AMERSFOORTSCH DAGBLAD
DE WIJZIGING DER L.O.-WET
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct.
BETOOG TEGEN GOUDEN STANDAARD
FEUILLETON
Zaterdag 18 November 1933
32e Jaargang Na. 121
niet organisatorisch
doch incidenteel
TWEEDE BLAD
Kleedingm Ag azijn
UIT DE STAATSCOURANT
VAN PROF. Dr.G.M. VERRIJN
STUART
Het voorbeeld van Australië
VEILIGE HAVENS
Nota van wijziging in ver
band met de bezwaren
tegen art. IV.
Memorie van Antwoord van
Minister Marchant
Aan de Memorie van Antwoord in zake het
ontwerp tot wijziging van de wet van 30 De
cember 1932 tot wijzigig der L.O.-wet wordt
ontleend:
De toestand van 's lands financiën is zoo
danig, dat elke bezuiniging, die mogelijk is,
moet worden aangebracht. De bezuiniging,
door dit wetsvoorstel beoogd, doet aan liet
onderwijs niet een zoo belangrijke schade,
dat het mogelijk zou zijn, door minder scha
delijke maatregelen een voldoende inperking
van uitgavten te bereiken. Daarom zijn ook
deze maatregelen noodig.
De mogelijke bezuinigingsmaatregelen zijn
in het algemeen van tweeërlei aard: organi
sutorisch en incidenteel. Tot de tweede cate-
goric is dit wetsvoorstel te rekenen. Uit den
aard zijn dergelijke maatregelen van be
perkte strekking, maar zij zijn even onver
mijdelijk als organisatorische maatregelen
De zin voor de groote lijnen mogen derhalve
niet verlokken tot afwijzing van de incidrn-
toelc maatregelen, waarvan elke op zich zelf
„een povcren indruk maakt".
Het verschil is verder dit, dat het geven
van organisatorische maatregelen meer tijd
van voorbereiding eischt. Men ka*.i van een
bewindsman niet vergen, dat hij binnen een
half jaar na zijn optreden een stel wetsher
zieningen ter tafel brengt, welke de organi
satie van het onderwijs ingrijpend wijzigen.
De Kamer zal, voor zoover dit van hern af
hangt, gelegenheid hebben, in het eerste jaar
van dit parlementaire tijdvak zich daarmede
bezig te houden. Hij is echter voor de nood
zakelijkheid geplaatst, de onderwijsuitgaven
reeds voor het jaar 1934 belangrijk te ver
minderen. Hij kan van de voorstellen, welke
hij zal indienen, niet vooraf een résumé aan
de critick prijsgeven. De verdediging van
„liet nog aanhangige z.g.n. herzieningsont
werp" kan hij niet voor zijn rekening nenien,
cok niet „na indiening van een Nota van
Wijzigingen". De bezuinigende maatregelen,
daarin vervat, welke in de voorgenomen re
organisatie passen, moet hij dus in afzonder
lijke voorstellen neerleggen.
De minister moge nog eens herhalen voor
de leden, die met het oog op zijn vroeger
aangenomen houding de indiening van dit
voorstel niet hadden verwacht, dat de finan-
cieele toestand thans anders is dan toen.
Wat het ontwerp zelf betreft, zegt de mi
nister, dat een plotselinge sterke vermeerde
ring van het getal leerlingen kan worden
\oorkomen door den toelatingsleeftijd voor
de lagere scholen definitief op zes jaar te
stellen. De minister zal dit bevorderen Ilij
acht. geheel afgezien van de bezuinigings-
noodzaak, de grens van zes jaar boven die
van ö1/* jaar verkieslijk.
Een voorstel om de leerverplichting tot
zes jaren terug te brengen is van den minis
ter niet te verwachten.
Het verkorten van den overgangstermijn
van de wet van 30 December 1932 kan inden
daad voor enkele schoolbesturen tot moei
lijkheden aanleiding geven. Dit is een van
de redenen, welke den minister er toe heb
ben geleid thans voor te stellen het bepaalde
in art. I onder b. te wijzigen in dezen zin,
dat de bij het gewijzigde artikel 57 der L.O.-
wet ten aanzien van de scholen voor uitge
breid lager onderwijs gestelde hoogere
eisclien niet reeds op 1 Januari 1934 zullen
gelden, maar eerst na afloop van bet thans
loopende schooljaar. Een Nota van Wijziging
strekt hiertoe.
Wat betreft den termijn, gesteld in de slot
woorden van het tweede lid van art. 100 der
L.O.-wet is de minister met de leden, die
op verkorting daarvan aandrongen, van mee
mng, dat die termijn zonder bezwaar kan
worden teruggebracht tot een jaar. Het ont
werp is aangevuld met een daartoe strek
kend nieuw artikel V.
Tegen het toelaten van op wachtgeld ge
stelde onderwijzers als zg. kweekcling met
akte overeenkomstig art. 191 der L.O.-wet be
staat geen bezwaar. Die toelating mag ech
ter het aanvaarden van een nieuwe betrek
king als onderwijzer elders niet in den weg
staan
De tegen artikel IV van het ontwerp van
verschillende zijden geopperde grondwette
lijke en andere bezwaren heeft de minister
ernstig o\crwogen. Hij stelt er trouwens
prijs op te verklaren, dat hij er zich steeds
rekenschap van heeft gegeven, dat aan de
voorgestelde regeling bezwaren verbonden
vvcoen, maar dat hij na ernstig overleg tot
do overtuiging was gekomen, dat de voor
gestelde regeling voor de schoolbesturen
in het algemeen te aanvaarden zou zijn. Na
dere overweging van het in het Voorloopig
Verslag aangevoerde heeft hem intusschcn
aanleiding gegeven, hot verband met de
Commissie van Beroep los te laien en eon
gewijzigde regqjing voor te stellen. Hij heeft
daartoe tc eerder vrijheid kunnen vinden,
omdat de leden, die de bezwaren opperden,
op zich zelf, gezien den toestand van 's Lands
financiën, aan een voorstel, strekkende tot
eon snellere herplaatsing van wachtgelders
van het bijijzodcr oderwijs, zij het onder be
paalde voorwaarden, hun medewerking niet
willen onthouden. Dc thans bij N'oia van
Wijziging voorgestelde regeling eerbiedigt de
vrijheid van richting bij de benoeming van
onderwijzers en zal voorts naar analogie van
den maatregel, welke voor het openbaar on
derwijs geldt, slechts tot 1 Januari 1937 van
kracht blijven. Mochten uit deze regeling
andere moeilijkheden voortvloeien, zooals
ten aanzien van de scholen, welker leer
krachten tot bepaalde congregaties behoo-
rcii, onder zekere omstandigheden het geval
kan zijn, dan biedt de ontheffingsmogelijk
heid op grond van gewichtige redenen, aan
het slot van 't vierde lid van art. 97 bedoeld,
vol'doende gelegenheid om daaraan tegemoet
t.e komen.
Tot het uitsluiten van de bevoegdheid der
regeering om over dc gegrondheid van een
beroep of bcginsclhezWaren te oordcelen,
durft de minister overgaan, omdat hem den
laatstcn tijd herhaaldelijk is gebleken, dat
ook in do kringen van bet bijzonder onder
wijs dc ernstige wil bestaat, om de regce-
ring in haar bczuinigingsarbeicr te steunen.
Indien dit vrijwillig streven naar bczuini
ging in de door dc regeering aangewezen
richting voldoend succes heeft, zal ook ver
der in hoofdzaak kunnen worden volstaan
met het treffen van voorzieningen om te
voorkomen, dat het zich conformeeren aan
het streven der regeering voor dc schoolbe
sturen ernstig nadeel verlies van waar
borgsommen e.d. zou opleveren.
VLOT GEKOMEN.
Ter Neuzen, 1G Nov. Hedenmiddag
tijdens hoog water is het Engelsche stoom
schip „Clcn Sinclair" op eigen kracht vlot
gekoman. Met assistentie van de sleep
boot der directie Bulcke is het schip rond
getrokken, waarna het de reis naar Ant
werpen heeft voortgezet. Het schip heeft
geen schade bekomen.
Bij K. B. is aan mr. J. Bake, op zijn ver
zoek, met ingang van 1 Februari 1934, eer
vol ontslag verleend uit zijne betrekking
van officier van justitie bij de arrondissc-
mcnts-rechtbank tc Assen, onder dankbe
tuiging voor de vele diensten duor lic-m
in rcclitcrlijko betrekkingen bewezen.
Bij K B. is aan D. Bloemors, op zijn ver
zoek, met ingang van 25 December 1933,
eervol ontslag verleend uit zijne betrek
king van notaris tc Zwolle.
Bij K. B. is benoemd tot officier in dc
Orde van Qranje-Nassau C. F. Bierens de
Haan, wonende te Blocmendaal, penning
meester van de Christelijke verecniging
voor dc verpleging van lijders aan vallen
de ziekte te Haarlem.
NOODWONING AFGEBRAND
TE ZAANDAM.
Acht kinderen met moeite gered.
Zaandam, 16 Nov. Alhier brak heden
avond omstreeks half twaalf brand uit in
de gemeentelijke noodwoning, bewoond
door den lompenkoopman II. Smit, gelegen
aan dc Prinsenstraat 82b. Toen er onraad
bespeurd werd, stond dc gcheelo woning
reeds vol rook, zoodat dc bewoners, die
reeds ter ruste waren, in allerijl moesten
vluchten. Acht kleino kinderen konden
daarbij rnet de grootste m'oeite door een
raam in veiligheid gebracht worden. De
woning brandde geheel af Omtrent de oor
zaak tast men in het duister De schade
wordt door verzekering gebekt
DOOR EEN VEE-AUTO
OVERREDEN.
Zwolle, 17 Nov. De 35-frrigè G. J. Ot
terman uit Wijthem, gekeepte Zwollcker-
spel; begaf zich hedenmorgen per fiets
naar de Zwolsche markt. Hij wilde ecnige
koeien passeeren, die langs den weg wer
den geleid, juist op het oogenbbk, dat een
vee-auto naderde. Een der koeion maakte
plotseling een zijdelingsche beweging en
duwde den wielrijder vlak voor de auto.
De man werd overreden. In zorgwekken-
den toesUnd is hij naar liet R.K. Zieken
huis te Zwolle overgebracht waar hij is
overleden. De heer Otterman was gehuwd
en vader van acht kinderen. Do mare*
chaussec stelt een onderzoek in.
FRAUDE MET DEVIEZEN.
V c n 1 o, 16 Nov. In het Duitsche grens-
p'aatsje Hinsbeck bij Venlo werd dc vroe
gere beheerder der Stoomzuivelfabriek al
daar, naar aanleiding van fraude met de
viezen. gearresteerd. Bij een huiszoeking in
do fabriek werd in een brandkast oen
groot bedrag aan Ncdcrlandsche guldons
gevonden, waarvan aangifte verplicht was,
terwijl dit niet was geschied.
De fraudepleger is naar Dusseldorf over
gebracht.
Verruiming van geldcirculatie nood
zakelijk
Amstcrdam, 17 Nov. In bet gebouw
..Industria" heeft gisteravond prof. mr. dr.
G. M. Verrijn Stuart in een bijeenkomst
van het departement Amsterdam van dc
Xed. Mij. voor Nijverheid en Handel en dc
Vcrceniging „De Industrieclc Club", ge
sproken over: „De doorbreking van den vi-
cicusen cirkel conjunctuur-politiek in
lijden van depressie".
Een weg om verbetering in den huidigen
toestand tc krijgen achtte de spreker het
verruimen van do geldcirculatie. Het los
laten van den gouden standaard is daartoe
een voorwaarde. Deze Standaard is in de
huidige omstandigheden niet langer ge-
wenscht, nu hij immers niet meer interna
tionaal wordt toegepast.
Door het loslaten van den gouden
standaard zal veel opgepot geld weder in
circulatie komen, ten deele uit de overwe
ging dat rncn in goederen, aandeelen of
buitenlandsche deviezen moet „vluchten".
Dat ware op zichzelf reeds niet onge-
wenscht, want dan zou een einde komen
aan het sterk deflatorisch werkende proces
van geldoppotting, dat zoo storend werkt
op het gcheelc economisch leven. Daarne
\ens zou de werkgelegenheid toenemen in
uitvoerbediïjven en scheepvaart, terwijl
bovendien de opheffing van den gouden
standaard dc mogelijkheid schept voor een
ruimere credietverlcening voor overheid en
bedrijfsleven, waardoor liet algemeen prijs
niveau in herstel zal komen en een betere
verhouding tusschcn productie en afzet zal
ontstaan.
Spr. wijst cr echter met nadruk op, dat
het onjuist ware enkel en alleen orn van
een monctairen maatregel als opheffing
van den gouden standaard volledige gene
zing tc verwachten. Daarnaast toch blijft
een aanpassingsproces van verschillende
prijzen en loonen en een balanceering van
het Staatsbudget noodig. Bij een niet ge
balanceerd budget zul terugkeer van bet
noodigc vertrouwen immers niet mogelijk
zijn. Het is daarom verreweg het beste om
de beide systemen met elkander tc combi-
neeren in dien zin, dat men uit de aanpas
singspolitiek overneemt het streven naar
loonaanpassing, afschrijving van schulden
op volkomen ongezonde bedrijven cn ba
lanceering van bet Overheidsbudget, én te
gelijkertijd de bedoelde monetaire maatre
gelen treft. Australië, welk land volgens
het bekende recente Volkenbondsonderzock
reeds bet langst in een periode van herstel
is ingetreden, geeft van een dergelijke
combinatie een goed voorbeeld.
De bezwaren tegen een zekere mate van
monetaire conjunctuurpolitiek kan spreker
niet deelen. Zulk een politiek bcteekent blij
kens do ervaring in Engeland en Scandi
navië, welker monetaire politiek gunstig
afsteekt legen de wildheid en onbereken
baarheid van het Amcrikaansche experi
ment, geenszins een matelooze inflatie; in
tegendeel is gebleken, dat deze landen het
ideaal van een waardevast geld heel wat
dichter zijn benaderd dan dc z.g. „goud
landen". Weliswaar zal bij liet intreden
van een zeker prijsherstel de koopkracht
van het geld weder een weinig gaan dalen,
doch in de eerste plaats wijst spreker er op
dat juist door de loonstarheid dc prijsstij
ging in liet binncnlandsch verkeer slechts
gering zal behoeven te zijn, wanneer ovc
igens een verstandige monetaire politiek
wordt gevoerd, zooals dat over het geheel
in de sterlinglanden is geschied. En boven
dien, al verliezen spaarders en obligatie-
houders een deel van hun koopkracht, zoo
is dat toch niet anders dan het ontgaan
van een crisiswinst, die zij reeds te lang
hebben genoten en die op liun debiteur een
al te zwaren druk oefent.
Dat het verlaten van den gouden
standaard het internationale verkeer nog
verder zou storen, kan spreker niet een ern
stig bezwaar achten. Hij verwijst in dit
verband ul weder naar dc in andere landen
opgedane ervaringen.
Ook hot denkbeeld, dat het verlaten van
den gouden standaard muntvervalsching
zou bctcekenen, moet spreker verwerpen..
Het geld is thans minder waardevast dan
ooit, bet is reeds „vervalscht" cn spr. wil
slechts gestreefd zien naar een waardevast
cn betrouwbaar ruilmiddel, dat wij thans
echter niet hebben. Bovendien muntver-
valsching beteekent liet inbreuk maken op
contracten. Doch is dat niet het geval#
wanneer men krachtens de aanpassingspo
litiek huren, pachten, hypotheken cn zelfs
pensioenen gaat verlagen? Spr. vermag het
verschil tusschen deze gevallen niet in te
zien.
Dat men een devaluatie van den gulden
met rctorsiemaatregclen zou beantwoorden,
acht spreker mogelijk, doch het is geens
zins bewezen, cn zeker is niet bewezen, dat
de daaruit ontstaande moeilijkbeden de
voordcehm van een devaluatie-politiek zou
den overtreffen.
Tenslotte wees de spr. op het gevaar, dat
uit handhaving van den gouden standaard
\oor Nederland zou voortspruiten, wanneer
de „papicrlanden" op een verkeerd en ver
moedelijk te laag goudpeil zouden gaan
stabiliseeren.
De tegenwoordige regceringspolitiek
hinkt op twee gedachten. Eenerzijds wil de
regeering „aanpassen", maar zij doet liet
onsystematisch en onvolledig. Anderzijds
echter drijft zij door protectie den ecnen
prijs na den anderen op.
De behandeling van de monetaire kwes
tie door den minister-president in de Twee
de Kamer kan spreker niet waardecren. Al
te zeer is daarbij uit het oog verloren, lioo
de behecrschte devaluatie on andere lan
den heeft gewerkt. Bij een waarlijk krach
tige regceringspolitiek zal men streven
naar een herstel van de rentabiliteit van
ons nationale bedrijfsleven en daarmede
van de werkgelegenheid, door toepassing
van twee soorten maatregelen:
1. druk op liet gcldpcil der kosten door
verlaging van loonen. salarissen, overheids
uitgaven, sociale lasten eenerzijds;
2. verruiming der geldcirculatie met los
lating van den gouden standaard ander
zijds.
De regeering probeert bet eerste op een
weinig gelukkige wijze en met inmenging
van een bedenkelijk dosis protectie en heeft
het probleem van dc waardeschommelin
gen, dio het geld ook bij handhaving van
den gouden standaard kan vertooncn, uit
het oog verloren.
Na de pauze was gelegenheid tot discus
sie.
Op zeer uitvoerige wijze beantwoordde
prof. Verrijn Stuart de verschillende vra
genstellers. Zijn antwoord culmineerde in
dc woorden: Wanneer ik zie dat men leeft
in een wereld, waarin aan de voorwaarden
tot handhaving van den gouden standaard
niet wordt voldaan, geeft hom don op.
HET AUTO-ONGELUK TE
TIETJERKSTERADEEL.
Leeuwarden, 16 Nov. Naar wij ver
nemen, is hedenavond in het Diaconessen-
huis alhier overleden de 23-jarige J. Dijk
stra uit Suameer, die hedenmiddag bij het
auto-ongeluk bij het zwembad Grootewiclen
zwaar gewond werd.
Het leven moet worden getrokken, even
als een cirkel, uit een middelpunt.
door
BASIL KING.
(Uit het Engelsch).
Na in het Park te zijn gekomen, hield
juffrouw Nash even stil om het gordijntje,
dat het kind beschermde, op te lichten, liet
ventje trok zich in zijn heerlijken slaap
reeds niets meer aan van het lawaai cn
de drukte dezer planeet. Juffrouw Nash
glimlachte weemoedig, omdat dit de eenige
manier was waarop zij kon glimlachen. Zij
was van natuur een hoogstaande vrouw, en
hield vast aan dien eigenaardigen glimlach
die men het best „melancholiek" zou kun
nen noemen. Als dochter van een procureur
en nicht van een predikant, was zij al6
dame met een fijngevoeligen, zachtcn en
nog al droevigen aard, zich van baar positie
bewust.
Maar als ze keek naar den kleinen jon
gen, die aan baar zorg was toevertrouwd,
dan voelde zij zich niet langer superieur,
en nauwelijks meer een dame. Dan was zij
6lechts een vrouw, die in verrukking stond
tegenover een van die kindertjes, die één
en al lieflijkheid, toegenegenheid en intel
ligentie zijn cn haar tot in het diepst van
haar ziel roerden. Zij was op haar hoede
om zich niet al te veel aan haar kinderen
te hechten, omdat het haar zoo hard viel er
later afscheid van tc moeten "nemen, maar
met dezen kleinen jongen was haar gevoel
haar toch de baas gebleven. Of hij kraaide
of huilde of schopte, of wel zich knusjes
in haar armen vlijde cn op zijn manier zoo'n
beetje neuriede, altijd vond zij hem even
aanbiddelijk. Maar als hij 6licp, mollig,
schattig én zoo heerlijk onschuldig, dan
\va6 zij er van overtuigd, dat zijn geest voor
een tijdje niet bij haar, maar bij de engelen
was.
„Neen", moest zo op zekeren dag haar
vriendin, juffrouw Etta Messenger, beken
nen, do cenigc andere kinderjuffrouw onder
haar kennissen in New York, die ook een
costuum droeg, „ik kan er niets aan doen.
Het zal mijn hart breken, want eens zal ik
hem moeten verlaten. Maar ik benijd de
moeder, die hem altijd bij zich zal hebben".
„Ik ben "t niet met je eens", verklaarde
juffrouw Messenger, als iemand van onder
vinding. „Iedereen, zeg ik altijd, kan mijn
diensten koopen, maar niet mijn liefde. Dat
meisje, waarvoor ik zoolang ik in New York
ben, zorg, zou ik morgen aan den dag kun
nen verlaten zonder er hartzeer van tc krij
gen maar ik heb dan ook iemand anders,
voor }vien ik haar zal verlaten".
„En lioc staat hij nu tegenover dc
quacstie?" Juffrouw Nash informeerde uit
pure belangstelling naar het drama van
haar vriendin.
Juffrouw Messenger antwoordde zakelijk
..Ik heb ronduit met hem gesproken, exi
hem gezegd, dat hij nu öf een datum moet
bepalen, waarop hij mij trouwt, öf mij op
geven. Ik weet het te goed dat hij rne niet
zal opgeven je licbt nooit een man ge
zien, die zoo dol is op een meisje als hij op
mij
In dc veertien dagen, die er kwamen te
liggen tusschcn dit gesprek en den ochtend,
waarop de geschiedenis van onzen kleinen
jongen begint, had do quaestie, die juffrouw
Messenger zoo bezig hield, een andere wen
ding genomen. In de hoop dc details hier
van tc vernemen, had Juffrouw Nash een
hoekje in het Park uitgezocht, waar maar
zelden kindermeisjes kwamen, cn waar zij
juffrouw Messenger dikwijls ontmoette.
Maar Etta was cr niet. Juffrouw Nash trok
den kinderwagen in dc schaduw van een
in bloei staand seringenboselijc. Zij lichte
weer het gazen gordijntje op, veegde liet
mooie mondje van bet kind sclioon, cn leg
de bet dekentje recht, waar dc in de kleino
wanten gestoken handjes buiten staken.
Daar cr voor haar nu verder niets tc doen
was, ging zij op een in do nabijheid staande
bank zitten, om in haar boek, „Julia Alling-
ton's Zonde", te lezen.
Zij raakte in de scène, waarin de minnaar
verdrinkt, zoo verdiept, dat zij niet op
merkte, dat op een bank aan de andere zijde
van liet seringenboselijc juffrouw Messen
ger plaats nam, cn voor baar kinderwagen
een plaats uitgezocht liad in dc schaduw
van een waaiervormigcu iep. die in brons
groenen, jongen bladertooi stond. Juffrouw
Nash keek eerst van haar boek op, toen
haar emotie tc hevig werd, en zij daardoor
niet verder kon lezen. Terwijl zij haar tra
nen droogde, hoorde zij door liet geritsel
van klccrcn. dat liaar vriendin moest zijn
gekomen
„Wel. Etta!"
Om het bcschje been loopend, werd zij
begroet door, zooals zij liet noemde, Etta's
vechtoogen. Het waren mooie, bliksemende,
zwarte oogen, die in een gelaat van een ge
zonde kleur stonden. Juffrouw Messenger
sprak op lusteloozen toon, maar toch als
iemand, die wist wat zij wilde.
„Ik had je wel gezien, maar wilde je niet
storen. Ik heb geen heel goed nieuws tc ver
tellen".
Juffrouw Nash ging naast haar zitten en
nam Etta's beide banden in de hare.
„O, lieve Etta! Heeft hij niet...?"
..Dat heeft hij juist wèl gedaan", knikte
Etta droogjes. „Haal je wagen even hier
heen, dan zal ik je alles vertellen".
Maar ïuffrouw Nash had geen geduld om
te wachten. „De wagen staat daar best cn
dc kleine jongen slaapt lekker. Zoodra hij
zich beweegt, hoor ik t. Vertel me nu gauw
wat cr is gebeurd.
„Wel, lnj heeft gewoon gezegd, dat als
ik zoo over dc zaak denk, 't misschien beter
is dat we 't maar afmaken".
Het was alsof er zwarte vlammen uit
Etta's oogen schoten.
,,'t Afmaken? Ik? Ik denk er niet aan".
„En als hij geen daturn wil bepalen...?"
„Dat zal hij wis en zeker wèl doen an
ders zullen iwc elkaar voor den rechter te
rugzien".
„O! Maar je bent toch niet. van plan...."
„Ik zeg niet dat ik dat bij voorkeur zal
doen. Ik kan nog een paar andere middelen
toepassen, en waarschijnlijk zal ik die eerst
aanwenden".
„Wat zijn dat voor middelen?"
In het antwoord op die vraag raakte juf
frouw Nash nog meer verdiept dan in Julia
Allington's zonde. Julia Allington was ten
slotte niet meer dan een geesteskind van
den schrijver van het bock, terwijl Etta
Messenger's lotgevallen net zoo goed haar
eigene konden zijn. Het was niet uitsluitend
dc liefdesgeschiedenis van iemand anders,
die haar zoo boeide, maar ook dc gedachte,
dat cr misschien eens een dag zou aanbre
ken, dat zij, Milly Nash, een man zou ont
moeten, die slechts zou spelen met het rein.
ste wat haar liart kon bieden....
HOOFDSTUK III.
Indien iemand op do zonderlinge vrouw
zou hebben gelet, die daar liep, zou hij heb-,
ben gezegd, dat zij vóór alles wilde zorgen
niet als iemand beschouwd tc worden, dio
niet goed bij het hoofd vas. Maar er was
niemand, die acht op haar sloeg. Op een
verrukkelijkcn ochtend in Mei, met bloei
ende seringen en jasmijnen, die dc lucht
met haar heerlijke geuren vervulden, met
tulpen in haar slechts korstondigc pracht,
was cr zooveel, dat meer de moeite waard
was te worden opgemerkt dan een fatsoen
lijk gckleedc vrouw, waarschijnlijk ge
trouwd met een handwerksman, dat zij niet
de aandacht trok. Daar er op dat tijdstip
misschien wel een paar honderd van liaar
soortgenootcn een kinderwagen in het Park
voortduwden, zou het een wonder geweest
zijn, als er iemand was, dio juist op haar
zijn aandacht had gevestigd.
Wat wel op te merken zou zijn geweest,
als iemand op liaar had gelet, was, dat zij
nu eens hel eene groepje cn dan weer eco
ander naderde, zicli steeds snel uit do voe
ten makende. Men zou hebben kunnen zeg-»
gen, dat zij met dat telkens snel wegscheren
een zonderlinge tactiek volgde. Haar bewe
gingen kon men dolend noemen, niet omdat
die blijkbaar doelloos waren, maar omdat
zij datgene, wat zij zocht, blijkbaar niet
vond. Zij deed in elk geval anders dan de
vele vrouwen en meisjes, die met een kin-i
derwagen liepen-
(Wordt vervolgd).