^Ol\dciÖsblct
DE SPORT EN DE VROUWEN
ARTIFORT
FAUTEUILS
alleenverkoop
Firma J.W. van ACHTERBERGH
meubileering westsikge110-13
GELIJKSCHAKELING"
MET GEVAREN
LETTERKUNDIGE KRONIEK
HERFST OP HET EILAND
Nieuwe Uitgaven
„DE PAPAVER"
HET SPECIAALHUIS VOOR
HANDWERKEN.
Nieuwe haak. en brei-
boekjes voor Dames, Hee-
ren- en Kinderklecding.
Vele nieuwe soorten wol
Probeert U eens onzo
PAPAVER WOL. Apar
te kleuren - Verschillende
diktes Alleen de betere
kwaliteiten.
Dagelijks ontvangen we
de nieuwste handwerken
voor St Nicola as.
Beziet onze étalage en
kom zonder eenige ver
plichting ook eens binnen
kijken naar de vele in
onze toonkamer aanwezige
handwerken.
Utrechtscheweg 85. TeL 15.
LH".'*»
10 JAAR
GARANTIE
Er wordt hoe langer hoe meer,
en te veel, op de toppresta:
ties gelet
Overdrijving, tot schade van het
vrouwenideaal
De aandacht der geheels wereld is op
dit onderwerp gevestigd door het drama
tisch ongeval van een jonge vrouw, die
het duurreoord voor een verblijf in het wa
ter, daartoe door haar omgeving, tot zelfs
haar eigen moeder toe, aangemoedigd, wil
de verbeteren en haar succes met den dood
moest bekoopen.
Bij de behandeling van dit onderwerp
dringen zich twee vragen op den voor/rond.
Eerstens de beteekenis van spurt in het
algemeen, zoowel van vrouwen als van
mannen. In de tweede plaats tot hoever
op sportgebied de vrouw met den man ge
lijk gestald mag worden.
Hoewel ik reeds vroeger over sport heb
geschreven, meen ik goed te ioen, er hier
nog eens op te wijzen, dat de sport is
voortgekomen uit wat men vroeger gym
nastiek noemde en nu nog het best kan
worden uitgedrukt door algemeene li
chaamsopvoeding. Systematische oefenirfg
der verschillende lichaamsdeelen kan niet
anders dan aan vorm en functie der spie
ren, gewrichten en andere organen ten
goade komen. Het meest opvallend blijkt dit
wel bij de 6pieren, die door regelmatig ge
bruik in omvang en kracht toenemen. Voor
het beenderstalsel geldt hetzelfde, alleen
valt het den leek niet zoo sterk op als de
uitpuilende biceps. Ook de inwendige or
ganen, het bloed vaat- en zenuwstelsel, on
dervinden van gepaste lichaamsoefeningen
een -gunstigen invloed. Langen tijd, in de
dagen van vader Jahn, werd dit nut wel
degelijk ingezien, doch men beperkte zich
te veel tot schoolsche oefeningen, die on
willekeurig een kiem van ve-vcling in zich
dragen.
Wel werd langzamerhand aan het sp?l
een steeds grootero plaats ingeruimd,
maar dit kwam iets te laat. De factor van
den wedstrijd had zich van vele gymnas-
tiekbeoefenaren meester gemaakt en er ont
waakte een streven, ook in de zuivere
gymnastiek, om elkander de loef af te ste
ken .Klassikale oefeningen bereiken spoe
dig een grens, waarboven niet alle* leerliiï-
gen vermogen te gaan. De uitblinkers wil
len echter steeds verder en zoo ontstond in
gymnastische kringen reeds een soort sport,
zooals de reuzenzwaai, die wel nimmer in
het bereik van den gemiddelden klasse-
leerling zal vallen. Daarbij kwamen de ver
schillende spelen, cricket, voetbal en tal
rijke meer, die voor de jonge menschen
veel aantrekkelijks hadden.
Ten slotte is een strenge scheiding, tus-
schen gymnastiek en sport gfheel verdoe
zeld. Op zich zelf is dit niet kwaad. De
meeste spelen bevatten veel, wat aan de
lichamelijke opvoeding ten goede kan ko
men. Er dient echter maat -gehouden te
worden. Vooral bij wedstrijden. Wedstrij
den in het algemeen verdienen geen afkeu
ring. Maar uit geneeskundig oogpunt kan
niet goedgekeurd worden, dat hoe langer
hoe meer op de zoogenaamde toppraesta-
ties -gelet wordt Daarbij moet, zooals de
term luidt, alles er uit gehaald worden wat
er in zit. En dit is een z?er gevaarlijk
standpunt, omdat het maar al te vaak ge
beurt, dat beproefd wordt er nog meer
uit te halen dan er werkelijk in zit.
Vermoeidheid is op zich zelf geen kwaad.
Integendeel, als men binnen bepaalde gren
zen vermoeid wordt, dan is een behoorlijke
rust voldoende om elk nadeel uit te slui
ten. Anders is het met over vermoeidheid,
die zeer nadeelige gevolgen kan hebben, al
bemerkt men de werkelijk veroorzaakte
schade niet onmiddellijk zooals bij het on
geval, waarmee ik mijn brief begon. Fei
telijk is het echter niet anders dan in zoo
talrijke gevallen, welke ieder kan waarne
men die sportwedstrijden bijwoont.
Bij de Olympischo spelen in Amsterdam
kon men zien, hoe meer dan één hardloo-
par bij het einde ven zijn course geheel
uitgeput neerviel. Bij zwemwedstrijden heb
ik bijgewoond, dat jonge vrouwen bewus
teloos ineenzakten en dat het eenigen tijd
duurde voordat zij weer bijgebracht konden
worden. Kon voor dezen misschien aange
voerd worden, dat zij nog niet voldoande
getraind waren, zeker 'geldt dit niet voor
de deelnemers aan de Olympische spelen.
Nu beweert men wel, dat van nadeelige ge
volgen nimmer iets gehoord wordt. Maaï
niamand zal durven volhouden, dat derge
lijke inzinkingen in alle gevallen doodon
schuldig zijn en dat men name het hart er
op den duur geen nadeelen var. zal onder
vinden. Voor zoover ik weet, i.^ nog nooit
een systematisch onderzoek ingesteld naai
de kampioenen, eenigen tiji nadat hun na
men niet meer op de lijsten der deelnemers
voorkomen.
Het boven in het algemeen gezegde geldt
in nog sterkere mate voor de vrouw. Het
valt nu eenmaal niet to loochenen, dat de
man en de vrouw in velerlei opzicht ver
schillen. Er moge een neiging bestaan om
de beide 'geslachten „gelijk te schakelen",
zooals men dat tegenwoordig noemt, het
feit blijft bestaan, dat zij niet gelijk zijn
Let maar op hun praastaties. Ons land is
vol trots over de superieure zwemsters,
welke, vooral in Rotterdam als een pheno-
meen zijn te voorschijn gekomen. Maq.r
niettegenstaande de zeldzame resultaten,
door haar bahaald, blijven zij toch altijd
beneden die van de beste van wedstrijden
door mannen. En als- daarop eens een en
kele uitzondering voorkomt, don bewijst
dat nog niets, omdat onze mannelijke zwem
mers op de internationale lijst lang zoo
hoog niat staan aangeschreven als onze
zwemstertjes.
In de „N R. Cf' van 20 Augustus 1933
is een artikel opgenomen „De athletiek en
de vrouw Daarin wordt na een zeer le
zenswaard geschiedkundig overzicht, bijv.
van de athletiek der vrouwen bij de oude
Grieken, een goedkeurende beschouwing
ten beste gegeven. Alleen geeft de slotzin
te denken- „Zij, die echter het beginsel:
een goede geest in een gezond lichaam hul
digen, zullen een niet overdreven
athletiekbaoefening door vrouwen slechts
kunnen toejuichen". Ik zou aan den schrij
ver de vraag willen stellen hoe hij zich die
niet overdreven beoefening voorstelt, indien
de wedstrijden op het programma blijven
staan, zelfs met de door hem aangegeven
beperkingen, zooals het vervallen van 800
Meter loopen Bij het artikel vindt men een
afbeelding van de gelaatsuitdrukking van
twee dames aan het eind van een loop van
100 yards. De schrijver zegt terecht, dat men
in die gespannen trekkan het. ideaal der
vrouw, wat schoonheid en lieftalligheid be
treft, vergeefs zal zoeken, al geeft hij als
tegenhanger ook een lieflijker beeld van een
hordenloopster.
Het is natuurlijk mogelijk, dat ook waar
het op aan komt, door persoonlijke top-
praastaties van kracht de overwinning te
behalen, enkele vrouwen tot mededinging
in staat zijn, maar dat zijn en blijven uit
zonderingen, niet in overeenstemming met
het beeld, dat men gewoon is, zich van
een vrouwelijk mcnschenkind te vormen.
Er blijven overigens gmoeg takken van
sport over, dia zeker voor de vrouw ge
schikt zijn, zooals figuurzwemmen, tennis,
korfbal, stijlroeien.
Ten slotte wensch ik er nog aan te her
inneren, dat het voor hem of haar, die
eenige tak van sport beoefenen wil, zeer
ge wensch t is, zich vooraf geneeskundig te
laten onderzoeken. Tot dit doel zijn overal
den lande bureaux voor sportkeuring
gevestigd en verschillende vereenigingen
op sportgebied hebben reeds bepalingen ge
maakt, dat voor het lidmaatschap een be
wijs van goedkeuring door een bureau ver
plicht ls.
II. A. S.
V
„Het Straatied", door D. Wou
ters en dr. .T. Moorman.
(L'ltg. Mij. Holland, Amsterdam
1933).
Iedere volksbeweging en iedere volksher-
leving behoeft de voeding eener volksche
gezindheid. Men kan duizend beloften doen
en duizend leuzen aanheffen, indien men
zich niet aansluit bij het.gevoelsleven van
het volk, komt men bedrogen uit. Collec
tieve geestdrift is niet te wekken, zonder
dat men de menigte in de gelegenheid stelt,
haar eigen zielclcven terug te vinden en
actief te openbaren.
De groote ramp van onzen tijd is, dat die
actieve openbaring van de volksziel door
den voortgang der techniek wordt ge
smoord. Datgene, waarin de eenvoudige (die
wij allen zijn, op onze beurt) zich vermeit,
wanneer hij een oogenblik vrij wil zijn
van de dagelijksche zorgen, is niet meer,
wat voortkomt uit eigen zieleleven, maar
wat hem voorgezet wordt door den radio,
de bioscoop, het cabaret. Er is een uniforme
genieting van het romantische ontstaan,
die op haar beurt de oorzaak vormt van
den dood der volksoorspronkelijkhcid.
Wie deze dihgen overdenkt, gaat het be
grijpen dat er verwijdering is ontstaan tus-
schen dc twee machten, die niettemin uit
elkaar zijn voortgekomen: het volk en de
literatuur. De oorsprong der literatuur is
volks-uiting, niet: individueelc uiting. Maar
gaandeweg trok de literatuur zich terug in
haar ivoren toren, terwijl het volk zich
kwam te vergenoegen met het surrogaat,
dat dc vermaaksindustrie bood. De lite
ratuur werd subtiel, het amusement vul
gair. van ecne kunst, «lie opgenomen is in
het leven der volksgemeenschap, en aldus
een synthetische waarde vertegenwoordigt,
was hoe langer zoo minder sprake.
Herziening van aesthetischc waarden is
niet meer te denken buiten eene algemeene
lcvcrisherziening, omgekeerd zal dc alge
meene levensherziening, waartoe de nood
der tijden ons dringt, vanzelf het probleem
der schoonheid plaatsen in een geheel
nieuw licht.
Wie meent, dat dc barre toekomst die
voor ons uit ligt zonder kunst zal zijn, ver
gist zich. Integendeel: de bekommernis die
ons te wachten staat, zal de kunst zuive
ren en afleiden van hare zelfbespiegeling.
En dc geheele geschiedenis is daar, om te
bewijzen) dat de romantiek, die in perioden
van lioogconjucluur verschrompelt tot
psychologismc en gemanierdheid, wild op
bloeit in perioden van ontbering en ver
bijstering.
Komende tijden werpen hun schaduwen
vooruit. liet is allermerkwaardigst om te
zien, hoe onze' Xcdertaridsche poëzie, die
grootendcels buiten cqntact met het volks
leven in eenzame breinen ontstond, uit
zichzelf van de uiterste ingewikkeldheid,
die bijvoorbeeld het vers van van dc
Woestijne kenmerkte, naar hoe langer zoo
kinderlijker vormen den weg zocht. De
„Kinderkruistocht" van Martinus Nijhoff is
al algemeen begrijpelijk, in Maria Lecina
vinden wij een bewuste poging van Weru-
mes Buning, cm zich op het volks vers te
inspireeren, en zoo waar, de dichter du Per
ron kiest als motief den moord tc Raams-
donk, hetzelfde feit, dat verschillende
Kleppermans-dichters aan het rijmelen ge
bracht heeft, wier poëtische proeven voor
komen in het bock, dat wij heden be
spreken.
Een wederzijdschc toenadering tusschen
volk en dichter valt te voorspellen. Een
behoefte bij dc menigte, om zich wederom
uit te leven in eene eigene romantie'k, een
neiging bij den dichter, om terug te kee-
ren tot dien eenvoud, welke hem voor dc
menigte begrijpelijk maakt.
Maar het herstel der verhouding tusschen
dichter en volk is zoo eenvoudig niet, als
men het zich gaarne zou voorstellen. Nie
mand mag ooit vergeten, dat wie tot de
massa komt, rekening heeft te houden met
een samenstel van collectieve ervaringen en
tradities, met eene werkelijkheid, die zich,
juist wijl de dichter zich in de afgeloopen
vijftig jaren van het volk verwijderd heeft
gehouden, in dichterlijke armoede en onbe
holpenheid openbaart Er is een bijna niet
uit te meten afstand tusschen den middcl-
eeuwschcn troubadour en den werklooze
van onze dagen, die ons zijn kreupelrijm
in de bus stopt, om er een paar centen mee
tc verdienen voor een boterham. Toch zijn
de fijnzinnige Middelccuwsche minnezan
gers, over wier kunst thans dissertaties
worden geschreven, en de hongerig-rijme-
lcnde werklooze, wiens product slechts
medelijden wekt en gcenerlei bewondering,
tegenover den zich zijner waardigheid be-
wusten, zelfgenoegzamen en wcreldverstor-
ven beroepsliterator: kinderen van één ge
slacht. En het is niet uitgesloten, dat het
nieuwjaarsgedicht van dc Stadsreiniging,
gesteld dat dit herboren kon worden on
danks de automatiseering van ons vuil-ver-
voer, nog eenmaal een schoonheid kan ver
krijgen, die het verhief tot werkelijke lite
ratuur.
Doch wij behoeven ons bij dit voorshands
onwaarschijnlijke geval niet op te houden.
Er zijn genoeg bedrijven en beroepen, er
zijn genoeg vormen van samenleving, waar
aan de volkspoëzie opnieuw kan ontsprin
gen als een klaterende fontein, een volks
poëzie, die op haar beurt den individueelen
dichter kan bezielen.
Literatuurwetenschap is eigenlijk een tak
van de sociologie. Men kan do literatuur
niet kennen en hare kansen niet berekenen,
zonder dat men de reeks van collectieve
ervaringen en tradities bestudeerd heeft,
waarlangs het volk zich heeft ontwikkeld
op zijn eigen wijze. Men moet ook den moed
hebben, door te dringen in de geleidelijke
verarming van de volks-uiting. Aan den
anderen kant geeft de studie, juist van de
openbaringen van het allerprimitiefste en
gebrekkigst aan den dag tredende volksge
voel, een niet genoeg tc waardceren kijk op
de grondstof, waaruit het eigen volkska
rakter is geboetseerd. Kent men het volks
karakter, dan kent men de voorwaarde,
waaronder het volkseigene opnieuw zich
kan ontwikkelen tot schoonheid.
In deze enkele volzinnen meencn wij de
bedoeling te hebben gekenschetst van het
voortreffelijke werk, dat de lieeren D. Wou
ters en dr. J. Moormann, voor ons hebben
verricht, die een verzameling publiceerden
van Nedcrlandsche straatliederen, die wer
den gezongen of op andere wijze door
drongen tot dc menschen, gedurende hon
derd vijftig jaar.
De taak, welke de beide auteurs zich stel
den, die een vernuftig essay aan hunne
verzameling deden voorafgaan, waarin het
vraagstuk van het volkslied volledig is be
keken, was: te komen tot de vaststelling
van het kenmerkende in het Nederlandsche
straatlied. Zij zijn daarbij stelselmatig te
werk gegaan. Zij hebben hun stof, resultaat
van onvergelijkelijken speurzin en onver-
gelijkelijken ijver, in zeven groepen onder
verdeeld: Liefde- en minneliederen, histo
rische liederen, oorlogsliederen, sociale lie
deren, godsdienstige liederen, burleske en
sentimcntecle liederen, romancen en bal
laden. En zij hebben zich niet beperkt tot
algemeene beschouwingen, doch hebben
ieder dor afzonderlijke groepen nog in een
afzonderlijke beschouwing gekenschetst.
Dc conclusies, dio zij trekken uit hun
naarstige en gewetensvollo studie, zijn al
lermerkwaardigst. Het blijkt, dat ons volk,
ondanks zijn wijd-befaamde nuchterheid,
volstrekt niet afkeerig is van sentimentali
teit. Het blijkt aan den anderen kant, dat er
hier steeds geleefd heeft, en altijd nog leeft
een meewarigheid, een begaan zijn met
het lot van ongelukkigen en verdrukten.
Het blijkt ook, dat de historische gedich
ten, welke de schrijvers voor zoover dat
mogelijk was, gecontroleerd hebben aan al
gemeen-bekende feiten, van een waarheids
zin getuigen, die ze als geschiedbronnen
van belang doen zijn. Nuchterheid en boert
spreekt uit dc wijze, waarop de verzen over
misdaden behandeld worden, altijd ietwat
cynisch en komisch. En zonder twijfel
spreekt ook de zedigheid van ons volk uit
de omstandigheid, dat dc veelvuldige
poëzie over minne-zaken zelden of nooit
scrabreus is.
Ten slotte is van belang, hetgeen de
schrijvers ons rneedeelcn omtrent het ont
staan der meeste liederen. Het collectieve
lied is meestal niet collectief ontstaan,
maar meestal van één individu afkomstig,
terwijl dc menigte het dan overnam. Ons
individualismo?
Wij deden een greep uit dc interessante
beschouwingen, die de auteurs aan hunne
zeldzame collectie toevoegden. Maar wij
hopen, dat die enkele opmerkingen omtrent
ons volkskarakter, waartoe hun langdurige
studie hen in staat stelde, onze lezers er
van hebben overtuigd, dat de heeren Wou
ters en Moormann ons een werk hebben ge
geven, dat grooter beteekenis heeft voor
onze letterkunde en algemeene volks-cul-
tuur dan menige nieuw-verschenen roman.
Over de weiden, dc dorpen, de duinen
van het eiland zingt de herfstwind zijn
lied. De zomerzon heeft er geschenen dag
op dag, week op week in den stralcnden
zonnetijd, die achter ons ligt. Duizenden
hebben aan liet strand, in bosch en duin
vreugde rust, herstel van gezondheid, nieu
we kracht tot den arbeid gezocht. Maar nu
dc winden killer zijn geworden en de da
gen korter, is elk weer naar zijn eigen huis
en woonplaats vertrokken en het eiland is
weer met zich zelf alleen, met zijn stille
rustige, stoere menschen, zijn vogels, zijn
wijde vergezichten en hooge wolkenhemels,
zijn lied van de zee langs de stranden en
wadden, zijn herfstzang over de velden.
I)c zomerhuisjes langs den Hollumer
hadweg staan leeg; de duinen en stranden
zijn eenzaam geworden. Het leven der
menschen heeft zich weer teruggetrokken
naar dc dorpen, die aan den voet van hoo
ge torens daar liggen sinds eeuwen met
hun boomrijke straten en zandwegen, hun
roode daken, hun oude verweerde gevels,
die vaak in hun muurankers het jaar van
hun stichting dragen. Karakteristiek in
hooge mate zijn deze typische oud-Amelan
der gevels, waarvan er nog heel vele zijn,
al bleven in later jaren oude bouwtradi-
ties niet gehandhaafd, zoodat ook hier als
overal elders de eenheid van bouwstijl niet
bewaard bleef en het architectonische
dorpskaraktcr schade leed. Maar de schade
is toch, in elk geval in Hollum en Ballum,
vrij gering. Wat zijn over 't algemeen de
straten en zandwegen aan alle kanten vol
schilderachtige hoekjes van oude verweer
de gevels, van kleurige tuintjes vol dah
lia's, van stille intieme sfeer, die hangt om
menschen en dingen.
Hoe mooi ligt het eiland daar dadelijk
al, als het langzaam naderkomt bij de
bootreis van Holwerd uit, met rechts do
hooge wilde duinen van het Oerd, waar
ook al een roodgedakt theehuis de onbe
dorven eenzaamheid breekt, met in het
midden den hoogen toren, den molen, de
roode daken van Nes en Buren, met links
opdoemend uit de nevelen de dorpssilhou
etten van Ballum en Hollum en den hoo
gen vuurtoren aan den Westelijken duin
kant.
Het reisje is op zoo'n zonnigen herfstdag
in September nog vol bekoring, onder den
hoogen prachtig bewolkten hemel, waaruit
van achter de witte wolkgevaarten van
daan, telkens weer het gulle, koesterende
zonlicht breekt, over de rustig golvende
Waddenzee met groene, blauwe, grijze tin
ten en schakeeringen, met de dorpstorens
van de Fricsche kust scherp afstekend te
gen den hemel achter den dijk, met de be
koring van schepen, volgels, meenwen
aalscholvers, die overvliegen of op de ba
kens hier en daar rusten. Nu is het een
rustig, veilig idyllisch reisje, maar 't kan
hier ook stormen en razen en op het eiland
hooren wij de verhalen van nachten, door
gebracht op het Wad, als de veerboot vast
raakte op de ondiepten bij feilen Zuid-Oos
ten wind of als de vorst inviel en de
vaart werd gestremd.
Bij de aankomst op het eiland, vol druk
gewoel van zomergasten in voorbije weken
en maanden, rustig nu en kalm, is er di
rect de omvanging door de vredige sfeer
en den harlelijken, gullen geest van land
schap en bevolking. Het moet hier nu goed
zwerven zijn door de duinen in het oude,
ongerepte land, zooals het daar sinds eeu
wen ligt, en langs dc wijde blinkende
stranden, waarlangs de zee zijn zang van
stormen en stilten zingt, om hier te toeven
op zonnige, tintelend frissche najaarsda
gen en te speuren, tc zien, to luisteren
naar verschijning en lied van de trekkende
vogels, om hier de stemmen van stilte en
windzang, van vogels en bloemen, van
menschen en dingen tot zich te laten spre
ken. Wij waren er maar een kort oogen
blik ditmaal, maar lang genoeg toch om
opnieuw, na vele jaren, een indruk tc krij
gen van het Waddeneiland, dat omruischt
van wind en omspoeld door wijde wateren
ook in den herfst aan 't eigen volk vooral
en aan den enkelen schaarschcn bezoeker
iets van de schoonheid der schepping
openbaart.
A. L. B.
Tijdschrift voor Parapsychologie.
Juli-nummer, waarin opgenomen
is het Proefschrift van Dr. W.
H. C. Tenhaeff. Ui tg. Emil Wcge-
lin te Bussum.
„Paragnosie en Einfu-ahlen".
De studie van het Occultisme als weten
schap wordt sinds korten tijd pas erkend
en gedoceerd onder den naam Parapsycho
logie. Als zoodanig staat zij nog ln een
beginstadium.
Door alle tijden haen, heeft men de gren
zen van het zintuigclijk waarneembare
trachten tc overschrijden door concentra
tie (Indié). Ook waren er verscheideno
personen die deze gaven aangaboren had
den, vooral in de middeleeuwen werden
deze eigenschappen vee' waargenomen en
ook helaas uitgegroeid, als zijnd a tegen
de Kerk en uit den booze. Dit alles nam
niet weg, dat vele geleerden, waaronder
van grooten naam, serieuze onderzoekingen
hebben gedaan in hun laboratoria en daar
proeven namen met de zoogenaamde sen-
sitievcn, omdat zij heel goed voelden, niet
zoo zonder meer deze uitingen van het
mcnsohelijke bewustzijn te kunnen nagee-
ren.
Door do beperkte eigenschappen van on
ze zintuigen zijn ook onze waarnemingen
aan beperking onderhevig. Er zijn echter
personen, die een minder beperkt waarne
mingsvermogen hebben, zoodat ook hun
grenzen van waarneming naar een uitge
breider gebied verlegd werden.
Een der pioniers op dit gebied van onder
zoek is Dr. Tenhaeff, die reeds »n ons land
een bekendheid heeft verworven door zijn
lezingen op dit gebied v>oi verschillende
afdeelingcn dar Volksuniversiteit en ande
re vereenigingen. In deze dissertatie heeft
hij gegevens van verschillende proefnemin
gen vcrzamald, waaruit wij de groote ver
scheidenheid van de occulte verschijnselen
kunnen opmaken. Dat over dit onderwerp
een groote litteratuur bestaat, bewijzen zijn
verwijzingen naar de verschillende w arken.
E. S.