol vrucli-
ton plukken van den September overvloede
Ik wou met u naar do duinen gaan en te
rugkomen met eon handvol stekelige, maar
schoone en sierlijke duindoorntakken, ik
zou met u willon varen over de veenplas én
een bos lischdodden en toerebouten widén
verzamelen. En op een wandeling langs don
rietzoom nemen we dan allicht ook nog wat
donkerpaarse pluimen meo. Dat alles afzon
derlijk of met elkaar zal als eon bonte on
verkwikkendo tooi straks op nevelige en
kille dagen onze kamers kunnen sieren en
oen herinnering aan zonnige nazomerdagen
kunnen geven.
Niet dat ik tot ongebreideld plukken vart
't mooie, dat ons voor don voet of voor
oogen komt, zou willen aansporen. Integen
deel. Er is menig mooi plokje bedorven*
menige zeldzame plant bedreigd of uit.ge*
roeid door redelooze plukwoode. Het is al
tijd een ergernis en verontwaardiging op
wekkend gezicht do monschcn met. armen
vol vaak zeldzame zeedistels of kievitb'oo-
raen te zion gaan, of kinderen achteloos
verflenste ruikers ven lukraak geplukte
tooi dor wegen te zion weggooion, om aan
den kant triest cn armzalig vertreden te
worden en te vergaan.
Maar waar duindoorn hun gele vruchten'
tooveren in overvloed, waar lischdodden
langs de mooroevers bij honderden staan,
en waar de ri«?tpluimcn bij duizenden, ja
bij millioenon de slootkanten, de kanaaloe
vers en de plasrandcn tooien, daar kan een
gematigd plukken geon kwaad on daar zal
niemand ons eon aldus zonder schade ver
gaard boeket kunnen misgunnen.
Wat in lente en zomer bloeide, draagt ntf
vrucht. En ook deze vruchten, die Septem
ber en October in overvloed toonen, zijn
mooi en sieren don tuin der aarde. Met het
drietal, dat ik noemde, doen wij maar een
bescheiden greep in wat in overvloed wegon
en velden, duinen cn bosschen siert. Ook de
vlierbessen en de kleurige oranjo vruchtjes
van het kardinaalmutsjc zullon opvallen in
dc .duinen, ook do elzenproppen en de gele
lischvruchten, de scherpe egelskoppunten
on do dikke, vleczigc vruchten van de gele
plomp zullen naast toerebouten en riet
pluimen do aandacht aan slootkant en plas-
ocver vragen. Er zou een interessante klei
ne tentoonstelling ingericht kunnen worden
van de veelvoudige oogst van September,
van al wat daar in stille duinkommon. in
de diepte van het bosch, in verscholen hoek
jes aan den waterkant, op akkers en langs
wegen na zomerbloei en herfstvrucht is ge
rijpt en wat nu mede met kleurig geblader
te, met trekkende vogels, met neveligo at
mosfeer, met zonnig lichtspel do schoon
heid van het herfstland vormen gaan. Wat
Fredcrik van Eedon van den zomer zegt, het
geldt toch wel van den nazomer en den
vroegen herfst, van zonnige Scptemberwc*
kon in het bijzonder:
Nu is de maat van 's aardrijks lust gevuldf
Vrucht, wordt bereid, bloesems zacht wel
kend nijgen.
Stil gaat het aan de groene twijgen
AJ blinken rood cn guld.
Zooals daarginds op dc bouwlanden ge
oogst wordt, in dank voor 's zomers rijke
gaven, in hoop op goede belooning ook voor
wat na zooveel stoere, zwoegende arbeid
verzameld werd, zoo kan ook daar in da
hoekjes waar nuttcloozer gewassen groeien,
die van den herfsttooi worden verzameld,
meer spelenderwijs, een kleine oogst kolven,
wat gele bessen, wat paarse pluimen, een
goede herinnering aan zonnige dagen, in
winterschc uren wat glans van poëzie.
A. L. B,
306.000 zwervende kinderen, „child'ren
vagabonds", maken de straatwegen
der Vereenigde Staten onveilig...
Een reportage van
GERDA HENRY.
„Bespriserny" is het. Russische
woord, dat. de „wolven dei-
straatwegen", de trekkende
troepen daklooze kinderen in
Rusland aangeeft en dat thans
met evenveel recht in Noord-
Amerika gebruikt kan worden.
Een leger jongelieden, tusschen
12 en 20 jaar trekt over USA's
straatwegen, zonder «Joel, zon
der hoop. Dagelijks groeit het
aantal aan, dat men thans
reeds op 300.000 schat. Zij vor
men een zware bedreiging voor
land en bevolking
De boeren der Noordelijkste staten begin
nen thans cenigszins vrijer te ademen. Het
aantal „children vagabonds" neemt af. Dat
wil zeggen: zij trekken naar het Zuiden, zij
volgen de zon! Do geplunderde maisschu-
ren, die hun weg aangeven, zijn beter te ver
dragen, dan die maandenlange druk dezer
vreeselijke invasie.
Daar stonden zij voor de deur, meestal
een troepje van zes of acht jonge kerels.
De aanvoerder dikwijls, ondanks lompen
cn verwaar]oozing een jongen van goede
opvoeding. I11 den beginne vroegen zij vrij
beleefd om „werk", later eischten zij slechts
„eten".
En gééft men hen te eten. dan kan men
er vrij zeker staat op maken, dat de dertig,
die buiten nog rondslenteren, binnen een
half uur eveneens aankloppen cn dat cr
morgen vijftig en overmorgen honderd ko
men bedelen. Geeft men hen niets, dan zijn
den volgenden morgen de kasten geplun
derd, de schuren leeggehaald, misschien
brandt er dan tegelijk een schuur af en bo
vendien heeft men nog moeilijkheden met
de politie over het feit, dat men oen schot
heeft gelost.
Dus blijft het ongeveer gelijk, of men dc
jonge dwingelanden te eten geeft, of wei
gert en naar de buks grijpt!
Maar nu ademen zij op, de farmers, nu
het kouder wordt. Want de landplaag, de
„children vagabonds" trekken naar het
Zuiden
Naar het Zuiden! Langs de straatwegen
trekken dan nog slechts de „groenen", dc
beginnelingen. Ieder kind van de Vereenig
de Staten weet alreeds lang, dat negenen
negentig v^n de honderd auto's niet meer
halt houden op een aanroep, doch hoog
stens dc snelheid vergrooten. „Hitchhiking"
is verouderdEn de automobilisten zijn
door roof en moord door overvallen en
plunderingen, gewaarschuwd voor té licht
zinnig stoppen.
Het leger van -vagebonden neemt den
trein. Niet met een geldig spoorkaartje of
met den D-trcin. Maar het leger der
„tramps", thans vermeerderd met hun jon
ge soortgenooten, loert op de goederentrei
nen.
De kleine stad Coulver City aan de groote
Noord-Zuidroute hoeft het zwaar van hen
te verduren. Het aantal jonge passagiers,
die dagelijks zonder betaling de stad pns-
seeren, wordt zonder overdrijving op
vijftienhonderd geschat! Maar er kunnen
ook tweemaal zooveel zijn!
Als dc groote goederentreinen bij het in
vallen der duisternis of het aanbreken van
don dageraad de stad verlaten, springen
uit de schaduw van boschjes en spoordij-
den gestallen overeind, hollen met den trein
mede en slingeren zich op de rollende wa
gens. Spookachtige zwijgzame gestalten zijn
hetmet niets dan een paar gescheur
de lompen aan het lijf cn schoenen, die
met stukken touw bijeen gehouden worden.
Zij hebben niets te winnen, en niets te ver
liezen. „Tramping" is de eenige mogelijk
heid om de kwellende werkloosheid te ont-
loopen
Niets te verliezenDagelijks
komen cr lakonieke berichten over hen bij
de spoorwegautoriteiten binnen. „Jonge
man ongeveer 16 jaar oud, op route, tus
schen V. en O. overreden en lijk gevonden.
Geen papieren". Of „twee jongens zwaar
gewond en verminkt, door overrijden van
een vertrekkende goederentrein; zij zijn in
het ziekenhuis opgenomen.".... Zij gel
den nog als dc „gelukkigen", die in het
mooie ziekenhuis goed verzorgd zullen wor
den!
In enkele maanden stijgt het aantal ge
wonden cn dooden tot in dc honderdtal
len De spoorwegbeambten zijn daaraan
reeds gewend. Dagelijks worden er in de
veewagens, of tusschen de transporlkisten
een paar halfvcrhongerde cn verwilderde
jonge kerols aangetroffen. Geen gezond le
ventje waarachtig niet!
Bestaat er voor deze jongelieden dan
geen sociale hulp? Voor 300.000 jonge men
schen, die blindelings een bodemlooze af
grond tegemoet loopen? Voor de jeugd, die
het leven van de bittere, ru\yste zijde moet
leeren kennen? Geen hulp??....
Neen, in Amerika bestaat er geen soci
ale hulp, voor de jeugd al evenmin als
voor de volwassenen. De enkele liefdadige
inrichtingen zijn nauwelijks in staat de
bittersto nood in hun eigen steden cenigs
zins te lenigen. Om deze zwervers kan
men zich niet meer bekommeren. Er zijn
geen jeugdorganisaties, die dc jonge men
schen moreelen steun bieden, er zijn geen
jeugdherbergen.
Zeer zeker zijn er de tehuizen voor dak-
loozen in de meeste steden, dio meestal
in particuliere handen zijn en waarvan de
eigenaars dikwijls wel zoo menslievend
zijn de kinderen voor een nacht onderko
men te verschaffen. Dan kunnen zij een
bad nemen, vriendelijke hulpzusters was-
schen en herstellen hun lompen, geven hen
soep tc eten en dan trekken zij verder!
De stad uit en voorbij het bord. dat de
meeste gemeenten thans overal laten aan
brengen „Past op voor de kinder-vaga-
bonden! Beschermt Uw eigen kinderen cn
Uw huis voor dit dreigende gevaar
Trekken van het Noorden naar het
Zuiden en omgekeerd! „Trekvogels in
lompen" 9potten de meesl-gevoelloozen on
der de humoristische bladen. Het is de
vvensch der jongens zélf. nergens langer
dnn één dag te blijven. De politie-afdeeling
voor jeugd-zaken maakt niet veel compli
menten met het terugzenden of opzenden.
Opzenden over dc grens van de dichtst
bijzijnde staat. Zoo gaat dat dikwijls jaren*
lang
De kinderen komen natuurlijk ergend
vandaan. Er zijn er zelfs velen, zéér velen
uit goede families bij. Maar slechts in de
meest uitzonderlijke gevallen is het de
zucht naar avonturen, die hen naar de we-«
gen drijft. In den regel is het de armoede
van het gezin, die hen hiertoe aanzet! De
wanhoop in het ouderlijke huis, de wan-«
hoop over de eigen toekomst, dat is de ei*
genlijke oorzaak!.... En dan de hoop, er*
gens een oplossing te vinden voor dezen toe*
stand, ergens werk en geluk te mogen aan*
treffen
Voor de steden slaan zij hun „leger" opw
Vele troepen zijn georganiseerd. Mon weefc
niet, wat erger is: de systematische, goed*
overlegde rooftochten van deze georgani*
eeerde benden of de zinnelooze vernielings-»
woede der anderen. Deze jongens, die het
leven slechts van de donkerste kant hebben
leeron kennen, zijn dankbare leerlingen,
van allerlei geboefte en straatschuim! En
niemand weet tegenwoordig meer of het
„Sedert drie dagen niets meer gegeten".„w
„honger!"waarheid is, of dat het in*
gestudeerd is en met berekening wordt ge*
zegu.
En vraagt men een van deze jongens, wat
hij van het leven verwacht, wat bij van
zijn toekomst, van zijn ontwikkeling denkt,
dan krijgt men zonder onderscheid het kal
me antwoord: „Niet9 niet9 verwacht ik!"
En juist n i e t 9, deze bekentenis vaü
een absolute, fatalistische, vanzelfspreken
de wanhoop, is misschien het treurigste
van alles.