HET SPANJE VAN HEDEN
BEZOEKT ONZE
TENTOONSTELLING
VACANT
35000 KERKEN EN
KAPELLEN
LETTERKUNDIGE KRONIEK
VARIA UIT DE VOGEL
WERELD
„DE PAPAVER"
HET SPECIAAL HUIS VOOR
HANDWERKEN
van de nieuwste handwerken
welke gehouden wordt van
1 TOT 15 NOVEMBER A.S.
Utrcchtscheweg 85 Tel. 15
SPAANSCHE MOZAÏEK
door Dr. OTTO RON ART.
II.
In Spanje zijn tegen de 35.000 kerken en
kapellen. Daar Spanje ongeveer 21 millioen
inwoners telt, komt dus op iedere 500 inwo
ners een kerk of kapel voor. Is dat veel'?
Is dat weinig? Daar is over te twisten. De
Spanjaarden hebben dat in April 1931 en
ook daarna grondig gedaan. Bewijs hiervoor
zijn de vele verwoesto of beschadigde ker
ken die overal in het land voorkomen. Naast
het konings-slot van Madrid staat het fun
dament van de cathedraal der „Nuestra de
la Almudena". Volgens den wensch van den
markies de Cuba zou zij een van de mooiste
en rijkste kerken van Spanje worden. Jaren
lang werd er aan gewerkt. Sedert April 1931
ligt de arbeid stil. Zal die ooit weer begon
nen worden? De beslissing hangt daarvan af,
wie de bewoner van het aangrenzende paleis
is: wanneer er ooit weer een koning zijn zal
dan zal ook de wensch van den markies de
Cuba in vervulling gaan en de Cathedraal
een der mooiste en rijkste kerken van Spanje
worden.
De meeste verwoeste kerken en kloosters
zijn in Andalusië. De Castiliaan houdt van
het groote woord, de Cataloniër van de groo-
te geste, de Andalusicr echter van de daad.
Nergens zijn er zooveel stakingen als in An
dalusië, nergens woedt zoo het politieke ge
schermutsel, dat dagelijks nieuwe offers
eischt, nergens is men zoo radicaal als in
deze provincie van Spanje, waar rijkdom en
armoede het scherpst contrasteeren. Maar in
Andalusië, waar de grootste en rijkste wijn
gaarden zijn, uit welke de beroemde Malaga-
en Jerezwijnen stammen, woedt ook de reac
tie. Hier in Sevilla heeft nog dezen zomer
generaal Berenguer de troepen verzameld,
waarmee hij naar Madrid wilde trekken om
de Republikeinsche Regeering omver te wer
pen. Maar de aanhang was gering en het
leger trouwer aan de regcering dan hij ge
dacht had. Generaal Berenguer verliet zich
te veel op de Guardia Civil, het door Alfonso
XIII opgerichte élite-corps, welks comman
dant Berenguer was. Bovendien kwamen de
Andalusische arbeiders in verzet en zoo was
de Republiek weer eens gered.
In Madrid beraadslaagt de Cortez, het
Spaansche parlement. Zij beraadslagen reeds
een jaar, dagen en nachten lang. Zij doen
zeer veel werk en vaardigen honderden nieu
we wetten uit. In Madrid vertelt men elkaar
de anecdote van Don Royo Villa Nova, die,
evenals vele andere afgevaardigden door den
inspannenden arbeid en de groote hitte over
vermoeid af en toe gedurende de beraadsla
gingen in slaap viel. Dat was natuurlijk zeer
gênant en mocht niet voorkomen. Óp een
goeden dag verscheen hij met een grooten
zwarten bril tot verwondering der andere af
gevaardigden. De verbazing werd nog groo-
tcr, toen eenige dagen later ook andere afge
vaardigden met zwarte brillen verschenen.
Het raadsel werd helaas slechts al te snel
ontdekt: Don Antonio en de anderen had
den de brillen gebruikt, om achter de zwarte
glazen ongestoord een dutje te doen!
Een der onderwerpen, waarover het langst
beraadslaagd werd, was het Catalonische
statuut. Dat bevat de regeling van de ver
houding tusschen de Catalonische provincies
met Barcelona als hoofdstad en het overige
Spanje. De Cataloniërs, die hun onafhan
kelijkheid boven alles stellen en zich reeds
door hun taal, die aan 't Fransche Proven
caalschc dialect verwant is, van de Casti
lianen onderscheden; konden zich nooit rnct
den Spaanschen eenheidsstaat tevreden stel
len. Onder het koninkrijk kwam het herhaal
delijk tot bloedige botsingen, ja een der
hoofdoorzaken van de revolutionnaire bewe
ging, die tot de April-omwcnteling leidde,
was het streven der Cataloniërs naar onaf
hankelijkheid. En van den eersten dag af,
dat de republikeinsche vlag geheschen werd,
verkondigde de leider der Cataloniërs, kolo
nel Macia, de onafhankelijkheid van Cata
Ionië. Slechts met de grootste moeite gelukte
het de scheiding der beide deelen van hei
Iberische Schiereiland te voorkomen en het
resultaat der conferenties was het z.g. Cata
lonische Statuut, dat in den zomer van dil
jaar tot stand kwam. Maar nog zijn de ge
moederen niet gekalmeerd. Den Cataloniërs
biedt het te weinig, zij verlangen vóór alles
een eigen leger; den Casti lianen gaat het te
ver, zij zien daarin het begin der ontbin
ding van he^ K'jk. Het Catalonische pro
bleem zal den Spaanschen politici nog me
nige harde noot te kraken geven.
De nieuwe constitutie geeft het land de
grootst mogelijke democratie. Het Spaansche
volk, dat in den koningstijd slechts geringen
invloed op de politiek en het bestuur van
het land kon uitoefenen, heeft thans de mo
gelijkhe'd gekregen zichzelf te regecrcn
Doch de allergrootste rechten en vrijheden
zijn waardelooze dingen in de hand van den-
gene die ze niet weet te gebruiken. De Span
jaarden moeten nog de school der politiek
doorloopen, voordat zij zoover zijn, dat zij
de waarde van de rechten beseffen, die zij
door de April-revolutie hebben verworven
Ondertusschen berust het lot van Spanje bij
eenige zeer ervaren politici, die reeds onder
den koning als zijn ministers en ambtcna
ren een zekere invloed hadden en dio nu
moeten bewijzen, dat zij niet slechts in naam
der konings, doch ook als functionarissen
van het volk weten te regecrcn. Een groot I
deel van hun tijd moesten zij tot op heden
wijden aan de bescherming en de vestiging
der Republiek, die van vele zijden van bin
nen en van buiten aangevallen werd.
Bovendien hebben zij reeds veel gepres
teerd voor de politieke en cultureele ontwik
keling van het volk, speciaal door de oprich
ting van vele goede scholen. Véél werd ook
voor de emancipatie van de vrouw gedaan.
Het lot van de Spaansche is merkwaardig
Zooals in vele Spaansche dingen, is het het
contrastecrende, dat voor alles opvalt: poli
tick is de vrouw sedert de revolutie gecman
cipeerd. Waarvoor de Engelsche vrouwen ja
renlang heftigen strijd moesten voeren, dat
de Fram;aises nog altijd niet bereikt hebben,
dat viel de Spaansche vrouwen zonder dat
zij er iets voor deden als rijpe vrucht in den
schoot. Zij kunnen kiezen en gekozen wor
den. Zij kunnen alle openbare ambten bc-
kleeden. De eerste minister van Onderwijs
na de revolutie Was een vrouw. Er zijn vrou
welijke rechters en advocaten. De vrouw is
politiek vrij en voor de wet, ook in haar so
ciale positie, den man volkomen gelijkwaar
dig. Maar als lid van het gezin, als cchtge-
noote, in haar privé-belangen is niets ver
anderd, de Spaansche vrouw leidt afge
zien van eenige uitzonderingen in het gezin
het leven van een slaaf. Men ziet haar zel
den alleen op straat, ook niet overdag. Op
het corso, dat zooals in alle Zuidelijke lan
den een van de gewichtigste gebeurtenissen
van den dag is, moet zij steeds onder ge
leide zijn.
Waaraan ligt deze middeleeuwsche positie
van de vrouw, die zoo scherp in tegenstel
ling is met haar politieke vrijheid? Voor het
grootste deel is zij er misschen zelf schul
dig aan. Er is na de revolutie nog te weinig
tijd verloopen, dan dat zij er zich reeds van
bewust zou kunnen zijn, wat deze vrijheid
beteekent Het ligt misschien ook aan den
Bet stadion Wembier krijgt een reusachtige sporthal, waarvan men hierboven de
maqnetU y
man, die het niettegenstaande alle Spaan
sche ridderlijkheid niet ongaarne ziet wan
neer de trouw hem dienstbaar is. Dat is hij
van oudsher gewend en zulk een aangena
me gewoonte geeft men niet zoo licht op.
Wie thans door Spanje reist moet aan een
huis denken, dat nog in aanbouw is. Het
huis schijnt volgens het ontwerp en de reeds
zichtbare contouren zeer fraai te worden. AI
leen zou het nog zeer veel tijd kosten voor
dat het klaar is. Misschien denkt de reizi
ger bij zichzelf, zou het praktischer geweest
zijn, zonder aan de edele bedoeling van
den bouwmeester tekort te willen doen
het huis niet zoo voornaam en hoog te con-
strucercn, maar eenvoudiger en doelmatiger.
Men ware dan eerder onder dak gekomen.
E tin terra, door J. W. F. Weru-
meus Buning. (Amsterdam, Em.
Quérido's U. M.)
Onder de boeken, die er in den laatsten
tijd zijn verschenen, is er weinig poëzie. Er
schijnt een windstilte te zijn gekomen over
de Ncderland6che dichtkunst, die, <?cnige
jaren geleden nog, het eigenlijk karakter
onzer literatuur bepaalde. Vinden onze
dichters niet meer den moed? Zij vinden de
stilte tusschen het rumoer der tijden, en zij
zoeken met hun wichelroede naar het ge
luk, tusschen de doodsche wereld van onze
aan een eeuwig verlangen ontgroeide cul
tuur.
Het is merkwaardig te zien, hoe J. W. F.
Werumeus Buning, na zijn Maria Lecina.
het lied dat in deze poëzielooze tijden een
groote mdssa veroverd heeft, thans met een
bundel komt. die rustig de levenswaarde
puurt uit gebieden die onaantastbaar zijn
voor de onrust en verdierlijking van den
tijd, dien wij belevén.^ËrT nog merkwaardi
ger i6 het, op te merkffn, bog deze verzen
niet psychische abstracties zijn, maar psy
chische ervaringen, door het leven geijkt.
Er ligt in dezen Wëruraeus Buning een
evenwicht van krachten. Zijn ongestoord
zoeken is naar het leven, zooals het zich be
weegt tusschen de polariteit van geluk en
smart; zijn pogen: de smart tot geluk te
veredelen. Al in het eerste vers, dat een
Epiloog wil vormen tot zijn In Memoriam.
wordt het geluksgevoel, dat ontstaat, wan
neer een mensch de smart in haar eeuwig-
heidsbeteekenis weet te aanschouwen, ons
openbaar.
Wie komt tot het inzicht van de betrek
kelijkheid van het individueel bestaan,
vindt het vermogen dat individueel bestaan
te zien in den glans der eeuwigheid.
„Dat oud verdriet kwam weer tot mij
Maar als een vreemde werd het mij
Menschen en sterren gaan voorbij,
Ook wij zijn maar een instrument
Dat telkens andrc wijzen kent,
Het lied zooal6 het mij nu klinkt
Is of het van Gods vreugde zingt.
En deze tranen langs mijn wang
Zijn als van oud6, maar niet meer bang,
Zij kwamen mij, en zie, zij gaan,
Voorbij als sterren gaan en maan
En iets verder komt de kern-beteekenis
van het gedicht tot. uiting, wanneer de dich
ter zegt-
„Gods licht is altijd overal,
Ik weet dat het nooit einden zal;
En ik weet hoe ik nu die jeugd
In tranen fonkelende vreugd
Geleerd heb uit bet duister leed."
De gedachte: „Geluk door smart" wordt
in de sonnettenreeks „Triomf van den
Dood" ontwikkeld tot de gedachte: „leven
door Dood" Liefde en dood zijn hetzelf
de, zoo luidt het motto, dat aan de sonnet
tenreeks ten geleide wordt gegeven. En de
dichter roept het lot ons uit, dat wij den
dood niet moeten vreczen, dat wij alle
klaagmuziek en klein verdriet moeten sta
ken, dat wij niet van 6laafschheid, maar
van eerbied moeten huiveren, bij het aan
schouwen van den engel van den dood.
Want wij moeen in alle gebeuren niet onze
eigen machteloosheid zien. maar God6 groo
te macht
Zoo komen wij dan, wanneer wij den
dood niet meer aanschouwen van onze klei
ne menschelijkheid uit, maar al6 een wis
selspel der eeuwigheid, tot een opnieuw
stemmen van het instrument onzer ziel.
dat in den dooden mensch het goddelijk le
ven gaat eeren. De grootheid van den dood
mag niet met droefheid worden geschaad.
Want wie den dood kent, heeft eerst de
vreugde gekend, en wie de wereld kent in
hare bitterheid en korten duur, weet iedere
zoetheid, ieder uur dubbel te proeven. Wij
zullen niet beducht zijn voor den dood. Wij
zullen van elk mensChelijk gelaat, dat stierf
in vrede en glans, den glimlach hebben te
herkennen, en dan zal er van den dood
niets resten dan triomf.
Japan levert lietsen voor... 3 dollar per stuk (wat natuurlijk alleen door honger*
locnen mogelijk is) aan de bewoners van de Zuidzec-eUanden. Zullen zij er geluk
kiger door worden??
„Speel don triomf: wie goed is heenge
gaan
Stierf in de armen van dien engel Gods
Met een gelaat dat naar den hemel
zweemt."
Deze poëzie gaat recht tegen den tijdgeest
in. Hier geen verzinken in ondergang, maar
een belijdenis van het blijvende, dat voor
ondergang onaantastbaar is. Het kosmischp
element verschijnt, als altijd, in do poëzie
van Werumeus Buning ook vjsueel óp den
voorgrond. Er is de immer wèderkee-
rende, wijdo spanning in deze verzen, de
visueele spanning, die in één strofe een ster
in verband brengt met een waterdroppel
Maar hot verschil tusschen de vroegere en
deze poëzie van dcnzelfden dichter is hier
in gelegen, dat het kosmische niet alleen
algemeen wordt begrepen en in de gevoels
sfeer benaderd, maar tot een reëele, wij
zouden haast schrijven didaktischc waarde
wordt. Dit is geen grijpen naar
eeuwigheidsgevoel, maar een weerspie
gelen van eeuwigheidsgevoel in een
tot daden rijpend mensch.
Waar de Werumeus Buning van „In Me
moriam" zwijgt, treedt de Werumeus Bu
ning van „Maria Lecina" op den voorgrond
In het gedicht, getiteld „Kapitein Jan van
Oordt", wordt iets als een naschrift op
Maria Lecina gegeven, een even hartstoch
telijk en zoet bekorend poëem.
Werumeus Buning keert in het tweede
gedeelte van zijn bundel tot kinderlijke pri
mitiviteit. Do „Rijmen" hebben bijna het
rhythme van wiegeliedjes.
„Tusschen Katrijp en Hargen
Sprong mijn hart op in mij,
Een helderen warmen morgen
In 't midden van de Mei.
Tusschen Katrijp en Hargen
Den lieven langen weg,
Onder een blauwen hemel
Langs een sneeuwwitte heg
Want achter Camp en Hargen
Daar hoort mon de Noordzee
Daar baadden wij dien morgen
Onsvan de zorgen vrij."
Het is het onvcrlioedsche, dat in derge
lijke gedichten een onweerstaanbare beko
ring wekt. Het episch motief ten dienste
van een lyrische bedoeling.
En zoo zijn wij met dezen nieuwen bun
del van Werumeus Buning weder zeer ge
lukkig. Het schaadt de poëzie van Neder
land niet, dat er maar zoo n enkel bundel
tje van dezen dichter verschijnt in dc paar
jaar, wanneer het zoo essentieel blijft en
zoo vol van een, op dc smart gewonnen, on
weerstaanbare verrukking.
Er was iets aandoenlijks in, toen wij, al
schrijvende over den jongen Werumeus Bu
ning, het doodsbericht van den ouden We
rumeus Buning ontvingen. De oude Weru
meus Buning, de schrijver van zeeverhalen,
was in onze letterkunde een heel andere
figuur dan zijn neef dc dichter. „Binnen en
Buiten Boord", „De Rooie", „Bootsman
Klabberdas", en een reeks van andere ver
halen in het genre van Justus van Maurik
geschreven, met een gemoedelijken Hol-
landschen humor, en waarin zijn eigen
langjarige ervaringen als zeeofficier en ont
dekker in verbeeldingen omzette. A. Weru
meus Buning i6 bijna 90 jaar geworden. Hij
behoorde tot eene reeds ver van ons aflig
gende generatie, maar was daarin een voor
aanstaande en populaire figuur.
Terwijl de vachtluizen zich met afval van
de opperhuid (huidschilvers, enz.) voeden
en de veeren aanvreten, zijn o a. de beide
vliegsoorten, die ik hier op het oog heb,
als bloedzuigsters ware kwelgeesten voor
die vogels, waarop ze parasiteeren. Het zijn:
de Gierzwaluw-1) en de Huiszwa 1 uw-para-
si et vlieg a); gemakshalve noem ik ze zoo,
daar ze geen Nederlandschen naam hebben;
men meene echter niet, dat de eenige para
sieten dier vogelsoorten zijn.
Eerstgenoemde is, ten opzichte van een
Gierzwaluw althans, betrekkelijk groot:
haar lichaamslengte toch bedraagt ruim 6
m.m.; zijn ze talrijk op een vogel aanwez'g,
dan laat zich gemakkelijk begrijpen in wel
ke mate hij van zijn gasten te lijden heeft.
In Juli 1930 vond men te Sandy (Bedfors-
hire, Engel.) een aantal stervende Gierzwa
luwen in den tuin van het huis, dat jaren
achtereen aan een kolonie dier vogels on
derdak verschafte; bij onderzoek bleek elke
vogel door een of meer der parasieten te
zijn aangetast. Zooals reeds door verschil
lende waarnemers meermalen werd opge
merkt, geven Gier-, zoowel als Huiszwa
luw-kolonies soms een opvallende vermin
dering in aantal te zien, vergeleken met
dat in het vorige jaar, hetgeen men ge
woonlijk maar „in kort geding" aan ingrij
pen van den mensch toeschrijft.
Het is echter zéér goed mogelijk, dat ln
dergelijke gevallen bovenbedoelde parasie
ten de schuldigen zijn. Terloops zij hierbij
vermeld, dat in het bloed van Gierzwalu
wen in Italië organismen (trypanosomen)
zijn gevonden, nauw verwant aan die, wel
ke in Tropisch Afrika slaapziekte bij den
mensch en de zgn. „nagana" bij huisdieren
veroorzaken en door Tsetsevliegen worden
overgebracht.
De mogelijkheid, dat de Gierzwaluw-pa-
rasietvlieg ecnigerlei ziekte op den mensch
zou overbrengen, zal wegens hoar levens
wijze wel uitgesloten zijn. Mochten er in-
tusschen-eens zulke vliegen door een of an
dere omstandigheid van hun natuurlijke
gastheeren losraken of uit de nesten, waar
in ze ook vaak in overvloed aanwezig zijn,
vallende, in onze woonkamers terecht, dan
kunnen ze wel degelijk dc bewoners aan
tasten. Zoo moet de Gierzwaluw-parasiet-
vlieg het in den zomer van 1918 te Leizig
verscheidene menschen 's nachts héél lastig
gemaakt hebben, en zou den meerdere ge
vallen van dergelijke aard bekend zijn.
Nauw verwant met de parasiet-vlieg van
de Gierzwaluw is die, welke men op de
Huiszwaluw of in haar nesten aantreft. In
verhouding tot dc grootte der respectieve
gastheeren is de Huiszwaluw-paras iet vlieg
in den regel aanzienlijk kleiner dan die
van de Gierzwaluw.
Merkwaardig is de voortplontingswijze
dezer vliegen. In plaats namelijk van eie
ren te leggen, zooals bij de meerderheid der
Tweevleugelige Insecten het geval is,
brengt het wijfje één volwassen larve voort,
die binnen het moeder-lichaam gevoed
wordt met een melkachtig vooht, dat door
twee klieren wordt afgescheiden. Het gc-
heele larve-leven wordt dus in het moeder
lichaam doorloopen. Het chiline-omhulsel
dezer aanvankelijk melkwit gekleurde lar
ve, die zich niet kan voortbewegen, wordt
hard en verandert in een glanzend zwarte
eivormige pop. Waarschijnlijk wordt de
larve door de moedervlieg tusschen de vee-
ren van den gastheer uitgestooten en rolt
de gladde pop later daaruit in het nest.
A. A. VAN PELT LECHENER.
Arnhem. November 1933.
Oxypterum pallidum Leach*
Stenopteryx hirundlnis L.