GROOTE COLLECTIE
RAMSELAAR
VACANT
HANDGEWEVEN
TAFELKLEEDEN
O IVAN KLEEDEN
KAPSTOKKLEEDEN
ETC. ETC.
FIRMA
TOEN MEN DE PALM GING PLANTEN
EEN BALLETJE VAN
IETS OPGOOIEN
Voor de grooteren
DE MEREL
(Een vertelling voor Palm-Zondag).
't Was op één der kleinste boerderijen in
den omtrek van liet in den wereldoorlog
geheel verwoeste Visé, dat moeder Horlense
Dufour haar vier kinderen het verhaal
vertelde van Jezus op weg naar Jeruzalem
Want 't was de volgende dag Palm-Zon
dag, en op den avond vóór dien dag was
het in deze streek de gewoonte, dat do
ouders dit verhaal aan hun kinderen ver
telden.
„En Hij reed op een ezeltje," ging ze. al
%crtellende, voort.
„Was 't een mooi grijs ezeltje, zooals dat
van den molenaar, moeder?" vroeg de vijf
jarige Paul.
„En bezeerde het ezeltje zijn pootjes
niet op dien stcenachtigen weg?" wilde
Marietjc, die zeven jaar was. graag weten.
„Ik weet niet, of hot ezeltje mooi of niet
mooi was," lachte do vrouw.
„Maar het deed zijn pootjes geen pijn,
ook al lagon er veel stoenen op den weg.
Want de vrouwen, die den lieven Jezus
zagen aankomen, liepen hem tegemoet en
zij maakten de sluiers, welke zij in die
dagen over hun hoofd droegen, los, spreid
den die als een tapijt uit op den weg, en
daarover strooiden zij ook nog olijfblaadjes
cn kleine zachte palmtakjes. En, als een
herinnering aan Jezus' tocht naar Jeruza
lem, gaan wij nu op Palm-Zondag met een
palmtakje naar de kerk, en laten dit wij
den, om het daarna te planten op ons veld
of in onzen tuin, of waar wij dit maar wil
len. En onder het planten daarvan smee
ken wij Gods zegen af voor alles, wat groeit
en bloeit"
„Ik neem morgen een flinken palmtak
mee naar de Kerk," nam Anna, die negen
was, zich voor. „Dien plant ik dan later
op het weiland, dan groeit daar misschien
wel een palmboom van zoo hoog. ja zóó
hoog alsals
„Als, als een huis!" viel Louis, een elf
jarige bengel in. „Maar ik zeg nog niet,
Waar i k mijn takje plant. Uit is nog een
groot geheim
„Toch niet bij den put?" vroeg de kleine
Paul, die graag met water knoeide. „Want
daar wil i k mijn takje planten, dan heb
ben wij het gcheelc jaar genoeg water..."
„Wees maar gerust, Paulke," lachte
Louis, ,,'k Weet een veel beter plekje
Zoo hadden dan do drie kinderen reeds
besloten, waar zij hun palmtakje zouden
Planten. Alleen Marietjc sprak niet over
héar takje. Die dacht aan het ezeltje, dat
den lieven Jezus op zijn rug mocht dragen,
bcclemaal naar Jeruzalem...
..Nu allemaal vlug naar bed. kindcis,"
sprak moeder. „En morgen bijtijds uit de
yeeren. Wie het eerste is aangekleed en
behoorlijk gewasschen, krijgt den grootsten
PMmtak
Dien nacht droomde dan ook Louis, dat
Boeder hem een palmtak gif zoo groot ais
een kastanjeboom, en omdat hij geen kans
zulk een gevaarte naar do Kerk te
dragen, werd hij half huilende wakker cn
riep daarna lachende: „Wat kan iemand
toch vreemd droomen...!" Maar toch was
hij het, die den grootstcn palmtak kreeg,
want hij kwam het allereerst, heel schoon
gewasschen cn reeds in zijn Zondagsche
pak, bij moeder, die hem den flinksten, tak
liet uitzoeken van den bundel, welke op
den keukenvloer lag.
Door het wijden van zooveel palmtak
ken, gingen de kerkgangers later naar huis
dan op andere Zondagen. In groepjes, hun
palmtak nu devoot voor zich uitdragende,
liepen rle groote mcnschen voort.
Doch dc kinderen, die alleen keken naar
hen, die de mooiste en grootste palmtak
ken droegen, waren al dadelijk een cn al
bewondering voor rlien van Mia Poillac,
het dochtertje van den bakker, dio met bei
de handen oen palmtak omklemde, aan
welks top de bakker, bij het verlaten der
Kerk. een fijn. uit brooddeeg gebakken
hoorn had vastgemaakt, die. geheel hol,
was gevuld met kleins eitjes van gekleur
de suiker.
Neen, zóó iets vreemds had nog nooit één
der kinderen gezien.
„Al Paasclieieren, cn 't is nog niet eens
Paschen!" spotte een jongen, die, met zoo
veel andere kinderen, achter dc trots-
voortstappende Mia aanliep.
„Wat veel eieren zitten er in," fluisterde
Marietjc tot Anna. „Mag dat meisje die nu
allemaal opeten? Wat zal zc dat prettig
vinden, hè?"
Nou, en zc zullen wel lekker zijn ook,"
beweerde kleine Paul. „Ik word óók bakker,
als ik groot ben, en dan bak ik voor jou
ook zoo'n groot ding vol suikeren Paascli
eieren
„Wacht maar, totdat wc het geld terug
vinden, dat grootvader, toen er oorlog
kwam en hier alles werd platgebrand, op
het weiland in een diepen kuil heeft be
graven," sprak Louis. „Als wc dat gold eens
terugvonden, kregen we het best, zegt va
der."
Zoo met elkander babbelend liepen zij
chtor Mia aan, totdat zij voor den bak
kerswinkel stonden. Doch juist toen hot
kind naar binnen wilde gaan, gaf een bru
taal ventje haar heel onverwachts een duw
en liet Mia van schrik den wat topzwaren
palmtak vallen. Daar lag toen do brosgc-
bakkeu hoorn in stukjes cn brokjes op de
vuile straat! Overal verspreid in 't vuil
lagen dc suikereitjcs, waar de brutaalstcn
reeds naar begonnen te grabbelen, zich in
t geheel niet storende aan Mia's tranen.
„Laat ons maar vlug heengaan," stelde
Louis de zusjes en Paulke voor. „Als straks
de bakker op het geschreeuw naar builen
komt, denkt hij misschien nog, dat wij
naar de eitjes mcegrabbclden. Want dan
gaan zij, die het deden, natuurlijk aan den
haal
Met hun palmtakje in de hand, liep toen
het »"ertal vlug voort. Vader en Moeder
waren reeds lang thui9. Vader bromde zelfs
over hun lang wegblijven.
„Jullie hadt al lang hier kunnen zijn,"
zei hij. „Wat doodt je toch zoo lang in het
dorp? Was er zóóveel vreemds te zien?"
Anna begon toen te vertellen van Mia's
palmtak en hetgeen daar later mee gebeur
de.
Toen keek vader weer vriendelijk cn
moeder vroeg: „Waar was de hoorn vol
paasch-eitjes, toen dio palmtak gewijd
werd?'
„Die lag in het huis van den koster, denk
ik," zei Louis. „Want dien zagen wij pas,
toen wij, van uit de Kerk, achter Mia aan
liepen. En mogen wij nu onze takjes gaan
planten, vader?"
„Eerst eten, kinders," sprak moeder.
„Daarna kun je planten zoo lang je maar
wilt."
..Ik plant mijn takje vlak bij den put!"
riep weer Paultje. „En als we het geld,
dat grootvader toen liet oorlog was in een
kuil stopte, terugvinden, krijg ik dan óók
zoo'n ding vol suiker-eitjes, moeder?"
„Dèn, dun krijg je een mand vol Paasch-
eieren, van die heele groote!' beloofde
vader lachende. „En ook nog een suiker
kip!'
„Vader kan hem fijn wat beloven, moe
der!" lachte Anna. „Dat geld zullen wij wel
nooit meer terugvinden..."
„Misschien wél, na eenige honderden
jaren," voorspelde moeder. „Als hier. waar
nu nog alles weiland on bosch is, huizen of
fabrieken worden gebouwd. I)an wordt er
natuurlijk overal gespit cn gegraven en
zal er nog heel wat voor den dag
komen
„Voor onze achter-achtcr-achler-kleinkin-
deren," spotfc de boer.
Ook aan tafel ging het vroolijk toe. En
toen het maal was geëindigd, liepen do
kinderen met vader en moeder naar buiten.
Eerst mocht toen Paultje zijn takje naast
den put in de aarde planten, en terwijl hij
daarmee bezig was. zei hij met een ernstig
gezichtje, de woorden no, die Anna hein
toefluisterde: „Moge Onze Lieve Heer het
water in dezen put helder en frisch laten
blijven cn nooit laten opdrogen
Daarna gingen zij naar het graanveld.
Dadr plantten vader en moeder hun takje,
zacht fluisterende hun gebed. Marietje stak
toen haar takje in een kuiltje, dat Zij met
haar kleine vingertjes onder de meidoorn-
lieg had gemaakt. En Louis plantte zijn
grooten tak in den tuin naast een jongen
kastanjeboom, dien hij ook zelf daar had
geplant
„En jij, Anna?" vroeg vader. „Waar plant
jij je takje?"
Komt u maar mee naar het veld," was
het antwoord. „Maar cor9t wil ik wat uit
de schuur halenZe liep toen op een
draf naar de achter het huis gelegen
schuur cn kwam daaruit terug met een
schop cn een houweel.
„Draag jij de schop, Louis," begon zo tot
den haar heel verbaasd aanstarenden
knaap. „En nu gaan wo naar hel groote
weiland!"
„Je schijnt groote plannen te hebben,
meisje," lachte moeder. „Een schop en een
houweel. En dat met je Zondagsche jurk
aan!"
Ik zal mijn jurk niet vuil maken, moe
der," beloofde het meisje, dat met het
houweel vooruit liep langs het paadje, het
welk naar het weiland voerde en door een
vrij breede sloot van de omliggende velden
gescheiden was.
„Daar, heel aan 't einde, vlak bij de
sloot, wil ik mijn palmtakje planten,"
sprak ze „Daar is een plek, waar niets wil
groeien, zelfs geen onkruid En plant ik op
die plek mijn palmtakje, dan zult u cen9
zien, boe spoedig daar het gras uit dc aarde
koint
„Die Anna hoeft altijd zoo iets vreemds!"
spotte Louis. „Wat geeft, het, dat op die
ééne plek geen gras of onkruid groeit? Op
het weiland groeit toch gras genoeg..."
Ook vader en moeder lachten.
„Op alle weilanden vindt je van die onbe
groeide plekjes, Anneke," legde vader haar
uit. „Daarop wil niets groeien, omdat er
steenen onder de aardlaag liggen..."
„Dan wil i k beginnen met die steenen
er uit te halen," besloot hot meisje. ,.Ik zal
beginnen met de plek om te spitten tot
heel diep, dén eerst plant ik mijn takje
Zoo pratende waren allen op het weiland,
en toen ook weldra op de onbegroeide plek
gekomen. I
„Geef mij nu maar de schop, Louis,
sprak Anna toen weer. Zc wierp het
houweel neer en begon heel handig met de
nogal zware schop in den grond te gra
ven.
„Het gat is nü diep genoeg, Anneke,"
lachte vidor na eenige oogenblikkcn. „Je
zoudt er wel een boom in kunnen planten,
't Is al te diep voor dat kleine palmtakje
,,'t Zal er in verzinken!" spotte Louis.
„Maar er zit een steen, dien wil ik er
eerst uilhalen," legde Anna den anderen
uit. „Daarom graaf ik nog even door. We
kunnen cr dan daarna weer wat aarde in
werpen."
„Wacht, zus, ik zal dien steen er wel
even voor je uilhalen," sprak Louis. ITij
nam toen het houweel van den grond cn
begon cr mee in de aarde te wroeten. „Die
steen zit véél te vast," zuchtte hij. „Dien
krijgen we er niet zoo gemakkelijk uit. En
wie weet, hoe groot hij is."
„Laat hem dan maar rustig in dc aarde
blijven," waarschuwde moeder. „Met al dat
gewroet zouden jullie je beste klecrcn
heelcmaal bederven
,,'t Is juist alsof dio steen geen echte
steen is!" riep Louis, die weer met liet
houweel in het gat stak. ,,'t Klinkt zoo
vreemd, als je er tegen aanstoot. Luister
inaar eens, vader..."
Ja, 't was wel een vreemde klank, vond
ook Anna.
Maar vader lachte. „Een steen is 't, hol
en uitgesleten door hot grondwater," ver
klaarde hij. „Ik zal hem cr eens uitgraven
dan kunnen jullie hem zien..." Zich bui
gende over het gat, begon hij toen met
beide handen de aarde om den steen los te
maken. Op zijn knieën liggende ging het
wat gemakkelijker, vond hij.
„Lieve help!' riep moeder Hortcnse,
„Denk toch om je Zondagsche broek! Al
dat gewroet op Palm-Zondag! 't Is gewoon
bar! En wat heb je aan zoo'n steen te
zien?"
Juist op dit oogenblik trok do boor iets
naar boven, dat nogal zwaar scheen te zijn.
,,'t Is geen steen!'' hijgde hij, het ding, een
soort bolerpot. te voorschijn brengende.
Voorzichtig plaatste hij den met vuile aai
de overdekten pot op den grond cn schrap
te met zijn zakmes het vuil er eenigszins
af. Het bleek toen, dat de pot gesloten was
met een rond-gevijlden, grijzen tegelsteen,
waarmee in die streek de keukenvloeren
worden belegd. En toen met veel moeite
de steen er af was genomen, zagen allen
met groote verbazing, dat de pot bijna ge
heel was gevuld met geld, met echte zil
verstukken, alle met de beeltenis van den
vroeger over Bclgle regeerenden Koning
Leopold. En tusschen dat geld was een
papier gestoken, waarop in het Waalsch
(de taal, welke in dit gedeelte van België
wordt gesproken) haastig was neergekrab
beid: „Uit angst voor de Duitschcrs, die
heden ons land binnendrongen, begraaf ik
hier mijn geld, dat ik, na mijn dood, ver
maak aan inijn zoon Jean Dufour.
Visé, 4 Augustus 1914.
LOUIS DUFOUR.
„Het geld van grootvader!" juichte Louia
„Dat komt door hot palmtakje, dat ik
hier wilde planten!" riep Anna. „En dat
plant ik nu ook dadelijk!"
„Nu krijg ik echt een suikcr-kip en
Paascheitjes, zoo.als Mia in dat ding
droeg!" schreeuwde vroolijk Paultje. „En
Marietje krijgt óók een kip cn eitjes, juist
zooals ik, hè moeder?"
Moeder kon alleen hem toeknikken. Zij
noch vader kon op dit oogenblik iets zeg
gen. Droef, omdat hun oude vader niet van
het reeds verloren gewaande geld had kun
nen genieten, en in armoede en zorgen zoo
veel ellendigo jaren had doorleefd, keken
zij elkander aan. Doch zij zegenden het toe
val, dat Anna juist op deze plek haar
palmtakje had willen planten.
„We zullen hopen, dat vaders geld, ge
vonden op dezen Palm-Zondag, ons geluk
zal aanbrengen," sprak de boer dien avnd
tot zijn vrouw.
Dat zal het zeker," zei moeder Horlense.
't Was nog vroeg in den morgen, toen
op Paschcn de klokken vroolijk beierden.
Ze beierden zóó vroolijk en zóó luid, dat
Paultje er door ontwaakte. Hij sprong uit
bed cn ging Marietje, die nog sliep, wek
ken, door haar in den neus te knijpen.
'„Ilè, wat is er?" liep bet kleine meisje,
haar neusje wrijvend.
„Sla op, zus! Sta op!" juichte Paultje.
„Dc kip, de suiker-kip is cr al! De klokken
brachten, met heel veel eieren, voor ons
ieder een suiker kip en suiker-eitjes uit
Rome mee! Kom maar vlug mee!"
In geen jaren hadden dc Dufours zulk
een heerlijk Paaschfccst gevierd als op
dezen Paaschdag.
„Dat komt door al dat geld van groot
vader," zei Anna tot Louis.
Doch Louis schuddo lachende liet hoofd.
„Neen, zusje," zei hij. „Dat komt alléén, om
dat jij daar, op die kale plek, je palmtapjo
ging planten. Want hadt je dit op een an
dere plek in de aarde gezet, dan hadden
wij grootvaders geld nooit gevonden."
TANTE JOH.
J) Dit is een algemeen gebruik in deze
streek, waar het mccrendccl der bevolking
Katholiek is.
(Nadruk vcrboden(.
Vader cn Moeder wandelen met Liesje in
het groote bosch. Na een tijdje gaan ze op
een bank zitten om wat te rusten. Liesje
teekent met Vaders stok allerlei mooie fi
guren in het zand. maartoch ont
gaat haar niet, wat Vader en Moeder tegen
elkaar zeggen. Zij hebben het cr over, dat
Oma weer eens moet komen logccren. Nu
is Liesje één-en-al gehoor cn heeft Vaders
stok rust. Daar hoort ze Moeder zeggen:
„De volgende week zal ik eens naar
Amsterdam gaan cn er een balletje van
opgooien!"
Verschrikt kijkt Liesje Moeder bij liet
liooren van deze woorden aan. Hoe kan
dat nu? Oma woont immers op een boven
huis, nog wel een bovenhuis zonder één
enkel balkon!
Met een ernstig snuitje roept het kleine
ding dan uit:
O, maar Moeder, U mag toch niet bij
Oma in huis ballen?! U zegt zelf, dat er
dan zoo licht wat breekt!"
Even kijkt Moeder liaar dochtertje vra
gend aan, maar dan legt ze Liesje uit, dat
dc uitdrukking „een balletje van iets op
gooien" beteekent: ergens over praten, iets
voorstellen.
Dat Liesje baar gezegde ook zoo woorde
lijk opvatte!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Reeds is 't voorjaar, al lijkt 't winter.
Koud cn scherp is 't in de lucht.
Menigeen zegt: Noem je 't lente?
Brr! 't Is winter! cn hij zucht.
Uit den top van kale boomen
Klinkt heel helder 't merellicd.
W ie cr op de koude moppert,
Stellig onze merel niet!
Met 't geluid der nieuwe lente,
't Fraaie orgeltj' in de keel,
Zegt die kleine, dapp're vogel
Aan ons allen toch zoo veel:
Mcnsch en kind, wees blij, 't is lente!
Éénmaal zal het zomer zijn!
Komt de tijd, dat wij ons koest'ren
In den warmen zonneschijn!
Merel, in de kale takken,
Kleine vogel, zing maar door!
Mijn gedachten worden blijder,
Als ik jou maar zingen hoor!
(Nadruk verboden).