MINISTER VAN SCHAIK ONTKENT
N.S.B.-BEWERINGEN
Z0NE3R GROND
HET LIDMAATSCHAP
VAN DE N.S.B.
LOOPT ONZE BESCHAVING
GEVAAR?
GEEN GEBRUIK VAN CLEARINGWET
CRISISWETGEVING VAN
CENTRAAL PUNT
HET CONFLICT IN HET
MAATBEDRIJF
MUSSERT WENDT ZICH TOT PROV. STATEN
NAAR AANLEIDING VAN
ZIJN A.S. ONTSLAG
De kwestie van den brand in
de Amsterdamsche telefoon
centrale
Op de vragen van den heer Boon in ver
band met een lc Amsterdam verspreid
strooibiljet van de N.S.B., waarin o.a. mcde-
deelingen voorkomen ter zake van den
brand in de Telefooncentrale te Amsterdam
I. Heeft de minister kennis genomen van
een in groot aantal te Amsterdam verspreid
strooibiljet van de N.S.B. waarmede der-
zelve leider ir. A. A. Mussert zijn volko
men instemming heeft betuigd waarin
o.m. staat, dat in Amsterdam „dc commu
nistische misdadigers, die uit Duitschland
verdreven zijn", in samenwerking met de
Communistische Partij Holland en andere
revolutionnairc partijen, op Vrijdag 22 De
cember 1933 de telefooncentrale in brand
hebben gestoken ter voorbereiding van het
plan om op Zaterdag 23 December 1933 in
Amsterdam oproer en plunderingen te ver
wekken, welk beoogd gevolg van oproer en
plundoringen ditmaal nog niet was inge
treden wegens uitgebreide politiemaatrege
len, hoezeer overigens de Overheid in Ne
derland bang „voor dit bandietengespuis is?
II. Hebben de stellers van dit strooibil
jet hun burgerplicht vervuld door de justi
tie op de hoog*« to brengen van dit hun be
kende plan van het „fanal" van brandstich
ting voor oproer en plunderingen, en zoo
neen, heeft dan de justitie harerzijds de
stellers opgevorderd om de in bun bezit
zijnde gegevens te verstrekken?
III. Indien daarbij niet is gebleken, dat
het hier onverantwoordelijke en geweten
looze verzinsels betrof, teneinde onrust on
der de bevolking te verwekken, doch inder
daad kennis van deze voornemens bestond,
is dan voor zoover het betreft den brand in
de telefooncentrale te Amsterdam een ver
volging gelast krachtens artikel 136 van
het Wetboek van Strafrecht, een 6traf van
6 maanden stellende op het opzettelijk na
laten van het ter kennis brengen aan de
ambtenaren der justitie of politie van het
voornemen tot het plegen van een gemeen-
gevaarlijk misdrijf voor zoover daardoor le
vensgevaar wordt veroorzaakt op een tijd
stip waarop het plegen van dit misdrijf nog
kan worden voorkomen, waar hier dit mis
drijf is gevolgd, waarbij tevens levensge
vaar is ontstaan?
luidt het antwoord van den beer van
Schaik, minister van Justitie:
I. Deze vraag wordt bevestigend beant
woord.
II. Uit een ingesteld onderzoek is ge
bleken, dat noch de persoon, die het strooi
biljet opstelde, noch do leider van de af-
deeling 3 Propaganda der N.S.B., dio zijn
goedkeuring aan den inhoud van het bil
jet hechtte en goedvond het te doen drun
ken en verspreiden, noch ir. A. A. Mussert,
die verklaard heeft zich uiteraard voor den
inhoud verantwoordelijk te achten, over
eenig gegeven hebben beschikt, om daarop
de in het biljet gedane beweringen te kun
nen doen steunen.
Van het vervullen van een bureerpücht
als in deze vraag is bedoeld, door steller
en verspreider, of door hem, die zich voor
de daden van dezen verantwoordelijk ver
klaart, is derhalve geen sprake: a:s vervui
ling van een zoodanige plicht i* zeker niei
te beschouwen het zooals met de sa
menstelling en verspreiden van dat strooi
biljet is geschied misbruik maken van
de vrijheid van drukpers.
III. Na een zeer nauwgezet onderzoek
blijft do justitie te Amsterdam van oordeel,
dat de brand in dc telefooncentrale te Am
sterdam kwaadwillig is gesticht.
De gegevens, waarover de justitie beschik
te cn than6 iii meerdere mate beschikt, wa
ren echter den steller, zooals uit het ant
woord op vraag 2 trouwens blijkt, volkomen
onbekend. Zoo bcru6t ook de bewering: „Er
zijn toen echter uitgebreide maatregelen
genomen cn daarom zijn toen de relletjes
afgelast, voor Zaterdag 23 December", op
volkomen fantasie.
Een kennisgeving, als bedoeld bij art. 136
Wetboek van Strafrecht, was uit den aard
der zaak niet mogelijk.
Samenstelling en verspreiding van het
pamflet lOinncn niet anders dan den indruk
wekken van een poging om door liet ver
wekken van een paniekstemming o.a. uit
den brand in do telefooncentrale politieke
munt te slaan.
1 cn 2. Hetgeen blijkens de eerste vraag
door den Ilaarlemschen kringleider der N.
S.B. van der Weijden zou zijn verklaard,
berust niet op waarheid. Noch de politie te
Amsterdam, noch de politie te Botterdam
(dit in verband met mededeelingen, geduan
door een anderen woordvoerder van de N
S.B.). noch de justitie zijn gewaarschuwd
geworden dat er een brand In de telefoon
centrale te Amsterdam zou uitbreken.
0njui6t is ook, dat, behalve in het ge
bouw der telefooncentrale, een brand of
begin van brand in het buis daarnaast zou
de zijn ontdekt.
In een der kalders van het hoofdpostkan
toor te Amsterdam is wel op 8 Januari 1934
te 15.11 ten gevolge van baldadigheid een
daar aanwezige brandmelder ingedrukt,
waardoor de brandweer onnoodig is ge
alarmeerd.
Op de vragen van den heer Albarda be
treffende mcdcdcclingcn, welke door de N.
S.B. in December aan dc politie zouden zijn
gedaan ter zake van branden, welke in Am
sterdam op bepaalde plaatsen zouden uit
breken:
1. Is het den minister bekend, dat do
Haarlemsche kringlcider van dc N.S.B., de
heer van der Weyden, op Donderdag 1 Fe
bruari in een openbare vergadering te Haar
lcm heeft gezegd, dat de politie reeds in
December door de N.S.B. gewaarschuwd
was, dat cr ccn brand zou uitbreken in
de telefooncentrale te Amsterdam en dat
er behalve in het gebouw dor telefooncen
trale ook in het huis daarnaast en even
eens in de kelders van het oude postkan
toor een begin van brand waö ontdekt, waar
aan echter om politieko redenen geen rucht
baarheid zou zijn gegeven?
2. Wil de minister mededeelcn, wat er
van die beweringen waar is?
luidt het antwoord van den heer van
Scbaik, minister van Justitie:
De heeren Mussert en van Geel
kerken blijven lid, en doen
hiervan mededeeling aan
de l'rov. Overheid
Naar wij vernemen, heeft gisteren dc
heer Mussert, hoofdingenieur van den
Prov. Waterstaat van Utrecht aan de Pro
vinciale Staten mededeeling gedaan, dit
in antwoord op het verzoek, zich daarover
te willen uitspreken, dat hij blijft volhar
den bij zijn lidmaatschap van do N.S.B.
Thans zal door de vergadering van Prov.
Staten worden beslist in hun bijeenkomst
einde dezer maand te houden, over even
tueel aan den heer Mussert te verlccncn
ontslag. Voorts vernemen wij, dat de heer
Van Geelkerken, die als ambtenaar ter
Prov. Griffie werkzaam is, heden aun de
Ged. Staten heeft bericht, dil ook in ant
woord op een tot liein gericht schrijven,
dat ook hij bij zijn lidmaatschap van de N.
S.B. blijft volharden. Een eventueel ont
slag van den heer Van Geelkerken zal door
Ged. Staten worden verleend.
Nader vernemen wij, dat het in de
bedoeling van de Prov. overheid ligt de
heeren ir. Mussert en van Geelkerken met
jngang van 1 Mei a.s. ontslag te verlee-
nen.
Wij herinneren cr in dit verband aan,
dat het ontslag aan den heer van Geelker
ken door Ged. Staten kan worden ver
leend. doch dat inzako het ontslag van ir.
Mussert Ged. Staten slechts een voorstel
aan de Prov. Staten kunnen doen, daar de
beslissing bij dit laatste lichaam ligt.
dc bcgeering en df n.S.b.
In een artikel iu Volk en Vaderland komt
de redactie, via een beschouwing gevoerd te
hebben over de verklaring van den regee-
ringspersdienst. tot de volgende conclusies:
le. alleen het citaat omtrent het open
houden der nummers is juist, doch heeft
met een band met de ambtenaren en dus
met illegaal, revolutionnaii handelen, ab
soluut niets te maken
2e. dc uitdrukking ..corrupt, regeering is
door Mussen niet gebruikt.
3c. Mussert heeft nooit direc: noch indi
rect, geschreven of gesuggereerd, dat de be
lofte aan de N.S.B. zou pracvaleereu bovon
die aan de regeering
De verdediging aldus beslui' hu blad
door den officieelen regeeringspersdienst j
Eenige behartenswaardige op:
merkingen van Prof. dr. J
Huizinga
Amsterdam, 19 Februari. Vanavond
hebben de leden der Sociëteiten „De Groote
Club" en „Doctrina et Amicitia zich in de
groote eetzaal van „De Groote Club ver-
eenigd aan een gemeenscbappelijken maal
tijd.
Aan dezen maaltijd zaten met enkele aulo
riteiten aan de vooraanstaande personen uit
de kringen van handel en industrie, bank
wezen en scheepvaart te Amsterdam, een
illuster gezelschap van 150 personen.
De voorzitter van „De Groote Club", de
heer J. ter Iiaar Jr., lid der Eerste Kamer,
heette bij den aanvang van den maaltijd
alle aanwezigen hartelijk wclkoin, in 't. bij
zonder de aanwezige autoriteiten cn prof.
dr. J. Huizinga uit Leiden, voorzitter van do
Akadcniie van Wetenschappen afd. Letter
kunde, die zich bereid had verklaard om
aan dezen maaltijd een rede te houden.
Dc heer ter Haar besloot zijn welkomst
woord met een dronk in te stellen op de
leden van ons Koninklijk Huis. waarop het
aan dezen maaltijd vereenigd gezelschap
het „Wilhelmus" zong.
Hierna ving de maaltijd aan, welke een
zeer gezellig verloop had.
Bij het nagerecht onderbrak de tafelvoor
zitter, de heer J. ter Haar Jr. de geani
meerde onderlinge gesprekken der disch-
genootcn en verleende het woord aan prof.
dr. J. Huizinga voor zijn rede over het on
derwerp „Loopt de beschaving gevaar?".
De vraag „Loopt onze beschaving gevaar?"
zou, aldus prof. Huizinga. dertig jaar gele
den met een ongeloovigen glimlach ontvan
gen zijn. Nu is zij op ieders lippen. Wel
haast algemeen is de overtuiging dat de
Westersclie beschaving een nieuwen alge-
meenen oorlog niet zou doorstaau, en bet
is een klein lichtpunt in dezen duisteren
tijd. dat althans dit bewustzijn meer en
meer schijnt door te dringen. Doch ook af
gescheiden van de kans op oorlog blijft er
reden tot de vraag. Beschaving heeft tot
voorwaarde een zekere gewichtsverhouding
tusschen geestelijke waarden en technisch-
economische volmaking, altijd zoo, dat liet
geestelijk volstrekt predomineert. Is die
voorwaarde nog vervuld? In de technocra
tie zelve schijnt liet hoofdgevaar gelogen.
De middelen en werktuigen zijn tc machtig
geworden, de rnensch bebeerscbl ze niet
meer. maar wordt er door beheerscht. Nauw
verbonden aan dc technocratie is het ge
vaar der over-organisatie In elke organi
satie raakt een stuk persoonlijke verant
woordelijkheid zoek. In de zucht tot corpo
ratieve aaneensluiting mechaniseert zicb
het sociale leven. Het gevolg is verzwak
king van het oordeel en verval van dc mo
raal. Een algemeen puerilisme viert hoogtij,
en de maatstaven in de beoordeeling van
recht en onrecht zijn zwak geworden.
Is er licht? Zal deze zieke wereld nog ge
zond worden? W ij kunnen enkel bepalen,
wat onze individueelc en gemeenschappelij
ke plichten zijn.
Er zijn maar enkele volken, aldus ging
Prof. Huizinga voort, die oni vrijheid en in
vrijheid hun vorm en wezen vcrworvcD
hebben. Zoo één is Nederland.
Laat het voorzichtig zijn met dit kostbare
goed Een wonderlijk lotsbestel heeft ons,
geschcider van den oorspronkelijke» stam,
to: een edel dee' van West-Europa ge
maakt. In onze w cstelijkheid ligt onze
kracht, op ei. over de zee. in onze verwant
schap mc: he groote volk. da; de moderne
staatsorde schiep. Dus toch. „Hou zee"?
Zeker, rnaa» wie „hot zee' wi roepen, moet
niet naar he: Oosten kijker. Daar ligt de
zee niei
De beste staatsmai kan niet meet doen
dan hei roei houden in den storm. Niets in
geschiedenis gaat. zooals dc menschen
het ontwerpen. Het val; altijd anders uit
dan iemand heeft kunnen denken. Koers
houden en onze hoop en vertrouwen plaat-
is dus op geen enkel punt geslaagd, maar I sen, daar waar dc haver. is. daarin - al-
een droevig fiasc gebleken dus besloot spr ligt het heil.
Minister Verschuur verdedigt
zich tegenover de Eer:
ste Kamer
In de memorie van antwoord aan de Eer
ste Kamer betreffende de begrooting van
cconomischo zaken doel de minister die
leden, welke een tekort aanwezig achtten
in het beramen van maatregelen op inter
nationaal gebied, opmerken, dat dc regee-
ring in monetair en handelspolitiek op
zicht steeds het uiterste heeft gedaan, cn
bij voortduring doet, om den internationa
len economischcn toestand, voorzoovcr zij
daarop invloed kan uitoefenen, gunstig te
beïnvloeden.
Door het innig contact, dat tusschen het
departement en iict bedrijfsleven bestaat,
is liet mogelijk de gestie van trusts en
kartels van nabij te volgen en ovcntueele
uitwassen binnen zekere grenzen te hou
den. Of, en zoo ja, op welke wijze in de
toekomst van regceringswego maatregelen
op dit gebied zullen moeten worden geno
men, zal van de verdere ontwikkeling af
hangen. Daarbij zal ook het vraagstuk der
verplichte registratie zoo noodig een punt
van overweging uitmaken.
Wat in het voorloopig verslag wordt op
gemerkt over de samenwerking tusschen
de onderscheidene bankinstellingen, heeft
de minister onder de aandacht van zijn
ambtgenoot van financiën gebracht.
Het oogenblik, waarop het geheel© cri
sis-apparaat op goed geformuleerde rege
lingen zal steunen, is zeer nabij gebracht
door de uitvoering van de landbouw-cri-
siswet 1933, welke de gelegenheid schept,
de crisiswetgeving van een centraal punt
te regelen op den grondslag van een af
gerond sjsteem. Geleidelijk zullen alle
crisismaatregelen op die wet gaan steu
nen en zal de inrichting van alle crisis
diensten, overeenkomstig de in dio wet ge
geven richtlijnen, worden ingericht. De mi
nister rekent erop, dat zulks nog in den
loop van dit jaar geheel zijn beslag zal
hebben.
Handel en nijverheid.
Reeds elders beeft de minister de op
merking weerlegd, dat het beleid van de
regeering tc zeer was gericht op het ver-
lecnen van steun aan den landbouw, en
te weinig op dc instandhouding van de an
dere bronnen van volkswelvaart, den han
del. de scheepvaart en de industrie.
Het schijnt onbillijk, hetgeen de regee
ring doet ten bate van de nijverheid, als
een geringe hulp aan te merken De steun,
welken de nijverheid ondervindt van de
toepassing der crisisinvoenvet, is. naar de
minister herhaaldelijk heeft kunnen vast
stellen, in de moeste gevallen van veel be-
teekenis. Ook dc officieel© aansporing tot
het gebruik van Nederlandsch fabrikaat is
voor menigen bedrijfstak een welkome hulp
geweest
Veel zal in dil opzicht kunnen worden
bereikt wanncei de bereidheid tot samen
werking van bedrijfsgenooten sterker
wordt en men de juiste vormen vindt om
overbodige cn oneconomische concurrentie
te weren, zonder het algemeen belang in
gevaai te brengen. Wanneer dit de betee-
kcr.is is, welke de leden hier aan het
woord aan den term „Planwirtschaft" ge
ven, dan is do minister gaarne bereid,
daaraan zijn medewerking te verlecnen.
Do minister kan hierbij aanteekenen, dat
hij een zeer nauw contact onderhoudt met
de verschillende bedrijfstakken, die in
deze richting werkzaam zijn cn dat zijn
bemoeiingen bij voortduring zijn gericht
op het bevorderen van gezonde samenwer
king en op het leiden daarvan in juiste
banen.
Indien het algemeen belang dit mee
brengt, zal de minister niet aarzelen mede
te werken aun dc oprichting van nieuwe
industrieeén. Tegen bevordering van de
werkgelegenheid bij den scheepsbouw be
staat het zeer ernstige bezwaar, dat deze
de overvloedige tonnage nog verder zou op
voeren.
Met het vraagstuk van steun aan de
veenderij is de minister opnieuw doende.
In verband met de handelsbetrekkingen
met Duitschland merkt de minister op,
dat dc verbeteringen, verkregen vergeleken
met het oude verdrag niet uit het oog
mogen worden verloren.
De minister heeft met afkeuring
kennis genomen van het besluit
der Deutsche Reichsbank inzake
de betaling van renten door Duit-
schc schuldenaren. Den leden, die
in overweging geven, gebruik te
maken van dc Clearingwet, merkt
dc minister op, dat zoolang het
nog mogelijk blijkt, met Duitsch
land regelingen te treffen, die ccn
betrekkelijk bevredigende trans**
van rentebetalingen waarborgen,
het der regeering voorkomt, dat
van dit scherpe middel geen ge
bruik moet worden gemaakt.
De bevraclitingscomrnissies werken be*
vredigend en voor dc binnenschipperij is
een niet onbelangrijke verbetering bereikt
door de wet inzake evenredige vrachtver-
deeling voor de binnenvaart.
Amsterdam, 19 Februari. De uitslui
ting van dc georganiseedre maatkleer-
makers als onmiddellijk gevolg van het
feit. dat de onder leiding van den rijks
bemiddelaar Prof. Dr. Aalberse plaats ge
had hebbende bespreking tusschen partijen,
betreffende het conflict in het tnaatklee-
diiigsbedrijf niet tot resultaat heeft geleid,
is in Amsterdam en in verschillende ande
re steden overeenkomstig het daartoe uit«
gegeven parool beantwoord door een sta
king van het geheele personeel. Zooals be
kend, is het voorstel van de werkgevers
om de loonsverlaging van 12tot 10
terug te brengen, door de werknemers ver
worpen. De mogelijkheid bestaat dat in den
loop van deze week nieuwe onderhande
lingen tusschen partijen zulllen plaats vin
den
hofrouw.
Wegens het overlijden van Koning Al-
hert van België zal het Hof met ingang
van morgen gedurende één week halve
rouw en gedurende één week lichte rouw
aannemen.
koninklijk rouwbeklag.
II.M. do Koningin heeft telegrammen van
rouwbeklag doen toekomen aan koningin
Elisabeth van Belgiè en den troonopvolger
Prins Leopold.
generaal higgins bij de
koningin.
H.M. dc Koningin heeft hedenmiddag om
12 uur generaal Higgins van het Leger
des Heils ontvangen.
verboden geschriften.
De minister van Defensie heeft onder de
verboden geschriften opgenomen: Gerefor*
mcerd Vrcdesorgaan, maandblad van do
Gereformeerde Vereeniging voor daadwerk©-
lijke vredesactic welk orgaan maandelijks
verschijnt.
Nog één waterstaatkundig pro:
bleem wacht op een
oplossing
De hoofdingenieur van den Provincialen
Wtcrstaai de heer ir. A. A. Mussert, heeft
het volgende schrijven gericht tot dc Pro
vinciale Staten van Utrecht:
Het College van Gedeputeerde Staten
heeft mij medegedeeld voornomcn3 te zijn
het noodigc te verrichten om tc bevorde
ren, dat uwe vergadering mij met ingang
Nan 1 Mei a.s. ontslag verleent als hoofd
ingenieur van den Provincialen Waterstaat
in dit gewest.
Op 29 September 192? is nnj de eer te
beurt gevallen om op 33-jarigcn leeftijd be
noemd te worden tot hoofdingenieur van
den Provincialen Waterstaat van Utrecht.
Mijn taak in die hoedanigheid was en is
„de belangen der provincie te behartigen
in alles wat don Waterstaat in den uitge-
breidsten zin des woords betreft".
Wanneer mij met ingang van 1 Mei a s.
ontslag uit den dienst zal worden verleend,
zal ik dit ambt zes en eon half jaar hebben
bekleed, zes en een half jaar de beJangon zal oplossen.
der provincie hebben behartigd ten aan
zien van den Waterstaat.
In deze zes cn een half jaar zijn vrijwel
alle waterstaatkundige problemen, welke
in dc provincie aanwezig waren, tot op
lossing gekomen. Het Amsterdam—Rijnka
naal is in uitvoering, zij het dan ook, dat
het oorspronkelijk plan, zooals dit door
mij is ontworpen, door den Rijkswater
staat gewijzigd is in voor de stad Utrecht
ongunstige» zin. Do Eem is gemaakt tot
oen vaarwater, dat in behoorlijken staat
van bruikbaarheid verkeert. Het eeuwen
oude onoplosbaar lijkende vraagstuk van
de verbetering van de afwatering van de
Geldcrsche Vallei is opgelost; met dc uit
voering kan nog dit jaar een begin ge
maakt worden.
Het provinciaal wcgcnplan is voor een
zeer groot deel uitgevoerd. Een probleem
van beteekenis is nog slechts do voortzet
ting van den weg Uithoorn—Vreeland door
do Vinkcveenschc plassen. Het onderzoek
hiernaar i9 gaande; het doet mij leed dit
niet tot een einde te kunucn brengen, om
dat hierbij groote economische en aestlie-
tische belangen betrokken zijn cn daaren
boven naar mijne meening voor het toeris
me een monument geschapen kan worden,
dat zijn weerga in Nederland niet zou
vinden.
Dit is oigenlijk het ecnige urgente vraag
stuk van beteekenis, dat ik bij mijn heen
gaan nog achter laat Ik hoop zeer dat
mijn opvolger dit op bevredigende wijze
Het oordeel, in hoeverre ik bij dit alles
de belangen der provincie gediend heb, is
niet aan mij; slechts kan ik dc verzekering
geven steeds gehandeld te hebben, zooals
ik meende, dat het belang der provincie
vorderde.
Twee jaren geleden ben ik de beweging
begonnen, ten doel hebbende de zedelijke,
geestelijke en lichamelijke verheffing van
ons volk: de nationaal-socialistische bewe
ging. Het is hier niet de plaats om uiteen
te zetten dc noodzakelijkheid dezer bcwc
ging; vermoedelijk zullen vele leden uwer
vergadering hieromtrent met mij van mee
ning verschillen.
Van belang is liier slechts de vraag, of
ik als Nederlandsch staatsburger het recht
heb om naast mijn ambtelijk werk zuiver
ecrc-ambtelijk op mij te nemen de taak,
krachtig mede tc werken aan den opbouw
van liet volk, waartoe ik behoor en dat ik
lief heb. Iict antwoord op deze vraag moet
m.i. volmondig bevestigend luiden, mits
dit niet gaat ten koste van de belangen,
welke ik krachtens mijn arabt heb te be
hartigen en mits ik niet in strijd handel
met de goede zeden, recht en wet.
Ontegenzeggelijk eischt de combinatie
van hoofdingenieur van den Provincialen
Waterstaat en leider van de N.S.B. zeer
veel van mijn persoon. Zooveel, dat naar
mate de N.S.B. groeit, dit samengaan meer
en meer bezwaarlijk wordt en het tijdstip
zou moeten komen, waarop ik het offer zou
moeien brengen van het opgeven van mijn
ambt, dat ik altijd mot toewijding heb ver
vuld.
Vermoedelijk zou ik dit gedaan hebben,
als het laatste groote probleem, de weg
door dc Vinkevccnschc plassen, zou zijn
tot oplossing gebracht.
Het heeft niet zoo mogen zijn. Niet
daarom zal cr een einde komen aan mijne
werkzaamheden als hoofdingenieur der,
provincie, maar omdat de minister-presN
dent heeft bepaald, dat de N.S.B. met on*
wettige middelen haar doel wil bereiken<
Als oprichter en leider der N.S.B. kan nie
mand beter dan ik beoordeelen of dit
juist is. Ik heb bet recht cn den plicht
om nu aan uwe vergadering, ofschoon dit
na alles wat hieromtrent in het openbaar
tc berde is gebracht, vrijwel overbodig
mag hecten, te berichten, dat deze aantij
ging volmaakt onwaar i9 Nimmer heeft de
N.S.B bij baar streven den wettigen weg
verlaten of pogingen daartoe gedaan, hetf
geen niet gezegd kan worden van iedere
politieke partij, waarvan de leden door bet
ambtcnarenbcsluit niet getroffen worden.
Het doet mij leed, dat ccn NederlandscN
minister-president zich heeft laten voeren
op dezen weg, die leidt naar ondermijning
van het overheidsgezog door de overhel!
zelve.
De aan mij gestelde vraag of ik bij het
lidmaatschap der N.S.B. blijf volharden»
heb ik bevestigend moeten beantwoordon«
omdat ik het in strijd met mijn ccr en
plicht zou vinden, indien ik anders zou
handelen. Naar mijne vaste overtuiging
geeft de N.S.B. gestalte aan hetgeen in on»
volk leeft. Zij is noodig voor de zedelijke,
geestelijke en lichamelijk© verheffing van
ons volk. Ik heb niet het recht om dit
groote belang op te offeren aan mijn per*
soonlijk welzijn; de liefde tot dc natie
blijkt eerst uit de offers, die men bereid ia
voor baar te brengen.