ansje5
GROOTE COLLECTIE
BRILLEN
G. VAN DUIN
RAMSELAAR
DE MARGRIETEN
Leveringvan Fondsbrillen
HANDGEWEVEN
TAFELKLEEDEN
DIVANKLEEDEN
KAPSTOKKLEEDEN
ETC. ETC.
FIRMA
iL£ Oji h i) vP 1
VOOR DE KLEINTJES
Een Kabouter-Geschiedenis
VOOR DE KLEINTJES
.de £ille erwaard
ook de allernieuwste
modellen.
Prima pasvorm.
Coneurreerende
prijzen.
Uitsluitend
Ie kwaliteit.
JUWELIER - OPTICIEN - TEL. 898
door HERMANN*.,
Tiiirr iï vj iöV
Mies moest voor Moeder naar de oude juf
frouw Sidec, lieel aan 't andere eind der
stad. Toen Moeder een klein meisje was en
buiten woonde, liud juffrouw Sidee op dat
zelfde dorp een bewaarschool gehad. Ook
leerden de kleine meisjes *s Woensdagmid-
jdags breien van liaar. Moeder was ook op
'dat breischooltje geweest; ze had 't cr erg
prettig gevonden, want o. Juffrouw Sidec
kon toch zulke prachtige verhalen vertel
len! Moeder had 't cr nog dikwijls over
Nu was dc Juffrouw oud en ziekelijk. Zij
vertelde nooit meer een verhaaltje en zij
breide ook niet meer. Stilletjes zat zij iri
haar grootcn stoel voor 't raam der kleine
bovenkamer, die zij bewoonde, uit to kij
ken. Moeder bezocht haar nu en dan en
soms, als zij 't druk had, stuurde zij Mies
met een briefje en een versnapering. De
oude Juffrouw was altijd heel vriendelijk
voor Mies, maar toch was dat bezoek een
beetje saai. Mies wist al gauw niets meer
!to praten cn de Juffrouw sprak ook niet
iVecl.
Verleden week was Moeder echter nog
'eens naar haar geboortedorp geweest cn zij
bad Mies meegenomen. Moeder had nu zelf
naar Juffrouw Sideo willen, gaan, om haar
.van alles te vertellen, doch was door een
lichte ongesteldheid verhinderd.
„Toe Mies," zei Moeder, „ga jij even en
vertel de Juffrouw maar, dat we haar huis
je nog gezien hebben cn 't lokaaltje, waar
we les kregen; dat zal haar plezier doen.
En hier, neem deze eitjes en dit potje jam
mee; Moeder heeft vroeger zoo vaak een
beschuitje met eigengemaakt jam van de
'Juffrouw gehad; dat vonden wij als kin
deren een hccle traktatie."
Welgemoed kwam Mies bij Juffrouw Si
dee. Nu zij maar wat le pralen had, vond
zij 't wel leuk. Ze kweet zich voortreffelijk
van haar taak. Haarfijn beschreef ze alles,
wat ze op 't dorp gezien had. de oude Juf
frouw werd zoo monter cn vroeg maar
steeds meer.
„En kind, die groote weide, is die er nog?
Ik keek er juist op door 't raam van mijn
slaapkamer."
„O ja, Juffrouw, en er groeiden tocb zul
ke prachtige margrieten 1 Van die heel
groote met gouden harten! Als wij meer
tijd hadden gehad, zouden we er een bos
Van geplukt hebben; maar we moesten toen
Jsveer naar den trein."
Nu kwam Juffrouw Sidee geheel en al
In vervoering. In haar tijd had de weide
*s zomers ook vol margrieten gestaan! Dik
wijls, als ze de oogen dicht deed, zag zij die
bloemenweelde nog voor zich! O, wat een
verrukkelijk mooi gezicht was dat geweest!
Zoo gauw ze wakker was geworden, had
tij die pracht voor oogen gehad! Wat een
verschil bij 't ui (zicht nu, in deze drukke,
nauwo straat! IIccl even zuchtte de oude
Juffrouw.
„Ik zal Moeder vragen, of wc, zoo gauw
Moeder beter is, nog eens mogen gaan; dan
pluk ik een grootcn, groolen hos margrie
ten voor u cn als u ze dan voor uw bed
zet, is 't, al3 u 's morgens wakker wordt,
haast net als vroeger," zei Mies opgetogen
„Ja kind, ja, doe dat," sprak Juffrouw
Sidee en streelde Mies' hand met haar be
vende vingers. „O, dan doe je mij zoo'n
groot plezier! Ik kan mij niets mooiers be
denken, dat ik nog zou wenschen."
Vol opgewektheid kwam Mies thuis. Zij
wou wel direct weer naar 't dorp van Moe
der om dc margrieten maar gauw (e pluk
ken, maar alleen kon zij natuurlijk niet
gaan.
In de volgende week kwam cr een uit-
noodiging voor Mies om deel te nemen aan
een buitenpartjjtje ter cere van Lucie's ver
jaardag. „Waar gaan we heen?" vroeg Mies,
toen ze Lucie op school dc boodschap over
bracht, dat ze mocht!
„Dat moet nog een verrassing blijven,
heeft Moeder gezegd," lachte Lucie, „ik
weet 't dus zelf ook niet!"
Op den bestemden Zaterdagmiddag kwam
er een groot rijtuig voor een zoogenaam
de Jan Pleizier„Net als vroeger toen
wij als kinderen uitrijden gingen," zei Lu
cie's Moeder. „Ik vind deze manier veel
aardiger dan dat jagen mcl autobussen cn
licb dit vervoermiddel dus gekozen."
Onder veel pret stapten de meisjes in.
Er werd druk gegist, waarheen de reis zot.
gaan. Wie beschrijft de verbazing en 't ple
zier van onze Mies, toen zc bemerkte, dal
't doel van den tocht Moeders dorpje was,
waar ze zoo kort geleden nog met Moeder
was geweest! Zc reden op weg naar dc uit
spanning. die er pas was gekomen, langs
dc groote weide, die nu wel een bloemtapijt
geleek. Eén roep ging or op over die prach
tige margrieten!
„Straks pluk ik er een bouquet van voor
Juffrouw Sidee", beloofde Mies zichzelf cri
zij stelde zich al voor, hoe blij de oude Juf
frouw zou wezen cn hoe verrast, als zij liaar
morgen al de bloemen bracht.
De uitspanning lag een eind builen 't
dorp aan den zoom van een bosch. Aan lan
ge tafels werd onder de boomen gegeten:
een pannekoekenmaal met volop fruit tot
dessert. Hierop werd de aangrenzende speel
tuin bezocht, in 't bosch gewandeld en ge
stoeid en ten slotte verzamelde 't gezelschap
zich weer onder de boomen voor 't huis,
waar limonade met gebak op de tafels ge
reed stond. Veel te gauw vloog de tijd voor
bij. Mies was een der vroolijksten. Had ze
in 't eerst gedacht, Lucie's Moeder te ver
zoeken gauw even naar de weide te mo
gen loopen om de bloemen te plukken, in
't drukst van dc pret werd dit voornemen
vergeten, of, zoo zij cr al even om dacht,
werd deze gedachte toch meteen weer te
ruggedrongen neen, nu nog niet dat
kan straks nog wel; zc had nu juist zoo'n
pret! En zoo ging dc tijd voorbij. Op eens
werd 't sein tot instappen gegeven, veel
te vroeg naar den zin der meisjes. Mies
was door 't dolle heen van uitgelatenheid.
Zij zong uit volle borst mee, terwijl de wa
gen zich in beweging zette cn pas toen ze
langs do weide reden, kwam zij met een
schok tot bezinning. O, de bloemen voor
Juffrouw Sidee! Ze wou vragen, of 't rij
tuig mocht stilhouden, maar Lucic's Moe
der zat ver van haar af, de paarden draaf
den stevig door Nu waren ze er al voor
bij! Och, hoe jammer! Hoe jammer!
„Wat ben jij op eens stil, Mies," zei 't
meisje, dat naast liaar zat. „Voel je je niet
goccl?"
„O, best hoor!" antwoordde Mies luchtig,
maar hoe zij ook trachtte het niet te too-
nen, dc oude vroolijkhcid wilde niet terug
komen.
Toen Mies weer thuis was en gauw naar
boven liep, naar Moeder, die nog te bed
lag, ontmoette zc op cle trap 't meisje, dat
uit Moeders kamer kwam.
„Verbeeld je, Mies," zei zc, „daar komt
juist een boodschap, dat de oude Juffrouw
Sidee heel erg ziek is geworden; zo hebben
haar naar 't Diacone3sonhuis gebracht; de
dokter denkt, dat ze den nacht niet moei
zal doorkomen."
Mies barstte in tranen uit tot verbazing
van Janna; zij had niet geweten, zei ze la
ter, dat Mies zooveel om ue oude Juffrouw
gaf.
Bij Moeder stortte Mies haar hart uit. O.
dat ze nu de bloemen niet had om cr nog
gauw mee naar 't Diaconcssenliuis te loo
pen als laatste verkwikking voor dc zieke!
Was zo toch maar niet zoo in eigen plezier
opgegaan! Nooit, nooit kon ze 't nu meer
goedmaken!
Toen vertelde Moeder haar: zoo juist van
Janna gehoord te hebben, dat Juffrouw Si
dee gisteren al bewusteloos was geworden
en dus nu toch niets meer aan de bloemen
zou hebben gehad. Dit troostte Mies weer
wat, maar toch kon zij zichzelf haar ver
zuim niet vergeven, en later, toen zij al
groot was, kon zij nooit een weide of veld
met margrieten zien, of zij dacht weer aan
dit voorval uit liaar kinderjaren terug.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kijkgraag, een jonge Kabouter, woonde
met zijn ouders en twee broertjes in een
aardig Kabouterhuisje midden in het groo
te bosch. Eigenlijk heette hij Vlugvoet,
maar omdat hij soms uren kon doorbren-
acn met niets anders dan naar do vogels
en dc bloemen te kijken, had hij den hij-
naam: „Kijkgraag" gekregen. Die paste im
mers veel meer bij hem dan Vlugvoct!
't Gebeurde dikwijls, dat Moeder hem om
een boodschap zond. Dan moest hij bijvoor
beeld bij den Kabouterkruidenier koffie,
thee, suiker of rijst halen. Dikwijls gebeur
de het als Kijkgraag met zijn boodschap-
Den op den terugweg was dat hij deze
eens neerzette, op zijn gemak ging zit
ten cn keek naar alles, wat hij om zich
heen zag. Nu was dit op zichzelf niet erg:
hij mocht best eens wat uitrusten, maar
't was wel erg, dat dit uitrusten zóó lang
duurde, dat hij hcclemaai vergat weer ver
der le gaan! En als het eindelijk tot hem
doordrong, dat hij moest opstappen, ver
gat bij maar al te dikwijls zijn tasch met
boodschappen, zoodat hij met leege han
den thuiskwam.
Natuurlijk was de Moeder van Kijkgraag
dan boos en heel boos ook. Zij had hem
toch zeker geen geld meegegeven om met
leege handen thuis te komen! Neen, dat
begreep Kijkgraag ook wel en hij stond be
teuterd te kijken, totdat dc oudere broer
tjes: Krulschoen en Puntmuts, het bosch
ingingen om de verloren tasch te halen.
Als Kijkgraag dan wilde meegaan, zei
Krulschoen lachend:
„Blijf jij maar thuis! Je zou toch maar
ergens gaan zitten en vergeten, waarvoor
we naar het bosch gingen."
En Puntmuts voegde er aan toe:
„Wij weten den weg, dien je genomen
hebt cn zullen de lasch wel vinden. Ga
maar naar ons zitten uitkijken, dan doe
je je naam alle eer aan!"
Beschaamd bleef Kijkgraag dan in de
buurt van hun huisje zitten. Och, och, dat
hij ook nooit verstandiger werd!
Zoo zat hij daar op zekeren dag weer
liet zonnetje scheen zoo heerlijk, maar hij
had wel kunnen huilen van akeligheid.
Daar kwam Gcelsnavel, een groote me
rel. voorbij.
Kijkgraag zei hem goedendag en vroeg:
„Wil jc wat bij me blijven en voor me
zingen, Gcelsnavel?"
„Op 't oogenblik niet!" antwoordde Gcel
snavel. „Ik heb geen tijxl om te zingen zon
der verder iets uit te voeren! Mijn vrouw
tje is bezig vier eieren uil te broeden en
nu moet ik voedsel zoeken voor haar,
want zc kan natuurlijk geen oogenblik van
't nest af."
Dat begreep Kijkgraag best. Gcelsnavel
moest werken.
Na een tijdje kwam Zoemer, een dikke
bij, voorbij.
„Wil ju wat bij me blijven en voor me
zoemen, Zoemer?" vroeg Kijkgraag.
„Op 't oogenblik niet!" antwoordde Zoe
mer. ,.I k heb geen tijd om te zoemen zon
der \erder iets uit te voeren! 'k Moet ho
ning verzamelen cn voor den winter zor
gen."
Dat begreep Kijkgraag best. Zoemer
moest werken.
Daar zag hij IJvcrtje, een mier, met een
takje voorbijkomen. Dat zoo'n takje niet te
zwaar was voor zoo'n klein dier!
„Wil je wat bij mc blijven en uitrusten?"
vroeg Kijkgraag.
„Op 't oogenblik niet!'' antwoordde IJver
tjc. „Onze mierenhoop wordt vergroot en
ik moet natuurlijk daaraan meehelpen, 'k
Heb nu geen tijd om uit te rusten en te
zitten kijken!"
Dat begreep Kijkgraag best. IJvert je
moest werken.
Steeds was het 't zelfde. Hoe verschillend
de antwoorden, welke Kijkgraag kreeg, ook
waren, zc kwamen toch eigenlijk allemaal
op hetzelfde neer: niemand had tijd om te
zitten kijken! Allen moesten werken! Al
leen hij, Kijkgraag, voerde niets uit. En hij
was toch zoo vreeselijk groot en sterk in
vergelijking met Geelsnavel, Zoemer en
IJvert je!
Moest hij dan eigenlijk niet veel harder
werken dan zij?! En hij zat maar te kij
ken en... niets ie doenl
Iljj schaamde zich nu zóó, dat een traan
langs zijn neus biggelde. Juist boende hij
zijn oogen eens flink uit, toen... cr plofa
scling twee Kabouterpages aankwamen.
Maar dan was Koning Langhaard niet ver!
En werkelijk! Daar achter de struiken!
trad hij te voorschijn, gevolgd door nog
zes pages!
Koning Langhaard scheen regelrecht op
hem, Kijkgraag, af te komen en voor de
laatste eigenlijk wist, wat er gebeurde, had
de Koning halt gemaakt. Twee pages zet
ten een grooten, witten paddenstoel op den
grond cn Koning Langhaard ging op een
reusachtigen dennc-appel zitten. De pad
denstoel was zijn troon.
Hij wenkte Kijkgraag naderbij. Natuur
lijk gehoorzaamde Kijkgraag, al durfde hij
niet te dicht bij den Koning komen.
„Heb jij niets te doen?" vroeg do Kabou*
törvorst.
Onder horten cn stoolcn vertelde Kijk*
graag nu, wat cr gebeurd was. 't Viel hem
niet gemakkelijk alles onder woorden te
brengen, maar al was hij dan lui en zelfs
heel lui! eerlijk was hij toch ook en hij
zocht geen uitvluchten.
„Zoo! zoo!" zei Koning Langhaard ein
delijk, toen hij alles aangehoord had. ,,'t Is
niet veel moois, wat je te vertellen hebt!"
Neen, dat wist Kijkgraag maar al te goed,
(Zie vervolg op pag. 2.)
Hansje slaapt en een kabouter
Kijkt heel even om den hoek!
Hansje was eerst aan het spelen.
Maar... zijn bal, die raakte zoek!
Hansje gooide 'm met een vaartje
Tegen buurmans schutting aan.
W eg was plots de bal en Hansje
Bleef toen heel bedremmeld staan.
Weg zijn mooie bal op éénmaal!
Waar was die nu plots naar toe?
Hans ging zoeken, kon niets vinden,
Ocb, wat was bij eind'lijk móet
Zonder bal ging Hansje slapen
lin de jongen schreide luid,
O, waar zou mijn bal toch wezen,
Moeder? snikte 't ventje 't uit
Hansje, ga nu eerst maar slapen!
Antwoordt Moes haar kleinen vent.
En zorg, dat je morgenochtend
Heel vroeg uit je bedje bent!
Samen gaan wij dan goed zoeken.
'k Denk wij vinden vast den ba!.
Maar beloof me nu, mijn Hansje,
Dat je heel gauw slapen zall w
Hansje knikt, nog even snikkend.
En ligt weldra in zijn bed.
Moeder heeft, als eiken avond,
Op een kier do deur gezet 4
In het land der droomen zoekt nu -■
Onze kleine Hanzeman,
Nog zijn bal. Kabouter Pietj,
Van de buren weet er van!
Hij heeft I-Iansje's bal gevonden,
Brengt bcm naar het ventje vlug
Is dan in een ommezientje
In zijn eigen huis terug.
En als 's morgens kleine Hansje
Weer de oogen open doet,
Ligt de bal vlak vóór zijn bedje,
Och, wat is zijn bal tocb zoetl
Hansje denkt: 't Was een kabouter,
Die hem thuis bracht in den nacht
Een kabouter? Buurman Pietje
Hoort 't verbaal straks aan enlachU
(Nadruk verboden),