AUTOPLAIDS
MODERNE BL0KDESS1NS
M. A. RAMSELAAR
Voorkomen
PRE VENTOR
C. H. van DOORN Zn.
FIRMA
3.50 —4.25— 6.25
KAPLAARSJES
Toen het tegen Kerstmis
liep
Broertje weet het!
In het Schemeruur
is beter dan genezen!
Ouders laat Uw kinderen met
gezonde voeten en stevige, rechte
beenen door het levon gaan.
Geeft ze minstens tot 17 jaar
Praventor schoenen.
De juiste schoen voor groeiende voeten.
Gediplomeerd Vootkundlge.
UTRECHTSCHKSTRAAT 9. Tol. 219.
't. Had gesneeuwd, den heclcn nacht en
alles lag toegedekt met een dikke, witte
vacht. O, wat waren de kinderen blij! In
langen tijd waren zc 'smorgeus niet zóó
vjug aangekleed geweest. En de morgen
boterhammen verdwenen in een wip, want
V-ader had er op gestaan, dat de jongelui
aten, vóór ze de kou ingingen. En nu waren
z.e met z'n driecn in den tuin bezig. Een heer
lijk pak sneeuw lag er. Toen Ilenk dc keu
kendeur openmaakte, was de sneeuw ge
woon naar binnen komen rollen. Nu bcko
gelden dc jongens elkaar met sneeuwballen
«>n Els stond zich zelf met sneeuw te was-
schen.
Wat doe je toch, Els?"' vroeg Moeder, die
aan de keukendeur kwam.
..Ik ben zóó blij met de sneeuw, dat ik
mezelf waschr legde 'i meisje uit. Ze had
ïoodc wangen van 't wrijven met de koude
sneeuw.
Ik eet wat van die witte sneeuw op
ook," ging Els verder.
..N'iet doen", raadde Moeder, „de sneeuw
vlokken brengen alle onzuivere dingen, die
in dc lucht zitten, mee naar beneden."
..Daarom is dan de lucht zoo zuiver, hè,
als 't gesneeuwd heeft," riep IIcnk.
„Ja, 't ruikt heerlijk hier in dc sneeuw
vond Aart ook.
..Ik ruik niets," zei Els, de sneeuw, die ze
in haar mond had willen stoken, wegwer
pend. „En nu ga ik m'n portret maken."
Els holde naar een plekje in den tuin.
waar nog niet gcloopen was cn ging daar
rechtuit in de sneeuw liggen. Zelfs haar
annen drukte ze stijf in dc zachte massa.
..Moes, help me nu eens voorzichtig op
slaan" riep Elsje. Moeder kwam dichter
bij, wadend door de boogo sneeuw en zei:
Ik mocht, warempel wel kaplaarzen aan
hebben."
Zij stak Els haar handen toe en trok de
portretmaakster één, twee, drie, overeind.
„Prachtig gelukt, hè!" prees Els.
Ja, Els* portret stond ten voeten uit in de
sneeuw. Zelfs dc twee vlechtjes kon je zien.
Maai' door dat al zaten Elsjc's kousen nu
vol sneeuw.
•Ja, Moes, ik moet voor dc sneeuw en
den regen eigenlijk ook kaplaarsjes heb
ben," meende Els.
„Als 't schip met guldens komt," grapte
Moeder, „dan koopen we voor dc heelc fa
milie een paar kaplaarzen."
Daar werd gebeld, 't Was Mariotjc. Ze
kwam haar vriendinnetje halen, om mee
naar school te gaan Haar sleetje had zc
bij zich.
„Xecm je die mee naar school?" vroeg
Els. „Mag dat?"
Els was pas een maand of drie op de
■chool van Marietjc, pas sedert ze in deze
•uitenwijk van de stad woonden. Toen ze
ióg midden inde stad op school waren,! pro-
deerden de kinderen nooit van de sneeuw,
rant. daar werd ze zoo gauw mogelijk weg-
reruimd. Hier aan 't randje van dc stad,
naakten ze daar zoon haast niet mee.
Ik neem dc slee mee," riep Els de jon-
fens toe.
„Nee, hoor, de slee is net zoo goed van
ins," beweerde Henk.
„Den je mal, jó, wij gaan toch zeker een
lijbaan maken," zei Aart. Ja, dat vond
lenk eigenlijk ook fijner. En dus trokken
Ie meisjes met haar sleetjes naar school.
Vat een pret gaf dat op 't schoolplein. Dc
kleine meisjes mochten op de slee ghan
gittencn de groote trokken. Toen meneer
jlapte, moesten alle sleetjes in dc gang ge-
et worden. Tot bet speelkwartier. Maar, o
fchrik! Op eens was dc sneeuw nat en akc-
fiig: 't dooide.
I En om twaalf uur moesten ze met haai
sJeetjcs door de modderige watersneeuw
joggeren. Met knelsnattc voeten kwam Els
thuis.
Had ik nu maar kaplaarsjes!" zuchtte
- Zc zijn er," juichte Moeder.
Js 't schip met guldens gekomen?" vroeg
Els blij.
..Neen, Grootmoeder is er."
n| .-Door dit weer?"
H -Met een auto."
I -,.Q, wat heerlijk!" Els holde naar binnen
!»n viel de oude dame dadelijk om den hals.
BE «Ben je blij, liefje?" vroeg 't oudje, haar
kleinkind over 't haar strijkend.
jBI «Nog blijer clan met een schip met gul-
i jfiens."
Moeder vertelde, wat zc 's morgens be
sproken hadden.
„En dat ik nu net zoo'n paar kaplaarsjes
voor je gekocht had. Dat is toch wel boel
toevallig, hè meisje?"
„Dol gewoon! Maar u hebt altijd van die
reuze verrassingen!"
„Jc bad je verjaarscadeautje nog te goed
van mc."
„O, ja. Ik dacht, dat ik een pop zou krij
gen."
„Had je liever een pop gehad?"
„O, neen, 'k ben veel blijer met dc kap
laarsjes." En Els gaf Grootmoeder een har
telijkcn zoen om haar te bedanken.
..Pas ze nu maar eens gauw," raadde 't
lieve oudje.
Maar Els moest eerst droge kousen gaan
aantrekken. Toen zc daarmee klaar was,
kon zo de laarzen passen, 't Was een heel
werk om ze aan te trekken. Fijn, ze zaten
lekker.
„Zijn zc niet te groot?" informeerde Groot
moeder.
„Neen, zc passen precies. Mag ik zc met
een aanhouden?"
„Natuurlijk, kind."
Els was de wereld te rijk. Zc gaf nu hicts
meer om 't vieze weer: geen enkele maal
kwam ze met natte voeten thuis. Marie,tje
wou, dat zo ook zoo'n grootmoedertje had,
Maar die heeft ze helaas niet meer. Ze
hoopt nu maar, dat zc met haar jaardag ook
een paar kaplaarsjes krijgen zal. Zc zet
zc boven aan haar verlanglijst,
J. n. BRIXKGREVEENTROP.
(Nadruk verboden).
door
C. L. DE LILLE HOG ER KAARD
Den geheclen dag had het gesneeuwd,
maar 's avonds, toen de maan tusschcn de
wolken aan den hemel door naar beneden
gluurde, waren dc sneeuwvlokjes zoo moe
geweest, dat zc ook een dutje wilden doen
net als de menschen cn de kinderen.
De sneeuwvlokjes, die in do groote, grij
ze wolken sliepen, droomden ai van dc
pret, welke zij zouden hebben, als zij mor
gen vroolijk naar beneden tuimelden en
daarbij als dartele kinderen stoeiden. Ze
deden dan: wie het eerst beneden was en
dat was niet zoo: gemakkelijk, want ze
mochten niet den .koristen weg naar de
Aarde nemen, maar moesten dit zwevende
doen.
En de snoemvvlokjes, die dat heerlijke
reisje al achter den rug hadden, rustten
van den vermoeienden wedstrijd uit. Sa
men hadden zij een wit laken over het
bosch uitgespreid, dc boomen en struiken
een wit jasje aangetrokken met evenveel
mouwen als zij takken hadden, en de boom
stronken cn groote stccncn een snecuw-
bocdjc opgezet.
Hoe mooi was bet nu in het bosch!
Dc Maan scheen er plezier in te hebben
en verlichtte het met haar heldere stralen.
En het was zoo stil!
Daar kwam plotseling Kabouter Bollc-
wang achter een boomstam uit gluren. Jul
lie weet: Kabouters komen alleen te voor
schijn, als er geen menschen of kinderen
zijn.
Kabouter Bollcwang keek naar alle kan
ten, maar nergens was iets te zien. Zelfs dc
haasjes hieven in hun dichtgesneeuwde
holletjes.
Kabouter Bolle wang floot nu driemaal
op zijn fluitje, dat hij van een grashalm
gemaakt had cn... van alle kanten kwa
men ze aanzetten, de Kabouters!
Natuurlijk hadden allen puntmutsjes op
liet hoofd cn groote puntschoenen aan do
voeten. Bovendien had ieder Kaboutertje
een langen baard. O, wat leken zij op el
kaar! 'k Geloof, dat ik ze nooit uit elkaar
zou kunnen houden! Maar do Kabouters
zelf konden dat best! Dat kleine volkje is
ook vreeselijk knap!
Wie daar allemaal waren? Ik zal ze eens
opnoemen. Dan moeten jullie ze maar tel
len.
Bobby Bollewang,
Peter Puntschoen,
Hansje Handje-gauw,
Moor, de poes, en Hek, de hond.
Vóór het winkelraam,
Kregen midden in den nacht
Groote ruzie saam,
Angstig mauwde Moortje plots:
'n Dief! Een dief! O wee!
Stellig neemt zoo'n. slechte man.
Eentje van ons Mae'!
Hek, ga jij er eens op af!
Ik?! blafte de hond.
En waarom? 'k Heb niets gehooid!
Loop jij in het rond! -
Jij bent toch een waakhond, zeg!
Mauwde Moortje kwaad.
Bah! Hoe toch zoo'n laffe hond
Met zich spotten laat!
Nijdig kefte Hektor nu:
Lieve deugd! Ik laf?!
Acht uur werk ik op een dag.
Los jij mij maar af!
Waken in den nacht, zei Moor.
Is geen poesenwerk.
Wat zoo'n hond een stumperd is,
Ook al 1 ij k t hij sterk!
Stumperd! 'k Zal jc, stumperd. jij!
Blafte nu weer Ilok.
Als ik je nog langer hoor,
Neem ik j'in mijn bek!
Wat is dat? vroeg d' olifant,
Die van al 't krakeel.
Wakker werd. En overeind
Kwam zelfs een kameel.
Het konijn en ook het schaap
Waren vrees'lijk bang
'n Dief! Een dief! O wee! Hansworst
Zocht reeds naar een tang
Om hem fluks te lijf te gaan.
Maarbedacht zich nog,
Beter was bet, als een dier
Er op afging toch!
Tijger, beer en pinguïn,
Ja, zelfs chimpansó
Werden angstig, sidderden
Allen bij 't idee,
Dat een dief hen stelen zou
Midden in den nacht!
Hield dan vóór het winkelraam
Niemand meer de wacht?
Plqts'ling brulde Koning Leeuw:
Stilte in mijn rijk!
Of... je krijgt met mij te doen!
Maar wat is dat? Kijk!
- Daar in 't hoekje zit een muis.
'n Levende! Nee maar!
Daarvoor maakten jullie nu
Zoo'n kabaal, nietwaar?
Hektor, Moortje en de rest
Schaamden zich geducht.
Dat ik ook niet wijzer was!
Dacht elk met een zucht.
Slapen gingen zij nu weer
En de winkelier
Merkte in zijn droomen niets
Van hun boos getier.
Toen de nieuwe dag aanbrak.
Stonden vóór het raam
Alle dieren en hansworst
Weer eendrachtig saam.
(Nadruk verboden).
Wimpje Woudmui),
Karellje Klein,
Pimmy Puntmuts,
Dorus Dribbel en
Simon Snclvoct.
Alle Kaboutertjes gingen nu m- een kring
om ceil grooteh boomstronk zitten, doch
stonden eerbiedig 'op, toen de Kabouter-
Koning met zijn beide pages: Krul en Punt
er aankwam. De Koning ging op den boom
stronk zitten, want dat was zijn troon. En
dc pages bleven ieder aan een kant van
hem staan.
Plechtig tikte de Kabouter-Koning met
zijn staf op den grond en zei:
„Kabouters, ik heet u hier allen welkom!
Wij hebben gewichtige zaken te bespre
ken, want bet is mij ter oore gekomen, dat
er dit jaar verscheiden kinderen in de stad
zijn, die geen Kerstboom zullen hebben.
Hier in het bosch zijn eenige Iverstboo-
men cn daar jullie klein maar dapper zijn,
heb ik bedacht, dat jullie best wat Kerst-
boomen naar de stad kunt brengen, 't Is
echter een vermoeiend werkje en daarom
moet je niet tot den laatsten nacht cr mee
wachton, maar dadelijk beginnen. Begre
pen?"
Alle Kabouters bogen eerbiedig het hoofd
om te kennen te geven, dat zij het bevel
van hun koning zouden uitvoeren.
Maar wat gebeurde?
Hansje Handje-gauw wilde den aller
grootsten denneboom uit het bosch meene
men. Natuurlijk was die veel te zwaar voor
het kleine mannetje en kon dat den boom
niet dragen. Hef mocht hem zelfs niet ge
lukken er oenige beweging in te krijgen.
Maar Hansje gaf bet niet op. Hij probeer
de en probeerde het steeds weer. Op het
laatst bleef bij alleen in- bet bosch achter.
Alle andere Kabouters waren met een
Kerstboom op den schouder naar do stad
gegaan.
Eindelijk begreep Hansje toch, dat hij
dien zwaren boom niet kon dragen. En hij
bad toch zoo vreeselijk graag een grooton
Kerstboom aan dc kindertjes in do stad ge
bracht! Zou hij 't dan maar met een klei
neren probeeren? Maar ach, mooie klei
ne Kerstboomen zag hij niet meer. Die had
den de andere Kabouters al meegenomen.
Wat zou hij doen?
Hansje was op het punt in tranen uit te
barsten, toen hij plotseling een Kraai zag,
dio wat vroeger opgestaan was dan ge
woonlijk.
Duidelijk kraste dc groote vogelt
Hansje, Hansje, arme man,
Ben jij dan zoo naar ervan?
'k Zal je helpen. Kra, kra, kra!
't Weet wel raad, lioor Hans!
Hoera!
Verrast had Hansje Handje-gauw geluis
terd naar hetgeen dc Kraai hem te vertel
len had. Zou die hem werkelijk kunnen
helpen?
Hoor, daar kraste zij weer:
Hansje, luister nu eens goed.
'k Za.I je zeggen, wat jo doet!
Ga maar daad'lijk met mij mee,
Want ik heb een pracht-idee,
Een eind verder is een laan,
Waar veel mooie hulsten staan
Pluk cr maar een massa van
En loop naar de stad dan, man!
Met een hulstvracht op je rug.
Daar versier je huizen vlugl
O v'r a 1 kan geen Kerstboom zijn.
Breng dus buist aan groot en klein!
Zoo, nu weet je, wat je doet!
Hans, begrijp me nu eens goed:
Kerstmis nadert! 't Wordt dus tijd,
Dat jo oud en jong verblijdt!
't Kerstfeest toch viert b ij pas goed,
Die wat voor een ander doet!
Maak dus velen blij! Kra, kra!
Vroolijk staat dio hulst, hoera!
Nog vóór Hansje Handje-gauw de Kraai
bedanken kon voor haar goeden raad, was
do vogel al weggevlogen.
De Kabouter wreef zich eens goed de
oogen uit. Gedroomd had hij niet, want hij
was helderwakker. Kon hij 't zich dan alle
maal vcrbeald hebben? Neen, zeker niet!
Want een eindje verder zat de Kraai wer
kelijk op hem te wachten, terwijl zij
kraste:
Hansje, zeg eens, kom je nou?
Maar dan alsjeblieft wat gauw*
Even verder is de laan,
Waar de mooie hulsten staan! 1
Ilansjo volgde nu de Kraai en kwam wel
dra in een laan, waar dc roode hulstbcsjes
niet to tellen waren. Handig sneed hij met
zijn zakmes mooie takken af, bond die mei
ccn touw, dat liij gelukkig bij zich had, or
zijn rug en ging cr mee naar de.stad.
Terwijl de kinderen nog sliepen, versier
de hij menige huiskamer met hulst. Na
tuurlijk bleef hij niet wachten, tot de jeugd
beneden kwam. Ook zonder dat hij hun
vreugdekreten hoorde, wist hij, dat ze blij,
heel blij waren met dio yrooüjke, roodu
besjes
Nog menige reis van het bosch naar dc.
stad deed Hansje en steeds was hij met
hulst beladen. De Kabouter-Koning was zeer
tevreden over hetgeen hij gedaan had on
sinds dien tijd zorgen dc Kabouters nog
altijd, dat cr tegen Kerstmis hulst in de
huizen van heel veel menschen is.
Jullie kent die roode besjes zeker wel,
maar wist jo ook, hoe dat Kerstgebruik
ontstaan is?
(Nadruk verboden).
Van Sinterklaas kreeg zusje
Een mooie, groote pop
Met zelf gebreiden mantel
En met zoo"n hoedje op.
Heeft Sinterklaas, vraagt zusje,
Dien mantel zelf gebreid?
IIoc kan 't bestaan! zegt 't kindje,
Hij beeft zoo weinig tijd! -•
Moes zit met 't lastig vraagje
Niet weinig in het nauw
Zij denkt en wacht eens even,
Maar 't antwoord komt niet gauw»
Op eens brengt broertje uitkomst.,
Hij straalt, dc kleine baas.
Zeg zus, dien mantel breide..»
De vrouw van Sinterklaas!
R. ASSCHER VAN DER MOLEN
(Nadruk verboden). i
Als 't 's middags al vroeg donker wordt,
't Vaak regent, dat bet giet,
Dan komen wij wat vlug uit school,
Want leuk is *t buiten niet!
In huis is het gezellig dan:
De schemerlamp is aan
En 't wordt nu, o, zoo'n knusse tij«*
Nog vóór wij eten gaan.
Want Moes vertelt of schakelt in
Do radio. *t Wordt echt
En geen, die nu ntvfc Juivt'acn afdj
Of onderwijl wat zegt!
Dan krijgen wij een kopje ib.ee,
't Feest is in vollen gang!
Is 't wonder, dat ik eiken dag
Weer naar dat uur verlang?
(Nadruk verboden).
CAR LA HOOG.