G. VAN DUIN
GROOTE COLLECTIE
RAMSELAAR
ASSCHER DIAMANT
Echte Brillanten
Fa. I. J. ASSCHER
Utrechtschestraat 23
Tel. 898
HANDGEWEVEN
TAFELKLEEDEN
0 IVAN KLEEDEN
KAPSTOKKLEEDEN
ETC. ETC.
FIRMA
HOE ANNEKE NAAR HET
SCHOOLFEEST GING
DE KLEINE VLIEGENIER
jaiunihi
HET FLUISTERSPELLETJE
ALS HET WARM IS!
REGENLIEDJE
geslepen in «le wereldbe
roemde slijperij der
Amsterdam, die reeds jaren
geleden om de roep harer
vakkundigheid, van den En-
gelschen Koning de opdracht
kreeg, tot het slijpen van de
Engelsche Kroonjuweelen.
Asscber Diamant voor Uw
vrouw een sieraad, voor IJ
een geldbelegging.
Op ecu drafje kwam Anneke uit school
naar huis hollen en dadelijk zocht ze
moeder om haar het groote nieuws tc ver
tellen. Moeder was druk bezig in de keuken
en keek verbaasd op, toen Anneke haastig
Kwam binnenstormen om haar opgewon
den te vertellen, dat er op school een feest
20u worden gegeven, vlak voor dc groote
vacantie en dat alle kinderen waren uitge-
«oodigd
Het hoofd van de school was in liet laatst
van Juli jarig en daarom zouden de kinde
ren dien dag een paar tooneelstukjes op
voeren en een cantate zingen. Maar het Al
lermooist kwam 's avonds pas. Dan zou er
een gecostumeerd kinderbal zijn en er werd
al druk over gepraat, wat iedereen zou
vorstellen. Anneke babbelde maar aan één
stuk door „Morgen beginnen wc al met de
repetities," zei ze vroolijk, „en ik zing ook
iüce in het koor Maar ik weet nog niet,
hoe ik naar het bal zal gaan; hè toe moes,
bedenkt U eens wat?"
Moeder keek even op cn zei toen vriende
lijk: „.Je weet wel, dat we niet veel geld
hebben, Anneke, nu vader zoo lang ziek is
geweest en van een nieuwe jurk of een be
paald costuum kan natuurlijk niets komen
maar ik zal je witte jurk mooi wasschcn en
strijken, dan kun je die aantrekken. Er zul
len heusch wel meer kinderen komen, die
niet gecostumeerd zijn."
Een paar tellen was Anneke sprakeloos
en. keek moeder verschrikt aan: toen begon
baar lipje te trillen cn met een bevend
stemmetje zei zc: „Niet gecostumeerd?!
maar dat kan immers nietl O nee moes,
dan ga ik liever heelemaal niet!" Moeder
bad echt medelijden met haar dochtertje,,
toen ze zag, hoe groot de teleurstelling was
cn zachtjes zei ze: „Jc weet immers wel,
kindje, dat ik je graag eeu of ander cos
tuum zou geven, als ik er geld voor had,
maar heusch. het kan niet."
Dapper probeerde Anneke haar tranen te
gen te houden. „O nee," zei ze, „ik begrijp
wel, dat het niet kan, maar ik o!" en met
een snik liep ze dc keuken uit en ging op
bet grasveldje achter het huis liggen. De
tranen stroomden langs haar wangen, Ier-
wijl ze bedacht, hoe mooi de andere meis
jes er uit zouden zien. Ze zag zichzelf al
tusschen hen in, met haar oude witte jurk
aan... nee hoor! dan ging ze maar heele
maal nietl Een heele poos lag ze zoo stil
te huilen en viel toen van vermoeidheid in
slaap
Plotseling hoorde ze een fijn stemmetje,
dat klagelijk zei: „O, wat moet ik nu be
ginnen! Ik ben met mijn mooie kleedje aan
een tak blijven haken en nu is het ge
scheurd, wat zal de elfenkoningin boos zijn,
als ik zóó thuis kom!"
Verbaasd keek Anneke rond en zag een
klein elfje naast haar staan, dat angstig
haar goudgeel kleedje vasthield, waar een
groote scheur in zat.
„Hoe kom jij hier, bij dc menschcn?"
vroeg Anneke nieuwsgierig; „ik dacht, dat
elfjes alleen in het bosch woonden."
„Dat is ook zoo," knikte het elfje treu
rig, „maar ik wilde zoo graag wat van de
wereld zien en nu ben ik stilletjes uit het
bosch weggeloopen om eens rond te kijken.
Maar ik heb er erge spijt van, want nu mijn
kleedje gescheurd is, durf ik niet meer naar
huis."
„Misschien kan ik je wel helpen," zei An
neke vriendelijk, „als ik het netjes voor je
naai, zie je het vast niet zoo erg." Het elfje
schudde haar hoofdje. „Als een elfenkloed-
jc eenmaal stuk is, kan liet nooit meer ge
maakt worden," zei het bedroefd, „dat is
juist zoo erg."
„Maar i k kan jc toch wél helpen," klonk
bet plotseling. Anneke en het elfjo keken
rond, waar die stem vandaan kwam en
kijk... vlak boven hun hoofd stond een
Prachtige regenboog. „Mijn kleuren zouden
jc boel goed staan," zei de regenboog opge
dekt. „Ik zal je een leeuwerik sturen; ga
flan op zijn rug zitten en vlieg naar boven.
Kol voorziehtig een stukje van mijn eeno
Uiteinde af en wikkel Je daarin. Maar niet
tteer nemen dan je noodig hebt, hoor! Ik
help, je omdat je altijd een erg lief elfje ge
feest bent, maar dan moet je me beloven,
je nooit meer zult wcgloopen!"
P.O FRANKFORT
Broerljè wou zoo graag eens „vliegen".
Mams zei- je bent veel te klein!
Nu, als 'k groot ben, sprak toen
Broertje,
Wil 'k een echte „vlieger" zijn!
't Oudste zusje moest zóó lachen;
„Vliegenier" was immers 't woord!
En de jongen «had dit stellig
Al wel twintig maal gehoord!
Vlug zocht zij den grootsten vlieger,
Dien z'in huis maar vinden kon,
Gaf hem Broertje en zei vroolijk:
Als je hier eens mee begon!
Houd je vast aan dezen vlieger
En ga mee hoog in de lucht,
Dan is Broertje zelf eon „vlieger";
Wordt dat niet een mooie klucht?
Broertje keek wel wat bcdenk'lijk
Naar dien vlieger van papier
En zei: Neen, ik blijf toch liever
Eerst nog maar een poosje hier!
HERMANN A'.
(Nadruk verboden).
Het elfje beloofde het en onmiddellijk
streek er oen leeuwerik voor baar voetjes
neer. Vlug wipte het kleine ding op zijn
rug en dadelijk -vloog do vogel met zijn lich
ten lost weer omhoog. Toon ze bij den re
genboog kwamen, rolde het elfje voorzich
tig qon stuk af, zooals haar gezegd was en
pijlsnel bracht do leeuwerik haar daarna
weer naar beneden. Het elfje sprong van
zijn rug. trok de prachtigo stof om zich
heen cn had plotseling een kleedje aan
zóó mooi, dat Anneke in dc handjes klapte
van verrukking. „Dank je wel. hoor regen
boog," riep het elfje dankbaar, „nu kan ik
ten minste rustig naar huis gaan. De elfen-
Koningin zal me zoo wel erg mooi vindon,
véél mooier nog don in mijn eigen kleedje."
„Als ze het maar niet zóó mooi vindt, dat
zc óók zoo'n jurkje hebben wil," zei de re
genboog met een knipoogje, „want dan zou
er op 't laatst nict$ meer van me overblij
ven!"
Het elfje lachte hartelijk, toen knikte het
Anneke vriendelijk toe en verdween in de
richting van het bosch tusschen de hoo
rnen
Anneke was nèt van plan om haar ach
terna te gaan, toen ze voelde, dat iemand
haar bij den arm pakte. Slaperig deed ze
haar obgen open en keek in moeders ge
zicht.
„Ik geloof, dat jij een dutje hebt gedaan,"
lachte moes. „Kom maar gauw binnen, het
is al etenstijd cn je krijgt nog wel flensjes,
waar je zoo dol op bent."
Anneke krabbelde gauw overeind en ging
met moeder mee naar binnen. Maar op eens
wist ze het weer. het akelige, ze zou geen
costuum krijgen voor het kinderbal. En nu
herinnerde zc zich ook weer, hoe dwaas ze
gedroomd had, van het elfje, dat haar jurk
had gescheurdPlotseling bleef ze staan
cn greep moeders hand. „Ik weet het all"
riep ze juichend, „ik ga tóch naar het bal
en ik weet ook al hoe... als regenboog!"
„Hoe kom je daórbij vroeg moeder vur
baasd. Anneke begon ie lachen cn vertelde
toen, wat ze gedroomd had. „U kunt zoo
goed naaien," zei ze vleiend, als ik nu zorg
dat U allemaal banen stof hebt in verschil
lende kleuren, wilt U dan het pakje voor
me maken?"
„Natuurlijk," zei moeder direct, „dat wil
ik graag!"
Aan tafel kreeg Anneke's vader alles te
hooren en hij was erg blij voor zijn dochter
tje, dat het nu tóch nog in orde kwam.
Den volgenden dag ging Anneke na
schooltijd oen paar geheimzinnige bezoeken
afleggen bij twee van haar tantes en al
heel gauw had ze de mooiste kleuren bij
elkaar. Moeder maakte van al de gekleurde
lappen een alleraardigst pakje; een klein
kapje hoorde er ook nog bij en toen alles af
was, zag Anneke er werkelijk snoezig uit
Eindelijk kwam de langverwachte avond
en de zaal was vol gecostumeerde kinderen.
Er waren prinsen en prinsessen, elijcs en
kabouters, zon, maan en sterren, je zag er
vliegeniers, pinda-mannetjes en soldaten en
telkens als er een nieuw costuum binnen
kwam, werd er hoera geroepen.
Anneke was één van dc laatsten en toen
ze binnenkwam als regenboog ging er een
gemompel van bewondering op Het was
dan ook een van de meest aparte eostuums
cn toen er later op den avond prijzen wer
den uitgereikt, kreeg Anneke zelfs een mooi
sprookjesboek.
Zc had een heerlijken avond en toen ze
eindelijk moe in haar bedje lag, waren
haar slaperige gedachten nog even bij het
elfje en den vriendelijken regenboog uit
haar droom. Want die hadden haar op het
idee gebracht van het costuum, dat haar
zooveel genoegen had bezorgd.
RIE BEYER.
(Nadruk verboden.)
Elsje is jarig geweest en ze heeft nu een
groote meisjes-visite in den tuin! Allemaal
schoolvriendinnetjes van kleine Els! In den
grooten, oudcrwetschen tuin met het rui
me grasveld, waarop je zoo heerlijk stoeien
en ravotten kunt, amuseeren ze zich alle
maal uitstekend, dat begrijp je wel! Ze heb
ben al van alles gespeeld, krijgertje, ver
stoppertje, boompje-wisselen, ja allerlei
spelletjes meer, maar als het zoon beetje
tegen het eind begint te loopen, blijkt de
voorraad plotseling uitgeput. Wat zullen ze
nu nog eens 9pelen? Ze weten het werke
lijk niet! Elsje's moeder verzint gelukkig
wat. Ze gaat op het grasveld zitten cn roept
dan vroolijk: „Kom meisjes, wc zullen een
grooten kring met elkander vormen cn dan
gaan we liet lluisterspelletje doen!" „Hè ja,
mevrouw!" roepen de meesten, maar er zijn
ook wel een paar, die verwonderd vragen:
„wat is dat voor ecu spelletje, mevrouw?"
„Ga eerst maar eens zitten," antwoordt
Elsje's moeder, „dan vertel ik je dat wel!"
Als dc kring tenslotte voor elkaar geko
men is, gaat ze voort: „luister nu eens goed!
Ik fluister mijn buurtje het een of andere
woord in het oor. Net zelfde wat. Maar ik
fluister het. hoor! En ze mag niet vragen,
wat ik gezegd heb, ook al denkt ze, dat zo
bet heelemaal verkeerd heeft verstaan! Zij
geeft het dan weer fluisterend aan haar
buurtje door, begrijp je wel cn zoo komt het
dan ten slotte weer bij mij terugl Ik zal jul
lie hardop vertellen, wat mij ingefluisterd
is en ook, wat ik oorspronkelijk heb gezegd.
Je zult dan eens hooren wat er door al dat
gefluister van terecht gekomen is!"
Het spelletje is weldra in voilen gang.
Telkens gaat er een onbedaarlijk gelach op.
als de uitslag bekend gemaakt en er een
woord wordt genoemd, dat met liet begin
woord letterlijk niets meer te maken heeft
„Wat doet mevrouw toch met de kin
ders?" denkt oude Dien, die in de keukon
aan het kopjes en glazen wasschcn is
„Wat hebben ze toch een pret! En waarom
steken ze telkens dc hoofden zoo bij el
knar?" Dien moet er het haro van hebben
en loopt naar buiten, waar ze een poosje
mei een verbaasd geziebt naar het vroolij
ke groepje op het grasveld tc kijken staat
„Wc doen het fluisterspelletje. Dion! Doe
jc mee?" roept, mevrouw haar lachend toe
„kom dan maar gauw in den kring! 't Is
zoo: we noemen om beurten fluisterend een
woord, cn wachten dan af, wat er einde
lijk van terecht gekomen is! Je begrijpt
wel, dal wordt heelemaal niets!"
Dien schudt het hoofd, ,,'t Is zonde! Hoe
kan mevrouw nu denken, dat zc op haar
leeftijd nog in het grasveld zitten gaat!
Neen hoor, niets voor Dien!" Nog e\cn
kijkt ze zwijgend toe, maor dan zegt zc
plotseling doodbedaard:
„Nog al natuurlijk, mevrouw, dat de kin
ders daarvan niets verstaan! Waarom zegt
U ook dat woord niet in eens hardop? Dan
hooren zc 't toch immers allemaal cn
goed!"
Dat er om dezen verstandigen raad alleen
maar onbedaarlijk gelachen wordt, is iets,
wat oude Dien niet vatten kan!
„Dat jonge goedje!" zegt ze mopperend in
zichzelf, terwijl ze weer naar haax keuken
gaat, „dat jonge goedje heeft tegenwoordig
ook om alles plezier!"
R. WINKEL.
(Nadruk verboden.)
Heet is de lucht en geen wolkje vertoont
zich,
Zomer is 't volop, met warmte en zon!
't Lijkt wel. of uit zulke strakblauwe
luchten
Nooit meer een regenbui neervallen kon!
Bloemetjes laten hun kopjes droef hangen.
Dieren en bloemen, die spreken een taal,
Zoggen: Wil ons toch wat water ving
geren!
Wij hebben vreeslijken dorst allemaal!
Komt, laat ons helpen den nood te
verlichten,
Nood van hel dier cn ook nood van da
bloem.
C.e«f hun ruim water, het nijvere bijtje
Zingt straks een liedje met dankbaar
gezoem.
Brengen wij lafenis, waar we maar kunnen,
Juist nu de heerlijke zomer er isl
'u Klein beetje moeite. De tuta en de
dieren
Zijn nu weer blij cn ze voelen zich frisch!
CARLA HOOa
(Nadruk vorboden).
door
C. E. DE LILLE 1IOGERWAARD
Zeven heeft de klok geslagen,
En ik spring mijn bedje uit.
Wat is 't donker! Och, liet regent!
Iloor liet likken op de ruit!
Eiken dag hetzelfde liedje
En vergeefs zoek ik de zon.
Zou je denken, dat voor regen
Zonlief op de vlucht gaan kon?
Regen, regen, nog meer regen!
O. hoe regen toch verveelt!
Juist nu ik in de vacantie
Zoo graag buiten had gespeeld!
Regendruppels rollen lulschend
Langs mijn venster in de straat,
't Lijkt of regen, zachtjes fluisfrend,
Nu een liedje zingen gaal.
En 't is gek: ik moet wel luist'rcn
Naar wat 1 ij k t 'n eentonig lied.
Voor wio good hoort, is de regen
Zoo eentonig werk'lijk niet!
Regen ruischt: Ik breng verkwikking,
Dorst had menig dier en plant,
Je zult zieh: zoodra ik heenga
En dc zon schijnt over 't land,
In den tuin en in de straten,
Dan is alles lekker frisch.
Ruik de geuren! Zie de schoonheid!
Of 't dan buiten heerlijk is!
Als het regent, wel, verheug je
Op wat later komt: de zon!
Wist je wel, dat zij daarboven
Zoo geduldig wachten kon?
Doe dan niet voor zonlief onder!
Kleuter, zeg. beloof je 't mij?
'k Kan niet anders, 'k moet wel knikken
En 't ben plots'ling weer heel blij*.
Regen, regen, éénmaal zul je
Zelf wel vinden: 't Is genoeg!
Wat zou 'k lachen, als de zon je
Eén-twee-driel naar huis toe joeg!
(Nadruk verboden.)