VERLICHTING M. A. RAMSELAAR 390.- i i k Fa. G.A. BEENHAKKER Mahonie Slaapkamer FIRMA H.H. AUTOMOBILISTEN 1 r c 1 a N 1 s S i r i K c r 8 1 c s 2 B U j beveilig Uw tochtge- nooten door een goede Alle schijnwerpers Bumperlampen - St. Jorisstr.4, Tel. 1667 Lit-jumeaux 160 c.M. br. spiegelkast toilettafel TEEKENPLAATJE 1 1 r1- MEE UIT VISSCHEN TANTE FEETJE nit voorraad leverbaar TAFEL en 2 STOELEN s —A 2 - j door J. H. BRINKGREVEENTROP. (Slot). Al heel gauw sliep Hein in en hij had in zijn droom, juist een reuzesnoek gevangen, zoodat hij den hengel bijna niet baas kon, toen de wekker begon af te loopen, en hij wakker werd. Hó, was 't nu al morgen? Zoo gauw al? O, ja, hij zou gaan visschen. Gauw greep bij den wekker, zette dien vast en sprong meteen uit bed. Heel zachtjes kleedde hij zich aan, ging op z'n kousen naar beneden en verrichtte daar heel stil alle bezigheden, die hij doen moest. Toen hij klaar was, keek hij naar de huiskamerklok. O, die was weer eens van streek, zooals zoo dik wijls gebeurde: twee uur! Hij haalde z'n horloge voor den dag: Vijf over vieren, dat klopte beter. Onder aan de trap trok hij pas z'n schoenen aan, deed toen zachtjes de buitendeur van hot nachtslot» zette z'n fiets buiten, stak de kaarslantaren aan en deed met den sleutel aan den buitenkant voorzichtig de deur weer dicht De lanta rens brandden maar om de andere. Wat vreemd zag alles er uit zoo midden in den nacht, 't Was ook wat dampig. Hein had gedacht, dat 't op zoo'n vroegen Zondag morgen doodstil in de stad zou zijn cn hij alleen maar hier en daar een agent zou tegenkomen, die de nachtwacht had. Maar het kwam heel anders uit. Een paar maal kwam hij een troepje rumoerige jongelui tegen en op het Vreeburg stonden op het podium van den verkeersagent een paar feestvierders te dansen. „Nou," dacht Hein bij zich zelf, „die ma ken den Zondag aan den Zaterdag vast." Weer was hij in de straat van Kees en hergens zag hij licht Waar was het ook weer, dat Kees woonde. Op een hoek, bo ven een winkel. Ja, daar moest het stellig wezen. Toch eerst even kijken, of de naam op de deur stond. Och, lieve help! „Ge verfd!" stond er op een plankje tegen den deurpost. En 't naambordje was er afge haald. Hein floot en floot nog eens! Maar de deur ging niet open en niemand ver scheen aan het raam. Dan zou hij maar eens bellen. Dus belde hij zachtjes; en toen bij niet opengedaan werd, iets harder en eindelijk heel hard. Wat vervelend, dat Kees niet kwam. Hij luisterde eens cn ja, nu hoorde hij wat Hij zag ook licht boven aan de trap en eindelijk ging het raampje van de voordeur open. Hein meende niet anders dan z'n vriend Kees te zullen zien en zei kwaad: „Nou, jij kunt me ook mooi laten wach ten. Ga maar gauw mee." Maar plotseling zag hij, dat 't Kees niet Was. Op hetzelfde oogenblik vroeg een bitse vrouwenstem: „Wat moet U?" Hein, die in de veronderstelling verkeer de, dat hij tegenover het een of ander fa milielid van z'n vrind stond, vroeg beleefd: „Wil U even aan Kees zeggen, dat Hein er ia." „Kees, Kees, aan welken Kees?" „Aan uw zoon!" „M'n zoon? M'n zoon, die op de maan Woont zeker. Weet je niets beters dan des nachts dc menschen uit hun bed te bel len?" zei de juffrouw boos. „Maar, maar..." zei Hein haperend. „Je bent verkeerd, hoor." En flap ging het ïaairpje dicht on verdween ook het licht boven aan de trap. Hein had 't land: aan een verkeerd huls gebeld! Maar waar woonde Kees dan? 't Was toch op een hoek cn boven een winkel. Met z'n fiets aan z'n hand liep hij een eind verder. O, ja, daar was weer een hoek, ook met een winkel. Hein zette z'n fiets te gen den muur en nam z'n lantaarn mee om op het naambordje te lezen. Juist. Dalman. Dat kwam beter uit. Hein liep bet midden van de straat op om een9 te zien, of er licht binnen was. Maar alles was donker. Weer floot Hein, maar zonder het minste resultaat. Daarom belde hij maar, heel bescheiden. En kort daarna kwam er al iemand beneden, 't Was nu wel Kees, in zijn pyama, met verwarde haren. „Wat kom jij doen?" vroeg deze verwon derd. „Nou, zeg, jij bent ook 'n mooie! We zou den toch gaan visschen!" antwoordde Hein verontwaardigd. „Ja, maar niet midden in den nacht, om vóór half drie." „Half drie? 't Is half vijf, kijk maar cn Hein liet Kees bij het licht van zijn fiets- lantaren op zijn horloge zien. „Is die wekker van mij dan mal?" vroeg Kees, „die staat op half drie" „Dan is die stil blijven staan»" verzeker de Hein met overtuiging. „Nou, kom maar even boven," stelde Kees voor, „maar zachtjes, hoor!" Hein deed z'n fiets op slot en liep zachtjes mee. Kees knipte het licht in de voorkamer op en wees op de klok. „Zie je wel, 't is pas half drie." „Dan staat die ook stil," meende Hein. Kees luisterde eens, maar de klok liep. In de achterkamer was het ook half drie. In de keuken en op de gang eveneens. „Heb je de klok wel verzet?" informeer de Kees. „Natuurlijk!" zei Hein dadelijk. Maar plotseling kreeg hij een hoofd als vuur en riep: „O, wat ben ik een stommerd! Ik heb m'n horloge en den wekker een uur vooruit gezet in plaats van achteruit. Dat scheelt net twee uurl" En gauw zette hij z'n hor loge twee uur terug. „Vluggord!" spotte Kees. „Nou, maar ik ga nog twee uurtjes maffen!" „En ik ook!" zei Hein, die zachtjes naar beneden ging, waar Kees de deur achter hem sloot Toen fietste hij vlug naar huis terug cn nu kon hij begrijpen, hoe 't kwam, dat hij nog zooveel rumoer op straat gevon den had. Zonder geruisch te maken kwam hij weer in zijn bed, na eerst z'n wekker gelijk en op vier uur gezet te hebben. Niemand had iets van zijn weggaan en thuiskomen gemerkt. Om vier uur werd bij voor de tweede maal gewekt en toen hij opnieuw bij do woning van z'n vriend kwam, stond deze hem reeds op te wachten. In de doorbrekende schemering reden ze naar bulten en toen ze door de bedauwde weilanden bij hun vischslooten kwamen, konden ze toch de dobbers al zien liggen en meteen aan het werk gaan. Er werden er heel wat binnengehaald, waar niets aan zat» maar er kwamen toch ook heel wat dikke en dunne exemplaren in den visch- emraer terecht, totaal vijf en twintig. Hein vond 't aardiger naar 't binnenhalen van de lijnen te kijken dan in z'n eentje een eind verder met den hengel te gaan zitten. „We zullen best snoek vangen," beweer de Kees, toen hij 't aas in 't water liet glij den. „Als 't kouder wordt, zooals nu, dan gaat de visch dieper, maar een snoek zwemt niet zoo heel diep en z'n oogen kijken naar boven. Hij aast dus op wat boven hem zwemt en ziet hij nu mijn aas, floep, dan hapt hij er naar en dan is hij erbij!" „Hoe weet je dat allemaal!" „Van van Mameren, die is op dc hoogte. Maar nu mondje dicht," Langen tijd stonden do Jongelui stilzwij gend te turen op den rustig drijvenden dob ber, tot die op eens wegzakte. Vlug haalde Kees op en had inderdaad een snoek aan den haak. Kees' gezicht glom en Hein vond het ook een succes. Toen de visch opgebor gen was, gingen de jongo mannen eerst eens een poosje flink heen en weer loopen, ze hadden 't koud gekregen in het vochti ge gras. En een boterhammetje kwam ook al wel van pas. Nu mocht Hein ook eens op den hengel passen. „Als jo wat vangt, is 't vooi* jou," vertel de Kees. En Hein hoopte nu maar, dat hij z'n Vader niet zou teleurstellen. En dat hoefde hij gelukkig niet. Want hij ving een baas van een snoek, waar ze met hun drieën meer dan genoeg aan zouden heb ben. Kees snapte er dien morgen nog een tje, maar toen later hun pogingen vruchte loos bleken, besloten ze met hun buit naar huis te trekken. Kees maakte thuis eerst Heins portie keurig schoon. Toen Hein met den reuze- snoek en de mooie palingen thuis kwam, waren zijn ouders niet weinig verrast. Hein moest alles van z'n tocht vertellen, maar dat hij de klok nog eens weer een uur had vooruitgezet, daar werd hij braaf om uitge lachen. Toch vonden ze beiden, dat Hein nog maar eens moest meegaan, maar dan liefst niet op een dag, dat hij de klok moest verzetten. Doch daar was gelukkig het eerste half jaar geen kans op. (Nadruk verboden). Kinders, heb je Groen gezien In zijn nieuwe vliegraachien, Die hij in zijn droom aanschouwt, Zooals niemand ze ooit bouwt? 't Is een heel vernuftig ding, Waarmeo hij de lucht inging: D allernieuwste vliegmachlen, Daarbij tevens Zeppcli(e)n. Groentje, Groentje, opgepast! Houd jc toch wat boter vast! 'n Ongeluk is gauw gebeurd, Als *t ballonnetje eens scheurt... door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. An9 de Laat en Loek van Mecrten wa ren druk aan bel babbelen, terwijl ze sa men naar school gingen. Plotseling viel Ans zichzelve in de rede en riep uit: „O, kijk eens! Wat een grappig oud da metje!" En Loek, die de richting van Ans' oogen gevolgd had, zag nu aan den overkant van den weg een oud dametje, dat moeilijk liep en steunde op een stok. Ze had een grootc tasch aan haar arm. „Dat Is onze buurvrouw!" zei Loek. „Ze woont in het kleine huisje naast ons, je weet wel, met den hoogen muur om den tuin. Ze heeft een raooien hond en een schat van een poes. Ik zit wel eens boven op den muur cn bij zoo'n gelegenheid heb ik ze gezien. Ik vind, dat ze net lijkt op een fee uit een sprookje. Dolgraag zou ik eens met haar praten. Vader zegt, dat ze een beetje zonderling is. maar ik vind het een schattig oud dametje en jij?" „Ja, ik eigenlijk ook. Er is iets in haar ge zicht, waardoor je naar haar kijken moet, of jc wilt of niet. Ik bedoel iets bijzonders, iets liefs." Weldra waren de meisjes weer in druk gesprek. Ze hadden het over het groote ge costumeerde bal, dat over veertien dagen door den burgemeester en zijn vrouw gege ven zou worden. Ans en Loek behoorden beiden tot de genoodigden. Ans, die meende, dat Loek evenals zij- zelve de invitatie zou aannemen, vroeg: „Wat trek jij aan? Ik heb een heel leuk zigeuner-costuum, dat Moeder vroeger ge dragen heeft en waarmee zij een prijs ge wonnen heeft. Nu worden er ook prijzen uitgereikt en hoop ik maar, dat...." „Je een prijs krijgt!" viel Loek In. „Ja, dat zou natuurlijk eenig zijn! 't Spijt me vreeselijk," ging zij even later voort en haar stem klonk bedroefd, „dat ik geen cos- tuum heb en Moeder er mij geen geven kan." „O, wat is dat jammerl" riep haar vrien- Groentje lacht maar en heeft pret» 's Nachts gaat hij nooit meer naar bed Slapen kun jo overdag! Zegt hij met een breeden lach. Ookhet maantje heeft plezier; Dat ziet ieder duid'Iijk hier. Sterren kijken peinzend toe. Wordt zoo'n vliegmachien nooit moe? Eind'lijk, plof! daar tuimelt Groen Met een vaart pardoes en toen..- Wordt hij wakker in zijn bed! Uit is 't met de vliegerprctl 1 „Als er maar feeën bestonden!" dacht Loek van Mecrten weer. 't Zou net iets uit een sprookje zijn: een goede fee, die eenige geheimzinnige woorden mompelde, haar staf zwaaide en.... plotseling een costuum te voorschijn tooverde, waarin zij naar hot bal zou kunnen gaan! „Maar dan moest zij toch gauw uit do lucht komen vallen!" peinsde Lock verder, want vanavond zou Moedor een briefje aan den burgemeester en zijn vrouw schrijven om te bedanken.... of.... ofals het costuum er was!.... de uitnoodiglng aan te nemen. A 1 s het er was! Maar hot was er niet en het zou niet komen ook! Daarvan was Loek maar al te vast. overtuigd. Zij vond zichzelf al beel dom, dat ze ook maar een oogen blik aan de mogelijkheid dacht. Toen de meisjes om twaalf uur uit school kwamen, regende het. Daar zagen zij het eigenaardige, oude dametje weer! Ditmaal liep zij een eindje vóór hen uit» Plotseling riep Look: „Och, wat zal ze nat worden! En haar tasch lijkt wel erg zwaar te zijn. Ik zal haar mijn paraplu geven". En zij rende weg om het dametjo in té halen. De anderen trokken ongeduldig da schouders op of gichelden. Geen hunner scheen medelijden met het dametje tc heb'* ben. „Dank je vriendelijk, lieve kind!" zei dé oude dame, toen Loek min of meer verle- gen haar paraplu aangeboden en zelfs gen. vraagd bad dc tasch te mogen helpen dra* gen. „Ik ben blij, dat ik zoo'n beleefd meis je ontmoet. De tegenwoordige jeugd heeft meestal haast en geen tijd'om oudere men* schen een handje te helpen. Maar jij vormt een gunstige uitzondering." Loek kreeg een kleur bij het hooren vatf deze woorden en hielp dapper de zware tasch torsen. Er zat heel wat in! Zij bracht het oude dametje naar huis. De groote, witte poes zat zich op den muur in het zonnetje te koesteren, maar sprong er on* middellijk af. toen haar eigenares haaf riep. i Neem geen voorbeeld aan vriend Groen En ga nooit zoo'n luchtreis doen! Teeken Groentje liever uit Op papier, dat is geruit! C. E. DE LILLE HOGERWAARD. (Nadruk verboden). dinnetje uit en er klonk diep medelijden in haar stem. „Een nieuw costuum is wel niet zoo heel duur, maar..., „Moeder kan het toch niet betalen!" maakte Loek den zin af. En zij slaakte een diepen zucht, 't Was ook zoo jammer, zoo vreeselijk jammer, dat zij niet naar het ge- costumeerde bal zou kunnen gaan, want ze had er zoo'n zin in, vooral nu Ans, haar vriendinnetje er ook heen ging. Maar.... er was natuurlijk niets aan te doen! Vader en Moeder moesten heel zuinig zijn sinds Vader buiten zijn schuld zijn betrek king kwijt geraakt was en aan een ex traatje, nog wel zoo'n duur extraatje! viel eenvoudig niet te denken. Dit wist Loek maar al te goed en toch....! O, wat zou ze vreeselijk graag naar het gecostumeerde bal gaan! Als er maar feeën bestonden, die haar een costuumpjc, een heel eenvoudig costuumpje, konden verschaffen! Maar die hoorden natuurlijk in de sprookjeswereld thuis en zij, Loek van Meerten, was nu een maal geen kind uit een sprookje, al zou haar dit n u heel welkom zijn geweest Niets aan te doen dus en er maar niet lan ger over praten! Ans scheen iets dergelijks te denkon, want zij veranderde plotseling het onderwerp van gesprek, terwijl zij zich voornara het gecostumeerde bal niet meer aan te roe ren. Maar dichter bij school gekomen, groei de het gezelschap aan en de andere meis jes spraken opgewonden over het aanstaan de feest De burgemeester woonde reeds vele jaren in het dorp en hoewel het eén jaarlijksche gewoonte van hem was, de jeugd op een bal uit te noodigen, zou het ditmaal een bijzonder feest zijn, daar de gasten gecosturaeerd moesten verschijnen. In de les werd over het algemeen niet zoo goed opgelet als anders. De gedachten waren bij het gecostumeerde bal of hup pelden er heen. Ze waren eenvoudig niet bij de les te houden! En de Jonge onder wijzeres, die zelve wel niet uitgenoodigd was het zou een kinderbal zijn doch wier jongste zusje tot de gelukkigen be hoorde, kon zich maar al te goed in hun voorpret verplaatsen en was zoo vriende lijk, een oogje dicht te doen» „Witje en Juno zijn mijn lievelingen," zei het oude dametje nu tegen Loek. „Ze ma* ken mijn leven wat minder eenzaam. Ik ik had vroeger een meisje, als jij bent* maar zij stierf, toen zij dertien jaar was. Ga je soms qog even mee naar binnen?" Loek meende, dat het onbeleefd was té weigeren cn volgde hot oude dametje, dat den huissleutel reeds in het slot stak. Spoedig zat het tweetal in de gezellig* huiskamer en vóór Loek het wist, verteld© zij alles van het gecostumeerde bal, wat wij reeds weten, dus ook, dat zij niet kon gaan* omdat ze geen costuum had. Het ouda dametje luisterde aandachtig en glimlachte geheimzinnig, alsof zij ieta in haar schild voerde. Lock had haar doof haar gebabbel over feeën op een denkbeeld gebracht Na een tijdje nam het meisje afscheid- Ze moest echter beloven spoedig terug te komen. Nu, dat wilde zij wel! Dien middag 't was Woensdag ging Loek met Moeder wandelen cn toen zij te* gen vijven thuis kwamen, wachtte haar een verrassing. Vader, dio in den tuin bozig geweest was* zei dadelijk: „De oude dame van hiernaast is er ge* weest Zij heeft een verrassing voor Loek gebracht". ,Een verrassing? Voor mij?" vroeg Loek verbaasd. ,Ja. 'n Groote doo3. Die staat op de bank- Ga maar 's gauw kijken!". Nu, dat liet het meisje zich natuurlijk geen tweemaal zeggen! Haastig maakte zij de doos open en...- sloeg van verbazing de handen in elkaar- „Moeder! Vader! Komt u eens gauw klj* ken!" riep zij verheugd uit Vader en Moeder zagen nu.... een keu* rlg costuum! Moeder hielp Lock het voor* zichtig uit de doos nomen. Een Tyroler pakje, Loek! Je zult op het gecostumeerde bal als een Tyroolsche ver schijnen!" zei Moeder, terwijl zij het fleu* rige, roode rokje, het zwart fluweelen keurs- Je en het neteldoeksche blousje uit de doos te voorschijn haalde. Hoeral Hoera!" Juichte Loek, terwijl zij door de kamer danstè. „En hier is een briefje," zei Moeder, haar een envelop overhandigend, „Lees maat

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1932 | | pagina 11