ONS SUCCES IS
UWSUCCES
STOOMWASSCHERIJ
DE KOLK
uuiQvn
Klimt
WAAROM ANNEKE NIET NAAR HET
GECOSTUMEERDE IJSFEEST GING
DE INHALIGE SPINSTER
MACHINALE OPMAAKWASCH
KASTKLAAR
KRAAKHELDER
«GOEDKOOP
F. VAN HOFWEGEN
BLEEKERSTRAAT 37 TELEFOON 615
Hulsko heeft
slechts één kwa
liteit: Hulsko's
Seinkoffie. een heerlijke,
geurige, betere koffie l Voor
een zeer lagen prijs: 25 cent
per half pond. In gepaten
teerde luchtdichte verpak
king. Vraagt Uw winkelier!
De koffie waar PIT in zit!
(Vervolg).
Terwijl Vader en de jeugd éón-cn-al ge-
boor waren, stak Moeder van wal. Zij ver
telde, hoe zij zich de drie pakjes voor het
gecostumeerde ijsfeest gedacht had.
„Om met de oudste te beginnen," zei zij,
„wil ik eerst Anneke's pakje beschrijven.
Zij stelt de Sneeuwkoningin voor. 't Komt
mooi uit, dat Tante Leny mij, voor zij
naar Indie ging, dien wit-wollen mantel
van Rietje gegeven heeft. Je nichtje zal
'm in 't warme land niet kunnen gebrui
ken. Hij zal Anneke wel wat groot zijn,
maar dat is gemakkelijk te veranderen.
Ik wil er plukken watten opnaaien: dat
zijn natuurlijk de sneeuwvlokken. Om je
eigen witte muts maak ik van bordpapier
een rand met punten. Natuurlijk verdwijnt
die ook onder de watten. Vader zal we\
een houten staf voor de Sneeuwkoningin
willen maken. Ook dien zal ik met watten
beklecden. Verder heb ik uit onze laatste
Kerstmand nog wat glazen ijspegeltjes be
waard. Die kunnen prachtig dienst doen.
Ik maak ze aan den onderkant der kroon
vast en hang èr ook wat aan je staf. Over
je kousen trek je nog een paar witte
wollen aan; die heb ik nog in de oude
kleerenkist op zolder. Jo wit linnen schoen
tjes bekleed ik van binnen en van buiten
met watten. Koude voeten zul je dus niet
krijgen. En ten slotte zullen we een paar
witte handschoenen koopen, ook daarop
raai iic pluizen watten. Je zult er dus
heelemaal als een Sneeuwkoninginnetje
uitzien. Nu, wat zeg je van mijn plan?"
Anneke's oogen schitterden van vreugde.
Zij gaf Moeder een zoen als klinkend bewijs
van haar ingenomenheid met het costuum
cn fluisterde Moeder in t oor:
„U bent een schat, Moes!"
„Voor Paul heb ik iets heel anders be
dacht," ging Móeder voort. „Hij wordt een
kok, want ook op 't ijs heeft men dikwijls
behoefte aan iets, dat verwarmt. Weet je
wel, dat er in de kist op zolder nog een pak
je zit, dat Vader vroeger gebruikt beeft op
een gemaskerd bal en waarin hij een koks
maatje voorstelde? Ik zal beginnen met
bet te wassclien en te strijken. Vader was
dikker dan jij bent, Paul, maar zoowat
even groot. Je kunt er dus je eigen wollen
kleeren onder aanhebben. Als mijn teeken
talent mij niet in den steok laat, zal ik cr
morgen van allerlei op schilderen: gekleur
de koppen met erwtensoep, dito dito's met
chocolade en anijsmelk. Een paar druppels
anijsspiritus zullen de illusie nog verhoo-
gen. Zelfs je koksmuts moet in het teeken
van je waardigheid staan. Ga je akkoord
met mijn plan, Paul?"
,,'t Lijkt me eenig, Moes!" riep Paul op
gewonden uit.
„En nu nog het costuum voor Loek,"
ging Moeder alweer voort, wel begrijpend,
dat ook haar jongste nieuwsgierig was, wat
zij zou voorstellen en hoe haar pakje er
zou uitzien.
„Voor haar heb ik een heel origineel cos
tuum bedacht: een rebus-pakje".
En de onuitgesproken vraag in aller
oogen lezend, verklaarde Moeder nader:
„Op Loeks blauwe regencape met punt
muts naai ik stevige strooken papier, van
die taaie, dikke, die niet scheuren. Maar
eerst teeken ik van allerlei op die strooken.
Elke strook stelt een spreekwoord of gezeg
de voor. Het lijkt me bet aardigst: de on
derwerpen zooveel mogelijk aan het ijs to
ontleenen. Jullie moogt ook helpen beden
ken. Ik zal een voorbeeld noemen:
„Strenge heeren regeeren niet lang!"
„Als de vorst maar tot na Zaterdag
duurt!" riep Loek verschrikt uit.
„Ik geloof bet stellig!" zei Vader. „Overal
in het buitenland is bet geweldig koud. De
wind is Oost, dc barometer stijgt en de
maan is Dinsdag vol; allemaal teekens, die
op vorst wijzen."
„Nu een ander spreekwoord of gezegde,"
zei Moeder, die er haast achter zette. Er
viel immers zoo weinig tijd te verliezen!
„Over één nacht ijs gaan!" riep Paul
triomfantelijk uit.
„Bevroren waters hebben diepe gronden!"
zei Vader voor de grap, naar Anneke merk
te lachend op:
„Fout, Vader! Stille waters hebben die
pe gronden!"
Allen dachten nu ernstig na: maar kwa
men tot de ontdekking, dat wij Nederlan
ders, die toch zoon schaatsenrijdend volk
zijn, niet veel spreekwoorden bezitten, wel
ke op het Ijs betrekking hebben.
„Dan maar andere spreekwoorden," stel
de Moeder voor.
En Loek riep uit:
„*t Is niet alles goud, wat er blinkt."
Weldra noemde nu ieder op zijn beurt
een spreekwoord.
„De appei valt niet ver van den stam!"
„Het einde kroont het werk!"
„Blaffende honden bijten niet!"
„Beter één vogel in de hand dan tien in
de lucht!"
„Schoenmaker blijf bij je leest!"
„Eén zwaluw maakt nog geen zomer!"
Moeder had werk met hen bij te hou
den, zóó vlug werden de spreekwoorden ge
noemd. Eindelijk riep zij uit:
„Ik geloof, dat ik er al veel te veel heb!
Stop!'.'
Loek was zeer ingenomen met het plan.
Net iets voor Moeder om zooiets te beden
ken' En natuurlijk zou zij er op school
niets van vertellen, want dan zou allo aar
digheid er immers af zijn!
„En nu allemaal naar bed!" zoi Moeder.
„Dan ga ik onmiddellijk aan den gang. Ik
zal beginnen met Tante Mies te tolcfonee-
ren en te vragen, of ze mij morgen cn over
morgen komt helpen.
Nog nooit waren de drie Ver meer tjes zóó
vroeg en zóó gewillig naar bed gegaan, 't
Gecostumeerde ijsfeest deed wonderen! En
toen Moeder een minuut of vijf later naar
den zolder ging om de benoodigde kleeding-
stukken uit de kist te halen, kon zij in 't
voorbijgaan de jeugd mededeelen, dat Tan
te Mies beloofd had Vrijdag om negen uur
present te zijn. Alles zou dus best voor el
kaar komen.
Geheel gerustgesteld gingen de kinderen
naar bed, weldra droomendo van het
ijsfeest en zichzelf al in hun mooie en leu
ke pakjes op de baan ziende.
Paul, die wel eens meer hardop droom
de, riep zelfs in zijn slaap:
„Lekker warme anijsmelk! Een dubbeltje
de kop!"
Moeder, die beneden druk bezig was,
hoorde het en keek Vader glimlachend aan,
terwijl ze zei:
„Voorpret hebben zc in elk geval!"
En Vader, die over den staf van het
Sneeuwkoninginnetje gebogen stond, kon
niet nalaten te zeggen:
„Jij verstaat meesterlijk de kunst van
„niets" „iets" te maken, vrouwtje! Met dat
talent maak je ons allen rijk en gelukkig!"
Het werd dien avond laat vóór Moeder
naar bed ging. Zij verklaarde niet te kun
nen ophouden met het prettige werkje, tot
Vader haar overhaalde er voor dien avond
nu toch een einde aan te maken.
(Slot volgt).
(Nadruk verboden}.
Lang, heel lang geleden woonde in een
klein dorp in Ierland, niet ver van de Kcr-
ry-bergen, een spinster, die Kate heette. Zoo
heel arm was Kate niet. Ze bewoonde een
lief, klein huisje, waarbij een flink grasveld,
waarop een paar geiten graasden, behoorde.
Midden op dit grasveld bevond zich een
diepe put, waaruit Kate iedcren morgen
eenige emmers water haalde, die voor dien
dag noodig waren.
Op een morgen, toen zij wat later dan ge
woonlijk met haar emmers op weg ging,
zag zo op het grasveld, in dc nabijheid van
den put, eenige kinderen spelen. Kate, die
heelemaal niet van de kinderen der buren
hield, omdat deze wel eens de geiten had
den geplaagd, en zij ook bevreesd was, dat
zij iets in den put zouden werpen, dat het
zoo heldere water kon bederven, ver
joeg het troepje met booze woorden. Daar
na begon ze water te putten. Doch bij het
ophalen van den eersten emmer zag ze
daarin een heel klein roodgekleurd punt
mutsje drijven.
„Natuurlijk zijn het die stoute bengels,
In Kuollenhoek was Moeke Haa?
Aan 't zorgen van belarig
Het werd op eens zoo vrees lijk koud,
Dus moest zij aan den gang!
Fluweeltje, Lepel, kleine Grijs
Die kregen kleertjes aan
Van dikke wol, zoodat zij ook
Naar 't ijsfeest konden gaan.
Je ziet ze op het plaatje hier
Met schaatsen in de hand.
Do ijsbaan was niet ver van huis.
Wat stond er aan den kant?
Een luidspreker! Muziek klonk blij
En vroolijk op de baan
'k Geloof, dat heusch heel Knollcnhock
Aan 't schaatsen was gegaan.
vtt» 1
Fluweeltje zwierde keurig-net
Met Ti-ilneusje, zijn nicht.
Een ieder keek naar 't aardig span.
't Was toch zoo'n leuk gezicht!
Een heel stel hazejongens reed
Om 't hardst, 't Ging vliegensvlug
En Pietcr Snclpoot won den prijs:
Hij was het eerst terug.
Maar toen het -—te vroeg! donker
werd,
Moest ieder van de baan.
Druk babb'lend is heel Knollenhoek
Toen weer naar huis gegaan.
Ze hopen, dat het ijs lang blijft.
Wie houdt niet van die sport?
Ik denk, 't gaat ook in Knollenhoek:
Het ijs duurt steeds tc kort!
(Nadruk verboden).
die het mutsje van een der poppen in mijn
kostelijk drinkwater wierpen!" dacht ze.
„Straks ga ik eens vragen, wie dit deed, cn
zal ik toch eens hun ouders vertellen, dat
mijn grasveld geen speelplaats voor hun
kinderen isZe bekeek nog eens het
mutsje, lachte omdat zij het zoo grappig
vond en zei dan ook: ,,'t Moet wel een
grappig popje zijn, dat zulk een mutsje
draagt
,,'t Is geen poppenmutsje! 't Is mijn muts
je, mijn eigen mutsje," sprak tot Kate's ver
bazing, een fijn stemmetje heel dicht bij
haar.
Kate keek om, doch zag geen sterveling.
Ze keek toen in den pul, maar ook daarin
zag ze niets dan water.
„Jo behoeft niet zoo naar mij te zoeken,"
sprak weer betzelfde fijne stemmetje. „Ik
sta hier toch vlak bij je in het gras. En 'k
kom liier alleen om mijn mutsje, dat de
boozo wind gisteravond meenam, tc zoe
ken."
Kate, steeds meer verbaasd, keek nu in
't gras. Ja, daar zag ze toen, vlak bij haar
voeten, een in 't rood gekleed kereltje, klein
als een popje, dat nu weer tot haar sprak
„Ja, nu zie je me toch wel, spinster. Zet
nu het mutsje maar op mijn hoofd. Want
nu durf ik wel weer voor onzen koning te
verschijnen. Zonder ons mutsje mogen wij
dit niet, weet je?"
„Wie ben jij dan, klein ventje?" vroeg
Kate. „En waar woont die Koning? Die Is
toch zeker veel grootcr dan jij, hè?"
„Niet veel grooter is hij," vertelde het ke
reltje. „En hij heeft zijn paleis in een der
bergholen. Het paleis is heelemaal van
goud, van zwart goud, weet je?"
Zwart goud, ne'en daarvan had Kate nog
nooit gehoord. Veel tijd om er over na te
denken gaf het ventje haar niet. Want bij
ging voort: „Onze Koning is heel machtig,
weet je7 Hij bezit de macht, hen, die hem
zelf en ons, zijn hovelingen, een dienst be
wijzen, daarvoor met goud to beloonen..."
„Met dat zwarte goud?" vroeg Kate, ter
wijl ze hem 't mutsje gaf.
„Neen, met echte, glanzende goudstukken
beloont onze koning. Tenminste als zij niets
anders wensehen. En gij, spinster, die mijn
mutsje vond, cn mij dit teruggaf, zonder
daarvoor een belooning te vragen, moogt
daarom óók een wensch doen. En wat
wenscht ge nu wel?'
„Is het werkelijk echt goud, dat uw Ko
ning den menschen als belooning geeft?"
vroeg Kate, die erg inhalig was. „Heeft het
goud een gele kleur?"
,,'t Goud heeft de kleur der zonnestralen,"
zei het ventje.
„Wel, dan wensch ik, dat ik tusschen elk
spinrokkendat ik afspin, een goudstuk
zal vinden," zei Kate.
„Uw wensch zal vervuld worden, spin
ster," beloofde het ventje. „Ge zult bij het
afwinden vau elk spinrokken, heel binnen
in, een goudstuk vinden
Kate wilde toen het ventje nog iets vra
gen, doch dit was, als een echt aardmanne
tje, weer even geheimzinnig verdwenen, als
het verschenen was.
De spinster dacht vanaf dit oogenblik
aan niets anders meer dan aan het goud
stuk, dat zij in elk spinrokken, dat zij af
wond, zou vinden. Ze gunde zich zelfs niet
den tijd met water putten voort te gaan.
Eén emmer, hoewel nog niet geheel gevuld,
bracht ze naar huis; dc andere liet zij leeg
bij den put achter. Veel vlugger dan go«
woonlijk deed ze haar dagelijksch huiswerk,
en zoodra zij daarmee gereed was, zette zij
zich aan het spinnewiel en begon te spin
nen, vol verlangen naar het goudstuk, dat
zij weldra zou vinden. Ze gaf dan ook een
gil van vreugde, zoodra zij dit, al spinnen
de, tusschen de laatste draden-laag van het
spinrokken zag glinsteren. Vol koortsachtig
verlangen dit spoedig te bezitten, spon ze
steeds vlugger, totdat zij het tusschen haar
vingers had Ze bekeek het toen eerst van
alle kanten, legde het daarna in een doos
begon dadelijk weer met een nieuw
spinrokken af te spinnen. En toen ze op 't
einde weer een goudstuk vond, dacht zo
zelfs niet aan het bereiden van haar mid
dagmaal.
Heel den dag spon toen Kate het eeno
spinrokken na het andere af. De gedachto
aan het goudstuk, dat zij zou vinden, hield
haar zóó bezig, dat zij dien dag niet at,
nóch dronk en zelfs in 't geheel niet be
merkte, dat zij honger bad.
Sinds dien dag spon Kate, door het ver
langen naar steeds meer goudstukken cr
toe gedreven, van den vroegen morgen tot
laat in den nacht. Ze viel dan, van ver
moeidheid, met het spinrokken nog in de
hand, in slaap. Maar nauwelijks was ze
ontwaakt, of ze begon weer met spinnen.
Dat alles in haar vroeger zoo helder
huisje nu zoo vreeselijk vuil was, zag
Kate niet meer. Eten koken duurde haar
zelfs te lang. Haastig slokte zij nu cn dan
een kom geitenmelk naar binnen en nam,
al voortspinnende. soms een hap van het
brood, dat op een bankje naast bet spinne
wiel lag. Om haar geiten bckommerdo zij
zich weinig meer. Ze gunde zich bijna geen
tijd, de dieren te melken.
Ook de Zondagen, die zij vroeger zoo
prettig rnet vele andere vrouwen en meis
jes had doorgebracht, bracht zij nu al
spinnende en goudstukken verzamelende
door. Ze luisterde ook niet meer naar het
klokgebeier, dat haar en de andere dorps
linden ter kerke riep.
Neen, Kate luisterde thans alléén naar
den klank der goudstukken, die zich steeds
hooger opstapelden onder haar bedstede.
Wat een geluk had Kate met eenige van
deze goudstukken kunnen geven aan de
vele arme lieden, die vaak aan de deur
van haar huisje klopten en een stuk brood
of een aalmoes vroegen. Want Kate, die
vroeger deze arme menschen soms eten of
een geldstukje gaf, zond ze nu boos weg
met het haastige geroep: „Ga heen, ik moet
spinnen! Stoor me niet; 'k heb geen tijd!"
Vele maanden waren, sinds Kate het eer
ste goudstuk vond, verloopen, en nog was
Kate's gouddorst niet gestild. Steeds hooger
Het spinrokken is een
heen de wol of het vlas is
of dat men wil spinnen.
stok, waarom-
gewondon, dio