IGROOTE COLLECTIE
RAMSELAAR
Voorkomen
PRE VENTOR
C. H. van DOORN Zn.
HANDGEWEVEN
TAFELKLEEDEN
DIVANKLEEDEN
KAPSTOKKLEEDEN
ETC. ETC.
FIRMA
Een Heerlijk Reisje
Een Grappige Geschiedenis
is beter dan genezen!
Ouders laat Uw kindoren met
gezonde voeten en stevige, rechte
beencn door het levon gaan-
Geeft zo minstens tot 17 jaar
Preventor schoenen.
De juiste schoen voor groeiende voeten.
Gediplomeerd Voetkundige.
UTRECHTSCHKSTRAAT 9. Tol. 219.
door
V C. E. DE LILLE HOG ER WAARD.
Hoofdstuk VI.
De Verloren Beurs.
je Ook het eerste ontbijt werd aan den kant
van den weg genuttigd. Het was niet zulk
stralend weer als den vorigen dag, donkere
wolken bedekten de lucht, maar liet was
droog, nog droog en ze konden immers,
zoodra dc eerste druppels vielen, naar „bin
nen" gaan! Met zóóveel hulpvaardige han
den was liet hccle zaakje spoedig in den
auto cn zijzelf waren heusch niet van zout
en kondon dus hest tegen een regenbuitje.
liet ontbijt werd dus wel bedreigd, maar
niet verstoord door den regen en juist had
den Oom en dc neven den inwondigen
mensch voldoende versterkt, zoodat zij er
weer tegen konden, toen do eerste groote
regendruppels neerkletterden.
,,'k Dacht wel, dat we regen zouden krij
gen," zei Oom Jan.
Acht oogen schenen zekerheid tc willen
hebben, of Oom hen in het ootje wilde nc
men of niet en Ilans vertolkte niet alleen
zijn eigen gedachten, maar ook die der an
deren, toen hij opmerkte:
„Dat konden wij aan die donkere luchten
ook zien, Oom!"
„Vannacht wist ik liet "al!" zei Oom hnet
een fijn lachje.
Toen waren er toch sterren aan den he
mel!" riep Piet uit.
Zeker! cn toch wist ik liet!"
„Maar hoe dan?" vroegen Hans cn Piet
tegelijk.
„Aan dc slang vau Bob en Piet!" luidde
het antwoord.
t „Als die dikke, oranje slakken zich ver-
m tonnen, is het altijd een toeken van nadc-
H renden regen," lichtte Oom Jan loc.
Allen lachten; Bob en Piet wel een beetje
verlogen, maar ze werden toch door dc al-
gemcenc vroolijkhcid aangestoken.
- „Wat doen we vandaag, Oom?" vroeg Piet
B om dc aandacht van de geschiedenis met
B de slak cn henzelf! af te leiden.
Ik had gedacht wat in de heerlijke bos-
B eclicn tc wandelen,antwoordde Oom Jan.
K ..I)at wil zeggen: vóór de koffie maak ik
H| oen wandeling met Hans en Tom, terwijl
B Bob en Piet dan dc bedden kunnen opma-
ken cn alles onderhanden nemen, wat er
„binnenshuis" gedaan moet worden. Na de
B koffie wil ik met hen op stap gaan en ge-
ven wij Hans cn Tom de gelegenheid voor
B een lekkeren maaltijd te zorgen. Eén van
hen moet dan inkoppen doen in het na-
burigc dorp cn de andcr past in dien tijd
|w op den wagen. Hoe lijkt die dagverdee-
ling jullie, jongens?"
f. „Prachtig, Oom!" klonk het uit vier mon-
rnden, want ze wilden graag zelfs in den
regen een wandeling door dc bossclien
maken. En zij mochten van geluk spreken,
want hoewel nu cn dan een fiksclie regen
bui op hun waterproof uitrusting afketste,
brak toch meermalen de zon door en lioe
liecrlijk-mooi was liet dan in het boscli! Als
flonkerende diamanten hingen do pas ge
vallen en nu door de zon beschenen regen-
j' druppels aan dc bladeren van boomen cn
struiken. En wat rook liet heerlijk in het
&jv boscli!
l „Gezondheid met lepels, jongens!" zei
B' Oom Jan cn allen snoven deu geur diep op.
Oom Jan, die niet alleen een wandelkaart
bij zich had, maar ook een kompas, kon
H niet licht verdwalen in de uitgestrekte bos-
B schen. De jongens meenden, dat ze nog
SS uren ver van den wagen af waren, toen zij
ra cr plotseling weer vlak vóór stonden.
ITct koffiemaal werd „binnenshuis" ge-
nutligd, omdat liet juist weer begon tc re-
genen, maar ook daar liet liet zich best
I- smaken,
n
Na do koffie bleef Oom een uurtje rustig
zijn kranten lezen en krabbelden de jon-
gens weer ansichten vol om de familieleden
van hun doen cn laten op de hoogte te hou
den. Hun ouders verwachtten natuurlijk
geen lange brieven en waren met deze
Korte mededeelingen meestal in tele
gramstijl meer dan tevreden.
Juist waren zij klaar met de schrijverij,
toen Oom Jan zich bereid verklaarde met
Bob en Piet een wandeling te maken en
kon het tweede gedeelte van het programma
voor dien dag dus afgewerkt worden.
Na loting ging Tom inkoopen voor den
maaltijd doen en bleef Hans dus alleen in
den wagen achter, in het volle bewustzijn
zijner verantwoordelijkheid. ITet weer knap
to op cn hij zat zich op een veldstoeltje aan
den kant van den weg 't gras was nog
te nat! lekker in het zonnetje te koeste
ren, weldra geheel verdiept in één der
mooie boeken, welke Oom Jan meegenomen
had.
't Viel hem hcelemaal niet op, dat Tom
erg lang wegbleef, zoo ging hij in zijn boek
op, tot... hij zijn broertje plotseling met
oen ontdaan gezicht voor zich zag staan.
Dc jongen was heelcmaal van streek en de
eerste oogenblikken niet in slaat te spre
ken. Wat was cr gebeurd?
Het duurde een paar minuten, vóór bij
praten kon cn toen vertelde hij in onsamen
hangende woorden, dat hij, toen hij naar
't dorp gegaan was, do beurs in de bood-
schappentasch gelegd bad om 'm niet tc
verliezen, maarmet een leegc tasch
bij den slager gekomen was! Dc beurs had
hij verloren! Hoe dat wist hij niet. Lang
zamerhand had hij zich echter herinnerd,
dat hij aan geen beurs denkend de
tasch jolig door de lucht gezwaaid had in
zijn vreugde over het zonnetjo cn liet heer
lijke buiten-zijn. Natuurlijk was hij toen
den weg weer teruggegaan, ijverig naar al
le kanten spiedend, of hij het verloren voor
werp ook zag. Maarnergens ontdekte hij
het! Wat nu? Opnieuw was hij naar den
slager gegaan, had het goval uitgelegd en
was op het punt geweest den goedhartigen
man tc overreden hem het vleesch mee tc
geven, toen... hij vertelde, dat ze met hun
vijven in een wagen hot land doortrokken,
Even had de slager hem onderzoekend
aangekeken. Dc jongen zag er eigenlijk niet
uit, of hij in een woonwagen thuis hoorde,
maar als hij 't nu toch zelf vertelde
De man wilde zekerheid hebben omtrent
zijn vermoeden en het beste middel daar
toe leek hem: het stellen van een paar vra
gen. Hij stak dus maar dadelijk van wal
en vroeg:
„Wanneer ben je hier gekomen?
„Gisteren," antwoordde Tom.
„En wanneer gaan jullie weer verder?"
„Morgen."
't, Geval werd hoc langer hoe bedenke
lijker.
„Waar slapen jullie?" ging dc slager
voort met vragen.
„Gedeeltelijk in den wagen, gedeeltelijk
in een tent," luidde het antwoord.
Dc man was nu wel overtuigd, maar
vroeg voor alle zekerheid nog:
„Waar koken jullie?"
„In den wagen!" klonk het niet zonder
trots.
„Nou weet ik genoeg!" zei de slager. „Als
jc geen geld bij jo hebt, kan ik je geen
vleesch geven, 'k Laat me niet beetnemen
en 't krioelt hier van rondtrekkende ker
miswagens."
„Maar 't is geen kermiswagen!" riep
Tom uit. „'t Is wat 'n fijne auto!
„Ja, ja! dat zal wel!" zei de man met een
ongcloovig gezicht.
„En we zijn geen kermisreizigers!" zei
Tom nu. „Ik heb 't geld onderweg uit mijn
tasch verloren en zal het u, zoodra mijn
Oom thuiskomt, brengen."
„Die smoesjes kennen wc!" riep de slager,
wiens geduld blijkbaar ten einde was,
barsch uit. „Geen geld, geen vleesch! En
maak nou maar gauw, dat je weg komt,
of ik bel dc politie op."
Hoewel Torn op dit oogenblik werkelijk
niets op zijn geweien had, waardoor hij
bang voor de politic moest zijn, vond hij
die schande blijkbaar tc groot en besloot
hij den winkel dan maar zonder vleesch te
verlaten. De moed ontbrak hem, nu nog op
groente en aardappelen uit te gaan en hij
holde terug naar Hans.
„Wat een pech!" vond deze, toen hij ein
delijk het heelc verslag gehoord had. „En
wat zullen we nu beginnen?"
„Ik weet het niet," antwoordde Tom en
zijn toon klonk somber.
,,'t Eenige wat ons te doen staat, is Oom
Jan, zoodra bij terugkomt, alles te vertel
len!" meende Hans.
„Er zal wel niets anders opzitten," zei
Tom. die als een berg tegen dit oogenblik
opzag. Dat zo dien middag geen eten hadden
ook al rammelde hü van den honger!
was niet het ergste, want wat zou Oom
wel zeggen? Nu kondon zo koken cn
hadden ze niets om te koken! Dat hij ook
zoo oerstom had kunnen zijn de beurs te
verliezen!
En Hans was niet in slaat hem op tc beu
ren. Het weinige geld, dat ze voor ansichten
bij zich hadden, was al ingcslonken tot en
kelo kwartjes en daar konden ze natuurlijk
geen vleesch on verdere levensmiddelen voor
vijf personen voor koopen.
Alles was nu plotseling voor de beide
jongens veranderd. Het heerlijke reisje was
vergeten. Zo waren vol zorg. Als Oom maar
niet boos was! Zoo heel gauw werd hij niet
kwaad, raaar dit was toch wel iets...
Landerig stonden dc jongens bij den auto
van het ééne been op het andere tc hangen,
toen Oom Jan er met de beide anderen aan
kwam.
Tom keek beschaamd voor zich, maar
Hans zag, dat Oom zegevierend iets omhoog
hiel il. H ij li a d de beurs gevonden!
Toms gezicht kreeg als bij tooverslag een
andere uitdrukking, toen Oom Jan vertelde,
dat hij plotseling van plan veranderd en
met een omweg naar het dorp gegaan was.
Aan den kant van den weg had hij een
beurs gevonden, die wonderlijk veel over
komst vertoonde met dc zijne cn bij onder
zoek was uit zijn adreskaartje gebleken, dat
het werkelijk zijn eigendom was.
O, wat moest Oom Jan lachen, toen hij
hoorde, dat ze voor .ccn troepje kermisrei
zigers waren aangezicnl Oom begreep wel,
dat er niet gekookt was en stelde voor: niet
zijn allen in liet dorpslogement te gaan
eten. Met gejuich begroetten de jongelui dit
plan. Alles was nu weer in orde!
Lachend zei Oom Jan:
„Nu hebben jullie alle vier ecu domheid
begaan en zijn we er doorheen, willen wc
hopen!"
,,'t Is toch maar een bovenste-bcste Oom,"
dacht Tom, terwijl hij zelf nu ook weer la
chen kon om het geval.
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
EEN WARE MUSSCHENGESCHIEDENIS
door
FREDERIKA QUANJER.
Op zekeren dag liep ik in Delft langs één
van die grachten waar het water ver be
neden den steilen wal blijft. Plotseling trok
een druk en onrustig getjilp uit vele vogel
keeltjes mijn aandacht cn op verschillende
takken van een grooten, dikken boom zag
ik ontelbare musschcn, die gejaagd tegen
elkander aandrongen en blijkbaar aan een
heftige aandoening ten prooi waren. Het was
duidelijk, dat er iets angstaanjagends ge
beurd was, maar wat kon bet zijn?
Een arm, klein vogeltje was in het water
gevallen, ver buiten het bereik van een hel
pende hand zoo leek het tenminste. Zijn
kameraadsjes schreeuwden hun angst en
ontzetting uit, als smeekten ze een of andere
onzichtbare macht, om toch redding te bron
gen. Nauwelijks was dit alles op eenigen af
stand tot mo doorgedrongen, of er volgde
iets, waarover ik nog altijd zoo echt blij
ben.
Er kwam ccn groote, lange jongen aan,
die achteloos een bekend deuntje liep te
fluiten, totdat het lawaai daar omhoog ook
zijn aandacht trok. In minder dan geen tijd
zog hij, wat er aan de hand was. Hij gooide
zich plat op den grond, greep een paal vast,
liet zich zoo ver mogelijk over den rand zak
ken en schepte met zijn pet den kleinen
drenkeling op, dien hij heel voorzichtig mee
naar boven bracht, en op den grond zette.
Het beestje was drijfnat, maar verder onge
deerd gebleven en toen de ergste schrik
voorbij was, begon het zich danig uit tc
schudden.
Al zijn vriendjes in den boom staakten
als bij tooverslag hun jammerklachten en
kwamen naar beneden gevlogen, om den
verloren gewaande verheugd tc omringen.
Dc groote, lange jongen vervolgde al flui
tend zijn weg, terwijl hij zich liet stof van
de kleeren klopte.
Musschen worden er wel eens van ver
dacht, een ruzie-makende natie te zijn. Mis
schien gaat het hun, als velen menschen,
die geneigd zijn, over allerlei nietigheden te
kibbelen, maar die elkaar in nood trouw
ter zijde staan. In dit geval was hun blijd
schap over de redding van het kameraadje
aardig om te zien. Als zij hun stem niet
zoo hadden laten höoren, had die jongen
niet bemerkt, dat één hunner in gevaar
verkeerde. Zóó werkten ze dus mee aan de
redding, op de eenige manier, die in hun
macht was.
.Verhaaltje op rijm
door
C. E. DE LILLE HOGER WAARD.
1.
Jopie Big en Driesjc Snuit
Mochten eens van Moeder uil.
Samen gingen zij op stap
Heel alleen! Het was geen grap!
Daar kwam buurman Krulleslaari.
In zijn auto. Met een vaart
Reed hij 't tweetal achterop,
Tot op eens hij hard riop: Stop!
Stap maar in. Ik moet naar stad! -
Nee maar, wat een bof was dat!
Krelis Krullcstaart, hoezee!
Dolgraag gaan wij met jc mcc!
Hiep het tweetal juichend uit.
Beiden met een glunder snuit.
Voort! daar ging het! Big! wat fijn!
Zoo uit rijden plots te zijn!
Eerst reed Krelis naar vriend Spek,
Zette d'auto voor diens hek.
Meneer Spek trakteerde 't stel
Op veel eikels, zei: Wel, wel!
G.
Krelis, hen jc weer in stad?!
Wat verrassing is me dat!
Heel graag ga lk met je mee
En hij stond al op do tree
iM
Van de auto, stapte in.
Dat was net iets naar zijn zin!
Krelis zette d'auto aan
En wou maar weer verder gaan.
8.
Daar kwam Tante Stompsnoet nog,
Weggeloopen van haar trog.
En haar biggen, 'n stuk of acht.
Had zc ook maar meegebracht.
0.
Allen stapten in. Oh! Oh!
Dringen jullie toch niet zoo!
Klonk 't benauwd uit eiken hoek,
Joop vond 't net iets uit een boek.
10.
Voort! daar reed de auto weer,
Tot op eens... in ééncn keer
Alle varkens met elkaar
Door den bodem zakten, maar....4
11.
Niemand was gevallen, hoor!
Allen renden steeds maar door.
Loopen, loopen, dat elk deed;
En 't was juist zoo vrces'Iijk heet!
12.
Hoe het afliep? 'k Weet het nit
Doet je dat misschien verdriet?
'k Denk, ze hollen steeds nog door
Maar... ik weet 't niet zeker, hooi!
(Nadruk verboden).