ROND 'S PRINSEN IDEALEN
VOLKSHULDE TE DELFT
Geen feest maar gelofte
Eed van trouw
afgelegd
Langdurig vaandei-
défilé
ren reeks belangwekkende redevoe
ringen; plechtige kranslegging
in de Nieuwe Kerk
Kon grootschecpsphe, onvergetelijke, hul
de hecfr het Nedcrlanclsche volk gisteren
gebracht aan de nagedachtenis van Willem
van Oranje.
T)c plechtigheid is in drieën vcrloopcn.
Allereerst een kerkelijke bijeenkomst, ge
volgd door dc officicele kranslegging aan
bet graf; dan de redevoeringen op de Markt
aan den voet van het Stadhuis; vervolgens
het vaandeldefilé langs het Praalgraf.
Klders kan men lezen, dat ongeveer 25 a
30.000 menschen aan deze Volkshulde heb
ben deelgenomen, terwijl 2000 Vlamingen
In Delft van hun liefde voor Oranje heb
ben getuigd.
Terwijl de deelnemers van hel. défilé zich
op het marktplein concentreerden, vulde
van half één tot één uur het schemerige
koor der Nieuwe Kerk zich met de vele
honderden genoodigden.
Wij zagen vele bekende mannen en vrou
wen, maar vele, die men er verwacht zou
hebben, zagen vij niet. Op één der eerste
rijen ontdekten wij den patriarchale Rodin-
kop van ds. Dorncla Nieuwcnhuis, den be
kenden en geliefden Vlaamschgezindcn pre
dikanl.
Aanwezig waren de meeste leden van
het Comité van Aanbeveling, en de hoofd
besturen van de drie samenwerkende ver-
eonigingen Dietsch Studentenverbond, Alg.
Ncd. Verbond en Nat. Jongeren-Verbond,
verschillende burgcmëcsters uit den lande,
eeiiigc hooglecraren en predikanten.
Voordat de redenaar ds. L J. Stam (Rot
terdam) den kansel betrad, liet de orga
nist, dc lieer J. H. Storm een aantal Va-
leriusliecleren hooron, en nadat dc predi
kant den preekstoel had beklommen speel
de hij „Dankt, dankt nu allen God".
Voor zijn forsche rede. die hieronder
volgl, had ds. Stam een warmgestemdc aan
dacht.
Rede van ds. J. J. Stam
bij dc kranslegging.
Wanneer wij hier, in deze oude stad,
de laatste woonplaats van den prins, op
deze eerbiedwaardige plek bij zijn graf, sa
men komen om te gedenken, zullen wij
ons bewust moeten zijn van drieerlei:
Allereerst: deze volkshulde aan de na
gedachtenis van Vader Willem kan en mag
geen feestelijke zijn. Afgezien van het feit,
dat de zware tijden, die wij beleven, dit
niet verdragen, moet 'l ons allen toch wel
tot diep nadenken stemmen, dat wij als
Nedcrlandsch volk no.; steeds niet ten vol
le dc idealen van 'den prins hebben kun
nen verwezenlijken. Integendeel, de gc-
scheurdheid, die wij blijkbaar wel dragen
en verdragen kunnen, is" zóó fel. dat dc
herdenking van het levenswerk van hem,
die de verscheurde provinciën tot een een
heid wilde brengen, een parodie dreigt tc
worden.
Dit,, en dat is liet, tweede, waarop ik na
druk ic&, dwingt ons in deze ure tot oot
moed.
Aanvaarden wij die toon, dan is ons in
de derde plaats duidelijk, dat ons hier-zijn
ons allen verplichtingen oplegt. Verplich
ting om, wanneer dc herdenking van wat
de Zwijger voor ons volk botcckent ons
w aarlijk ernst is, twillen leven in liet
besef van saamlioorighcid en solidariteit,
waarin wij elkander hebben tc dienen.
Wie het jeugdportret in Cassel, dat ge
woonlijk toegeschreven wordf aan Moro,
aandachtig beschouwt, zal daarin zien een
jonge man, die weet vat hij wil. Geen man
van bet oogenblik, die zich zal laten tnce-
sleepen door anderen, maar een man van
volkomen bchecrschthcid. Kén, die eigen
oordeel heeft. Voorzichtig zal hij zijn weg
gaan. Maar als 't. moet, zich geheel, zon
der reserve geven. Doorzettingsvermogen
straalt uir deze figuur.
Zijn deze beloften verwezenlijkt'.' Men
heeft hem genoemd sluw en berekenend,
diplomaat van liet zuiverste water. En wie,
die zich in het leven van den prins ver
diept, zal ontkennen, dat lui in den moei
lijken strijd, dien hij te strijden had. vaak
wegen is gegaan, waaraan hij in zijn jonge
jaren niet zou hebben kunnen denken. De
ze erkenning neemt niet weg, dat de grond
trekken van zijn karakter, meer dan zijn
hooge geboorte, hern gemaakt hebben tot
een leider, die zijn, hem opgedragen taak
niet loslaat, maar die volbrengt ondanks
teleurstelling en verraad, ondanks verar
ming en verguizing, ondanks bet piet be
grepen worden door ben, voor wie hij alles
gaf.
Neon, niet is hij „een genie, in de machia
vellistische sluwheid, waarmede hij perso
nen en gebeurtenissen beheerscht, tot in
hot dubbelzinnige toe", maar wèl 16 hij een
genie, wanneer men althans hier dit woord
mag gebruiken, in dc onbaatzuchtigheid,
waarmee hij zijn leiderschap bevestigde.
Oranje heeft zijn leiding-mogen-geven ge
zien als dienst aan de Nederlandsche ge
westen. Hij, de vreemdeling van afkomst,
heeft zich één geweten met degenen, die
hem waren toevertrouwd. En die eenheid
was voor hem geen leuze, maar werkelijk
heid.
Om die eenheid te bewerken, heeft hij
zichzelf en het zijne, ja zichzelf en de zij
nen gegeven. Hij wist, dat hij stond in
dienst van anderen.
Waar het ging om de eenheid zag hij dan
ook geen Roomschen of Protestanten, maar
Nederlanders, die het onverdraaglijk juk
hadden af te werpen.
De vrijheid van zijn vaderland, zooals hij
schrijft, is de vrijheid voor allen. De Spaan
sche last benauwt niet alleen, die van de
religie zijn. Maar daarom moet er dan ook
zijn gewetensvrijheid. Breedheid van blik
kenmerkt den leider. De prins heeft die
in wel ruime mate bezeten.
De tolerantie werd voor hem een kwestie
van beginsel. Moge het ontstaan wellicht
uit nuttigheidsoverwegingen zijn af te lei
den, later verdwijnen deze zeer zeker.
Deze tolerantie-gedachte heeft het volk
van de Zeventien Provinciën niet verstaan.
En ook niet aanvaard. Nederland schijnt
slechts tc kunnen leven bij partijschap en
particularisme. Laat Oranje ons leeren, dat
de volkseenheid boven de belangen van de
groep uitgaat. God heeft hem het leed niet
bespaard. En juist door dat leed is zijn le
venshouding een andere geworden. In een
brief aan de ongelukkige Anna van Sak
sen heet het: „Ik ben besloten mij in de
hond des Almachtigcn Gods over te geven,
opdat Hij mij brengc, waarheen Zijn wel
gevallen mij leidt. Zoo zie ik wel, dat ik
dit Jeven in nood en arbeid rnoet doorbren
gen, waarmede ik weltevreden ben, omdat
het alzoo den Almachtige behaagt."
Wie Ormje's werk losmaakt van zijn ge
loof in God doet hem onrecht.
Deze man is leider, omdat hij zich daar
toe geroepen weet. Onder het gezichtspunt
der eeuwigheid heeft hij gearbeid. En zoo
is zijn wei k gebruikt geworden.
Zijn idealen zijn niet verwezenlijkt. Maar
iets ervan leeft ontegenzeggelijk in ons
volk.
Wij danken God voor wat Hij in den
Vader des Vaderlands ons gaf cn willen
aanvaarden de voortzetting van zijn arbeid
in de richting, die hij ons gewezen heeft.
Dc redenaar was nauwelijks uitgesproken
of de Delftsche zanger B. van der Stap
zong een Oranje-compositie. Daarna bega
ven de Commissieleden zich naar het
Praalgraf cn de voorzitter van het Wil
helmus van Nassouwe-Comité de heer F.
J. J. Bcsicr legde hier een krans van witte
lelies en seringen aan den voet van het
monument. Op de linten las men: „De kin
deren van uw volk". 17 April 1933.
De heer van der Stap zong de eerste stro-
Je van liet Wilhelmus en toen hij „Mijn
Schilt end? Betrouwen" inzette, zongen alle
aanwezigen spontaan en vurig mee.
(Den vorigen dag was aan den voet van
liet grafmonument een groote krans van
brume laurierbladen neergezet door het
Incló-Europecsch Verbond Ned.-lndië met
de woorden: „Eerbiedige hulde aan den
grooten voorvechter voor saamhooriglieid,
volksverböndenhcid cn !olksgcmecnschap")
De redovoeringen op de Markt.
Tijdens de kerkelijke plechtigheid beierde
in den toren - zeldzame gebeurtenis de
zware Bourdonklok. Zoo nu en dun drong
iets van liet geluid in dc kerkruimte door
Onmiddellijk na de plechtigheid in dc kerk
beklom géneraal Snijders het spreekge
stoelte, dat aan den voet van het Stadhuis
was getimmerd cn dat omhangen was met
Oranje, terwijl in de nabijheid een muziek
corps had »laats genomen. Voor dc open
ramen en up het balcon van het Raadhuis
volgden velen dc sprekers, evenals op de
markt in de omgeving van de sprekerstri
bune. De overige duizenden konden de toe-
piTiken volgen door dc .uitstekend func-
iohnéérendc luidsprekers. Ook op de ijs
baan aan den Oostsingcl was een batterij
luidsprekers neergezet, maar hier was de
belangstelling zeer matig. Daar stond te
genover dat vele Delftenaren, die «1e rede
neringen per radio opvingen, hun luid-
prekers in het vensterraam of voor de
open voordeur hadden geplaatst, zoodat
heel Delft „besproken" werd.
De eerste cn uitvoerigste rede werd ge
houden door generaal C. J. Snijders.
Generaal C. J. Snijders beziet
in Oranje don mensch, den
krijgsoverste en den staatsman.
Het is ons een behoefte heden den no-
belèn rnensch cji grooten staatsburger, den
onwrikbaren strijder en martelaar te hiU*
digen, dien ioder rechtgeaard, ontwikkeld
Nederlander erkent alö den grondlegger
onzer staatkundige en geestesvrijheid. En
het i6 on6 een reden tot voldoening en
trots, dat de geheele beschaafde wereld in
deze herdenking deelt, omdat men onze
Ürar.je-Prins alom als een der meest be
teekenende mannen van zijn tijd be
schouwt, die onuitwischbaar zijn 6tempel
heeft gedrukt op een der gewichtigste
tijdsgewrichten in de ontwikkeling der be
schaving.
In de historische gestalte van Willem
van Oranje wekken gelijkelijk onze bewon
dering do mcnsch, de krijgsoverste en de
staatsman.
De hoogstaande mensch weerspiegelt zich
in zijne treffende karakter-eigenschappen
en zijne idealen. Nauwelijks den vollen
manlijken leeftijd bereikt hebbende, treft
hem het onrecht, dat zijn volk bedreigt, en
de wreedheid, waaraan het van de zijde der
Spaansche of Spaanschgezinde machtheb
bers blootstaat. Met groote vrijmoedigheid
helder inzicht en volhardend beleid komt
hij op voor de bedreigde of geschonden
rechten van zijn volk. Zijn verder leven
zal aan dit doel zijn gewijd en niets
moeilijkheden, teleurstellingen, noch ge
varen zullen in staat zijn hem van de
vervulling dezer taak af te houden.
De heerschende troebelen waren niet al
leen van politieken aard: de kerkhervor
ming, welke in Duitschland reeds vasten
voot had verkregen en zich in andere lan
den enel uitbreidde, verwierf ook in de
Nederlanden steeds grooteren aanhang.
Maar do geheel Spaanschgeaarde cn in
Spanje zetelende, dweepzieke koning Phi
lips II was fel tegen de hervorming gekant.
Het radclooze volk leefde in angst en
rouw; duizenden weken uit naar Engeland
of Duitschland. tot groote schade voor han
del, nijverheid cn algemecne welvaart.
Ondanks dit alles ging, naa6t en veels
zins tegenover de luthersche richting der
hervorming, een krachtig en strijdvaardig
calvinisme voort zich te ontwikkelen en
trad dit steeds stoutmoediger op. Verwar
ring en verzet groeiden. Toen achtte de
Prins het oogenblik gekomen om met na
druk voor zijn overtuiging uit te komen
Oranje, ofschoon zelf nog katholiek en dit
wen6chende te blijven, veroordeelde de
vvroede bloedplakkaten cn do folteringen
van verdachten en veroordeelden; hij
drong aan op verdraagzaamheid, op de er
kenning van het bestaansrecht der hei-
vormde richtingen en sprak zijn afkeuring
uit over de gewoonte der vorsten, om naar
eigen toch ook slechts menschelijk
inzicht, der menschen geloof en godsdienst
binnen bepaalde willekeurige grenzen te
beperken.
Dit was een nieuvV geluid: dc blijde bood
schap der gewetensvrijheid, welke Oranje
het eerst voor liet in godsdienststrijd en
twijfel verdeelde,-naar rust en vrede hun
kerende menschdom deecl klinken. Maar
er zou nog veel strijd en lijden moeten vol
gen, alvorens dit hooge on edele beginsel
in do Nederlanden algemeen erkend en ge
eerbicdigd zou worden. Oranje was met
deze waarlijk christelijke denkbeelden zijn
tijd verre vooruit; vooral de verdeeldheid
des volks cn de onverdraagzaamheid cn
heftigheid der calvinisten tegenover an
dersdenkenden zouden hem nog groote
moeilijkheden cn teleurstellingen baren.
Oranje was een waarlijk vroom cn geloo-
vig man. Maar hij was geen dweper, noch
gevoelde hij zich geketend aan dogma's en
uiterlijke vormen. Hij bende geen geloofs
haat, doch alleen verdraagzaamheid en
wist, dat de eenheid van zijn volk, uitgaan
de boven alles, wat in kerkelijk en geeste
lijk opzicht verdeelde, het cenige middel
zou zijn tot redding uit nood en vordruk-
king.Hij had een afkeer van geloofsvervol
ging, maar hij veroordeelde evenzeer den
beeldenstorm en keerde zich tegen eiken
dwang en alle geweld in geloofs- en ge
wetenszaken.
Als krijgsoverste moge de Prin6 geen
wereldroem hebben geoogst, zijn optreden
als zoodanig was voor de zaak des vader
lands van het hoogste gewicht. In den
staatkundigen strijd der Nederlanden te
gen koning Philips II was aanvankelijk,
naar de opvatting van den prins, voor wa
pengeweld geen plaats. Eerst toen bij toe
nemende verwarring en hopeloozc ver
deeldheid een vreedzame oplossing onbe-
cikbaar scheen toen dc breuk tusschen
den koning en Oranje onherstelbaar was
geworden, een groot deel zijner adellijke
geestverwanten en medewerkers zich van
hem afkeerden en hier en daar zelfs 't volk
hem bclecdigde en* hem in zijn leven be
dreigde, toen achtte prins Willem te
leurgesteld, maar niet ontmoedigd naar
Duitschland uitgeweken den tijd voor
den strijd met de wapenen gekomen. Met
merkwaardige geestkracht en edelen opof-
fcringszin besloot de prins ondanks den
berooiden toestand zijner geldmiddelen
legers te vormen om Alva's gewelddadige
plannen te doorkruisen. Bovenal treffend
n ontroerend is dc vrpmc moed en het on-
cschokto vertrouwen in de eindelijke ze-
cpraal der rechtvaardige zaak, waarmede
de prins, na eiken tegenspoed cn bittere te
leurstelling, met telkens herlevenden en
onwrikbaren wil tot nieuwe daden gereed
taat.
Na de inneming van den Briel door de
Watergeuzen op 1 April 1572 werd het too-
neel van den strijd meer naar het Noor
den verlegd, waar de kerkhervorming zich
teik had ontwikkeld en de vrijheidszin
zeer krachtig sprak. Dc strijd verkreeg een
ander karakter en ging hoofdzakelijk om
liet nemen of bevrijden, belegeren of ver
dedigen van versterkte steden. Ofschoon
de prins aan de^c krijgsverrichtingen
slechte bij uitzondering persoonlijk deel
nam, bleef hij toch in dezen strijd, welke
door beide partijen met groote hardnekkig
heid en wisselend succes werd gevoerd,
steeds de krijgskundige leider. Door zijn
helder inzicht, onverzettelijke wilskracht en
rotsvast vertrouwen was hij, tevens door
zijn hoog karakter, het Verceniglngspunt
van alle gelijkgezinden,, wier hoop op hem
rustte en die hij steeds tot eendrachtig
samenwerken poogde te bezielen.
De invloed van prins Willem als staats
man is een element van beteekenis in de
wereldgeschiedenis en voor do toekomst
van ons vaderland baanbrekend en beslis
send geworden.
In eersten aanleg richtte zich zijne staat
kunde tegen de Spaansche dwingelandij.
Zij grondde zich hierbij op de rechten cn
vrijheden, welke in het kader van het
Bourgondische Rijk aan overgeleverde
staatsrechtelijke beginselen cn wettige pri
vilegiën werden ontleend. Deze beweging,
onder 's prinsen leiding begonnen, was in
haren oorsprong vrij 1 an elk revolutionnair
karakter. Oranje verwerpt zoolang moge
lijk de toepassing van geweld. Maar te
genover de onverzettelijkheid cn bloeddor
stige geloofsvervolging der Spaansche
machthebbers eenerzijds, de verdeeldheid
en de scherpe tegenstellingen tusschcn de
verschillende godsdienstige richtingen an
derzijds, moest 's prinsen toeleg falen en
bleef ten slotte nog slechts de weg van wa
pengeweld open.
Gedurende zijn veeljarige politieke cn ge
wapende worsteling tegen Philips' machts
misbruik ontwikkelde zich bij den prins»
een hooger staatkundig beginsel, gericht
op de samensmelting van alle Noord- en
Zuid-Nedorlandsche gewesten tot één staat
kundige eenheid, in welker gezags- en be-
stuursverhoudingen de democratische ge
dachte tot uiting zou komen, voor zooveel
men voor dien tijd van „democratisch"
spreken kan. Hij verlangde, de rechten en
bevoegdheden van den Raad van State
erkend te zien en elachte, dat de Staten-
Generaal, waarin cle gewesten, de steden
er. do burgerschap waren vertegenwoor
digd, als bestuursorgaan naast den vorst
in de bestuurstaak een gewichtig aandeel
en krachtigcn invloed zouden hebben. Het
bijna onbegrensd gezag, door den prins in
de leiding van den opstand uitgeoefend, be
rustte geheel op het vertrouwen van de
Staten-Generaal, wier gezagspositie hij er
kende en waaraan hij zich vrijwillig on
derwierp.
Het ideaal eenor „Generale Unie" van al
de Nederlandsche gewesten heeft de prins
niet verwezenlijkt mogen zien. Bij de Unie
van Atrecht in 1579 6trandde 's prinsen
streven op de klippen der verdeeldheid en
gebrek aan samenwerking der gewesten cn
de hevigheid der tegenstellingen tusschen
katholieken en calvinisten. Prins Willem'*
dood, in 1584 door moordenaarshand, aan
gedreven door deii banvloek cn de vogel
vrijverklaring van'Philips, overviel hem tc
midden van zijn werk. Maar de grondsla
gen van het gebouw, dat hij beoogde op te
trekken, waren stevig gelegd on de bou
stoffen voor de voltooiing beschikbaar. Het
Iluis van Oranje zou den bouw voortzetten
en schitterend volbrengen.
Zoo zien wij in gedachten de historische
erschijning voor ons van den edelen Oran
jevorst, wiens leven tot den dood ge
wijd was aan het ideaal: zijn volk op te
heffen tot staatkundige eenheid en zelf
standigheid, en hot den kostelijken schat
te sclrenken van gewetensvrijheid, gods
dienstvrede en verdraagzaamheid. Door
zijn streven zou Nederland weldra de vrij
plaats der gedachte worden, toevlucht voor
allen, die om geloof of overtuiging aan ver
volging bloot stonden, een voorbeeld voor
het gansche menschdom. In den dienst
van dit ideaal zien wij liom gedragen en
gesterkt door zijn liefde tot zijn volk. waar
aan hij alles teu offer bracht. Geen eigen
oordeel, grootheid of macht was het doel
wit van den prins; want herhaaldelijk heeft
hij er op aangedrongen en er toe. meege
werkt, het gezag over de Nederlanden aan
buitenlandsche vorsten over tc dragen
In dubbelen zin mag deze edele man en
groot staatsburger aanspraak maken op
den naam van Vader des Vaderlands. Hij
was het immers, die in Nederlandsche
hoofden en harten voor 't eerst het te vo
ren ongekende begrip van „vaderland"
heeft gewekt. Hij was wellicht nog on
bewust de grondlegger onzer nationale
gedachte. Maar hij was tevens een vader
oor zijn volk door zijn liefde en toewij
ding, zijn onvermocibaur streven en zijn
opofferingszin.
Waarom zijn wij opgegaan naar deze his
torische plaats en hebben wij liet levens
beeld van dezen man in onze herinnering
illen terugroepen?
Omdat ook heden het vaderland in een
toecstand van nood en ernstige zorg ver
eert; omdat greoto moeilijkheden cn ge
varen binnen en buiten 's lands, ons be
dreigen; omdat ons volk, opnieuw of moet
ik zeggen: nog altijl? aan innerlijke
erdeeldheid ten prooi, zijn hoogste belan
gen roekeloos en verblind op het spel zet.
In dezen droeven tijd gevoelen wij een
nnige behoefte, ons op te heffen aan hem,
die ons een treffend en bezielend voorbeeld
van edelen burgerzin en onkreukbare bur-
erdeugd gaf. Wij gevoelen ons gedron
gen, ons te spiegelen aan zijn leven, dat 'n
doorloopend beeld van plichtsbetrachting cn
zelfverloochening ten bate van zijn volk
biedt.
En wanneer wij otis dan gaan opmaken
om dien weg te volgen, welke ons naar een
nieuw cn krachtig nationaal leven zal voc-
en, dan behoeven wij niet lang uit te zien
naar ecne leidsvrouw c, aan wier hand wij
ei lig zullen gaan. Vier eeuwen lang heeft
het Oranjehuis t wel en wee van ons volk
gedeeld, het in voor en tegenspoed met
trouw en beleid gediend en yitkomst ge
bracht, zoo dikwijls de nood tot de lippen
was gestegen. Onverbrekelijke banden bin
den ons aan dit edele geslacht.
Laat ons daarom deze,donkere dagen,
waarin stoffelijke en zedelijke ondergang
ons bedreigen, het oog met vertrouwen op
heffen tot Laar, die z'ch reeds zoo dikwijls
een waardige telg harer voorzaten heeft ge.
toond en die in haar warm hart, haar no-
belo inborst, groote waarde inbrengt in bet
onverbrekelijk verbonu met haar volk.
Ook haar gelden de woorden, welke ons
oude volkslied zijn Wilhelmus van Nas-
souwen in den mond legt:
„li herder zal niet slapen,
Al 6ijt ghij nu verstrooit"
Zoo zij hot!
Op deze rede volgde als koorzang hel
sclioone lied: „O Heer die dacr des hemels
tente spreijt
Vervolgens sprak de lieer Antoon van
Duinkerken.
Ant van Duinkerken spreekt over
de staatskunst van Oranje.
Alle staatkundige werkdadigheid stelt
zich ten doel een stoffelijk waarneembaren
vorm tc geven aan de abstracte idee. Daar
om is het juist, tc spreken van een 6taats-
kunst. Immers, het blijvende te beelden
in dc vergankelijke materie, is de roeping
van het kunstenaarschap.
Hoe men dc polit ek van Willem van
Oranje in haar onde^deelen vvcnscht te be-
oordeelen, ho, men haar daadwerkelijke
gevclgen wil waardeeren, zuiver kan zij
slechts worden beschouwd, indien - men
haar herleidt tot de grondgedachte, die
haar beheerschte.
Bij 's prinsen eerste optreden is deze
dachte nog weinig omschreven. Immers, in
het verzet der edelen tegen het landvoog-
deli.ik bewind en in den meer algemeenon
strijd om de privileg'en der Nederlandsche
toteden, spreekt nog 1e middeleeuwsch-feo-
dale regeeringsopvatting, beteugeld welis
waar door de idee der stedelijke onafhan
kelijkheid. welke zich gevestigd had 6edcrt
de opkomst van da burgerij en die haar
duidelijkste uitdrukking vond in liet be
staan der vrije Hanza-steclen aan dc Oost
zee.
Op Nederlandsehen bodem werd deze hi-
deeling van het feodak staatsgezag beves
tigd door het zoogenaamd „Groot Privi
lege" van Februari 1477, dat met de ge-
linger afhankelijkheid der staten hun ster
kere saamhoorigheid erkende. Toch is die
saamhooriglieid niet zuiver nationaal. De
geboortestad is voor den laten middeleeu
wer nog een begrip van rijker gevoels
inhoud dan het vaderland en .wanneer hem
de stedelijke vrijheden verzekerd zijn, be
schouwt hij het landnijke opperbestuur als
een. zaak van geringd aangelegenheid... Dc
Gentenaar wil Genleiiaaf blijven bij eiken
■wisselenden staatsvorm, maar in den strijd
om dit stedelijk bestaansrecht bevindt hij
zich tegenover een grootmacht en wordt
hij zich bewust van eer. diepgaand cultuur
verschil nog benadrukt door den maat-
schappelijken partijstrijd van poorter tegen
edelman. In Breydel. De Koninck en de
Arleveldo's zien wij vandaag de eerste
voorstrijders van het Nedcrlandsch natio-
nalitcilsbesef, omdat de Klauvvacrt immers
den Diètschen aard heeft behoed tegen de
cultureelc overrompeling door de Leliaerts.
Toch was dit cultureele nationaliteits-
bcsef der middeleeuwsche Vlamingen plaat
selijk zeer beperkt, hét bleek wel uit de om
standigheid, dat ze twee jaar na hun over
winning op de Franschen in de Gouden
Sporenslag, door Witte van Haamstede
werden teruggeslagen op het Manpad bij
Haarlem, omdat zij Holland beschouwden
als een terrein voor hun provinciale ex
pansie cn niet als een natuurlijken bond
genoot in hetzelfde, nationale cenheidsb*-
stel.
Oranje stelt zich in dienst der Neder
landsche steden tegen dc lcenhcers-hcge-
monie van Philips II. Maar lnj verdiept
dien strijd. Niet als krijgskundige neemt hij
de leiding der troepen, maar als staatkun-
stcnaar neemt hij dc leiding van den geest.
Hij ziet de tegenstelling niet langer ais een
conflict van steden en staten eenerzijds en
een allecnhecrschend leenheer anderzijds,
hij ziet dc tegenstelling tusschen Nederlan
ders en Spanjaarden. En dan ontwikkelt
hij in zijn brieven en gesprekken, in zijn
vertoogen en daden 'Je gedachte, waardoor
geheel zijn optreden verder zal worden be-
hcerscht. Het is de iJee der innerlijke
onschendbaarheid van het na-
t i o n a 1 i t c i t s b e vv u s t z ij n, door hen*
geformuleerd als de bestendige gcdaclno
aan het „gcmcyne Vaderlan d", al
ler leden van een zelfden volksstam. Deze
moderne idee heeft hij zoo zuiver aange
voeld als do geschiedkundigo omstandig
heden fijner dagen toelieten.
Voor deze idee heeft Willem van Oranje
gestreden tegen een wereldmacht en het
zwaarste van dien strijd heeft hij gevoerd
met wapenen dos geestes. Ilij is de eerste
staatskunstenaar geweest, die de staatsidee
heeft gegrond op de vaderlandsliefde. Om
leze reden kon een dichter zeggen, dat
Oranje:
uit keurbende een volk oogste,
schoof aan schoof.
Ook dc godsdienstig cn economisch on
derdrukte generaliteitslanden, ook het af
gescheurd? Zuiden kunnen hem huldigen
als de geestelijke vader eener staatkundig©
eenheid, die hij weliswaar niet verwerke
lijken mocht, die hij in tegendeel te Utrecht
verscheuren, man- waarheen hij wees
en waarvoor hij streed
Godsdienstige tweespalt en provinciaal
partijbelang hebben de totstandkoming
der ideale Nederlandsche staatseenhcid be
lemmerd. men wij te het den katholieken
van het Zuiden niet, dat de Pacificatie van
Gent geen rijker vruchten droeg.- Immers,
de prins werd in dit Zuiden het hevigst be-