GROQTE COLLECTIE BRILLEN G. VAN DUIN RAMSELAAR Levering van Fondsbrillen HANDGEWEVEN TAFELKLEEDEN DIVANKLEEDEN KAPSTOKKLEEDEN ETC. ETC. FIRMA HET MES DE HOED ook de allernieuwste modellen. Prima pasvorm. Concurreerende prijzen. Uitsluitend Ie kwaliteit. JUWELIER - OPTICIEN - TEL. 898 door C. E. DE LILLE HOGER WAARD. (Slot). Intusschen had- Wim geducht het land. Toen hij den vorigen dag zUn mes had la ten vallen, had hij zichzelf op dat oogen- blik geen rekenschap gegeven van hetgeen hij deed. 't Was net, alsof zijn voet bui ten hern om! het mes naar Jaap toege- schopt had. Alles was zóó vlug gegaan, dat hij heelemaal niet over zijn daad had kun nen nadenken en het leelijke ervan dan ook niet tot hem doorgedrongen was. Eerst toen meneer van Vliet Jaap straf regels opgegeven had cn weer vóór de klas stond, drong het tot Wim door, wal er ge beurd was. Maar nu was het tc laat! Verschrikt had Wim de lippen op elkaar geklemd, toen hij plotseling bijna hoorbaar prevelde: „te laat!" Niemand had echter iets verstaan. De onderwijzer stond tc ver van hem af en de jongens in zijn buurt ook Jaap sche nen te zeer door hun sommen in beslag ge nomen te worden om iets op tc merken. Wim waakte er echter wel voor zich niet te verraden, al scheen het onophoudelijk in zijn hoofd te hameren: „Te laat! te laat!" Was het werkelijk te laat? Deze vraag drong zich met alle geweld aan hem op. Zij liet hem niet met rust, want dïep-in voelde hij maar al ie goed, dat het niet te Iaat was, al wilde hij dit zichzelf niet bekennen en trachtte hij zich wijs te maken, dat het werkelijk te laat was. Maar al deed hij ook nog zoo zijn bcsi om zijn gedrag goed te praten, zijn gevoel van schuld ging er niet door op de vlucht. Integendeel: het begon steeds duidelijker in hem te spreken. Onrustig zat hij in de bank te schuifelen. Hij durfde slechts met één oog naar Jaap te gluren, die nog altijd in zijn sommen verdiept scheen. Zou Jaap iets gemerkt hebben? Heimelijk hoopte hij van niet. 't Maakte alles immers veel eenvoudiger, als hij 't niet snapte! Even later hoopte hij echter weer, dat Jaap het toch gemerkt had, ja, er zelfs iets van zeggen zou. Zc moesten het na schooltijd dan maar uit vechten! Alles was beter dan deze onze kerheid! Maar toen do bel gegaan was, bezat hij toch niet den moed om het eerlijk aan Jaap op te biechten. De woorden wilden hem niet over de lippen komen cn hij liep haastig naar huis, nog vóór de anderen met hun nabetrachting over de proefsom- rnen klaar waren. Hij durfde zijn buur man niet onder de oogen komen, want het gevoel van schaamte, dat hij eerst met alle kracht teruggedreven had, won hoe langer hoe meer veld. Gelukkig, dat het Woensdagmiddag was cn hij Jaap dus uit den weg blijven kon. Bang op straat Jaap of een van diens broertjes tegen te komen, bleef hij maar wat om huis hangen. Moeder verwonderde zich over het feit, dat hij den tuin begon op te knappen, daar hij gewoonlijk tot deze bezigheid aangespoord moest worden. Toen hij tegen vier uur echter even binnen kwam om een kopje thee te halen, zag zij onmid dellijk, dat er wat aan haperde. Maar zij las ook op zijn gezicht, dat hij 't nog niet mot zichzelf uitgevochten bad en begreep, dat het oogenblik nog niet aangebroken was, waarin hij haar deelgenoot maken zou van hetgeen hem bezig hield. Wim vocht altijd alles 't liefst zelf uit Aan tafel prees Vader zijn zoon naar aanleiding van den keurigen. tuin. Dal de kleur, die de jongen kreeg, niet door het pluimpje kwam, begreep Moeder maar al te goed. Dien avond leerde ook hij zijn lessen. Hij ging bijtijds naar bed, in de hoop in den slaap eindelijk van dat ellendige gevoel van schuld verlost te worden. Maar al had hij den gcheelcn middag in de buitenlucht gewerkt de slaap liet op zich wachten. Onrustig gooide hij zich telkens om. Al* hij nu eens in tien minu ten niet aan het gebeurde dacht, zou hij toch wel In slaap vallen... Hoe hij echter ook zijn best deed aan al lerlei andere dingen te denken, telkens W9T gingen zijn gedachten naar zijn mes Vosselientje, 't kleine vosje, Was een heel ondeugend ding. Dat alleen het was al avond! 't Warm en veilig hol uitging. Vosselientje liep het boseh in, Bleef van schrik verlamd plots staan Wat kwam onder d'oudc eiken Daar voor grappig wezen aan? Een kabouter met een puntmuts! Nooit nog had de kleine vos Een kaboutertje gealen, want. Zij mocht niet alléén-in 't bosch! Vosselientje ging aan *t loopen, Viel op eens en brak een poot, Dacht. Ifoe kom ik ooit bij Moeder Aan den and'rcn kant der sloot? Puntmuts droeg haar fluks naar huis toe Vosselientje dankte hem Vol berouw. Er klonken tranen Ook van pijn! in Lientje's stem. (Nadruk verboden). en wal daarmee in verband stond. Dat hij het eenigen tijd zou moeten missen, was het ergste niet! Ilij zou 't wel een heel jaar willen missen en duizend strafregels schrijven, als hij Jaap maar niet in 't ge val betrokken had! Als hij... Waarom was hij \oor of na tafel niet even naar meneer van Vliet gegaan om hem te vertellen, hoe dc vork aan den steel zat? N u had Jaap zijn strafregels natuurlijk af cn was het dus te laat! Zou hij dan rnaar niets zeggen, zijn mes op offeren och, wat kon dat mes hem n u nog schelen! cn de zaak laten, zooals zij was? Zou Jaap werkelijk mcenen, dat het z ij n mes was? Misschien had hij zijn eigen mes wel zonder dat hij 't wist ver loren cn zou hij pas tot dc ontdekking ko men, dat het zijn mes niet was, wanneer meneer van Vliet het hem teruggaf. Dat zou nog wel een poosje duren Toen Wim eindelijk in slaap viel, droom de hij van messen, die dreigend op hem afkwamen. Ilij droomde, dat het zijn mes niet was cn de zaak zicii juist andersom had toegedragen, Jaap hem dus onrecht vaardig strafregels had laten oploopcn. In zijn slaap balde hij zijn \uist. Dat zou hij 'm betaald zetten! Laf en valsch was het van Jaap hem 01 in tc laten loopen!... Toen hij wakker werd, wreef hij zich eens goed dc oogen uit. lloc zat het nu? Was het zijn mes niet cn had hij strafre gels opgekregen of was het andersom En hij wist: het was andersom. Laf cn valsch was hij, Wim dc Bont Het zweet brak hem van alle kanten uit. „Laf en valsch! Laf op valsch!" scheen alles in zijn kamertje tc roepen. En 't was nog lang geen tijd om op tc slaan! Plotseling wist Wim, wat hij doen zou: hij zou vóór schooltijd naar meneer van Vliet gaan cn alles eerlijk bekennen. Er mocht dan van komen wat wilde! Alles, al les was beter dan dit gevoel van wroeging! Nadat hij eindelijk een besluit genomen had, viel hij opnieuw in slaap om pas wak ker te worden, toen zijn wekker ratelend afliep. Onmiddellijk herinnerde Wim zich zijn voornemen. Als een berg zag hij er tegen op naar meneer van Vliet te gaan, maar het raoest.1 Toen Jaap na zijn gesprek met meneer van Vliet weer op het Schoolplein ver schenen was, liep Wim haastig naar bin nen. Voor den tweeden keer dien morgen keek de onderwijzer verbaasd op, toen hij een jongen hoorde binnenkomen. Uit de gehcele houding van Wim merkte hij echter, dat hij waarschijnlijk dc oplos sing van het raadsel hooren zou Nu Wim al was hot dan ook na veel moeite en strijd den goeden weg geko zen had, zei hij zonder omwegen de waar- hc.d. Meneer van Vliet, die wel begreep, hoe veel het den jongen gekost moest hebben deze overwinning op zichzelf tc behalen, kwam hem tegemoet en maekte 't hem ge makkelijk zijn schuld tc bekennen. Ilij zei zelfs: „Ik geloof, Wim, dat jc jezelf al genoeg narigheid op den hals gehaald hebt en zal je dus maar geen strafregels opgeven. Ilct mes kun je na vieren komen halen". Als een andere jongen kwam Wim dc school weer uit. Ilij zocht Jaap op en zei: „Ik heb meneer van Vliet verteld, dat 't m ij n mes was, Jaap. Wees er maar niet boos om. dat ik 't niet dadelijk gezegd heb". „Pappcrlapap!" zei Jaap. ,,'k Ben 't al lang weer vergeten, hoor!" „Maar ik niet1" riep Wim ernstig uit. Die Jaap was toch een bovenste beste, dat hij het zóó opvatte! Dat vond meneer van Vliet ook en om te tooncn, hoe hij Jaaps goede daad wilde beloonen, deed hij het Hoofd nauwkeurig verslag van bet gebeurde om daarna in overleg rnet hem Jaap de gelegenheid tc geven zijn proefsommen het waren na tuurlijk andere, maar niet minder moei lijke! over te maken. Jaap bracht cr wonder boven wonder! voor zijn doen aardig wat van terecht en het deed zoowel het Hoofd als meneer van Vliet oprecht genoegen, dat zij hem nog net konden laten overgaan. Toctf Jr.ap dit hoorde, was hij :.n de wol ken. Zoo had alles zich nog ten goede ge keerd Wim dc Bont cn Piet Veltkump waren de eenigen, die bleven zitten, maar van hen had niemand eigenlijk iets anders ver wacht. (Nadruk verboden). „Meiregen, maak, dat ik grooter word, groot er word, Groot zijn, dat wil lk zoo graag", zong Loesje en meteen keek ze naar bui ten. waar de regen in stralen omlaag viel. „Nu, 't is maar goed, dat je er niet door hoeft," beweerde Fik, haar broer. „O, vader, moet u uit?" ging hij voort, toen vader met zijn jas aan binnen kwam. „Ik moet naar de vergadering. Maar zeg, weten jullie m'n ouden hoed ook? Ilij heeft altijd aan den kapstok gehangen". „Ja... ja..." Haperde Fik, „die... die... heeft dc sneeuwpop op gehad." „Zoo, en waar is ie nu?" „Ik* weet 't niet. Misschien nog in den tuin." ,,'t Is wat moois. Dan zal ik 'm zeker niet meer op kunnen. In elk geval zoek je 'm op, als de regen over is," mopperde de heer des huizes, die genoodzaakt was met zijn gewone hoofddeksel er op uit tc gaan. Gelukkig bedaarde de regen wat. „Weet je nog wel, Loes, van die sneeuw- oop in den tuin?" vroeg Fik. „Ja, écht was ie met dien bezem en den bood op." „En 't moppigste was, toen we 'm gingen bekogelen." Fik lachte van plezier bij de herinnering aan al de pret. „Ik gooide 'm op z'n hoed. Er zat een groote deuk in," vertelde Loes lachend. „En ik mikte zóó, dat dc hoed in de struiken vloog, weet je nog wel?" 't Was een paar dagen later en mooi, stralend weer. Fik en Loes waren in den tuin aan 't spelen. „Laten wo nu eerst eens naar vaders ouden hoed zoeken," riep Loes. „O, die zal best in den vuinisbak terecht gekomen zijn," dacht Fik. Toch liep hij op de struiken toe, waar voor de sneeuwman gestaan had. Die wa ren nu dicht begroeid met mooi, jong blad. De roodc trosjes van de ribes waren vcr- oroogd, maar de jasmijn zat dik in knop. „Daar ligt ie nog net zoo," riep Fik ver baasd en wees naar het groen, waartus- sclicn iets zwarts doorschemerde. „Met dc c-euk cr in," voegde Locs er la chend aan toe, terwijl zo op haar hurken door do takken tuurde. Fik stapte voorzichtig tusschen de vaste planten om den hoed te grijpen. Plotse ling vloog er met angstig gepiep een vogel omhoog, die sjilpend boven dc struiken heen en weer bleef vliegen. „O, misschien zit er wel een nestje in één van de struiken," veronderstelde Loes. „Kijk eens rond!" Fik drong behoedzaam tusschen het struikgewas en gaf zijn oogen den kost. „Zie Je al wat9" vroeg Loes. „Necl" „Kijk eens in de vlier." De vlier stond achter het opgaande hout en overschaduwde voor een deel de strui ken. Fik speurde tusschen al de takken, maar zag niets, dat op een nestje leek. ,Kom nu maar," drong het zusje aan. „Den hoed nog!" riep Fik terug. Hij deed een paar stappen naar de ribes, stak z'n hand uit cn uitte op eens een kreet vol ver bazing. „Oh. och! O, Loes, zoo snoeperig! Het nest ligt in vaders hoed." Nu kwam het zusje ook dichterbij en keek in den hoed, die op zijn kant lag en dus meteen een afdakjo vormde. Van takjes, strootjes, pluis en draden was een nestjo gemaakt en duarin lagen vijf kleine eitjes met bruine stipjes. „Laten we gauw weer weggaan," raadde Loes heel verstandig, „dan kan de moeder weer op de eitjes komen zitten." Dat deden de jongelui Zo wachtten nog even op de stoep van de keuken en zagen den vogel weer naar den hoed vliegen. „Paps, uw oude hoed is terecht," zei Fik aan tafel, „maarhij ficeft al een nieuwen eigenaar." „Zoo?l En wie heeft 'm weggegeven zon der mijn toestemming?' „Niemand. De nieuwe eigenaar heeft er maar bezit van genomen zonder het te vra gen." En toen vertelden Loes en Fik samen, wat zc ontdekt hadden. Dat vond vader erg aardig. Natuurlijk hielden de kinderen de nest plaats in het oog. En na een poos zagen ze do vogels druk af en aan vliegen. Stellig waren de jongen uit. En trouw strooiden Fik en Loes voer in den tuin. Eindelijk vlogen de jongen meo uit cn kwamen op 't grint'zitten om gevoerd te worden, zelfs nog toen ze al net zoo groot waren als de ouders, 't Waren maar gewone huismus- sehen, maar toch vonden de kinderen alles leuk. De hoed bleef rustig in de ribes liggen en nog tweemaal dien zomer werd er een broed vogels in groot gebracht. J. H. BRINKGREVE— ENTROP. (Nadruk verboden). Dc zomer nadert meer cn meer, Je kunt 't aan alles merken. En met den zomer komt de tijd Van vlijtig, ernstig werken. Wat deert ons, kind'ren, nu het weer, Al is dat nat cn frisch? We hebben zóóveel werk te doon, Voordat 't vacantic is! Het zijn nu drukke weken, hoor! Nog wel een stuk of zes! Voor kind'ren van de Laag're School, Van 't Gym en H.B.S. Maar als je goed geslaagd bent en De kleintjes zijn verhoogd, Beantwoordt do vacantie pas Aan 't doel, dat ze beoogt. Een tijd van zalig niets doen en Geen huiswerk en geen taak. Slecnts frank en vrij genieten, ha! Èen maand vol van vermaak Die heerlijke vacanne, die Ons toch zoc tegenlacht. Eerst „werken" is de boodschap want..'» 't Wordt niemand thuis gebracht! R. ASSCHER VAN DER MOLEN. (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 15