KRUSCHEN SALTS
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
Binnenland
FEUILLETON
Haar Avonturier
Donderdag 5 October 1933
32 e Jaargang No. 83
TWEEDE BLAD
STEUN AAN NOODLIJDENDE
GEMEENTEN
UIT DE STAATSCOURANT
BRANDSTICHTING IN EEN
ZIEKENHUIS
Leerling-verpleger voor
Je rechtbank
VERHOOGING TABAKS
ACCIJNS
RdET PROEFPAK GRATIS
A. van de WEG Langestraat 23 Tel. 217
APARTE COLLIERS IN
BERGKRISTAL
Gesmeed ijzeren lampen
Batikwerk Louis Bogtman
Amersfoortsche Kunsthandel
Adres der Vereen, van Ned.
Gemeenten naar aanleiding
van het ingediende
wetsontwerp
De Vereeniging van Nederlandsche Ge-
m-i'nten heeft naar aanleiding van het
wetsontwerp: Steun aan noodlijdende ge
meenten, zich tot de Tweede Kamer ge
wend met een adres, waarin wordt opge
merkt, dat vooral de onevenredige stijging
van do werkloosheidslasten in menig op
zicht de goede werking van de uitkeering
door het Rijk. welke mede berekend is naar
de behoefte van het gemeentelijk budget in
de nog normale jaren 1926—1928, op beden-
delijke wijze aangetast.
De ernstige gevolgen van dezen samen
loop der feiten, eenerzijds een ongekende
stijging van (crisis)uitgaven, ander
zijds oen belangrijke inperking van de ge
meentelijke belastingcapaciteit, hebben dan
ook niet kunnen uitblijven. Het aantal ge
meenten. dat zich zonder financieelen bij
stand van het Rijk niet redden kan. nam
toe tot ongeveer 120 en is zooals de Re
geering in de toelichting op het wetsont
werp mededeelt nog voortdurend stijgen
de.
Het is goed schrijft adressante dat
men zich rekenschap geeft, wat de zorg be-
teekent van een 120 gemeenten, die veel
al na moeizamen strijd om behoud van het
evenwicht in haar begrooting haar zelf
standigheid hebben moeten prijsgeven en
zich aan het controleerend rijksgezag heb
ben moeten onderwerpen. Zorg niet alleen
hierin bestaande, dat do bestuurders der
gemeenten bij het volbrengen van de taak.
die zij op zich genomen hebben, voor moei
lijkheden zijn gesteld, welko zij uit eigen
kracht niet vermogen op te lossen, maar
zorg ook hierin bestaande, dat zij naast
zich hebben een onder uitersten plaatselij
ken belastingdruk levende en in financiee
len nood verkeerende bevolking, op welker
gespannen toestand zij bij voortduring be
dacht hebben te zijn.
Het is evenzeer een ernstig feit, dat het
Rijksbudget, onder normale omstandighe
den voor onderstand aan gemeenten, belast
met eenmaal of enkele malen honderddui
zend gulden, thans hiervoor een uitgaaf zal
hebben te doen van eenige millioenen.
(Voor 1933 is door de gemeenten aange
vraagd 6.5 millioen). Wij kunnen het ons
verklaren, dat de Regeering in deze cijfers
aanleiding heeft gevonden een voorstel tot
het treffen eener wettelijke voorziening bij
Uwe Vergadering in te dienen.
Maar er is meer.
Een toeneming van het aantal noodlij
dende gemeenten tot 120 en meer beteekent
niet alleen uitbreiding van aan noodlijdend
heid verbonden zorg en moeilijkheid van
een klein tot een zoo groot getal gemeenten
en verhooging van een rijksuitgaaf met
enkele millioenen guldens. Wie zich van de
feiten ernstig rekenschap geeft, zal moeten
inzien, dat het hier om meer gaat dan om
kwantitatieve uitbreiding van een ook in
normale jaren voorkomend verschijnsel.
Een ontwikkeling als zich ten aanzien
van gemeenten voltrekt, schept in het staat
kundig leven een in wezen nieuwen toe
stand.
Nu we immers getuige zijn vin een ont
wikkelingsgang, waarbij gemeenten op
steeds grooter schaal onder den druk der
crisislasten haar financieele zelfstandigheid
verliezen, zien wij daarin het bewijs, dat
onder invloed van de crisis in de taak- eii
lastenverdeeling tusschen Rijk en gemeen
ten ten nadeele van deze laatstcn en struc
tueele wijziging heeft plaats gehad.
Het belang der gemeentelijke zelfstandig
heid vraagt om herstel van het verbroken
evenwicht, niet langs den weg van inciden-
leelen steun, maar door maatregelen, van
welke een algemcene herziening van het
rijksaandeel in de crisis-uitgaven der ge
meenten voornaam bestanddeel heeft le
vormen.
Hoezeer doordrongen van den ernstigen
toestand van 's lands financiën, zijn wij van
oordeel, dat. evenals voor steun tot behoud
van andere onmisbare elementen in onze
nationalo samenleving, als daar zijn de
landbouw, veeteelt enz., middelen moeten
worden gevonden om het voor het welzijn
dier samenleving even onmisbare goed van
het zelfstandige gemeentelijke leven uit
deze crisis to redden
Meer dan op grond van gradueele toe
name van het verschijnsel der nood'ijdend-
heid, bepleiten wij het treffc-n eener wette
üjke voorziening in verband met de wezen
lijke verandering, welke de financieele po
sitie van gemeenten, in haar verhouding
tot het Rijk, als gevolg van de crisis, heeft
ondergaan.
Maatregelen van do hierboven aangege
ven strekking zullen moeten voorkomen,
dat in ons land niet in steeds erger mate
een toestand intrede, waarbij de autonomie
en het zelfbestuur der gemeenten naar wet
en besluit nog steeds ongcrent bewaard blij
ven. maar in werkelijkheid een groot en
toenemend aantal gemeenten met verlies
van haar zelfstandigheid worden geregeerd
door het op dergelijke bemoeiing niet in
gesteld centraal gezag.
Vervolgens worden in het adres eenige
opmerkingen gemaakt over den inhoud
van het wetsontwerp.
Benoemd tot lid van den voogdijraad te
's-Gravenhage mr. G. Engberts, secretaris
te Delft;
op verzoek eervol ontslagen met dank P.
A. den Engelse als lid van den voogdijraad
le Zwolle;
op de alpliabetische aanbevelingslijst
voor kantonrechter te Neuzen zijn geplaatst
mrs. C. van der Poel lliddingh; J. Moolen-
burgh en L. G. Tijs, alles griffier bij het
kantongerecht, resp. te Dordrecht, Middel
burg en Harderwijk;
bij beschikking van den directeur-gene
raal der P.T.T. is met 16 October aangewe
zen als directeur van het P.T.T-kantoor
te Krabbendijke de commies bij den
P.T.T-dienst F. Kloproggo te Noordwijlt
aan Zee.
bij K.B. zijn onderscheidenlijk met in
gang van 1 en 9 October 1933 de voorzit
ter van den Raad van Arbeid te Maastricht
A. C. J. Moonen en de voorzitter van den
Raad van Arbeid te Utrecht, I. Iveesing,
wederom voor den tijd van zes jaren als
zoodanig benoemd;
bij K. B. is benoemd tot leeraar aan de
Rijks Hoogere Burgerschool te Enkhuizen
C. M. Edel van Twisk, thans tijdelijk als
zoodanig werkzaam;
bij K. B. zijn benoemd aan de Rijks Hoo
gere Burgerschool te Drachten: tot leerares
mej. J. J. van Eelen en tot leeraar B. J.
Cramer von Baumgarten, beiden thans tij
delijk als zoodanig werkzaam, en wederom
tijdelijk tot leeraar G. Edema;
bij K.B. is met ingang van 1 Januari
1934 aan M. J. van Alphen do Veer te
Bilthoven op zijn verzoek eervol ontslag
verleend als inspecteur van het nijver
heidsonderwijs, met dankbetuiging voor de
aan den lande bewezen diensten;
bij beschikking van den minister van
economische zaken is, voor het tijdvak van
1 October 1933 tot 1 October 1934, wederom
benoemd tot leeraar aan de Rijksland-
bouwwinterschool te Utrecht dr. J. L. Pet
ten te Zeist.
EXAMEN M.O. DELFSTOF-, AARD-,
PLANT- EN DIERKUNDE.
Amsterdam, 4 October. Geëxami
neerd 1 eandidaat. Geslaagd geen. De exa
mens M.O. K IV tc Amsterdam zijn afge-
loopcn.
Teneinde een gepleegden diefstal
te verbergen
Rotterdam. 3 October. Voor de recht
bank alhier heeft heden terecht gestaan de
27-jarige leerling-verpleger A. H. P. M.
uit Schiedam, gedetineerd, die zich ic ver
antwoorden had terzake dat hij op 26 Juni
uit een kantoortje van de administratrice
van het ziekenhuis voor Scheëps- en Tro
pische ziekten aan de Oosterkade een geld
kistje, inhoudende 6 en een bedrag aan
postzegels had weggenomen en in den
nacht van dicnzelfdcn dag op don zolder
van dit ziekenhuis brand gesticht had,
door een stapel tijdschriften in vlam te
brengen, waardoor gemeen gevaar voor
goederen was ontslaan en levensgevaar
voor personen tc duchten was geweest.
Verdachte, die vroeger derde stuurman
bij den Rottcrdamschen Lloycl is geweest,
doch wegens een gebrek aan zijn oogen
ontslagen was, was leerling-verpleger in
dit ziekenhuis geweest. Hij deed dien Zon
dag dienst met twee verpleegsters en ieder
had een verdieping voor zijn rekening. In
den vooravond heeft verdachte den diefstal
gepleegd. Hij heeft met benulp van een
schroevendraaier een lessenaar geopend en
aldus het geldkistje onder zijn bereik ge
bracht. Vervolgens heeft verdachte, naar
hij omstandig bekende, met behulp van een
nijptang het deksel van het kistje openge
scheurd, waarop hij zich het daarin aan
wezige geld en de postzegels heeft toege
ëigend. Ten einde zijn diefstal te verbergen
en bij ontdekking do schuld daarvan op
anderen tc werpen, heeft verdachte het
opengebroken kistje op den zolder verstopt
onder een stapel tijdschriften, die hij daar
na in brand stak. Ruim een uur heeft hij
het vuur laten voortwoekeren, alvorens den
inwonenden geneesheer, dr. A. N. Nieuwcn-
huis, te waarschuwen en de brandweer te
alarmeeren. Bij die daad beeft verdachte
niet gedacht aan het gevaar, dat door zijn
toedoen de patiënten liepen.
Als eerste getuige wordt gehoord de ge
heesheer-directeur dr. A. A. Hulshof, die
verklaarde omstreeks half vijf in den mor
gen te zijn gewaarschuwd. Toen getuige
in het ziekenhuis verscheen, waren ver
dachte en de inwonende geneesheer reeds
bezig de patiënten tc vervoeren. Er waren
op dat oogenblik 46 patiënten in het zie
kenhuis, waarvan er verscheidene waren
die zonder hulp niet van bed konden ko
men. Hoewel het vuur zich niet kwaad
aardig liet aanzien, heeft getuige last gege
ven met het over brengen van de patiënten
door te gaan, aangezien een verpleegster
hem mededeelde knallen te hebben ge
hoord, die van een ontploffing afkomstig
konden zijn. Aanvankelijk had getuige ge
meend, dat er flesschen met chemicaliën
waren gesprongen, doch later is gebleken,
dat het slechts twee flesschen waren ge
wcest met zout water. De patiënten hadden
dus geen gevaar geloopen, maar getuige
had toch geen enkel risico willen loopen.
Op verdachte heeft getuige niet de minste
verdenking gehad, ook al wist hij, dat hij
van kleine diefstallen verdacht werd.
De inwonende geneesheer-directeur dr. A.
N. Nieuwenhuis verklaarde door verdach
te te zijn gewaarschuwd, dat er brand was
uitgebroken op den zolder. Getuige sliep
in een onder dien zolder gelegen vertrek
Hij heeft zich dadelijk naar boven begeven,
doch ontwaarde niets dan rook. Met ver
dachte heeft hij zich toen weer naar een
lager gelegen verdieping begeven, van
waar men minimax-bluschapparaten haal.
de. Daarmee heeft men getracht het vuur
te bestrijden, doch dit had niet veel ge
holpen, waarom getuige er toe was over
gegaan, de patiënten der derde verdieping
te laten vervoeren. Hierbij had verdachte
uitstekend geholpen. Bij deze getuige was
evenmin de gedachte opgekomen, dat ver
dachte den brand had aangestoken.
Een spuitgast verklaarde nog, dat de
brandweer met twee stralen op de water
leiding het vuur gebluscht had. Bij het uit
elkaar halen van een stapel tijdschriften,
die vlam gevat had, had getuige het open
gebroken geldkistje gevonden.
Vervolgens werd gehoord dr. W. N. Don
kersloot, die een psychiatrisch onderzoek
naar verdachte ingesteld had. Bij dit ver
hoor was verdachte niet aanwezig. Getuige
komt in zijn rapport tot de conclusie, dat
verdachte geen psychopaat is. doch dat
door het gebruik van verdoovende midde
len zijn weerstand verzwakt is.
Naar aanleiding hiervan werd nog dr.
Hulshof gehoord, die verklaarde, dat het
wel mogelijk is dat verdachte zich van den
voorraad verdoovende middelen van het
ziekenhuis heeft bediend. Dat is echter in
zoo geringe mate mogelijk geweest, zonder
dat men het heeft kunnen nagaan, dat er
niet van gesproken kan worden, dat ver
dachte aan die middelen verslaafd was.
Verdachte, die daarna nog werd gehoord
over het motief van den diefstal verklaar
de, dat hij een hulpmotor voor zijn fiets
had willen aanschaffen, teneinde op ge
makkelijker wijze zijn meisje, dat te Beek
bergen verpleegd wordt, te kunnen bezoe
ken. Van liet benoodigde bedrag had hij
het grootste gedeelte bijeen en het nog ont
brekende hoopte hij in de kleine kas van
het ziekenhuis te vinden. Verdachte zeide
voorts gedurende 6 of 8 weken van verdoo
vende middelen gebruik te hebben ge
maakt. Na het plegen van den diefstal
heeft hij een sterke dosis genomen.
Het O. M., waargenomen door mr. J. S.
Loke, bracht in zijn requisitoir hulde aan
de brandweer, die door haar krachtdadig
optreden een uitbreiding van den brand
voorkomen had en aan doktoren en verple
gend personeel, dat zijn kalmte bewaard
had en daardoor mede oorzaak is gewor
den, dat bij dezen brand geen mcnschen-
levens te betreuren zijn geweest. De feiten
achtte het O. M. ten vplle bewezen en de
daad vond hij buitengewoon ernstig. Met
alle omstandigheden rekening houdend,
eisclite het O. M. een gevangenisstraf van
vier jaren met aftrek der preventieve hech
tenis, door te brengen in een bijzondere
strafgevangenis.
De verdediger, mr. A. C. W. Beerman
heeft in een uitvoerig pleidooi uiteengezet,
dat de brandstichting gezien moet worden
als een impulsieve daad, waarvoor ver
dachte niet ten volle aansprakelijk gesteld
kan worden. Pleiter vroeg oplegging van
een kleine vrijheidsstraf, gevolgd door een
voorwaardelijke gevangenisstraf.
Uitspraak 10 October.
INSCHRIJVING VAN BUITENLANDERS
AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT
TE GRONINGEN.
De minister van onderwijs, kunsten en
wetenschappen heeft aan den rector-mag-
nificus der rijksuniversiteit te Groningen
doen weten, dat er tegen inschrijving van
buitenlanders als student aan deze uni
versiteit, voorzoover betreft de faculteiten
der godgeleerdheid, der rechtsgeleerdheid
en der letteren en wijsbegeerte geen be
zwaar bestaat.
Bezwaren van cultuunmaat
schappijen en importeurs
van Sumatra: en Java
tabak
Eenige cultuur-maatschappijen cn impor
teurs van Sumatra- en Java-tabak geven
in een adres aan de Tweede Kamer hun be
zorgdheid te kennen omtrent het ontwerp
an wet tot verhooging van den accijns op
tabak.
Zij achten het aan geen twijfel onderhe
vig, dat in de tegenwoordige tijdsomstan
digheden een verhooging van den tabaks
accijns een vermindering van het verb Lu ik
waarvan voor de Indische tabakken voor
al dat van sigaren van belang is zal me
debrengen. Daarbij kómt, dat jui6t bij ta
baksartikelen de mogelijkheid om het ver
bruik op lagere prijsklassen te richten in
zoo ruime mate aanwezig is.
Door den achteruitgang van den afzet in
verschillende buitenlandsche afzetgebieden
zoowel als gevolg van vermindering van
de koopkracht als door, op belemmering van
den invoer gerichte, overheidsmaatregelen
heeft de afzet van tabak voor verbruik
hier te lande voor de Nederlandsch-Indische
tabakscultuurondernemingen aan beteeke-
nis gewonnen. De ongunstige invloed, wel
ken verzwaring van den tabaksaccijns op
dezen binnenlandschen afzet zou hebben,
zou aan bedoelde ondernemingen, welke
zoowel op Sumatra als op Java bijna zon
der uitzondering reeds langer of korter met
verlies werken, een nieuwen ernstigen slag
toebrengen en kan verdere sluiting van on-
deremingen. dus toenemende ontwrichting
van de bedrijven, tot gevolg hebben. Dit
zou wederom nieuwe ontslagen, dus toene
mende werkloosheid met zich medebrengen.
Bovendien zou do beteekenis van Amster
dam als wereldtabaksmarkt nog verder in
het gedrang komen met alle nadeelige ge
volgen daaraan verbonden.
Adressanten, hoezeer overtuigd van do
nooden der schatkist en van de noodzake
lijkheid daarin to voorzien, achten zich ter-
wille van de groote Nederlandsche en Neder
landsch-Indische belangen verplicht de Ka
mer met aandrang te verzoeken, aan het
onderhavige ontwerp van wet goedkeuring
te onthouden.
Bezorgdheid bij werklieden-
organisaties.
Namens vier samenwerkende werklieden
organisaties in de 6igarenindustrie is een
adres gezonden aan den minister van Fi
nanciën, waarin wordt geconstateerd dat de
verhooging van den accijns op sigaren niet
die baten zal opbrengen als is geschat. liet
gevolg zal zijn een ontwrichting van de in
dustrie, een toeneming van do werkloos
heid, zeker ook vernietiging van het klein
bedrijf en meer uitgaven aan werkloozen-
ondersteuning.
(Hbld.).
o
Utrechtscheweg 36 Telefoon 1758
De sterke en volh&rdendc mcnsc.h weet,
dat iedere overwinning alleen in pijn kan
worden bevochten.
Een episode uit den Dertigjarigen Oorlog.
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
Op gevaar af achter het vat te vallen,
liet hij zich zakken en bracht zijn volle ge
wicht op den steen over. Er knarste en
schuurde iets. Langzaam maakte het vat
een halve draai en week verder van den
muur. Er kwam een opening vrij, groot
genoeg om Saxon gelegenheid te geven den
muur achter het vat grondig te onderzoe
ken.
Snel liet hij zich weer naast Marion op
den grond glijden.
Alle vermoeidheid was geweken. Beiden
waren slechts door de gedachte bezield een
uitgang te vinden.
,.Ik begin in uw sprookje te geloovcn",
riep ze uit. Haar oogen schitterden. Op
haar eerst zoo bleek gezicht vertoonde zich
een zachte blos van opwinding, die haar in
Saxon's oogen nog bekoorlijker maakte. Hij
keek haar getroffen aan, maar zijn stom
klonk weer spottend, toen hij vroeg.
„En ook in den koning?"
Zonder notitie te nemen van haar ant
woord, verdween hl] geheel Achter hei yaU.
zette zijn onderzoek voort. Hij klepte en
tastte, tot eindelijk zijn vingers een nauwe
spleet in de kalklaag voelden, vol stof en
vuil. De spleet bleek minstens vier voet
lang
„Hier moet het geheim verborgen lig
gen", zei hij. „Maar ik zie geen kans in
deze steenmassa beweging tc krijgen. Met
geweld is niets te bereiken."
„Maak eerst de spleet schoon", raadde
Marion hem.
Met zijn dolk begon hij de spleet van
zand en vuil te ontdoen, zonder echter iets
te ontdekken. Wel scheen het hem dat de
spleet in het midden iets breeder was. Hij
stiet met zijn dolk in de nauwe opening.
Hij voelde dat hij op ijzer stiet. Hij drukte
de dolk zoo hard mogelijk naar beneden.
Een veer. Een licht gekraakt. Zij konden 'n
juichkreet niet onderdrukken. Een gedeel
te van den achterwand week bijna ge
ruischloos en de twee jonge menschcn
staarden in een onpeilbare, donkere diepte
HOOFDSTUK VIII
„Hier is het", riep Saxon verheugd.
„Gelukkig", antwoordde Marion. Ver
moeidheid cn angst waren op dat oogenblik
vergeten.
Saxon greep een groote lantaarn van den
wand, hield haar met uitgestrektcn arm
voor zich uit cn zag een tamelijk hoog ge
welf. Hij kroop naar binnen en bespeurde
iets verder een lange steencn trap, die
naar beneden voerde.
Marion volgde hem. Zij daalden een tre
de af, nog één, zorg dragende, dat het licht
recht voor hun voeten straalde. Bij den
vierden stap bemerkte Saxon een hand
breedte boven de trap een dunnen ijzeren
staa^ dia in da zijmurenjtemetseld jya&
„Kijk!" zei hij „een val. Iemand die on
voorzichtig de trap afliep, zou hals over
kop naar beneden tuimelen en zijn hals
breken. Iemand, die naar boven ging, zou
even slecht te pas komen".
Hij reikte haar de hand. Zij daalden zeer
voorzichtig vijftien treden en zagen
toen een gang vóór zich, maar vóór de
trap ontdekten zij een breeden kloof, waar
over een zware eiken plank was gelegd.
Na een nauwkeurig onderzoek wilde
Saxon op de plank stappen, maar Marion
hield hem bij zijn arm vast.
„Nee", zei ze. „Geef mij uw hand. Het is
beter dat ik het eerst probeer, mocht ik
vallen, dan kunt u mij houden, ik ben zoo
veel lichter."
Van een weigering wilde zij niets weten.
Zij zette onderzoekend een voet op de
plank, bracht langzaam haar lichaamsge
wicht over, deed een pas voorwaarts cn
bereikte met een paar vlugge schreden de
overzijde.
Saxon volgde.
In het begin van de gang zagen zij, dat
de muren cn de ronde zoldering van roode
baksteennen waren, hier en daar ruw bepleis
terd. De wanden waren vochtig en groen,
soms grauwwit van salpeter cn vertoon
den neiging tot verzakking. De bodem be
stond uit vastgetrapte aarde met keien,
waarin hier en daar groote gaten zaten.
Na een eindje te hebben geloopen, op
perde Saxon, bijna onpasselijk door de be
dorven lucht:
„Laten we nu terugkeeren en de juwee-
len begraven, dit is een uitstekende plek.
Dan gaan we een paar uur slapen, een
flink ontbijt, en dan weer op avontuur. Wij
hebben he nude moxmikengang gevonden
cn kunnen zonder twijfel buiten de stads
wallen vluchten".
„Zouden we niet liever dadelijk gaan?"
„Neen", luidde het antwoord. „Voor van
daag is het genoeg geweest, een paar uur
slaap, een gezonde rust zonder nare ge
dachten cn de hoop op morgen zullen ons
tot nieuwe, krachtige menschen maken".
Vijftig passen mat Saxon zorgvuldig af
cn met een spade begon hij een diepe kuil
te vergrooten.
„Haalt u ondcrtusschen het kistje met ju-
weelen en het goud", raadde hij Marion.
„Dan zullen we gauw klaar zijn".
Toen zij de tweede maal terugkeerde
was, zei ze:
„Er zijn eigenlijk nog veel meer kostbare
dingen in huis. Waarom zouden we niet
zooveel mogelijk begraven?"
„Natuurlijk", meende Saxon. „Alles, wat
u achterlaat, wordt gestolen. Wij zullen
het gat dieper rnaken. Ik zal met u naar
boven gaan en u helpen dragen".
„Er zijn nog vorken, lepels, vaatwerk en
tal van andere dingen."
Samen keerde zij naar de bovenverdie
pingen terug.
Zij opende een groote nieuwe kast in
Renaissance-stijl, zooals ze nog maar kort
in de mode waren en haalde er gouden
vaatwerk, een voltallig zilveren tafelser
vies uit met schalen, borden en bakken.
Vervolgens kwamen er gouden en zilveren
kannen, bekers en kelken te voorschijn.
„Hier had ik al veel ingedaan, met het
oog op de belegering", verklaarde Marion.
Zij pakte alles in fijnen linnen lakens
en zei: „Zonde van het mooie weefsel,
maar het zou toch vernield worden. Zij
bonden touwen om de pakken en brachten;
aLles ta het gewelt si
Weer gingen zij naar boven. Nu was de
beurt aan prachtige luchters en kande
laars, aan voorwerpen, die dienden tot ver
siering der vertrekken, alles van edel me
taal. Er was een ridder van gedegen goud,
ingelegd met edelsteenen cn een groot zil
veren schip met volle zeilen en hoog op
staande achtersteven.
Daarna kwamen uit kisten en kastert
nog vele prachtige lijfsieraden te voorschijn
gespen, kettingen, hangers, armbanden en
horloges, zelfs eenige Neurenbergcr eieren
en aigrettes van goed, versierd met edel
steenen en emaille.
Alles werd naar den kelder gebracht en
vele malen hadden zij den tocht gemaakt*
vóór Marion zeide:
„Nu geloof ik, dat wij het huis vrijwel
leeggeplunderd hebben. Veel zullen de roo-
vers niet meer vinden."
Het gegraven gat bleek veel te klein om.
alles te bevatten en Saxon moest opnieuw
aan het werk. Zorgvuldig plaatste hij stuk
voor stuk in de groeve, die zoo diep gewor
den was, dat hij er in moest staan om alle
kostbaarheden te kunnen bergen
„Daar ligt een groot vermogen", schatte
hij. „Een zoo onmetelijk fortuin, dat de
verleiding voor velen te groot zou blijken.
Neemt u wat goud mede", raadde hij haar<
„U kunt het noodig hebben''.
Marion keek op en aarzelde.
„ITet is geen diefstal, het behoort uw
oom, maar zonder ons
„En u?" viel ze hem in de rede.
Saxon las den twijfel in haar blik. Twij
fel? Neen, hij vergiste zich niet: wantrou
wen.
- L(Wordt vervolgd^,