GROOTE COLLECTIE RAMSELAAR VACANT HANDGEWEVEN TAFELKLEEDEN DIVANKLEEDEN KAPSTOKKLEEDEN ETC. ETC. FIRMA HET MOOISTE PAASCHEI GUUSJE'S FAASCHEI „O, zie eens, wat 'n pracht-ei daar staat!" riep Ko opgewonden. Hij stond met zijn vriend Guus voor de etalage van een ban ketbakkerswinkel te kijken. Een lioelc Paaschuitstalling was 't daar. Eieren van allerlei grootte, Paaschkippen en manden met eitjes er om heen, kuikentjes, netjes en Paaschhazen. Telkens weer ontdekten de jongens iets anders, dat ze mooi von den. Maar, nu was Ko vol bewondering voor een groot kartonnen ei, dat half open lag en waarin je kleine eitjes en kuiken tjes zag. 't Mooist vond Ko echter het ei zelf, dat keurig beplakt was met allerlei vroolijke figuurtjes. „Ik vraag dat ei aan m'n Moeder," be dacht Ko, Guus het ei aanwijzend, „ik krijg altijd een Paaschei". „Ik vraag zoo'n mand met een kip," be sloot Guus, „maar ik weet niet, of ik 'm krijg," voegde hij er lachend bij. „Ik krijg 't ei vast," meende Ko, „elk jaar mag ik zeggen, wat ik hebben wil: een ei, een netje met eieren of een mand je. Nu neem ik dat kartonen ei." ,,'t Zal wel erg duur wezen," bracht de vriend in het midden. Ja, dat dacht Ko ook wel. T Was zoo groot! Endure dingen kwamen niet ge makkelijk bij hen in huis. Ja, 't was zoo, hoor! Toen Ko er tegen Moeder over begon en wees, hoe groot 't ei was en vertelde, hoe mooi 't er uitzag, zei deze dadelijk, dat Ko niet op zoo'n ei moest rekenen. Een bescheiden ei van cho cola of suikergoed, dat zou nog gaan. Maar nu Vaders salaris zoo verminderd was, bleef voor zulko dure snoeperijen geen geld over. Toen Ko den volgenden dag onder school tijd over de Paascheieren zat te peinzen, kwarn er een vreemde meneer de klas bin nen. Hij zei, dat hij kwam van de Vereeni- ging: Schoonheid in het Onderwijs. Hij wil de de hulp van de kinderen uit do hoogste klassen inroepen om ieder een mooi Paaschei voor hem te maken. Alle kinde ren zetten verwonderde gezichten op. Wie kan er nu zelf Paascheieren maken?- En een brutaaltje riep: „Meneer, dat kan alleen de Paaschhaas". „En m'n Moeder, die kleurt ze," voegde *n ander eraan toe. „Ik kan 't ook," zei de meneer. Toen zette hij z'n tasch op tafel en nam er iets uit, dat in een grauwen handdoek was gewikkeld. Dat pak legde hij op de tafel en sloeg clen handdoek open. Een grijs-witte klomp kwam er voor den dag. „O, dat 's stopverf," riep één van clc jon gens. „Nee, klei," zei 'n ander. „Jij raadt 't bijna," beweerde de meneer, ,,'t is een soort klei: 't is pijpaarde. Nu is ze vochtig en daardoor grijs. Als de massa opgedroogd is, is zo zuiver wit. Maar- als ze hard is, kan ik er niets meer mee doen. Daarom bewaar ik ze in een vochtigen doek. Ziezoo, ik begin." De meneer brak een stuk van do pijp aarde af en rolde het tusschen zijn handen. Toen drukte hij den bal aan 't eene einde nog wat in en zie: op z'n linkerhand lag een ei. „O, wat leuk," klonk 't uit de klas. „Wie zou dat ook eens willen doen?" vroeg de meneer. Alle vingers gingen omhoog cn van alle kanten hoorde je* „Ik Ik!" „Goed," zei de eierenfabrikant, „straks krijgen jullie allemaal een stuk pijpaarde orn er thuis een mooi ei van te maken. Dan moet je 't laten drogen, maar niet vlak bij de kachel, want dan komen er barsten in. Hier heb ik zoo'n gedroogd ei." En meteen baalde hij uit zijn tasch een ei. 't Leek net een echt kippenei. „Nu ga ik er een Paaschei van maken," beweerde hij. Hij nam een paar verfbusjes en penseeien cn schilderde met een paar trekken allerlei aardige figuren op het ei. „Prachtig!" riep Ko, toen 't klaar was. Uit zijn tasch nam de meneer toen nog een paar andere gekleurde eieren en zei: „Ziezoo, nu weten jullie, hoe je 't doen moet. Ik zal m'n aclres op 't bord schrij ven. Vóór 5 April moeten jullie 't Paaschei bij me thuis bezorgen. En wie 't mooiste ei instuurt, krijgt een prijs. Doet dus je best maar en vergeet niet je naam en adres bij dc inzending op te geven." Toon begon hij ieder een stuk pijpaarde te geven, groot genoeg voor een ci. En een vochtig lapje om de klei in te pakken, had de zorgzame kindervriend ook in 'n trom mcltje bij zich. Na afloop vertrok hij. Gelukkig ging gauw de bel en dat was maar goed ook. Want de gedachten waren meer bij 't Paaschei dan bij 't werk. Opgetogen kwam Ko thuis met z'n klompje boetsccrklci en'in'óéli adem ver telde hij Moeder van den Paascheieren-wed- strijd. Reeds dienzclfden middag begon hij met z'n ei. 't Viel direct goed uit en Moeder vond 't een écht ei. Ko kon bijna niet wach ten, tot zijn werkstuk droog was. Na twee dagen was 't goed stevig. Maar waar moest bij 't nu mee vergieren? Een verfdoos had hij niet. Ileel vroeger bad hij er wel eens een gehad, maar die was allang op. En kleurkrijt? Ilij had alleen een kokertje rnct vettig krijt en dat gaf heel slecht af. Ko zette ccn teleurgesteld gezicht. IIoc moest dat nu? Moeder voelde er niets voor om zoo maar, zonder dat Ko jarig was, een verfdoos te gaan koopen. Maarwaar een wil is, is een weg. Dal ontdekte Ko ook, want. in zijn speelgoedknstje vond hij nog een envelop met gekleurde sits papier tjes: rondjes, vierkantjes cn driehoeken. Die waren nog over van een serie plak- briefkaarlen van Daan Hoeksema. Op eens dacht Ko toen aan het beplakte kartonnen ei in de banketbakkers-étalage. Daarom begon Ko dadelijk allerlei leuke figuurtjes te knippen van verschillende kleuren: sterren, oen halve maan, een heele maan, ja zelfs kuikentjes en haasjes kwamen erbij, dio hij op den witten kant van 't papier had nageteekend uit de kin derkrant. Vader had nog een flcschjc glu- ton en zoo werd t witte ci beplakt tot een fleurig Paaschei. 't Zag er werkelijk aar dig uit cn Ko was over het resultaat te vreden. Toen 't plaksel droog was, legde Ko zijn ci in ccn doosje en vulde dc hoeken van de doos aan met vloeipapier. Nu z'n naam en adres cr nog bij, alles ingepakt cn 't aan den wedstrijd-meneer geadresseerd. Ko ging 't meteen wegbrengen. Den volgenden morgen ontspon zich bij de school direct een gesprek over de Paascheieren. „Ik heb 't geel geverfd met rooie stip pen," vertelde Guus, ,,'t is mooi geworden." „Ik heb cr een kievitsei van gemaakt, zoo'n puntig ei en 't heel echt geverfd," zei een ander. „En mijn ci is zoo moppig geworden,"' beweerde een van do meisjes: „ik heb cr ruiten op geschilderd." Ivo hoorde wel, dat zo allemaal aan 't verven geweest waren. En bij ieder was 't prachtig uitgevallen, zooals ze vertelden. Neen, dan was zijn ci toch eigenlijk een ding, dat cr niet bij paste. „IIoc heb jij 't gemaakt?" vroeg Guus aan Ivo. „O, ik bad geen verf. Ik licb 't beplakt," zei Ivo met '11 zucht. „Dat 's hcclemaal verkeerd," riep Guus. „Dat mag niet," bracht ccn van dc meis jes in het midden, „je moest 't verven." „Met kleurpotlood had ook nog gekuild, maar dat 's zoo kinderachtig," meende 'n ander. „Wie plakt er nu eon ci" lachte spottend de grootste jongen uit de klas. „J ij hoeft tenminste niet op ccn prijs te rekenen. M ij 11 kans is grooter," pochte een andere klasgenoot. Door al dat gebluf was Ko er vast van overtuigd, dat zijn inzending afgekeurd zou worden. Alle eieren waren op tijd ingeleverd, maar toen Donderdagsmiddags de Paasch- vacantie begon, was de uitslag van den wedstrijd nog niet bekend. „Ik hoop, dat dc lc prijs ccn boek is," opperde Guus. ,En dat we zelf mogen zeggen, wat wc hebben willen," vond '11 ander. „Ik heb gehoord, dat dc verceniging voor iedere school een prijs beschikbaar heeft gesteld," wist een van de meisjes te ver tellen. 's Zaterdagsmiddags, toen Ko wat in zijn tuintje aan 't werk was, riep Moeder: „Ko, er is een pakje gebracht. Zeg dat eens aan Vader." Ko haastte zich naar z'n Vader, die ach ter in den tuin bezig was. En samen gin gen ze naar binnen. liet pakje stond op de tafel. „O, dat zal 't zaad zijn," meende Va der, sneed 't touwtje door, deed 't papier cr af en liclitte bet deksel van de doos. En wat lag daar? Een reusachtig Paaschei van chocola met ccn Paaschhaas van witte suiker er op geteekend! Ko stond er vol bewondering naar tc kij- kon. Zoo'n groot ei! Wel zoo groot als een struisvogelei! „Van wie hebt u dat?" vroeg Ko. „Ik weet het niet," zei Vader. „Zou 't wel terecht zijn?" En Vader keek op liet papier naar het adres. „O, 't is niet voor den lieer Ko Braak, maar voor den Joiigenhecr. 't Is voor jou." Ko kreeg een kleur van verrassing. Moeder kwam cr nu ook bij. „Ileb ik dat van u, Moes?" vroeg Ko. „Welncen, jongen." Op eens ontdekte Vader een brief, die tegen het deksel was blijven zitten. Daar stond ook Ko's adres op. Zenuwachtig scheurde de jongen dc envelop open cn wat las hij? „Aan den gelukkigen Prijswinnaar. Het is u gelukt met dc inzending van uw aardig versierd Paaschei een eersten prijs te veroveren. Hiervoor zenden we u een chocolade Paaschei. De Commissie." „De p r ij s riep Ko opgewonden. „Nu, jongen, gefeliciteerd, hoor," zei Va der. En Moeder was al even blij. Maar 't meest blij was toch Ko, die heel niet op een prijs gerekend had. Zoo kwamen de Paaschdagen. En Ko had een echt mooi Paaschei, zóó groot als hij er nog nooit een gehad had! En... hij had 't zelf verdiend. Pas na de Paaschdagen brak Ko 't stuk cn deed de brokken op een schaaltje. Iedereen mocht er van proeven. Je kunt begrijpen, dal zoo'n Prijs-Paaschei meer dan heerlijk smaakte! J. II. BRINKGREVE ENTROP. (Nadruk verboden). door l C. E. DE LILLE ITOGERWAARD. 't Was Paasch-Zondag en nog heel vroeg in den morgen. Het zonnetje scheen heer lijk, maar daar lette Guusjo nu niet op. Zij was slechts van één ding vorvuld 011 dat was het verstoppen der Paascheieren. Elk jaar legde Vader op allerlei verbor gen plokjes in den tuin: onder struiken en achter lago plantjes, eieren neer. En het waren geen gewone eieren, maar echte Paascheieren, clie prachtig rose, geel, rood, blauw, groen cn bruin waren gekleurd! Kleine Hans, Guusjc's broertje, dacht niet anders, of do Paaschliaasjcs hadden die cr voor hen neergelegd, maar zij, Guus jo, wist wel beter: Vader deed dit immers! E11 nu had Guusjc gisteravond in sche merdonker Vader cn Moeder over de Paascheieren hooren spreken. Haar ouders hadden niet geweten, dat zij in de kamer was cn een groot kartonen ci open ge maakt. t Was heelemaal gevuld met klei ne chocolade-eitjes! Bijna had Guusje van plezier iets uitge roepen, maar ze had zich nog juist bijtijds op do lippen gebeten 0111 zich niet tc ver raden. Zachtjes was zij dc kamer uitge- slopen en Moeder en Vader hadden heele maal niet gemerkt, dat zij er geweest was. Maar... Guusjo had het prachtige Paaschei gezien cn.... zij rekende er vast op het morgen in den tuin te zullen vin den. Als Hans hot nu maar niet vóór haar ontdekte! .Van opwinding kon Guusjc bijna niet^ in slaap komen en toen ze eindelijk in slaap viel, droomde ze van allerlei mooie, groote Paascheieren, die verstoppertje met elkaar speelden on elkander niet konden vinden. Onrustig woelde zij been en weer in baar slaap. Moeder liet baar eens drin ken cn begreep niet, hoo het kwam, dat Guusje zoo onrustig was. En nu was het Paasch-Zondag en nog heel vroeg. Daar kraakte de trap! 't Was natuurlijk Vader, die de eieren ging ver stoppen, opdat Hans cn zij ze straks, als ze beneden kwamen in den tuin konden zoeken. Als zo maar wist, waar zo het groote ei zou kunnen vinden! Zou ze zou ze eens eventjes, heel eventjes maar, door een reetje gluren? Hans sliep nog zoo rustig en zou er niets van merken. De kinderkamer lag aan den tuinkant cn ze zou dus mooi kunnen zien, wat Vader deed, zonder dat Vader haar zag en zonder dat Vader wist In het volgend oogenblik stond Guusje op bloote voetjes vóór het raam, voorzich tig tusschen de gordijnen doorglurend. Kijk, daar liep Vader! Hij bad een mandje gekleurde eieren in de hand. Bovenop lag het kartonnen doosjes-ei met al de kleine chocolade-eitjes er in! Nu stond Vader stil bij het denneboomp- je, dat als Kerstboom dienst gedaan had en daarna in den tuin mocht uitrusten van dc vermoeiende dagen, die bet in Decem ber gehad had. Met ingehouden adem keek Guusjo toe, wat er nu gebeuren ging. Vader nam het groote ci en legde het voorzichtig achter het denneboompjo op den grond. Zoo kon je cr heelemaal niets van zien. 't Lag daar verborgen achter het dennegrocn. Vader ging alweer verder, maar Guusje wist genoeg en liep muisstil naar haar bedje terug. O, wat duurde het lang, vóór het tijd was om op te staan! Zou Moeder dan nooit komen? Guusjc kon niet meer slapen cn toen Ilms na een tijdje ook wak ker werd en begon tc babbelen, was Guus jc kribbig. Och, och, wat begon zij Paschcn tocli verkeerd! Maar Hans liet zich niet uit het veld slaan door de brommighcid van zijn zus cn babbelde voort over de eieren, die zij zouden zoeken, over dc Paascbhaasjes 011 nog veel meer. Daar kwam Moeder op de kamer. „Zoo, Guusje en Hans, al wakker?" vroeg Moeder. Guusjc durfde niet goed antwoorden, maar Hans zei dadelijk: „En nou magge wo Paascheieren zoe ken, hè Moes?" „Eerst vlug aankleeden!" antwoordde Moeder lachend. liet duurde niet lang, of de beide kinde ren stonden in den tuin. Ze gingen ieder een verschillenden kant uit, want ze moes ten alleen zoeken, zei Moeder. Dadelijk naar het denneboompjo loopon durfde Guusje niet. 't. Zou te veel opval len! Hè, gelukkig! Hans liep juist den an deren kant uit. Dat was een bof! Natuurlijk hoorde Guusje wel een zacht stemmetje in haar, dat haar het verkeerde van haar gedrag verweet, maar.. Guusjc deed net, alsof ze liet niet hoorde. Ze had het immers veel te druk om naar dit stcm- metjo te luisteren! Na een minuut of vijf kwam ze dan ook triomfantelijk bij Vader en Moeder met het groote ei in haar beide handen. Met oen vuurroodc kleur liet zo het zien. O, wat had Guusje het warm! Moeder dacht, dat het van het zoeken kwam, maar.., Guusje wist weJ beter. Ze was cr heelemaal van in de war. Moe der keek haar eens onderzoekend aan, doch juist op dit oogenblik kwam Ilans twee gekleurde eieren, een rose en een. bruin, brengen. Hierdoor werd er niet meer op Guusje gelet. „Kijk 's, Vader! Moeder! Ikke heeft er twee tcgegijk!" juichte het ventje. Dat was een vreugde! Nu had Vader voor ieder zes eieren ver stopt. Do kinderen mochten houden, wat ze vonden, en kregen er gedurende zes dagen 's morgens eentjo van aan het ont bijt. Wie er zes gevonden had, mocht niet meer zoeken. Het groote ei was echter iets extra's cn het was de bedoeling van Vader cn Moe der, dat degene, die het vond, het mocht houden, maar dat ze den inhoud ervan sa men zouden deelen. Moeder had do chocolade-eitjes dan ook in twee hoopjes gelegd en Guusje en Ilans ieder de helft gegeven, terwijl Guusje do gelukkige bezitster van liet kartonnen doos- jes-oi werd. Maar... Guusje was er niets blij mee, want toen Moeder zei: „Dat is voor jou, Guusje, je hebt liet eerlijk gevonden!" besefte Guusje op eens, boe vreeselijk oneerlijk ze eigenlijk was. Ze durfde bet Moeder niet vertellen cn bleef zwijgen. Dien gcheelen dag was ze stil. 't Gebeur de hinderde haar vreeselijk cn ze zou niets liever willen dan dat het nog „gisteren" was en zij alles nog eens over bad kunnen doen. Stellig zou zo dan niet weer tus schen dc gordijnen doorgluren, want on- corlijk was het en oneerlijk bleef het! Had zij het nog maar ongedaan kunnen maken, maar dat was onmogelijk... Was-het-wer- kelijk-onmogelijk?Zou ze zou ze 't Moeder vertellen? Nee,nee! Wat zou Moeder baar slecht vinden!'Maar door het te verzwijgen, werd het immers niet beter! Nee, zo moest het vertellen! En op eens ging Guusje naar Moeder toe, klom als een klein meisje op Moeders schoot, sloeg haar arm om Moeders hals en snikte het uit. „Is het dan zoo vreeselijk, Guusje?.'1 vroeg Moeder.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 15