DE REGEERING SPREEKT TOT HET VOLK Vrijdag 29 September 1933 32 e Jaargang No. 78 MINISTER OUD VOOR DE MICROFOON AANPASSINGSPROCES IS MOEILIJK De handen in een DE OEFENINGEN VAN DE MARINE NACHTELIJK DRAMA IN DEN IJ-POLDER „Wij moeten ons instellen op een leven, dat ligt op een lager peil" Gisteravond heeft, zooals reeds eerdei aangekondigd, do Minister van Financiën. Mr. P. J. Oud, voor de microfoon een uit eenzetting gegeven over de miliioenennota Hij gaf allereerst een overzicht van de wijze waarop de begrooting tot stand komt, om vervolgens te bespreken de diverse midde len, voorkomende in befdèkkingsplan. Dit dekkingsplan wordt uiteengezet in de Nota betreffende den toestand van 'e Rijks financiën, di3 bij do begrooting wordt over gelegd. Deze nota, die men in het dage- lijksch leven de Millioenennota noemt, 'geeft een overzicht van den financieelen toestand en zet uiteen, hoe do Regeering zich voor stolt het begrootingstekort weg te werken Over het jaar 1934 heeft dit tekort een on gekend hoog cijfer bereikt Trekt men de geraamde middelenopbrengst van de ge raamde uitgaven af, dan blijft een tekort van niet minder dan 267 millioen over. Zoo erg als dit tekortcijfer zou doen vermoeden, is de toestand gelukkig niet, al blijft zij na de wijziging, die aanstonds wordt vermeld, nog hoogst zorgwekkend. Deze wijziging is de navolgende. Wij hebben op hot oogen blik te rekenen met de omstandigheid, dat een groot aantal tijdelijke belastingen op 1 Januari of op 1 Mei 1934 zullen komen te vervallen. Daartoe behooren allereerst de belastingen geheven voor het Leeningfonds 1914. Een tweede groep van tijdelijke heffingen vormen de opcenten, die voor den duur van het jaar 1933 zijn gelegd op de invoerrech ten en de accijnzen op bier en suiker. De derde en laatste 'groep der tijdelijke heffingen vormen dc opcenten, die ten bate van hot Gemeentefonds, voor den tijd van sen jaar zijn gelegd op de Gemeentefonds belasting en de vermogensbelasting. Al deze tijdelijke heffingen tezamen ver tegenwoordigen voor het jaar 1934 aen be drag van 7G millioen. De Regeering heeft voorgesteld ze alle te verlengen, sommige voor den tijd van 5 jaar en andere voor den tijd van 1 jaar. Brengt men dit bedrag van 76 millioen in mindering op het zoo even genoemde tekort van 267 millioen, dan blijft in een rond cijfèr een tekort van 190 mil lioen over. Dit cijfer vertegenwoordigt due het tekort, dat aanwezig zou zijn, wanneer men aanneemt, dat de belastingdruk in 1934 aan dien in 1933 gelijk zal zijn. Dit tekort is aanzienlijk hooger dan het tekort, dat op de begrooting voor 1933 was geraamd. Ondanks alle door de Regeering genomon maatregelen bleek toch, dat de diensten over 1932 cn 1933 niet sluitend waren te maken. De voorloopig vastgestelde cijfers over 1932 vertoonen na aftrek van de IS millioen uit het reservefonds nog een te kort van 59 millioen, terwijl het dienstjaar 1933 waarschijnlijk een nog grooter tekort zal opleveren. e Voor 1934 is de toestand nog aanzienlijk moeilijker dan voor het loopend jaar. Aller» eerst heeft zich de daling der belastingen tengevolge van den slechten economischen toestand nog verder voortgezet Daarnaast zijn de lasten voor de rentebetaling van onze staatsschuld aanzienlijk gestegen. Den ergsten invloed op onze begrooting voor 1934 hebben echter dc crisieuitgaven, deze worden "tot 1 Januari 1934 betaald uit het Leeningsfonds. Op de gewone begroo ting voor 1933 komt dus voor dezs uitga ven niets voor Het zal niet mogelijk zijn, in 1934 met deze wijze van financiering voort te gaan. Het overschot in het Leening fonds is reeds lang o»» De crisisuitgaven zijn belangrijk hooger dan de inkomsten van het fonds. Wij zijn daardoor in den toestand gekomen, dat wij feitelijk de cri sisuitgaven financieren met geleend geld. Waar niemand kön zeggen hoelang de cri sistoestand nog zal voortduren, zou dit een hoogst gevaarlijke politiek zijn, die waar schijnlijk binnen korten tijd ons crediet vol ledig zou ondermijnen. De Regeering was daarom verplicht van 1 Januari 1934 af de crisisuitgaven to financieren uit igowone middelen. a Een landbouwcrisisfonds. Nu zijn deze crisisuitgaven ven tweeërlei soort. De *ene groep zijn de uitgaven voor den steun aan den landbouw, de andero zijn de overige crisisuitgaven, waarvan die tot be strijding van de werkloosheid do voornaamste zijn. Ten aanzien van de landbouwcrisisuitgaven heeft do Regeering -gemeend, dat de financie ring daarvan zal moeten geschieden door afzonderlijke middelen. Bij do Landbouwcrisiswet is aan de Regee ring de bevoegdheid gegeven allerlei maatregelen te treffen voor hot landbouwbedrijf. Voor zoover die MR. P. J. OUD» Minister van Finan ciën. maatregelen bestaan in het doen van hef fingen op bepaalde producten waarvan de prijs verre beneden de productiekosten ligt, zullen deze ten goede moeten komen aan een landbouwcrisisfonds, waaruit de steun aan den landbouw zal moeten worden be taald. Dit fonds krijgt een afzonderlijke bc- grooting van inkomsten en uitgaven, even als de andero begrootingen bij de wet vast gesteld. Bestrijding van misstanden op 't gebied der werkloos heid. De andere groep der crisisuitgaven, waar toe in de eerste plaats de uitgaven tot be strijding der werkloosheid behooren, moes ten wordt gebracht op de begrooting voor den gewonen dienst. Dit heeft er toe geleid, iat de begrooting van Hoofdstuk XA, het Departement van den nieuwen Minister voor Sociale Zaken, ondanks bezuiniging op verschillende andere posten, toch nog met ruim 50 millioen moest worden ver hoogd. In werkelijkheid beteekent deze ver hooging geen verzwaring van uitgaven, ver geleken bij het jaar 1933. Immers in dat jaar werden deze uitgaven ook reeds ge daan, zij het ten laste van het Leeningfonds in plaatö van ten laste van de gewone bc- grooting. In 1934 zullen deze uitgaven aan merkelijk moeten worden verlaagd. Het be drag, dat over 1933 aan crisisuitgaven zal worden besteed, zal stellig 25 millioen ineer beloopen dan het bedrag, dat voor 1934 Is uitgetrokken. De Regeering vertrouwt, dat zij, zonder In haar socialen plicht tekort te schieten, dit bedrag zal kunnen bezuinigen, in bet bijzonder door een einde te Tnaken aan allerlei misstanden, die op het terrein van een zoo moeilijke aangelegenheid als do werkloosheidsverzorging onwillekeurig moesten insluipen. Men staat bij. het vraag stuk van de bestrijding der werkloosheid voor eèn uiterst moeilijk probleem. Haar plicht om de slachtoffers van dit verschrik kelijk maatschappelijk euvel te steunen, er kent de Regeering ten volle. Zij moet daar bij echter tweeëerlei nauwkeurig in het oog blijven houden. Zij moet eenerzijds let ten op dc mogelijkheid om uit het volksin komen de noodige bedragen beschikbaar te stellen. Zou zij ('e reserves in dat inkomen aanwezig ontijdig uitputten, dan zouden er gevolgen intreden die bet ergst zouden zijn voor dc werkloozen zelf. Daarnaast mag de Rcgcering nooit uit het oog verliezen, dat het beste middel, om de werkloosheid te be strijden, is, dat voor dc werkloozen arbeid wordt gevonden in het normale bedrijfsle ven. Een wijze van 6teunverleening, die den prikkel wegneemt, om in dat bedrijfsleven arbeid te zbeken, houdt daarom het herstel ernstig tegen. Het tekort moet verdwijnen. Al het bovenstaande tezamen heeft ten slotte geleid tot een zoodanige verhooging der uitgaven op dc begrooting, dat het zoo even, vermelde tekort van 190 millioen Is ontstaan. Dit tekort moet zoo spoedig moge lijk verdwijnen. In één jaar kan dit doel niet worden bereikt. Daarvoor zijn de maat regelen, die vereischt worden, te omvang rijk. Bovendien is het onvermijdelijk, dat maatregelen, thans' genomen, eer6t over ecnigen tijd hun gunstige werking daad werkelijk doen gevoelen. Van bet grootste belang is daarom, dat de maatregelen wor den genomen met den meesten spoed, zoo dat binnen den kort6tmogelijken tijd do ze kerheid bestaat, dat bet herstel van het begrootingsevcnwicht is verzekerd. Het is dit doel, dat de Regeering bij bet opstellen van haar dekkingsplan heeft voor oogen gestaan. De financiering der Staats schuld. Het is hier het moment om een enkele opmerking te maken over de wijze van financiering van onze staatschuld. Wanneer de uitgaven de inkomsten overtreffen, gaan wij geld leenen. Wij doen dit eerst op kor ten termijn. Wij leenen voor drie maanden, voor een half jaar, ten hoogste voor een jaar. Het is deze schuld, die men aanduidt met den naam van vlottende 6cbuld. Dit geld hebben wij in den laatsten tijd gekre gen op voordeelige voorwaarden. De toe stand van het economisch leven maakt, dat er op de geldmarkt veel middelen beschik- Gisteravond heeft Minister Oud voor de radio tot het Nederlandsche volk een rede gehouden over den toestand van 's lands financiënwaarin hij de noodzaak van allerlei bezuinigingen heeft uiteen ge zet. baar zijn. Wij betalen voor onze vlottende schuld dus een lage rente. Toch kunnen wij niet doorgaan met maar steeds weer op korten termijn te leenen. Wij hebben im mers niet de zekerheid, dat men, al6 do termijn eener kasgcldieening om is, ons het geld opnieuw wil geven. Zouden onze geld gevers dit op een gegeven oogenblik weige ren, dan zouden wij va6tloopen. Wij zouden dan terug moeten vallen op den steun van de Nederlandsche Bank. Een overmatige uitgifte van bankpapier zou al spoedig het gevolg zijn cn de inflatie met allo gevolgen van die zou voor de deur 6taan. Wij moeten dus voorzichtig zijn, dat onze vlottende schuld niet te hoog oploopt, en zorg dragen, dat wij haar tijdig omzetten in leeningen op langen termijn. Leenen op langen termijn kunnen wij echter alleen, als onze schuld eischers vertrouwen stellen in onze solidi teit, en vertrouwen doen ze ons alleen, als zij weten dat onze huishouding in orde is en wij niet boven onzen stand leven. Opbouwende arbeid. Daarbij komt nog iets anders. Het is noodzakelijk ter bestrijding van de werkloosheid, dat wij zoo spoedig mogelijk overgaan tot het uitvoeren van groote nuttige werken. Wij wil len do droogmaking der Zuiderzee voortzetten, wij willen wegen aan leggen, en tallooze dingen meer. Wij kunnen dit alleen doen, als men ons daarvoor het noodige geld zal wil len leenen. Hoe eerder onze begroo ting sluit, des lo eerder kunnen wij dus met dezen opbouwenden arbeid aanvangen. Het dekkingsplan. In dit licht beschouwd zal do noodzake lijkheid der maatregelen van het dekkings plan, hoo hard op zich zelf, duidelijk uit komen. Dit dekkingsplan bestaat uit twee stukken: de versterking dor middelen en de vermindering der .uitgaven. De versterking der midden verwacht de Regeering in de eerste plaats van de nieuwe Omzetbelas ting, die door de Tweede Kamer reeds is aangenomen. Daarnaast heeft zij op haar program een couponbelasting, een belasting op het vermogen in de doode hand. een crisisinkomstenbelasting, waarin zij zullen worden aangeslagen wier inkomen ondanks de crisis, niet of niet noemenswaard ver minderd is, een hoogere belasting op ta baksartikelen, een belasting op gebrande koffio cn een wijziging van het tarief der inkomstenbelasting. Al deze middelen teza men zullen een bedrag moeten opleveren van ruim 106 millioen. Wat omlaag zal moeten. Wat de uitgaven betreft, zullen in het bij zonder de begrootingen van Onderwijs, De fensie en Waterstaat vermindering moeten ondergaan. De Minister van Onderwijs zal komen met een reeks van maatregelen, waardoor de onderwijsuitgaven met 15 mil lioen zullen worden verminderd. Het stre ven zal er daarbij op gericht zijn deze be zuiniging te bereiken door een doelmatiger organisatie, opdat bezuiniging cn vermin dering van het ondorwijspeil niet synoniem zullen behoeven te zijn. Ten aanzien van Defensie staat de Regeering voor do nood zakelijkheid om een nieuwe organisatie te ontwerpen, zoowel voor wat de weermacht in Nederland, als dio in Ned.-Indië hetreft. Ook de toestand der Indische geldmiddelen maakt beperking van uitgaven dwingend noodzakelijk. Het vraagstuk van het verkeer. Het groote probleem voor de begrooting van Waterstaat vormt het vraagstuk van het verkeer. De spoorwegen hoezeer, naar den vorm nog een particulier bedrijf, wor den feitelijk geëxploiteerd voor rekening van 's Rijks kas. Dc opkomst van het auto verkeer heeft er toe geleid, dat het spoor wegbedrijf zijn monopolistische positie heeft verloren. Dc geweldige, steeds stij gende tekorten zijn mede daarvan het ge volg. Het tekort over 1933 zal dc 40 millioen gaan naderen. Daaraan moet een einde ko men. De Regeering zal daarom het geheele verkeersvraagstuk onder het oog moeten zien. Aan ieder verkeersmiddel zal zijn juiste plaats moeten worden gewezen. Eenerzijds zal het verkeer, dat economisch niet meer te verantwoorden is, moeten ver dwijnen, anderzijds zal ieder verkeersmid del zijn bijdrage moeten geven in de lasten van den weg, dien het gebruikt Om dit doel te bereiken, zal een verkeersfonds worden ingesteld, waarin alle inkomsten en uitgaven van het verkeer worden tezamen gebracht. Met behulp van dit fonds zal zoo moeten worden gefinancieerd dat de nood zakelijke bezuiniging op spoorweguitgaven zelf gepaard gaat met redelijker belasting^ van het andere verkeer. Dit tezamen met eénige andere maatregelen, zal een bespa ring moeten opleveren van ruim 32 mil lioen. Korting voor de gemeenten. Een korting op do uitkeeringen, die aan de gemeenten worden ge daan uit het Gemeentefonds, zal voorts onvermijdelijk zijn. Het Rijk kan deze lasten niet langer dragen. De Regeering heeft een open oog voor de moeilijkheden, waarin tal looze gemeentebesturen verkeeren. Zij wil dan ook niets liever dan bij het nemen harer maatregelen reke ning houden met het verschil in draagkracht der onderscheidene ge meenten. Voorloopig beperkt zij zich dan ook tot een voorstel, om een met die draagkracht rekening houdende korting toe to passen op de uitkeeringen voor het jaar 1934/35. In totaal zal deze korting 13 millioen moeten opleveren, waarvan 2/3 komt ten gunste van do begrooting 1934. Inmiddels zal dan hét geheele vraagstuk der financieele verhouding nader onder het oog zijn te zien. Bij de beoordeeling van dit vraagstuk moet mep in het oog hou den, dat Rijk en gemeenten tezamen het algemeen belang hébben te behartigen en dat gezonde financiën voor beiden onmis baar zijn. Hoe hard het moge vallen, wij allen zijn genoodzaakt-, om ons door den drang der omstandigheden in tc stellen op een lager peil. De salarteeringen. Het is dezelfde noodzakelijkheid, die de Re geering verplicht heeft ook het vraagstuk der salarisregeling van het Rijkspersoneel opnieuw onder het oog te zien. Zij is daar bij van oordeel, dat het noodig is de sala- Viejeripg op nieuwe grondslagen op to trek ken. Daarbij zal het verband tusschen de Salarissen van het Rijkspersoneel en dat in dienst der gemeenten cn andere publiek rechtelijke lichamen niet uit het oog mogen worden verloren. Het algemeen be lang eisebt hier, dat verschillen als thans maar al te zeer aanwezig zijn. worden weg genomen. De Regeering heeft daarom aan de Staten-Generaal de noodige bevoegd heid gevraagd, om als het noodig is, hier regelend te kunnen optreden. In afwach ting van de definitieve maatregelen, dio van een en ander het gevolg zuilen zijn, is de toepassing eener nieuwe korting op de bestaande salarissen onvermijdelijk Al deze maatregelen tezamen zullen in totaal een besparing opleveren van 84 mil lioen, hetgeen gevoegd bij de 106 millioen der nieuwe belastingen, het tekort van 190 millioen zal doen verdwijnen Voor een juist inzicht in dc verhouding tusschen be zuinigingen cn nieuwe belastingen op deze begrooting, is het noodzakelijk. Het bedrag der besparingen van het dekkingsplan te vermeerderen met de besparingen, die reeds in de cijfers der begrooting zijn aange bracht Die besparingen zijn bet door mij reeds eerder genoemde bedrag van 10 mil lioen voor bet automatisch accres en het bedrag van 25 millioen dat bespaard is op de crisis-uitgaven. Aan den anderen kant moet bij het bedrag der nieuwe heffin gen van 106 millioen ten bate der gewone begrooting worden gevoegd een bedrag van 9 millioen meerdere belasting ten bate van het verkeersfonds. Aldus bedragen de nieuwe lasten tezamen 115 millioen en de besparingen 110 millioen. een zeker niet onredelijke verhouding. Voor zoover de gedachte besparingen niet aanstonds ten volle haar gunstige werking op de begrooting voor 1934 kunnen doen ge voelen, kan het tekort worden overbrugd door tijdelijk iets minder af te lossen op onze staatsschuld. Dit is verantwoord, om dat op de in den oorlogstijd aangegano geldleeningcn in dc bijna 20 jaar die ach ter ons liggen, in zeer sterke mate is afge lost. Naar nieuwe verhoudingen. Aan deze uiteenzetting van do plannen der Regeerihg moge een kort slotwoord wor den toegevoegd. De aangekondigde maatre gelen, zijn bijna zonder uitzondering, van den meest onaangenamen aard. Zij vinden hun rechtvaardiging dan ook alleen in bun absolute noodzakelijkheid. Wij bevinden ens in een van die tijdsgewrichten in de geschiedenis der menschheid, waarin zich veranderingen voltrekken van een gewel digen omvang. Ieder crisisperiode is een stadium in een groeiproces. De cri6i6 is het ziekteverschijnsel in de maatschappelijke ontwikkeling. Nooit keeren na een crisis de toestanden weer, zooals ze voor do crisis waren. Naar mate de crisis breeder om zich heen grijpt cn grooter diepte heeft, zul len de veranderingen van verder strekken de betecker.is zijn. De komende nieuwe ver houdingen maken aanpassing noodzakelijk. Het aanpassingsproces is te moeilijker en te pijnlijker naarmate de veranderingen groo ter zijn. Al weet niemand hoe zich do ver houdingen precies zullen ontwikkelen, dit staat wel vast, voor ieder, die de dingen wi! zien, zooals ze' werkelijk zijn, dat wij ons moeten gaan instellen op een leven, dat ligt op een lager peil dan wij tot dusver zijn gewend. Het zal ons niet baten voor dit. feit de oogen te sluiten. Doen wij dit wel en gaan wij voort, zonder ons iets aan te trekken van de teekenen des tijde, dan zullen do gevolgen voor ons allen des te erger zijn. Geen groep uit ons yolk kan zich onttrek ken aan de noodzakelijkheid om harerzijds het vereischte offer te brengen. Het is de plicht van de Regeering er daarbij oprecht naar te streven, dat niet van den een iets wordt gevraagd, dat onredelijk is tegenover, wat anderen moeten brengen. Wij hebben in dezen tijd aan één ding voor alles be hoefte, dat wij allen tezamen de handen in een slaan om ons volk heen te loodsen door den gevaarlijken tijd, waarin wij leven. Wat er Woensdag gebeurd is Dc marine-commandant in Den Helder verstrekt over de oefeningen van Woensdag hst volgendo communiqué: Vandaag is de derde tactische oefening voor do marine gehouden. Nederland was in oorlog met Roodland. Een Noderiandsche jager (Hr. Ms. Banckert) bevond zich bij den aanvang van de oefening nabij het licht schip Schouwenbank, met de opdracht, met spoed naar Den Helder op te stoomen. In verband met een melding van de kustwacht op Vl'eland betreffende aldaar gesignaleer de artillerie-schepen van den vijand, werd besloten het binnenloopen van do Neder landsche ta doen dekken door onderzeeboo ten. Aan de eerste divisie onderzeebootcn werd daartoe bevolen uit Den Helder uit te loo- pen en buitengaats een positie in te nemen ter bescherming van den jager tegen roode artillerieschepen. De bovelhebber van dc roode scheeps macht (Hr. Ms Heemskerek, Gelderland en Z 5) had een hem ter beschikking staande onderzeeboot (K 14) vooruit geschoven in Zuidelijke richting, welke boot zich bij den aanvang der oefening eveneens, dcch onder water, nabij Schouwenbank bevond. Aan deze boot werd bevolen den Nederland- schen torpedojager zooveel mogelijk Onge merkt te volgen cn omtrent zijn bewegingen geregeld verkenningsberichten uit to zen den, opdat de roode scheepsmacht, daarop ageerende, den jager den pas zou kunnen afsnijden en het schip vernietigen. Mistig weder begunstigde in hooge mate den opmarsch van den Nedeiiandschen ja ger. De vijandelijke onderzeeboot K 14 kon door het slechte zicht haar taak van voe ling houden niet uitvoeren, de roode artille rie-schepen voerden een opmarsch uit, rond de Haaksgronden naar den Zuidelijken toe gang van Den Helder, maar konden niet meer voorkomen, dat de jager tusschen hen cn de kust doorglipte en behouden binnen liep. Tenslotte stuitten de roode schepen op de eerste divisie onderzeebooten, waarvan de O 15 een geslaagden schijnaanval op Hr, Ms. Heemskerek uitvoerde. Do oefening van vandaag werd bijge* woond door den minister van defensie, die, vergezeld van zijn adjudant cn van den chef van den marinestaf, schout-bij-nacht J. de Graaff, in den morgen door Hr. Ms. Z 5 van Willemsoord naar Hr. Ms. Gelder land werd gebracht, waar de minister zich inscheepte. Na het einde van dc oefening keerde de minister per Z 5 haar IJmuiden terug. Nader seint men ons: Amsterdam, 28 Sept De politie heeft het onderzoek naar den moord bij de Horn- hoeve in den grooten IJpoklcr met kracht voortgezet. In den vroegen morgen zijn twee mannen die in den polder wonen, gearres- toerd. Zij zijn geconfronteerd met de perso nen die in den nacht van den moord in do nabijheid waren. Geen van allen heeft een dezer mannen herkend. Zij zijn daaroj) weer op vrije voeten gesteld. De politie heeft niet de overtuiging, dat minnonijd in het 6pel zou zijn. Zij acht het niet-uitgesloten, dat diefstal de aanleiding is geweest van deze vreeselijke daad. Er zijn in den polder in den laatsten tijd toch tal van rijwieldief stallen gepleegd, verondersteld wordt dat do dader van deze diefstallen weer op het pad is geweest. Iiij heeft toen vannacht do deur van het pikdonkere schuurtje geopend. Toen hij zijn electrischc lantaarn ontstak, stond hij voor twee personen, die bij daar niet had verwacht. In zijn schrik heeft hij toen geschoten. liet meisje heeft den man niet herkend en daarom staat het ook niet vast, dat hij Arie heet. Alleen heeft het slachtoffer gevraagd, bij het ontsteken van de lantaarn: Ben jij het Arie? Do politic zet baar onderzoek ook voort in do richting Zaandam waar het slacht offer dikwijls met vrienden verschillende café's bezocht. Toch is het vermoeden groot dat men in Amsterdam moet zoeken, want 2 surveillecrcnde agenten hebben heden morgen in do vroegte op een polderweg een rnan ontmoet die wel beantwoordde aan het vago signalement dat van den dader bekend is. Het is een als werkman gekleed persoon, nogal gezet met grijze jas cn grijze jockyapct. De agenten die van den moord niet af wisten. hebben den man laten loopen. dio in dc richting van dc stad is verdwenen. DE POST VAN DE PELIKAAN. 's-G r a v e n h a g e, 28 Sept. Met het vlieg tuig, dat hedenochtend van Schiphol naar Xeri. Indië is vertrokken, werden 295 kg. 675 gr. bruto luchtpost vervoerd; het netto gewicht bedraagt 266 kg. 195 gr. De zending bevatte. 287 briefkaarten en postwissels, 14002 brieven t/m. 5 gram, 1668 brieven t/m. 10 gr., 1982 brieven zwaarder dan 10 gr., 191 drukwerken, akten en moni 6ters. zwaarder dan 5 gr. en 3759 stuks, be stemd voor tusschenliggende landen, teza men 21889 6tuks benevens 4 postpakketten met een bruto-gewicht van 5 kg. 150 gram.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1933 | | pagina 9