ARTIFORT
FAUTEUILS
KINDERWAGENS
PRACHT
Prima
MODELLEN
Fabrikaten
PNiërop
alleenverkoop
Firma J.W.vanACHTERBERGH
meubileering-westsingel 10-13
LETTERKUNDIGE KRONIEK
NIET IEDEREEN WEET
HEEMSCHUTGEDACHTEN
EEN NIEUWE SORTEERING
Ontvangen
VAN DELEFT
VAN WERVEN
EN ENGELSCHE.
Ook groote sorteering
KLAPWAGENS
sm. QOJkL.280
10 JAAR
GARANTIE
Naar aanleiding van een recente
Qnérido-biografic.
De kunst der kenschetsing van een per
soonlijkheid, is de kunst den mensch te on
derscheiden van het masker dat hij draagt
Daarom is het zoo veel moeilijker een kun
stenaar te kenschetsen dan, bijvoorbeeld
een staatsman, een industrie-koning, een
arbeidersleider. Niet-kunstcnaars, men-
schen uit het actieve leven, ontlcenen hun
levens-h ouding aan do functie, die zij
in de samenleving verrichten. Het is ge
makkelijker advocaat, geneesheer, minister
to zijn, wanneer men zijn innerlijk leven
wil verbergen, dan kunstenaar. Kunstenaar
zijn beteekent, con innerlijke waarde
naar buiten vertegenwoordigen. Do
meeste menschcn, die het kunstenaarschap
dragen echter, vinden dat zij in hun werk
genoeg getuigenissen van innerlijkheid heb
ben afgelegd, en wenschen niet als ..ziel
volle verschijning" te worden aangemerkt.
Indien zij nu geen maatschappelijke functie
uitoefenen, waarachter zij zich. als mensch,
kunnen verbergen, dan construceren zij
zich een levenshouding om zich, wanneer
zij in persoon verschijnen en niet langer
schuil gaan achter hun werk, tegen de
profane oogen to beveiligen, die zich dage
lijks bezig houden met hun kunst.
Hier ligt de sleutel van datgene, wat de
gewone mensch in den kunstenaar nooit
begrijpt, waarom hij hem beticht van aan
stellerij, van gemanierdheid, van grilligheid
of verwatenheid: dat de gewone mensch
niet Inziet, hoe de kunstenaar, om zijn ver
fijnde zieleleven te beschermen, altijd een
masker voordoet, zich oen houding geeft,
een houding, die hij zelf heeft moeten be
denken, en die niet: gemakkelijk is te con
strueeren uit een voorhanden werkelijk
heid. Ook de manier, waarop de kunstenaar
aan zijn medemcnschen verschijnt is, even
als zijn werk, een verdichtsel, een droom,
de fictie van zichzelf op een bepaalde wijze
te zien in het geheel der samenleving.
En of de kunstenaar nu lange haren
draagt en een flambard, zooals hij dat in
de romantische periodo placht, dan wel dat
hij zich zulk een gewone, correcte meneer
maakt, dat hij aan do andere gewone,
correcte meneeren in zijn gewoonheid ge
kunsteld voorkomt, dan wel dat hij zich,
naar de modernste methode, een pofbroek
om de kuiten windt en met een bloot, kaal
hoofd raarceert in de zon: het zijn alle
schakeeringen van één zelfde gedachte: dat
de kunstenaar die niet de houding van een
bepaald maatschappelijk ambt lot zijn be
schikking heeft, zich een houding moet
geven, om niet onder den voet geloopen
te worden door hen, die geen zielewaarden
verstaan,
Er is geen enkel kunstenaarskarakter to
verklaren, zonder dat men zich van den
aard der levenshouding van den kunstenaar
rekenschap geeft. En zoo komt do ken-
6chetser van Quérido's karakter voor de
moeilijke opdracht te staan, de levenshou
ding van dezen kunstenaar te doordringen
Ik heb nog nooit een kunstenaar ont
moet, die op zoo naievo wijze van zichzeli
vervuld was als Israël Quérido. In deze
zelfverheerlijking ontbrak elk spoor van
ironie. Zij was zóó rechtstreeks, zóó zelf
verzekerd, zoo sterk en gebiedend, dat men
haar niet meer ijdel kon noemen. Quérido
wachtte niet op vergoding, hij dicteerde
haar. Nog éér er een werk van hem ver
schenen was. wist ieder, dio maar eenigs-
zins persoonlijk met hem in betrekking
stond oJ. dat dat nieuwe werk het grootste
meesterstuk was, dat de literatuur sedert
Homerus had gebracht. In inteiiocalo tele
fonische gesprekken, die hem fortuinen
moeten hebben gekost, bazuinde hij de
genialiteit zijner nieuwste schepping langs
heel het net van telefoondraden, dat ons
vaderland overdekt. Na deze telefonische
annunciatie, kwam dan dc epistolaire ont
boezeming. Lange brieven, dicht getypt,
verkondigden do bizonderheden der nieuw
vloeiende ader van genialiteit, en op dio
brieven volgden pakketten met getuigenis
sen van anderen, die reeds het voorrecht
eener kennisneming met het juist gescha
pen oeuvre hadden genoten. Ik heb mij wel
eens afgevraagd, of de suggestiviteit dezer
propaganda in sommige gevallen niet haast
even groot was als de suggestiviteit van
het boek, dat zulk een dringendo voorbe
reiding bad ontvangen. Er was geen ont
komen aan. Men was gehypnotiseerd door
des schrijvers hartstocht voor eigen pro
ducten, nog eer men er een letter beoordcc-
ling over op papier had gezet. Men trachtte
zich den geest te zuiveren, men trachtte
alle herinnering aan den mensch uit zijn
gedachten te verbannen om tegenover de
nieuwe boeken van Quérido puur kritisch
Karei de Wind. Rondom Quérido.
Ditg. Mij. dc Gulden Ster, Amsterdam,
te staan. Maar het gelukte aan bijna nie
mand, die hem persoonlijk kende, bij de
lectuur van het werk de herinnering aan
den auteur to verliezen, die er zoo benau
wend-bezig mee was komen aandragen. Even
als Mussolini, Stalin en Hitler in den Slaat
kende Quérido in do republiek zijner lette
ren maar één partij: de blindelings en in
onuitsprekelke verrukking op de werken
van Is. Quérido starende extatici. Hij ver
zette zich niet alleen tegen kritiek, hij ver
zette zich tegen gematigde waardee
ring. Men kon zich sympathiek en met be
wondering tegenover zijn schrifturen be
vinden, het gemis van dclirisch enthousias
me merkte hij als lauwheid, als een ver
flauwing der vriendschap aan. Dorst men
het tegen hem uitspreken, dat men een vlek
meende waar to nemen in zijn overigens
voortreffelijk werk, dan volgden brieven
met een zoo gedétailleerde en gcdocumen
teerde weerlegging, dat do nuchtcro op
merking der wederpartij onder een vloed
van geleerdheid werd bedolven.
Spreken mèt Quérido, was 6preken óver
Quérido. De hooge, gierende, reeds harts
tochtelijk beginnende, maar immer nóg
hartstochtelijker wordende stem deed niet
anders dan den mensch, den kunstenaar, het
wereld-fenomeen Quérido behandelen. Dat
Quérido werkelijk een uiterst belangwek
kende persoonlijkheid is geweest, bleek
hieruit, dat hij zijn bezoeker altijd opnieuw
en nimmer aflatend met do relazen over
zichzelf wist te boeien. Een dag met Qué
rido vlóóg om. Een dag met Quérido waö
als een spannend verhaal. Of hij nu ging
vertellen over zijn zwerftochten door den
Jordaan, verhaal dat meestal eindigde met
het ontblooten van zijn behaarde borst, dio
aan moest toonen dat deze David ook een
Simson was, dan wel dat hij U bezig hield
met de geschiedenissen der rechtszittingen,
waar hij geroepen was als deskundige ln
het Bargocnsch, dan wel dat hij U plot
seling voorstelde, een fragment te gaan
voordragen uit het boek waaraan hij be
zig was, het bleef altijd interessant, het
was altijd vol van kleur en vol van leven,
en ik heb nooit zoozeer de pracht van
zijn proza leeren begrijpen als wanneer hij
het zelf, in eigen dictie vertolkte.
Ik zeg hiermee niet, dat die dictie goed
was. Quérido legde dikwijls den klemtoon
verkeerd, bij gaf aan do bewogen gedeel
ten een nog overmatiger bewogenheid,
terwijl hij, andersom, die bewogenheid een
kader had moeten geven van stilte,
maar men gevoelde bij zulk een voordracht,
dat het werk onafscheidelijk aan zijn
schepper was verbonden, men begreep, on
danks het feit dat hij het onjuist vertolkte,
opeens verholen bedoelingen en door de al
zijdig© schittering van dit proza kapot ge
straalde schoonheid. Men begreep dat al
les, omdat een voordracht door Quérido
van eigen werk, een wedergeboorte betee-
kende van het scheppingsproces. Men
zag boe do woorden vloeiden uit den geest,
de óver zichzelf betoogende Quérido sloot
alle levende bewondering af, omdat de
eisch der bewondering als een vonnis over
het arme hoofd kwam van den bezoeker,
maar de zichzelf in de voordracht van
eigen geschriften uitlevende kunstenaar
wekte bewondering, omdat hij zich op zul
ke oogenblikkcn van aanbevelingen ont
hield.
Zulk een voordracht van Quérido was
een plechtigo gebeurtenis. Do schrijver
plaatste zich achter een leuningstoel, die
als katheder fungeerde, dc lectuur werd
voorbereid en opgeluisterd door gebaren,
waarbij vooral het sprekende, nerveuze
hóófd, (méér dan de armen en handen) den
inhoud van woorden en volzinnen illus
treerde, en de voorlezing werd een zoo he
vig en zoo hartstochtelijk gefluisterde
biecht, dat de onrroering die deze drama
tische gebeurtenis verwekte, elk voorne-
vcn tot kritisch luisteren overwon.
Ik zou, nu de liefelijke herinnering
aan Quérido's persoon in mij opkomt, bij
na gaan schrijven over de bekoring
zijner zelfvergoding. Want hij verloor, in
dien men hem do begeerde bewondering
schonk, allen argwaan in de bedoeling zij
ner medemcnschen. Ik ben ervan over
tuigd dat men hem had kunnen misleiden,
indien men maar voor hem verschenen
was in het kleed der bewondering. Hij, dc
verslaafde aan vereering, was voor de
kleinste vereering zoo dankbaar als een
'kind. Hij was geen figuur, die hard cn
wreed werd, in zijn behoefte aanbeden te
worden, neen, hij werd er zachter door,
wanneer men hem bewonderde, er verstilde
iets in hem, wanneer de andere bem den
cijns des harten betaald had, die bij meen
de, dat hem toekwam. De vcreering door
anderen, was hem bijna een verlossing uit
de brandende eenzaamheid van het per
soonlijk doorleefde en doorleden groot-
heidsbewustzijn.
Om zijn zelfgevoel te bevredigen zag hij
op tegen geen enkele démarche. Maar hU
miste, in tegenstelling tot andere groote
ijdelcn, het sadisme, dat van hot narcisme
den tegenkant vormt. Do donzige zelfver
goding, waarin hij zich wiegde, had iets
beminnelijks. Als men werd toegelaten in
zijne woning, in de Rijn-straat te Amster
dam, dan ontmoette men hem niet in reus
achtige vertrekken met monumentale boe
kenkasten, maar in een galerij van kleine
salonnetjes, waar dc werken van Israël
Quérido knus bijeen waren op een minia
tuur-étagère.
Quérido, vervuld van het besef van eigen
beteekenis, heeft nimmer gepraald. De ma
jesteitelijkheid, waarmee sommige konin
gen der literatuur zich omgeven, ton tijde
waarin do literatuur als maatschappelijke
waarde gering wordt geschat, was aan
Quérido ten ecnenmale vreemd. Deze zelf
bewuste en van zichzelf vervulde, was in
den omgang met anderen een eenvoudige,
natuurlijko kerel, een trouwhartig kame
raad. Het is niet alleen de drukke zelfpro-
paganda cn zelfverecring, waaruit wij het
karakter van den mensch Quérido moe
ten verklaren, het is ook de kinderlijke,
trouwhartige wijze, waarop zij geschiedde,
welko wij bij die verklaring In aanmerking
moeten nemen.
En hier daagt er ecnig licht voor hen, die
zich met het probleem-Qucrido bemoeien.
Het Kind Quérido vereerde het Idool Qué
rido. Hij had geen essentieeier beleving te
boeken, dan dc beleving van dat Wonder:
hij, dc dorstende naar het buitcngemcene,
had dat buitengemeene aan zichzelf beleefd.
Als een verbaasd klein mannetje stond bij
op te staren, naar die duizelingwekkende
vergrooting van zijn individualiteit De
grootheid van den auteur Quérido was voor
Israël Quérido, die gemoedelijk naast u in
een auto zat een boven-natuurlijko openba
ring. Dat hij zichzelf zoo groot zag was,
omdat hij den vergoddelijkten mensch in
zich, die zijne kleine ikheid in aanbidding
bracht, als een mysterie ervoer.
Misschien wel omdat hij den reusachtigcn
afstand besefte, die cr lag uitgestrekt tus-
schen zijn kleine menschclijke zelf, on zijn
geobjectiveerde, religieus geïdealiseerde
zelf, is hij zoo druk geweest. Heel zijn leven
bestond in een onuitputtelijk offeren aan dat
symbool. En daarom blijft Quérido in zijn
ongekunstelde zelfaanbidding ons lief, wijl
die aanbidding in wezen nederig was.
Onuitputtelijk waren zijn offers. Om de
grootheid te doen schijnen die hij vereerde,
was het niet voldoende dat Israel Quérido
als een groot woordkunstenaar gold. Dit
Genie moest geschraagd worden door uni-
verscele bekwaamheden. En zoo werd de
mensch Quérido, die het Beeld Quérido ver
eerde, een naarstig beoefenaar van wijsbe
geerte cn historie, van zielkunde en taal
kunde, en was het zijn vaste gewoonte, wan
neer gij in een onderhoud met hem gewik
keld werd, zooveel boeken en schrijvers te
citeeren uit de wereldliteratuur, dat hij er
eindelijk vond dien gij niet kende, en u daar
mee overwon.
Een autodidact is niet iemand, die univer
sitaire studie heeft gemist. Een autodidact
i6 iemand, bij wien feitenkennis tot iets an
ders dient dan tot illustratie van centrale
motieven. De secondaire beteekenis van fei
tenkennis was even weinig tot Quérido
doorgedrongen als de secondaire beteekenis
van het expressieve woord.
Het expressieve woord dient niet tot op
bouw, maar tot pigmenteering van de ge
dachte. Dat heeft Quérido niet verstaan,
omdat de gedachte bij hem nooit, als bij
Goethe in klassieke afgeslotenheid ver
scheen, maar al zijn levens- en kunstdaden
er toe strekten het Idool Quérido universeel
te maken. Een onmogelijkheid om ooit te
bereiken, cn een hartstocht om toch te reali-
zeeren vormen, in onderlinge combinatie de
tragiek van zijn leven. Het vat der Da
naïden vormt van dat leven het trieste
symbool.
Ik heb hierboven gezegd, toen ik over
Quérido als voordrager 6prak, dat hij er
eigenlijk altijd zelf bij moest zijn, om zijn
werk te begrijpen. Ik vraag mij af hoe wij,
en ons nageslacht, tot Quérido's werk kun
nen komen nu hij er zelf niet meer is. Een
breedere psychologie van de persoon is een
dringende eisch van de literatuurweten
schap. Want wat men het ovcrladene noemt
bij Quérido, het is niets andere dan een ge
volg van den wanhopigen zelfvercerings-
drang. Hoeveel onsterfelijke waarden van
hart en fantasie zijn er door dien drang
niet doodgedrukt. Toen ik zijn Jordaan,
door het Bouber-ënsemble zag spelen, heb
ik begrepen hoe wij, hoo ook do velen, die
zijne werken geprezen hebben zonder ze te
hebben gelezen, aan dit groote hart te kort
hebben gedaan. Bevrijd van den luister
zijner woorden, verscheen de Jordaan ons in
de eenvoudige scènes op het tooneel in al
zijn diepe, innige menschelijkheid. Het pa
radoxale van het probleemQuérido is
hierin gelegen, dat we ons moeten afvragen,
of Quérido als schrijver mogelijk ware ge
weest, indien hij zou zijn geboren met den
gemoedclijkcn eenvoud van Jacobus van
Looy.
Men komt er onwillekeurig toe, persoon
lijke indrukken omtrent een belangwekken
de persoonlijkheid, die men gekend heeft to
boek te 6tcllen, wanneer men een zoo uit
voerige cn bewogen biografie onder oogen
krijgt, als die, welke de Heer Karei de Wind
deed verschijnen. Men verzet er zich dan
tegen, zulk een biografio trek voor trek te
gaan bëoordeelcn en van aanteckeningcn
le voorzien, men wil het eigen beeld in zijn
geheel voor oogen hebben, alvorens men
zich openstelt voor dc suggestie van ando
ren.
Dc karaktorschets. welke do Heer de
Wind van Ouérido geeft, wijkt eenigszins
van de onze af. Hebben wij den Heer de
Wind goed begrepen, dan heeft hij Quérido
willen kenschetsen als „oer"-krachU „Hij
was", aldus de Wind „eigenlijk niets
Hij was cosmos on verdampende nevel. Hij
rende als een gladiator, staande in zijn ze
gekar, door do hevigste brandingen been
voor een nietig kikvorechje kroop hij in zijn
schulp. Hij was van brons... en van blik.
Hij was aristocratisch van den geest... en
schooiertje bij don weg. Hij was perpetuum
mobile... en kleinsto raoorboutje. Hij was
beweegkracht en balkenbevriczer. Hij was
veldmaarschalk cn kanonnier. Hij was as
ceet en pierewaaier. Ilij was atheïst en dog
maticus."
Aldus gaat do Heer de Wind voort, cn hij
tracht ons door dit 6pcl van tegenstellingen
een indruk te geven van den „oer-mensch"
en „bovcn-mcnsch", dien Quérido vertegen
woordigde.
Teneinde Quérido geheel to begrijpen,
moet men waarschijnlijk zóó met hem op
en neer geloefd hebben, als de Heer de
Wind dat deed, blijkens dit boek, dat de
6poren van de met Quérido doorstane emo
ties duidelijk vertoont. Men moet daartoe
ontvankelijker zijn voor naar buiten zich
openbarende gevoelsuitingen, dan het moge
lijk is aan den mensch, die een geslotener
levensverhouding verkiest.
Do Heer de Wind heeft, door in zijn boek
den fotografischcn weerslag te geven van
zijn bewogen vriendschap met Quérido, een
aanleiding geschapen tot misverstand van
zijn bedoeling. Hij zal onder zijn kritici
menschen ontmoeten, die dit geschrijf ordi
nair achten en sensationeel. Die dit uit zijn
krachten gegroeide, kolossale boek, zullen
vergelijken bij do verachtelijke pamfletten,
die Mary Anderson heeft geschreven over
Multatuli en Paap over van Deyssel. liet
grasduinen in Quérido's familie-omstandig
heden, zijn tragisch leven met cchtgenoote
cn zoon, de vrouwenheerschappij in zijn
huis, zijn bekende, duurzame conflict met
zijn broer, Joost Mendes, het accentuee-
ron van de door hem, do Wind, herhaalde
lijk aan Quérido verstrekte financieelo
hulp, het afdrukken van ettelijke briefjes
door hem, do Wind aan Quérido geschre
ven, men zal dit alles onbehagelijk vin
den en ordinair, cn van een geesteshouding
getuigend, die geen geesteshouding is.
Toch 6peurt de nauwkeurige lezer een nobe
ler tendenz, en een onverbloemde genegen
heid voor den grooten kunstenaar en door
veel bekoorlijkheid sympathieken mensch,
die Israël Quérido is geweest.
Wij zien in het boek van den Heer do
Wind: hoe de invloed van Quérido werkt.
Men kent een geest aan zijn discipel. Dit
uiterst boeiend on uiterst stelselloos ge
schreven werk heeft de ongebreideldheid,
vertoont het gemis van verhoudingen, het
openleggen van gevoeligheden, dat Quérido
eigen was. Eigenschappen, dio wij kunnen
dulden in den Meester, omdat zij ons ver
klaard worden door zijn noodwendige en
tragische zelfvergoding. Maar die ons, nu
zij verschijnen bij den leerling, dikwijls
vol afschuw deden afwenden van deze lec
tuur, die wij, niettemin tot het einde vol
hielden, omdat deze schrijver boeiend en
meesleppend in zijn voordracht is.
In verhouding tot hun lichaamgrootte is
de beweegmogelijkheid der bacteriën zeer
groot. Dc levendigste soorten leggen in
een kwartuur een afstand van tien centi
meter af.
Oorspronkelijk heette alleen het land
schap van de Tiber Italië en de eerste be
woners Bru tiers.
In New York wonen rond 350.000 negers.
In die wereldstad wonen dientengevolge
meer zwarten dan in cenige andere stad
ter wereld.
De „koeboom" in Guatemala, uit de
schors waarvan melk naar buiten dringt,
wordt geregeld „gemolken".
Omstreeks 500 v. Chr. werd in Indië reeds
de kunst uitgeoefend om uit de huid van
een lichaamsdeel een nieuwen neus te ma
ken.
Indrukken bij den eersten
rit over den afsluitdijk
De A.T.O.-busscn rollen thans over den af
sluitdijk. Zij zullen velen die met deze ver
binding met het Noorden nog niet kennis
maakten tusschcn Waddenzee en Meer Fle-
vo langs den biceden heirbaan voeren.
Een tocht van Leeuwarden naar Amster
dam of omgekeerd, zooals zij door velen al
gemaakt is, en door anderen nog gemaakt
zal worden, geeft aanleiding tot allerlei
overpeinzingen. Want de reis duurt vrij
lang en voert voor een deel, ook wat den
dijk zelf betreft, langs eentonige wegstuk-
ken. Er is dus tijd en gelegenheid genoeg tot
velerlei gepeinzen.
Toen ik kortgeleden voor het eerst dit tra
ject. althans het grootste deel ervan, aflegde,
waren het onder anderen ook Heemschutge-
dachten die bij mij opkwamen en daarvan
wil ik in deze bijdrage iets neerschrijven.
De tocht immers voert, afgezien van do
vrij taaie weggedeelten waarop ik zoopas
zinspeelde, over het geheel door een gebied
vol afwisseling. Het gaat langs welige Fric-
feche bouwlanden en door vruchtbare grei-
der, door schilderachtige provinciesteden
met de bekoring van wallen, grachtjes cn
kaden als Franeker en Harlingen. Er is de
kleur het leven der vogels bloemen in
het lage land en langs de hellingen van den
hoogen Frieschen dijk. Van do zee daarach
ter komen we weinig te zien, alleen maar af
en too een glimp; de hooge Noordkant van
den afsluitdijk sluit eveneens het zeegezicht
af. Maar aan den anderen kant zijn er de
wijde glanzende wateren van het Flevomeer
aan de oevers waarvan zich de silhouetten
van Markum, Workum en Hindeloopen en
andere kustplaatsen afteekenen. In Noord-
Holland was er dan tot vrij kort geleden de
kleurige bonte toon der bollenvelden, die
ook hier tusschen Alkmaar en den Helder
zich toonen, straks rijst de wilde schoonheid
der prachtige Noordzeeduinen op, tot de
groote plaatsen naderen en weer heel andere
indrukken geven.
Wat de blik van den aandachtigen be
schouwer dan treft, is een groote afwisseling
van schoonheid en banaliteit. Hoe prachtig
is do voor een groot deel ongerept gebleven
schoonheid van Friesche stadjes, die nog in
menig opzicht iets van do oude sfeer wisten
te bewaren, hoe liggen op Wicringen voor
een deel nog onbedorven do oude hofsteden
in het golvende land en hoe armzalig van
leelijkheid zijn dan straks de hoofdstraten
van plaatsen als Castricum en Beverwijk,
die hun mooie omgeving van bosch en duin
vóór hebben, maar wier laat-19de-eeuwscho
en vroeg-20ste-eeuwscho bouwsels zoo vaak
triestig van irriteerende wansmaak zijn. Zoo
is daar ook langs dezen langen weg de te
genstelling van stoer en toch rank rijzende
molens nog hier cn daar naast de wanstal
tigheid van vloekende windmotoren. Zoo
treft hot verschil van Fricscho dijkgedeelten
met en zonder dc doode palenrijen van licht
en telegraaf. Waar ze ontbreken is het uit
zicht heerlijk wijd en ruim, waar ze staan
wordt de vrije blik telkens gebroken door
deze dorre palcnreeksen. Het bovengrond-
sche lichtnet heeft heel wat bederf van
schoonheid teweeggebracht!
Zoo is er meer: ik doe maar een enkele
greep. Wie bij détails stilstaat, in de afzon
derlijke steden en dorpen, die hij passeert,
zal ieder oogenblik worden geboeid door
schoonheid, maar ook vaak worden getrof
fen door dikwijls onnoodig bederf daarvan.
Er is voor vcrecnigingcn als Heemschut en
dergelijke nog voiop werk, er moet voor
worden gewaakt dat oudo schoonheid blijft
en nieuwe wordt gesticht Zoo wij het nog
niet wisten, kan ook een tocht langs nieuwe
en vroeger misschien onbekende wegen het
ons leeren!
A. L. B.
De Berlijnsche diergaarde herbergt 3960
dieren.
De Amazone-rivier is de breedste rivier
der wereld. Daar, waar zij Brazilië binnen
komt, is zij ongeveer drie kilometer breed.
Spinazie, selderij, draadboonen, asperges
en komkommers zijn goed voor de zenu-<
wen.
Allo witte katten zijn doof, voor zoover
zij van een witten stam zijn.
Des te hooger de wolk drijft des te groo-
ter is ook de regendroppel. De grootste re
gendroppels wegen tot 5 gram en hebben
een doorsnede van 4 millimeter.
Pythagoras, die in de 16e eeuw v. C. leef
de, was de eerste die beweerde, dat de aar*
de rond was,