DE REGEERING SPREEKT TOT HET VOLK
Vrijdag 29 September 1933
32 e Jaargang No. 78
MINISTER OUD VOOR DE MICROFOON
AANPASSINGSPROCES
IS MOEILIJK
De handen in een
DE OEFENINGEN VAN
DE MARINE
NACHTELIJK DRAMA
IN DEN IJ-POLDER
„Wij moeten ons instellen op een
leven, dat ligt op een
lager peil"
Gisteravond heeft, zooals reeds eerdei
aangekondigd, do Minister van Financiën.
Mr. P. J. Oud, voor de microfoon een uit
eenzetting gegeven over de miliioenennota
Hij gaf allereerst een overzicht van de wijze
waarop de begrooting tot stand komt, om
vervolgens te bespreken de diverse midde
len, voorkomende in befdèkkingsplan.
Dit dekkingsplan wordt uiteengezet in de
Nota betreffende den toestand van 'e Rijks
financiën, di3 bij do begrooting wordt over
gelegd. Deze nota, die men in het dage-
lijksch leven de Millioenennota noemt, 'geeft
een overzicht van den financieelen toestand
en zet uiteen, hoe do Regeering zich voor
stolt het begrootingstekort weg te werken
Over het jaar 1934 heeft dit tekort een on
gekend hoog cijfer bereikt Trekt men de
geraamde middelenopbrengst van de ge
raamde uitgaven af, dan blijft een tekort
van niet minder dan 267 millioen over. Zoo
erg als dit tekortcijfer zou doen vermoeden,
is de toestand gelukkig niet, al blijft zij na
de wijziging, die aanstonds wordt vermeld,
nog hoogst zorgwekkend. Deze wijziging is
de navolgende. Wij hebben op hot oogen
blik te rekenen met de omstandigheid, dat
een groot aantal tijdelijke belastingen op 1
Januari of op 1 Mei 1934 zullen komen te
vervallen.
Daartoe behooren allereerst de belastingen
geheven voor het Leeningfonds 1914.
Een tweede groep van tijdelijke heffingen
vormen de opcenten, die voor den duur van
het jaar 1933 zijn gelegd op de invoerrech
ten en de accijnzen op bier en suiker.
De derde en laatste 'groep der tijdelijke
heffingen vormen dc opcenten, die ten bate
van hot Gemeentefonds, voor den tijd van
sen jaar zijn gelegd op de Gemeentefonds
belasting en de vermogensbelasting.
Al deze tijdelijke heffingen tezamen ver
tegenwoordigen voor het jaar 1934 aen be
drag van 7G millioen. De Regeering heeft
voorgesteld ze alle te verlengen, sommige
voor den tijd van 5 jaar en andere voor den
tijd van 1 jaar. Brengt men dit bedrag van
76 millioen in mindering op het zoo even
genoemde tekort van 267 millioen, dan blijft
in een rond cijfèr een tekort van 190 mil
lioen over. Dit cijfer vertegenwoordigt due
het tekort, dat aanwezig zou zijn, wanneer
men aanneemt, dat de belastingdruk in
1934 aan dien in 1933 gelijk zal zijn.
Dit tekort is aanzienlijk hooger dan het
tekort, dat op de begrooting voor 1933 was
geraamd.
Ondanks alle door de Regeering genomon
maatregelen bleek toch, dat de diensten
over 1932 cn 1933 niet sluitend waren te
maken. De voorloopig vastgestelde cijfers
over 1932 vertoonen na aftrek van de IS
millioen uit het reservefonds nog een te
kort van 59 millioen, terwijl het dienstjaar
1933 waarschijnlijk een nog grooter tekort
zal opleveren. e
Voor 1934 is de toestand nog aanzienlijk
moeilijker dan voor het loopend jaar. Aller»
eerst heeft zich de daling der belastingen
tengevolge van den slechten economischen
toestand nog verder voortgezet Daarnaast
zijn de lasten voor de rentebetaling van
onze staatsschuld aanzienlijk gestegen.
Den ergsten invloed op onze begrooting
voor 1934 hebben echter dc crisieuitgaven,
deze worden "tot 1 Januari 1934 betaald uit
het Leeningsfonds. Op de gewone begroo
ting voor 1933 komt dus voor dezs uitga
ven niets voor Het zal niet mogelijk zijn,
in 1934 met deze wijze van financiering
voort te gaan. Het overschot in het Leening
fonds is reeds lang o»» De crisisuitgaven
zijn belangrijk hooger dan de inkomsten
van het fonds. Wij zijn daardoor in den
toestand gekomen, dat wij feitelijk de cri
sisuitgaven financieren met geleend geld.
Waar niemand kön zeggen hoelang de cri
sistoestand nog zal voortduren, zou dit een
hoogst gevaarlijke politiek zijn, die waar
schijnlijk binnen korten tijd ons crediet vol
ledig zou ondermijnen. De Regeering was
daarom verplicht van 1 Januari 1934 af de
crisisuitgaven to financieren uit igowone
middelen.
a
Een landbouwcrisisfonds.
Nu zijn deze crisisuitgaven ven
tweeërlei soort. De *ene groep zijn
de uitgaven voor den steun aan den
landbouw, de andero zijn de overige
crisisuitgaven, waarvan die tot be
strijding van de werkloosheid do
voornaamste zijn. Ten aanzien van
de landbouwcrisisuitgaven heeft do
Regeering -gemeend, dat de financie
ring daarvan zal moeten geschieden
door afzonderlijke middelen. Bij do
Landbouwcrisiswet is aan de Regee
ring de bevoegdheid gegeven allerlei
maatregelen te treffen voor hot
landbouwbedrijf. Voor zoover die
MR. P. J. OUD» Minister van Finan
ciën.
maatregelen bestaan in het doen van hef
fingen op bepaalde producten waarvan de
prijs verre beneden de productiekosten ligt,
zullen deze ten goede moeten komen aan
een landbouwcrisisfonds, waaruit de steun
aan den landbouw zal moeten worden be
taald. Dit fonds krijgt een afzonderlijke bc-
grooting van inkomsten en uitgaven, even
als de andero begrootingen bij de wet vast
gesteld.
Bestrijding van misstanden
op 't gebied der werkloos
heid.
De andere groep der crisisuitgaven, waar
toe in de eerste plaats de uitgaven tot be
strijding der werkloosheid behooren, moes
ten wordt gebracht op de begrooting voor
den gewonen dienst. Dit heeft er toe geleid,
iat de begrooting van Hoofdstuk XA, het
Departement van den nieuwen Minister
voor Sociale Zaken, ondanks bezuiniging
op verschillende andere posten, toch nog
met ruim 50 millioen moest worden ver
hoogd. In werkelijkheid beteekent deze ver
hooging geen verzwaring van uitgaven, ver
geleken bij het jaar 1933. Immers in dat
jaar werden deze uitgaven ook reeds ge
daan, zij het ten laste van het Leeningfonds
in plaatö van ten laste van de gewone bc-
grooting. In 1934 zullen deze uitgaven aan
merkelijk moeten worden verlaagd. Het be
drag, dat over 1933 aan crisisuitgaven zal
worden besteed, zal stellig 25 millioen ineer
beloopen dan het bedrag, dat voor 1934 Is
uitgetrokken. De Regeering vertrouwt, dat
zij, zonder In haar socialen plicht tekort te
schieten, dit bedrag zal kunnen bezuinigen,
in bet bijzonder door een einde te Tnaken
aan allerlei misstanden, die op het terrein
van een zoo moeilijke aangelegenheid als
do werkloosheidsverzorging onwillekeurig
moesten insluipen. Men staat bij. het vraag
stuk van de bestrijding der werkloosheid
voor eèn uiterst moeilijk probleem. Haar
plicht om de slachtoffers van dit verschrik
kelijk maatschappelijk euvel te steunen, er
kent de Regeering ten volle. Zij moet daar
bij echter tweeëerlei nauwkeurig in het
oog blijven houden. Zij moet eenerzijds let
ten op dc mogelijkheid om uit het volksin
komen de noodige bedragen beschikbaar te
stellen. Zou zij ('e reserves in dat inkomen
aanwezig ontijdig uitputten, dan zouden er
gevolgen intreden die bet ergst zouden zijn
voor dc werkloozen zelf. Daarnaast mag de
Rcgcering nooit uit het oog verliezen, dat
het beste middel, om de werkloosheid te be
strijden, is, dat voor dc werkloozen arbeid
wordt gevonden in het normale bedrijfsle
ven. Een wijze van 6teunverleening, die den
prikkel wegneemt, om in dat bedrijfsleven
arbeid te zbeken, houdt daarom het herstel
ernstig tegen.
Het tekort moet verdwijnen.
Al het bovenstaande tezamen heeft ten
slotte geleid tot een zoodanige verhooging
der uitgaven op dc begrooting, dat het zoo
even, vermelde tekort van 190 millioen Is
ontstaan. Dit tekort moet zoo spoedig moge
lijk verdwijnen. In één jaar kan dit doel
niet worden bereikt. Daarvoor zijn de maat
regelen, die vereischt worden, te omvang
rijk. Bovendien is het onvermijdelijk, dat
maatregelen, thans' genomen, eer6t over
ecnigen tijd hun gunstige werking daad
werkelijk doen gevoelen. Van bet grootste
belang is daarom, dat de maatregelen wor
den genomen met den meesten spoed, zoo
dat binnen den kort6tmogelijken tijd do ze
kerheid bestaat, dat bet herstel van het
begrootingsevcnwicht is verzekerd. Het is
dit doel, dat de Regeering bij bet opstellen
van haar dekkingsplan heeft voor oogen
gestaan.
De financiering der Staats
schuld.
Het is hier het moment om een enkele
opmerking te maken over de wijze van
financiering van onze staatschuld. Wanneer
de uitgaven de inkomsten overtreffen, gaan
wij geld leenen. Wij doen dit eerst op kor
ten termijn. Wij leenen voor drie maanden,
voor een half jaar, ten hoogste voor een
jaar. Het is deze schuld, die men aanduidt
met den naam van vlottende 6cbuld. Dit
geld hebben wij in den laatsten tijd gekre
gen op voordeelige voorwaarden. De toe
stand van het economisch leven maakt, dat
er op de geldmarkt veel middelen beschik-
Gisteravond heeft Minister
Oud voor de radio tot het
Nederlandsche volk een rede
gehouden over den toestand
van 's lands financiënwaarin
hij de noodzaak van allerlei
bezuinigingen heeft uiteen ge
zet.
baar zijn. Wij betalen voor onze vlottende
schuld dus een lage rente. Toch kunnen wij
niet doorgaan met maar steeds weer op
korten termijn te leenen. Wij hebben im
mers niet de zekerheid, dat men, al6 do
termijn eener kasgcldieening om is, ons het
geld opnieuw wil geven. Zouden onze geld
gevers dit op een gegeven oogenblik weige
ren, dan zouden wij va6tloopen. Wij zouden
dan terug moeten vallen op den steun van
de Nederlandsche Bank. Een overmatige
uitgifte van bankpapier zou al spoedig het
gevolg zijn cn de inflatie met allo gevolgen
van die zou voor de deur 6taan. Wij moeten
dus voorzichtig zijn, dat onze vlottende
schuld niet te hoog oploopt, en zorg dragen,
dat wij haar tijdig omzetten in leeningen op
langen termijn. Leenen op langen termijn
kunnen wij echter alleen, als onze schuld
eischers vertrouwen stellen in onze solidi
teit, en vertrouwen doen ze ons alleen, als
zij weten dat onze huishouding in orde is
en wij niet boven onzen stand leven.
Opbouwende arbeid.
Daarbij komt nog iets anders. Het
is noodzakelijk ter bestrijding van
de werkloosheid, dat wij zoo spoedig
mogelijk overgaan tot het uitvoeren
van groote nuttige werken. Wij wil
len do droogmaking der Zuiderzee
voortzetten, wij willen wegen aan
leggen, en tallooze dingen meer. Wij
kunnen dit alleen doen, als men ons
daarvoor het noodige geld zal wil
len leenen. Hoe eerder onze begroo
ting sluit, des lo eerder kunnen wij
dus met dezen opbouwenden arbeid
aanvangen.
Het dekkingsplan.
In dit licht beschouwd zal do noodzake
lijkheid der maatregelen van het dekkings
plan, hoo hard op zich zelf, duidelijk uit
komen. Dit dekkingsplan bestaat uit twee
stukken: de versterking dor middelen en de
vermindering der .uitgaven. De versterking
der midden verwacht de Regeering in de
eerste plaats van de nieuwe Omzetbelas
ting, die door de Tweede Kamer reeds is
aangenomen. Daarnaast heeft zij op haar
program een couponbelasting, een belasting
op het vermogen in de doode hand. een
crisisinkomstenbelasting, waarin zij zullen
worden aangeslagen wier inkomen ondanks
de crisis, niet of niet noemenswaard ver
minderd is, een hoogere belasting op ta
baksartikelen, een belasting op gebrande
koffio cn een wijziging van het tarief der
inkomstenbelasting. Al deze middelen teza
men zullen een bedrag moeten opleveren
van ruim 106 millioen.
Wat omlaag zal moeten.
Wat de uitgaven betreft, zullen in het bij
zonder de begrootingen van Onderwijs, De
fensie en Waterstaat vermindering moeten
ondergaan. De Minister van Onderwijs zal
komen met een reeks van maatregelen,
waardoor de onderwijsuitgaven met 15 mil
lioen zullen worden verminderd. Het stre
ven zal er daarbij op gericht zijn deze be
zuiniging te bereiken door een doelmatiger
organisatie, opdat bezuiniging cn vermin
dering van het ondorwijspeil niet synoniem
zullen behoeven te zijn. Ten aanzien van
Defensie staat de Regeering voor do nood
zakelijkheid om een nieuwe organisatie te
ontwerpen, zoowel voor wat de weermacht in
Nederland, als dio in Ned.-Indië hetreft.
Ook de toestand der Indische geldmiddelen
maakt beperking van uitgaven dwingend
noodzakelijk.
Het vraagstuk van het verkeer.
Het groote probleem voor de begrooting
van Waterstaat vormt het vraagstuk van
het verkeer. De spoorwegen hoezeer, naar
den vorm nog een particulier bedrijf, wor
den feitelijk geëxploiteerd voor rekening
van 's Rijks kas. Dc opkomst van het auto
verkeer heeft er toe geleid, dat het spoor
wegbedrijf zijn monopolistische positie
heeft verloren. Dc geweldige, steeds stij
gende tekorten zijn mede daarvan het ge
volg. Het tekort over 1933 zal dc 40 millioen
gaan naderen. Daaraan moet een einde ko
men. De Regeering zal daarom het geheele
verkeersvraagstuk onder het oog moeten
zien. Aan ieder verkeersmiddel zal zijn
juiste plaats moeten worden gewezen.
Eenerzijds zal het verkeer, dat economisch
niet meer te verantwoorden is, moeten ver
dwijnen, anderzijds zal ieder verkeersmid
del zijn bijdrage moeten geven in de lasten
van den weg, dien het gebruikt Om dit
doel te bereiken, zal een verkeersfonds
worden ingesteld, waarin alle inkomsten en
uitgaven van het verkeer worden tezamen
gebracht. Met behulp van dit fonds zal zoo
moeten worden gefinancieerd dat de nood
zakelijke bezuiniging op spoorweguitgaven
zelf gepaard gaat met redelijker belasting^
van het andere verkeer. Dit tezamen met
eénige andere maatregelen, zal een bespa
ring moeten opleveren van ruim 32 mil
lioen.
Korting voor de gemeenten.
Een korting op do uitkeeringen,
die aan de gemeenten worden ge
daan uit het Gemeentefonds, zal
voorts onvermijdelijk zijn. Het Rijk
kan deze lasten niet langer dragen.
De Regeering heeft een open oog
voor de moeilijkheden, waarin tal
looze gemeentebesturen verkeeren.
Zij wil dan ook niets liever dan bij
het nemen harer maatregelen reke
ning houden met het verschil in
draagkracht der onderscheidene ge
meenten. Voorloopig beperkt zij
zich dan ook tot een voorstel, om
een met die draagkracht rekening
houdende korting toe to passen op
de uitkeeringen voor het jaar
1934/35. In totaal zal deze korting
13 millioen moeten opleveren, waarvan 2/3
komt ten gunste van do begrooting 1934.
Inmiddels zal dan hét geheele vraagstuk
der financieele verhouding nader onder
het oog zijn te zien. Bij de beoordeeling van
dit vraagstuk moet mep in het oog hou
den, dat Rijk en gemeenten tezamen het
algemeen belang hébben te behartigen en
dat gezonde financiën voor beiden onmis
baar zijn. Hoe hard het moge vallen, wij
allen zijn genoodzaakt-, om ons door den
drang der omstandigheden in tc stellen op
een lager peil.
De salarteeringen.
Het is dezelfde noodzakelijkheid, die de Re
geering verplicht heeft ook het vraagstuk
der salarisregeling van het Rijkspersoneel
opnieuw onder het oog te zien. Zij is daar
bij van oordeel, dat het noodig is de sala-
Viejeripg op nieuwe grondslagen op to trek
ken. Daarbij zal het verband tusschen de
Salarissen van het Rijkspersoneel en dat in
dienst der gemeenten cn andere publiek
rechtelijke lichamen niet uit het oog
mogen worden verloren. Het algemeen be
lang eisebt hier, dat verschillen als thans
maar al te zeer aanwezig zijn. worden weg
genomen. De Regeering heeft daarom aan
de Staten-Generaal de noodige bevoegd
heid gevraagd, om als het noodig is, hier
regelend te kunnen optreden. In afwach
ting van de definitieve maatregelen, dio
van een en ander het gevolg zuilen zijn, is
de toepassing eener nieuwe korting op de
bestaande salarissen onvermijdelijk
Al deze maatregelen tezamen zullen in
totaal een besparing opleveren van 84 mil
lioen, hetgeen gevoegd bij de 106 millioen
der nieuwe belastingen, het tekort van 190
millioen zal doen verdwijnen Voor een
juist inzicht in dc verhouding tusschen be
zuinigingen cn nieuwe belastingen op deze
begrooting, is het noodzakelijk. Het bedrag
der besparingen van het dekkingsplan te
vermeerderen met de besparingen, die reeds
in de cijfers der begrooting zijn aange
bracht Die besparingen zijn bet door mij
reeds eerder genoemde bedrag van 10 mil
lioen voor bet automatisch accres en het
bedrag van 25 millioen dat bespaard is
op de crisis-uitgaven. Aan den anderen
kant moet bij het bedrag der nieuwe heffin
gen van 106 millioen ten bate der gewone
begrooting worden gevoegd een bedrag van
9 millioen meerdere belasting ten bate van
het verkeersfonds. Aldus bedragen de
nieuwe lasten tezamen 115 millioen en de
besparingen 110 millioen. een zeker niet
onredelijke verhouding.
Voor zoover de gedachte besparingen niet
aanstonds ten volle haar gunstige werking
op de begrooting voor 1934 kunnen doen ge
voelen, kan het tekort worden overbrugd
door tijdelijk iets minder af te lossen op
onze staatsschuld. Dit is verantwoord, om
dat op de in den oorlogstijd aangegano
geldleeningcn in dc bijna 20 jaar die ach
ter ons liggen, in zeer sterke mate is afge
lost.
Naar nieuwe verhoudingen.
Aan deze uiteenzetting van do plannen
der Regeerihg moge een kort slotwoord wor
den toegevoegd. De aangekondigde maatre
gelen, zijn bijna zonder uitzondering, van
den meest onaangenamen aard. Zij vinden
hun rechtvaardiging dan ook alleen in bun
absolute noodzakelijkheid. Wij bevinden
ens in een van die tijdsgewrichten in de
geschiedenis der menschheid, waarin zich
veranderingen voltrekken van een gewel
digen omvang. Ieder crisisperiode is een
stadium in een groeiproces. De cri6i6 is het
ziekteverschijnsel in de maatschappelijke
ontwikkeling. Nooit keeren na een crisis de
toestanden weer, zooals ze voor do crisis
waren. Naar mate de crisis breeder om
zich heen grijpt cn grooter diepte heeft, zul
len de veranderingen van verder strekken
de betecker.is zijn. De komende nieuwe ver
houdingen maken aanpassing noodzakelijk.
Het aanpassingsproces is te moeilijker en te
pijnlijker naarmate de veranderingen groo
ter zijn. Al weet niemand hoe zich do ver
houdingen precies zullen ontwikkelen, dit
staat wel vast, voor ieder, die de dingen wi!
zien, zooals ze' werkelijk zijn, dat wij ons
moeten gaan instellen op een leven, dat
ligt op een lager peil dan wij tot dusver
zijn gewend. Het zal ons niet baten voor
dit. feit de oogen te sluiten. Doen wij dit
wel en gaan wij voort, zonder ons iets aan
te trekken van de teekenen des tijde, dan
zullen do gevolgen voor ons allen des te
erger zijn.
Geen groep uit ons yolk kan zich onttrek
ken aan de noodzakelijkheid om harerzijds
het vereischte offer te brengen. Het is de
plicht van de Regeering er daarbij oprecht
naar te streven, dat niet van den een iets
wordt gevraagd, dat onredelijk is tegenover,
wat anderen moeten brengen. Wij hebben
in dezen tijd aan één ding voor alles be
hoefte, dat wij allen tezamen de handen in
een slaan om ons volk heen te loodsen door
den gevaarlijken tijd, waarin wij leven.
Wat er Woensdag gebeurd is
Dc marine-commandant in Den Helder
verstrekt over de oefeningen van Woensdag
hst volgendo communiqué:
Vandaag is de derde tactische oefening
voor do marine gehouden. Nederland was
in oorlog met Roodland. Een Noderiandsche
jager (Hr. Ms. Banckert) bevond zich bij
den aanvang van de oefening nabij het licht
schip Schouwenbank, met de opdracht, met
spoed naar Den Helder op te stoomen. In
verband met een melding van de kustwacht
op Vl'eland betreffende aldaar gesignaleer
de artillerie-schepen van den vijand, werd
besloten het binnenloopen van do Neder
landsche ta doen dekken door onderzeeboo
ten.
Aan de eerste divisie onderzeebootcn werd
daartoe bevolen uit Den Helder uit te loo-
pen en buitengaats een positie in te nemen
ter bescherming van den jager tegen roode
artillerieschepen.
De bovelhebber van dc roode scheeps
macht (Hr. Ms Heemskerek, Gelderland en
Z 5) had een hem ter beschikking staande
onderzeeboot (K 14) vooruit geschoven in
Zuidelijke richting, welke boot zich bij den
aanvang der oefening eveneens, dcch onder
water, nabij Schouwenbank bevond. Aan
deze boot werd bevolen den Nederland-
schen torpedojager zooveel mogelijk Onge
merkt te volgen cn omtrent zijn bewegingen
geregeld verkenningsberichten uit to zen
den, opdat de roode scheepsmacht, daarop
ageerende, den jager den pas zou kunnen
afsnijden en het schip vernietigen.
Mistig weder begunstigde in hooge mate
den opmarsch van den Nedeiiandschen ja
ger. De vijandelijke onderzeeboot K 14 kon
door het slechte zicht haar taak van voe
ling houden niet uitvoeren, de roode artille
rie-schepen voerden een opmarsch uit, rond
de Haaksgronden naar den Zuidelijken toe
gang van Den Helder, maar konden niet
meer voorkomen, dat de jager tusschen hen
cn de kust doorglipte en behouden binnen
liep.
Tenslotte stuitten de roode schepen op de
eerste divisie onderzeebooten, waarvan de
O 15 een geslaagden schijnaanval op Hr,
Ms. Heemskerek uitvoerde.
Do oefening van vandaag werd bijge*
woond door den minister van defensie, die,
vergezeld van zijn adjudant cn van den
chef van den marinestaf, schout-bij-nacht
J. de Graaff, in den morgen door Hr. Ms.
Z 5 van Willemsoord naar Hr. Ms. Gelder
land werd gebracht, waar de minister zich
inscheepte.
Na het einde van dc oefening keerde de
minister per Z 5 haar IJmuiden terug.
Nader seint men ons:
Amsterdam, 28 Sept De politie heeft
het onderzoek naar den moord bij de Horn-
hoeve in den grooten IJpoklcr met kracht
voortgezet. In den vroegen morgen zijn twee
mannen die in den polder wonen, gearres-
toerd. Zij zijn geconfronteerd met de perso
nen die in den nacht van den moord in do
nabijheid waren. Geen van allen heeft een
dezer mannen herkend. Zij zijn daaroj) weer
op vrije voeten gesteld. De politie heeft niet
de overtuiging, dat minnonijd in het 6pel
zou zijn. Zij acht het niet-uitgesloten, dat
diefstal de aanleiding is geweest van deze
vreeselijke daad. Er zijn in den polder in
den laatsten tijd toch tal van rijwieldief
stallen gepleegd, verondersteld wordt dat
do dader van deze diefstallen weer op het
pad is geweest. Iiij heeft toen vannacht do
deur van het pikdonkere schuurtje geopend.
Toen hij zijn electrischc lantaarn ontstak,
stond hij voor twee personen, die bij daar
niet had verwacht. In zijn schrik heeft hij
toen geschoten. liet meisje heeft den man
niet herkend en daarom staat het ook niet
vast, dat hij Arie heet. Alleen heeft het
slachtoffer gevraagd, bij het ontsteken van
de lantaarn: Ben jij het Arie?
Do politic zet baar onderzoek ook voort
in do richting Zaandam waar het slacht
offer dikwijls met vrienden verschillende
café's bezocht. Toch is het vermoeden groot
dat men in Amsterdam moet zoeken, want
2 surveillecrcnde agenten hebben heden
morgen in do vroegte op een polderweg een
rnan ontmoet die wel beantwoordde aan
het vago signalement dat van den dader
bekend is. Het is een als werkman gekleed
persoon, nogal gezet met grijze jas cn grijze
jockyapct.
De agenten die van den moord niet af
wisten. hebben den man laten loopen. dio
in dc richting van dc stad is verdwenen.
DE POST VAN DE PELIKAAN.
's-G r a v e n h a g e, 28 Sept. Met het vlieg
tuig, dat hedenochtend van Schiphol naar
Xeri. Indië is vertrokken, werden 295 kg.
675 gr. bruto luchtpost vervoerd; het netto
gewicht bedraagt 266 kg. 195 gr.
De zending bevatte. 287 briefkaarten en
postwissels, 14002 brieven t/m. 5 gram, 1668
brieven t/m. 10 gr., 1982 brieven zwaarder
dan 10 gr., 191 drukwerken, akten en moni
6ters. zwaarder dan 5 gr. en 3759 stuks, be
stemd voor tusschenliggende landen, teza
men 21889 6tuks benevens 4 postpakketten
met een bruto-gewicht van 5 kg. 150 gram.