MINISTER VAN SCHAIK ONTKENT N.S.B.-BEWERINGEN Z0NE3R GROND HET LIDMAATSCHAP VAN DE N.S.B. LOOPT ONZE BESCHAVING GEVAAR? GEEN GEBRUIK VAN CLEARINGWET CRISISWETGEVING VAN CENTRAAL PUNT HET CONFLICT IN HET MAATBEDRIJF MUSSERT WENDT ZICH TOT PROV. STATEN NAAR AANLEIDING VAN ZIJN A.S. ONTSLAG De kwestie van den brand in de Amsterdamsche telefoon centrale Op de vragen van den heer Boon in ver band met een lc Amsterdam verspreid strooibiljet van de N.S.B., waarin o.a. mcde- deelingen voorkomen ter zake van den brand in de Telefooncentrale te Amsterdam I. Heeft de minister kennis genomen van een in groot aantal te Amsterdam verspreid strooibiljet van de N.S.B. waarmede der- zelve leider ir. A. A. Mussert zijn volko men instemming heeft betuigd waarin o.m. staat, dat in Amsterdam „dc commu nistische misdadigers, die uit Duitschland verdreven zijn", in samenwerking met de Communistische Partij Holland en andere revolutionnairc partijen, op Vrijdag 22 De cember 1933 de telefooncentrale in brand hebben gestoken ter voorbereiding van het plan om op Zaterdag 23 December 1933 in Amsterdam oproer en plunderingen te ver wekken, welk beoogd gevolg van oproer en plundoringen ditmaal nog niet was inge treden wegens uitgebreide politiemaatrege len, hoezeer overigens de Overheid in Ne derland bang „voor dit bandietengespuis is? II. Hebben de stellers van dit strooibil jet hun burgerplicht vervuld door de justi tie op de hoog*« to brengen van dit hun be kende plan van het „fanal" van brandstich ting voor oproer en plunderingen, en zoo neen, heeft dan de justitie harerzijds de stellers opgevorderd om de in bun bezit zijnde gegevens te verstrekken? III. Indien daarbij niet is gebleken, dat het hier onverantwoordelijke en geweten looze verzinsels betrof, teneinde onrust on der de bevolking te verwekken, doch inder daad kennis van deze voornemens bestond, is dan voor zoover het betreft den brand in de telefooncentrale te Amsterdam een ver volging gelast krachtens artikel 136 van het Wetboek van Strafrecht, een 6traf van 6 maanden stellende op het opzettelijk na laten van het ter kennis brengen aan de ambtenaren der justitie of politie van het voornemen tot het plegen van een gemeen- gevaarlijk misdrijf voor zoover daardoor le vensgevaar wordt veroorzaakt op een tijd stip waarop het plegen van dit misdrijf nog kan worden voorkomen, waar hier dit mis drijf is gevolgd, waarbij tevens levensge vaar is ontstaan? luidt het antwoord van den beer van Schaik, minister van Justitie: I. Deze vraag wordt bevestigend beant woord. II. Uit een ingesteld onderzoek is ge bleken, dat noch de persoon, die het strooi biljet opstelde, noch do leider van de af- deeling 3 Propaganda der N.S.B., dio zijn goedkeuring aan den inhoud van het bil jet hechtte en goedvond het te doen drun ken en verspreiden, noch ir. A. A. Mussert, die verklaard heeft zich uiteraard voor den inhoud verantwoordelijk te achten, over eenig gegeven hebben beschikt, om daarop de in het biljet gedane beweringen te kun nen doen steunen. Van het vervullen van een bureerpücht als in deze vraag is bedoeld, door steller en verspreider, of door hem, die zich voor de daden van dezen verantwoordelijk ver klaart, is derhalve geen sprake: a:s vervui ling van een zoodanige plicht i* zeker niei te beschouwen het zooals met de sa menstelling en verspreiden van dat strooi biljet is geschied misbruik maken van de vrijheid van drukpers. III. Na een zeer nauwgezet onderzoek blijft do justitie te Amsterdam van oordeel, dat de brand in dc telefooncentrale te Am sterdam kwaadwillig is gesticht. De gegevens, waarover de justitie beschik te cn than6 iii meerdere mate beschikt, wa ren echter den steller, zooals uit het ant woord op vraag 2 trouwens blijkt, volkomen onbekend. Zoo bcru6t ook de bewering: „Er zijn toen echter uitgebreide maatregelen genomen cn daarom zijn toen de relletjes afgelast, voor Zaterdag 23 December", op volkomen fantasie. Een kennisgeving, als bedoeld bij art. 136 Wetboek van Strafrecht, was uit den aard der zaak niet mogelijk. Samenstelling en verspreiding van het pamflet lOinncn niet anders dan den indruk wekken van een poging om door liet ver wekken van een paniekstemming o.a. uit den brand in do telefooncentrale politieke munt te slaan. 1 cn 2. Hetgeen blijkens de eerste vraag door den Ilaarlemschen kringleider der N. S.B. van der Weijden zou zijn verklaard, berust niet op waarheid. Noch de politie te Amsterdam, noch de politie te Botterdam (dit in verband met mededeelingen, geduan door een anderen woordvoerder van de N S.B.). noch de justitie zijn gewaarschuwd geworden dat er een brand In de telefoon centrale te Amsterdam zou uitbreken. 0njui6t is ook, dat, behalve in het ge bouw der telefooncentrale, een brand of begin van brand in het buis daarnaast zou de zijn ontdekt. In een der kalders van het hoofdpostkan toor te Amsterdam is wel op 8 Januari 1934 te 15.11 ten gevolge van baldadigheid een daar aanwezige brandmelder ingedrukt, waardoor de brandweer onnoodig is ge alarmeerd. Op de vragen van den heer Albarda be treffende mcdcdcclingcn, welke door de N. S.B. in December aan dc politie zouden zijn gedaan ter zake van branden, welke in Am sterdam op bepaalde plaatsen zouden uit breken: 1. Is het den minister bekend, dat do Haarlemsche kringlcider van dc N.S.B., de heer van der Weyden, op Donderdag 1 Fe bruari in een openbare vergadering te Haar lcm heeft gezegd, dat de politie reeds in December door de N.S.B. gewaarschuwd was, dat cr ccn brand zou uitbreken in de telefooncentrale te Amsterdam en dat er behalve in het gebouw dor telefooncen trale ook in het huis daarnaast en even eens in de kelders van het oude postkan toor een begin van brand waö ontdekt, waar aan echter om politieko redenen geen rucht baarheid zou zijn gegeven? 2. Wil de minister mededeelcn, wat er van die beweringen waar is? luidt het antwoord van den heer van Scbaik, minister van Justitie: De heeren Mussert en van Geel kerken blijven lid, en doen hiervan mededeeling aan de l'rov. Overheid Naar wij vernemen, heeft gisteren dc heer Mussert, hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat van Utrecht aan de Pro vinciale Staten mededeeling gedaan, dit in antwoord op het verzoek, zich daarover te willen uitspreken, dat hij blijft volhar den bij zijn lidmaatschap van do N.S.B. Thans zal door de vergadering van Prov. Staten worden beslist in hun bijeenkomst einde dezer maand te houden, over even tueel aan den heer Mussert te verlccncn ontslag. Voorts vernemen wij, dat de heer Van Geelkerken, die als ambtenaar ter Prov. Griffie werkzaam is, heden aun de Ged. Staten heeft bericht, dil ook in ant woord op een tot liein gericht schrijven, dat ook hij bij zijn lidmaatschap van de N. S.B. blijft volharden. Een eventueel ont slag van den heer Van Geelkerken zal door Ged. Staten worden verleend. Nader vernemen wij, dat het in de bedoeling van de Prov. overheid ligt de heeren ir. Mussert en van Geelkerken met jngang van 1 Mei a.s. ontslag te verlee- nen. Wij herinneren cr in dit verband aan, dat het ontslag aan den heer van Geelker ken door Ged. Staten kan worden ver leend. doch dat inzako het ontslag van ir. Mussert Ged. Staten slechts een voorstel aan de Prov. Staten kunnen doen, daar de beslissing bij dit laatste lichaam ligt. dc bcgeering en df n.S.b. In een artikel iu Volk en Vaderland komt de redactie, via een beschouwing gevoerd te hebben over de verklaring van den regee- ringspersdienst. tot de volgende conclusies: le. alleen het citaat omtrent het open houden der nummers is juist, doch heeft met een band met de ambtenaren en dus met illegaal, revolutionnaii handelen, ab soluut niets te maken 2e. dc uitdrukking ..corrupt, regeering is door Mussen niet gebruikt. 3c. Mussert heeft nooit direc: noch indi rect, geschreven of gesuggereerd, dat de be lofte aan de N.S.B. zou pracvaleereu bovon die aan de regeering De verdediging aldus beslui' hu blad door den officieelen regeeringspersdienst j Eenige behartenswaardige op: merkingen van Prof. dr. J Huizinga Amsterdam, 19 Februari. Vanavond hebben de leden der Sociëteiten „De Groote Club" en „Doctrina et Amicitia zich in de groote eetzaal van „De Groote Club ver- eenigd aan een gemeenscbappelijken maal tijd. Aan dezen maaltijd zaten met enkele aulo riteiten aan de vooraanstaande personen uit de kringen van handel en industrie, bank wezen en scheepvaart te Amsterdam, een illuster gezelschap van 150 personen. De voorzitter van „De Groote Club", de heer J. ter Iiaar Jr., lid der Eerste Kamer, heette bij den aanvang van den maaltijd alle aanwezigen hartelijk wclkoin, in 't. bij zonder de aanwezige autoriteiten cn prof. dr. J. Huizinga uit Leiden, voorzitter van do Akadcniie van Wetenschappen afd. Letter kunde, die zich bereid had verklaard om aan dezen maaltijd een rede te houden. Dc heer ter Haar besloot zijn welkomst woord met een dronk in te stellen op de leden van ons Koninklijk Huis. waarop het aan dezen maaltijd vereenigd gezelschap het „Wilhelmus" zong. Hierna ving de maaltijd aan, welke een zeer gezellig verloop had. Bij het nagerecht onderbrak de tafelvoor zitter, de heer J. ter Haar Jr. de geani meerde onderlinge gesprekken der disch- genootcn en verleende het woord aan prof. dr. J. Huizinga voor zijn rede over het on derwerp „Loopt de beschaving gevaar?". De vraag „Loopt onze beschaving gevaar?" zou, aldus prof. Huizinga. dertig jaar gele den met een ongeloovigen glimlach ontvan gen zijn. Nu is zij op ieders lippen. Wel haast algemeen is de overtuiging dat de Westersclie beschaving een nieuwen alge- meenen oorlog niet zou doorstaau, en bet is een klein lichtpunt in dezen duisteren tijd. dat althans dit bewustzijn meer en meer schijnt door te dringen. Doch ook af gescheiden van de kans op oorlog blijft er reden tot de vraag. Beschaving heeft tot voorwaarde een zekere gewichtsverhouding tusschen geestelijke waarden en technisch- economische volmaking, altijd zoo, dat liet geestelijk volstrekt predomineert. Is die voorwaarde nog vervuld? In de technocra tie zelve schijnt liet hoofdgevaar gelogen. De middelen en werktuigen zijn tc machtig geworden, de rnensch bebeerscbl ze niet meer. maar wordt er door beheerscht. Nauw verbonden aan dc technocratie is het ge vaar der over-organisatie In elke organi satie raakt een stuk persoonlijke verant woordelijkheid zoek. In de zucht tot corpo ratieve aaneensluiting mechaniseert zicb het sociale leven. Het gevolg is verzwak king van het oordeel en verval van dc mo raal. Een algemeen puerilisme viert hoogtij, en de maatstaven in de beoordeeling van recht en onrecht zijn zwak geworden. Is er licht? Zal deze zieke wereld nog ge zond worden? W ij kunnen enkel bepalen, wat onze individueelc en gemeenschappelij ke plichten zijn. Er zijn maar enkele volken, aldus ging Prof. Huizinga voort, die oni vrijheid en in vrijheid hun vorm en wezen vcrworvcD hebben. Zoo één is Nederland. Laat het voorzichtig zijn met dit kostbare goed Een wonderlijk lotsbestel heeft ons, geschcider van den oorspronkelijke» stam, to: een edel dee' van West-Europa ge maakt. In onze w cstelijkheid ligt onze kracht, op ei. over de zee. in onze verwant schap mc: he groote volk. da; de moderne staatsorde schiep. Dus toch. „Hou zee"? Zeker, rnaa» wie „hot zee' wi roepen, moet niet naar he: Oosten kijker. Daar ligt de zee niei De beste staatsmai kan niet meet doen dan hei roei houden in den storm. Niets in geschiedenis gaat. zooals dc menschen het ontwerpen. Het val; altijd anders uit dan iemand heeft kunnen denken. Koers houden en onze hoop en vertrouwen plaat- is dus op geen enkel punt geslaagd, maar I sen, daar waar dc haver. is. daarin - al- een droevig fiasc gebleken dus besloot spr ligt het heil. Minister Verschuur verdedigt zich tegenover de Eer: ste Kamer In de memorie van antwoord aan de Eer ste Kamer betreffende de begrooting van cconomischo zaken doel de minister die leden, welke een tekort aanwezig achtten in het beramen van maatregelen op inter nationaal gebied, opmerken, dat dc regee- ring in monetair en handelspolitiek op zicht steeds het uiterste heeft gedaan, cn bij voortduring doet, om den internationa len economischcn toestand, voorzoovcr zij daarop invloed kan uitoefenen, gunstig te beïnvloeden. Door het innig contact, dat tusschen het departement en iict bedrijfsleven bestaat, is liet mogelijk de gestie van trusts en kartels van nabij te volgen en ovcntueele uitwassen binnen zekere grenzen te hou den. Of, en zoo ja, op welke wijze in de toekomst van regceringswego maatregelen op dit gebied zullen moeten worden geno men, zal van de verdere ontwikkeling af hangen. Daarbij zal ook het vraagstuk der verplichte registratie zoo noodig een punt van overweging uitmaken. Wat in het voorloopig verslag wordt op gemerkt over de samenwerking tusschen de onderscheidene bankinstellingen, heeft de minister onder de aandacht van zijn ambtgenoot van financiën gebracht. Het oogenblik, waarop het geheel© cri sis-apparaat op goed geformuleerde rege lingen zal steunen, is zeer nabij gebracht door de uitvoering van de landbouw-cri- siswet 1933, welke de gelegenheid schept, de crisiswetgeving van een centraal punt te regelen op den grondslag van een af gerond sjsteem. Geleidelijk zullen alle crisismaatregelen op die wet gaan steu nen en zal de inrichting van alle crisis diensten, overeenkomstig de in dio wet ge geven richtlijnen, worden ingericht. De mi nister rekent erop, dat zulks nog in den loop van dit jaar geheel zijn beslag zal hebben. Handel en nijverheid. Reeds elders beeft de minister de op merking weerlegd, dat het beleid van de regeering tc zeer was gericht op het ver- lecnen van steun aan den landbouw, en te weinig op dc instandhouding van de an dere bronnen van volkswelvaart, den han del. de scheepvaart en de industrie. Het schijnt onbillijk, hetgeen de regee ring doet ten bate van de nijverheid, als een geringe hulp aan te merken De steun, welken de nijverheid ondervindt van de toepassing der crisisinvoenvet, is. naar de minister herhaaldelijk heeft kunnen vast stellen, in de moeste gevallen van veel be- teekenis. Ook dc officieel© aansporing tot het gebruik van Nederlandsch fabrikaat is voor menigen bedrijfstak een welkome hulp geweest Veel zal in dil opzicht kunnen worden bereikt wanncei de bereidheid tot samen werking van bedrijfsgenooten sterker wordt en men de juiste vormen vindt om overbodige cn oneconomische concurrentie te weren, zonder het algemeen belang in gevaai te brengen. Wanneer dit de betee- kcr.is is, welke de leden hier aan het woord aan den term „Planwirtschaft" ge ven, dan is do minister gaarne bereid, daaraan zijn medewerking te verlecnen. Do minister kan hierbij aanteekenen, dat hij een zeer nauw contact onderhoudt met de verschillende bedrijfstakken, die in deze richting werkzaam zijn cn dat zijn bemoeiingen bij voortduring zijn gericht op het bevorderen van gezonde samenwer king en op het leiden daarvan in juiste banen. Indien het algemeen belang dit mee brengt, zal de minister niet aarzelen mede te werken aun dc oprichting van nieuwe industrieeén. Tegen bevordering van de werkgelegenheid bij den scheepsbouw be staat het zeer ernstige bezwaar, dat deze de overvloedige tonnage nog verder zou op voeren. Met het vraagstuk van steun aan de veenderij is de minister opnieuw doende. In verband met de handelsbetrekkingen met Duitschland merkt de minister op, dat dc verbeteringen, verkregen vergeleken met het oude verdrag niet uit het oog mogen worden verloren. De minister heeft met afkeuring kennis genomen van het besluit der Deutsche Reichsbank inzake de betaling van renten door Duit- schc schuldenaren. Den leden, die in overweging geven, gebruik te maken van dc Clearingwet, merkt dc minister op, dat zoolang het nog mogelijk blijkt, met Duitsch land regelingen te treffen, die ccn betrekkelijk bevredigende trans** van rentebetalingen waarborgen, het der regeering voorkomt, dat van dit scherpe middel geen ge bruik moet worden gemaakt. De bevraclitingscomrnissies werken be* vredigend en voor dc binnenschipperij is een niet onbelangrijke verbetering bereikt door de wet inzake evenredige vrachtver- deeling voor de binnenvaart. Amsterdam, 19 Februari. De uitslui ting van dc georganiseedre maatkleer- makers als onmiddellijk gevolg van het feit. dat de onder leiding van den rijks bemiddelaar Prof. Dr. Aalberse plaats ge had hebbende bespreking tusschen partijen, betreffende het conflict in het tnaatklee- diiigsbedrijf niet tot resultaat heeft geleid, is in Amsterdam en in verschillende ande re steden overeenkomstig het daartoe uit« gegeven parool beantwoord door een sta king van het geheele personeel. Zooals be kend, is het voorstel van de werkgevers om de loonsverlaging van 12tot 10 terug te brengen, door de werknemers ver worpen. De mogelijkheid bestaat dat in den loop van deze week nieuwe onderhande lingen tusschen partijen zulllen plaats vin den hofrouw. Wegens het overlijden van Koning Al- hert van België zal het Hof met ingang van morgen gedurende één week halve rouw en gedurende één week lichte rouw aannemen. koninklijk rouwbeklag. II.M. do Koningin heeft telegrammen van rouwbeklag doen toekomen aan koningin Elisabeth van Belgiè en den troonopvolger Prins Leopold. generaal higgins bij de koningin. H.M. dc Koningin heeft hedenmiddag om 12 uur generaal Higgins van het Leger des Heils ontvangen. verboden geschriften. De minister van Defensie heeft onder de verboden geschriften opgenomen: Gerefor* mcerd Vrcdesorgaan, maandblad van do Gereformeerde Vereeniging voor daadwerk©- lijke vredesactic welk orgaan maandelijks verschijnt. Nog één waterstaatkundig pro: bleem wacht op een oplossing De hoofdingenieur van den Provincialen Wtcrstaai de heer ir. A. A. Mussert, heeft het volgende schrijven gericht tot dc Pro vinciale Staten van Utrecht: Het College van Gedeputeerde Staten heeft mij medegedeeld voornomcn3 te zijn het noodigc te verrichten om tc bevorde ren, dat uwe vergadering mij met ingang Nan 1 Mei a.s. ontslag verleent als hoofd ingenieur van den Provincialen Waterstaat in dit gewest. Op 29 September 192? is nnj de eer te beurt gevallen om op 33-jarigcn leeftijd be noemd te worden tot hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat van Utrecht. Mijn taak in die hoedanigheid was en is „de belangen der provincie te behartigen in alles wat don Waterstaat in den uitge- breidsten zin des woords betreft". Wanneer mij met ingang van 1 Mei a s. ontslag uit den dienst zal worden verleend, zal ik dit ambt zes en eon half jaar hebben bekleed, zes en een half jaar de beJangon zal oplossen. der provincie hebben behartigd ten aan zien van den Waterstaat. In deze zes cn een half jaar zijn vrijwel alle waterstaatkundige problemen, welke in dc provincie aanwezig waren, tot op lossing gekomen. Het Amsterdam—Rijnka naal is in uitvoering, zij het dan ook, dat het oorspronkelijk plan, zooals dit door mij is ontworpen, door den Rijkswater staat gewijzigd is in voor de stad Utrecht ongunstige» zin. Do Eem is gemaakt tot oen vaarwater, dat in behoorlijken staat van bruikbaarheid verkeert. Het eeuwen oude onoplosbaar lijkende vraagstuk van de verbetering van de afwatering van de Geldcrsche Vallei is opgelost; met dc uit voering kan nog dit jaar een begin ge maakt worden. Het provinciaal wcgcnplan is voor een zeer groot deel uitgevoerd. Een probleem van beteekenis is nog slechts do voortzet ting van den weg Uithoorn—Vreeland door do Vinkcveenschc plassen. Het onderzoek hiernaar i9 gaande; het doet mij leed dit niet tot een einde te kunucn brengen, om dat hierbij groote economische en aestlie- tische belangen betrokken zijn cn daaren boven naar mijne meening voor het toeris me een monument geschapen kan worden, dat zijn weerga in Nederland niet zou vinden. Dit is oigenlijk het ecnige urgente vraag stuk van beteekenis, dat ik bij mijn heen gaan nog achter laat Ik hoop zeer dat mijn opvolger dit op bevredigende wijze Het oordeel, in hoeverre ik bij dit alles de belangen der provincie gediend heb, is niet aan mij; slechts kan ik dc verzekering geven steeds gehandeld te hebben, zooals ik meende, dat het belang der provincie vorderde. Twee jaren geleden ben ik de beweging begonnen, ten doel hebbende de zedelijke, geestelijke en lichamelijke verheffing van ons volk: de nationaal-socialistische bewe ging. Het is hier niet de plaats om uiteen te zetten dc noodzakelijkheid dezer bcwc ging; vermoedelijk zullen vele leden uwer vergadering hieromtrent met mij van mee ning verschillen. Van belang is liier slechts de vraag, of ik als Nederlandsch staatsburger het recht heb om naast mijn ambtelijk werk zuiver ecrc-ambtelijk op mij te nemen de taak, krachtig mede tc werken aan den opbouw van liet volk, waartoe ik behoor en dat ik lief heb. Iict antwoord op deze vraag moet m.i. volmondig bevestigend luiden, mits dit niet gaat ten koste van de belangen, welke ik krachtens mijn arabt heb te be hartigen en mits ik niet in strijd handel met de goede zeden, recht en wet. Ontegenzeggelijk eischt de combinatie van hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat en leider van de N.S.B. zeer veel van mijn persoon. Zooveel, dat naar mate de N.S.B. groeit, dit samengaan meer en meer bezwaarlijk wordt en het tijdstip zou moeten komen, waarop ik het offer zou moeien brengen van het opgeven van mijn ambt, dat ik altijd mot toewijding heb ver vuld. Vermoedelijk zou ik dit gedaan hebben, als het laatste groote probleem, de weg door dc Vinkevccnschc plassen, zou zijn tot oplossing gebracht. Het heeft niet zoo mogen zijn. Niet daarom zal cr een einde komen aan mijne werkzaamheden als hoofdingenieur der, provincie, maar omdat de minister-presN dent heeft bepaald, dat de N.S.B. met on* wettige middelen haar doel wil bereiken< Als oprichter en leider der N.S.B. kan nie mand beter dan ik beoordeelen of dit juist is. Ik heb bet recht cn den plicht om nu aan uwe vergadering, ofschoon dit na alles wat hieromtrent in het openbaar tc berde is gebracht, vrijwel overbodig mag hecten, te berichten, dat deze aantij ging volmaakt onwaar i9 Nimmer heeft de N.S.B bij baar streven den wettigen weg verlaten of pogingen daartoe gedaan, hetf geen niet gezegd kan worden van iedere politieke partij, waarvan de leden door bet ambtcnarenbcsluit niet getroffen worden. Het doet mij leed, dat ccn NederlandscN minister-president zich heeft laten voeren op dezen weg, die leidt naar ondermijning van het overheidsgezog door de overhel! zelve. De aan mij gestelde vraag of ik bij het lidmaatschap der N.S.B. blijf volharden» heb ik bevestigend moeten beantwoordon« omdat ik het in strijd met mijn ccr en plicht zou vinden, indien ik anders zou handelen. Naar mijne vaste overtuiging geeft de N.S.B. gestalte aan hetgeen in on» volk leeft. Zij is noodig voor de zedelijke, geestelijke en lichamelijk© verheffing van ons volk. Ik heb niet het recht om dit groote belang op te offeren aan mijn per* soonlijk welzijn; de liefde tot dc natie blijkt eerst uit de offers, die men bereid ia voor baar te brengen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 6