ONS SUCCES IS UW SUCCES 3T00MWASSCHERIJ DE KOLK MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! DE BOTERHAMMEN VAN DEN HOUTHAKKER WINKEL SPELEN RIA'S SNEEUWKLOKJES MACHINALE OP" TAAKWASCH KASTKLA AR KRAAKHELDER «GOEDKOOP F VAN HOFWECEN HLEEKERSTRAAT 37 TELEFOON 61 De beste koffie. Hulsko's Scinkoffiekost nu 25 ct. per l/i pond Hulsko heeft één soorthet besteIn gepatenteerde, luchtdichte verpakking. Vraagt Uw Winkelier! DE KOFFIE WAAR PIT IN ZIT» door C. L. DE LILLE UOGERWAARD. Houthakker Plof begon 1110e te worden. Den gcheelcn morgen had bij hard ge werkt en hij was nog lang niet klaar. Het was echter tijd om een stukje tc eten en ecu slokje te drinken. Hij begon met bet laatste en schroefde het deksel van de thormosflesch los, nam de kurk er af en schonk wat van den verkwik kenden, brui nen drank in een metalen kroes. Daarna maakte hij liet trommeltje open, waarin zijn vrouw boterhammen voor hem gelegd bad. 116, wat zouden die lekker smaken! Kabouter Plof was op den liggenden boomstam gaan zitten en wilde juist met zijn boterhammen beginnen, toen een rood borstje naar hem toe getrippeld kwam. I-Iet piepte zóó hard, dat de houthakker, dio een echte dierenvriend was, onmiddellijk be greep, wat er aan scheelde. Het arme diertje bad honger en Plof bedacht zich dan ook geen oogenblik, of bij gaf liet vogeltje een stukje brood mee. Nauwelijks had hij dit gedaan, of er kwa men van allerlei vogeltjes: roodborstjes, merels, kwikstaartjes, vinken en meesjes, 't Leek wel, of ze "t afgesproken hadden, want van alle kanten kwamen ze aange vlogen. Houthakker Plof wilde al die vogeltjes, die immers zijn vriendjes waren en naar welker gezang hij zoo graag luisterde, als Inj in hctbosch was, gaarne tevreden stellen en deelde ruimschoots van zijn brood uit. Maar. toen de laatste gevederde gast verzadigd was, was ook het laatste krui meltje brood verdwenen. I-Iouthakker Plof keek eens in zijn leege trommeltje, krabde zich achter het oor en.... ging maar weer aan het werk om zijn honger te verzetten. 11 ij zette hel trommeltje naast den boom stam op den grond en zag nóch hoorde, dat Langhaard, een klein kaboutertje, heel be hoedzaam naderde, hot lecgc blikje mee nam en... het na een tijdje weer op zijn plaats zette. Ijverig h;:xio Plof door, tot bet lijd was om naar huis te gaan. Maar o, wat had hij een vrcesclijken honger! Als zijn vrouw nu maar genoeg voor hem had, wanneer hij straks thuis kwam! Zijn trommeltje nam hij mee, maar het viel hem lieelemaal niet op, dat het zoo zwaar geworden was. Zoo vlug, als zijn moede beenen dit toe lieten, liep hij nu naar zijn buisje, dal aan den rand van liet boscb stond. De kleine Plofjes het waren er zes! kwamen hem al tegemoet gcfoopen en gewaggeld. Hij lilde dc kleinste op zijn schouder en zoo kwam Vader met zijn halve dozijntje, thuis. Dag vrouw!" riep hij opgewekt uit. zoo dra hij binnen kwam. „Heb je nog een reuzeportic eten voor me? Ik rammel van den honger!" „Och, beste inaii," antwoordde de arme vrouw. „De kinderen bobben vandaag zóó vreeselijk veel gegeten, dat er natuurlijk wel wat, maar niet zoo heel veel overgeble ven is. Als ik geweten had, dat je met hon ger thuis zou komen, zou ik natuurlijk meer voor jc bewaard hebben, maar ik dacht zoo vast en zeker, dat ik jc trom mel heelemaal gevuld bad. Ik ik stamelde ze - „heb het toch niet ver geten?!" „Nee, nee. vrouw tje, jij hebt geen schuld," zei Plof lachend, terwijl hij zijn ontstelde vrouw gemoedelijk op den schouder klop te. „Weet jc, boe liet komt, dat ik zoo'n hon ger bad?" vroeg hij nu. Neb, dat kou zijn vrouw natuurlijk riict welen! En de houthakker vertelde het haar. „Ik heb een roodborstje en ook andere vogeltjes wat to eten gegeven," zei hij. „Ze kwamen van alle kanten aanzetten, 't Leek wel, of ze er op gewacht hadden. En ze waren zóó mak! Ze kwamen zoo maar op mijn knie zitten. Vooral dc meesjes waren erg tam. Ze kwamen met zóó velen, dat mijn trommeltje leeg was, vóór ik er erg in had. Kijk maai En hij haalde het trommeltje tc voor schijn om het zijn vrouw tc laten zien. „Maar wat is liet zwaar!" riep hij ver baasd uiL „Gek, dat ik daar onderweg niets van gemerkt heb!" Toen hij het openmaakte, keek bij, of bij een groot wonder aanschouwde. Hij was er sprakeloos van en toen bij eindelijk weer spreken kon, juichte hij: „Het is weer vol, heelemaal vol!" „Dan heb je zeker gedroomd, dat het leeg was!" kon zijn vrouw niet nalaten tc zeg gen. „Nee, nee, d a t weet ik heel zeker!" zei houthakker Plof zóó beslist, dat zij cr geen oogenblik meer aan twijfelde. „Kijk toch eens. wat een heerlijke boter hammen met worst!" ging de nog steeds verbaasde man voort, 't Lijkt wel. of ik jarig ben! En dat duurt toch nog een poosje, hoor! Maar ik ben een boon. als ik snap, hoe die lekkere boterhammen in mijn trommeltje komen. Met was toch leeg, heelemaal leeg, toen ik bet bij den boom stam op den grond zette. Leeg is toch niet vol' Ik ik begrijp cr geen sikkepit van!' „Een een kabouter zal er wat in ge stopt hebben!" riep Moeder Plof nu uil- Ja, dat zou het zijn! Dat bij, Plof, daar niet eerder aan ge dacht bad! Dat slimrüe vrouwtje van hem bad bet raadsel opgelost. De zes kleine. Plofjes verdrongen zich nu om den geheimzinnigen inhoud van het trommeltje heen. Met open monden stem den ze toe te kijken. „Leve de kabouters!" riep Vader uit. „We zullen die lekkere boterhammen op hun ge zondheid opeten!" Ja, ja! Dat zouden ze doen! Niet één Plofje stribbelde nu tegen, iets wat ze an ders nog wel eens konden doen, vooral als Moeder zei, dat bet lijd was om naar béd. te gaan. Vader verdeelde de boterhammen onder hun achten, maar Moeder zorgde er natuur lijk wel voor, dat Vader verreweg bet grootste deel kreeg. Hij was immers de ccnigc, die nog niets gegeten bad sinds *s morgens vroeg! Nee maar, wat smaakten die boterham men lekker! En wat waren bet er veel! Dat cr zóóveel boterhammen in Vaders trommeltje konden! 't Was bijna niet le ge- looven, en tóch was het zoo! Toen even later een kaboutertje bolioed- zaam door de ruit van het houthakkers- buisje naar binnen gluurde, zaten Vader, Moeder en de zes kleine Plofjes niet ver heugde gezichten hm dc tafel. En toen Langhaard want hij was bet! gezien bad, dat ze allemaal smulden, was hij tevreden en liep haastig terug naar zijn woning in den ouden hollen eik. Kabouters komen maar zelden in de na bijheid der huizen en vertoonen zich niet gratig aan de rncnschen, ook al zijn die soms liuu grootste vrienden. Toch wilden allen hun weldoener graag bedanken. Daarom zette Vader op co» stukje papier: „Heel vriendelijk bedankt, meneer de Kabouter. Dc boterhammen hebben heerlijk gesmaakt." Vader zette cr eerst zijn haam onder, toen Moeder on daarna volgden zes kruisjes, want het halve dozijntje kon nog niet schrijven, maar de vier oudsten (waaron der een tweeling) konden wel ecu kruisje zetten. Vader deed het voor de beide jong- sten. Dat briefj legde Vader den volgenden dag bij het naar huis gaan bij don boom stam. Daar zou de weldoener van liet hout hakkersgezin 't stellig vinden. En toen de morgen daarop het briefje verdwenen was. begrepen allen, dat dc kabouter het gevonden had. Dat zaakje was dus in orde' (Nadruk verboden). Zie je i wel? W e spelen winkel; Rudolf is de kruidenier Hij weegt krenten, koek en suiker Zijn gezicht straalt^voSi plezier. Klein Manctjo komt iels koopen; Zij hcefi centjes meegebracht. 'l Zijn géén échte, hoor! 't Zijn knoopje?. Dat beeft Jopio zoo bedacht. Wat zij wenscht, - vraagt Rudolf deftig 'k il rozijnen, wel een pond. Van di<; lekk're, groote. zoete, Die liaast smelten in je mond. - 't Kruideniertje kijkt wat angstig. h Pond, dat s heel zijn voorraad wel! Maar dan lacht hij en bedenkt iets. Dut te pas komt bij het spel. De rozijnen, juffrouw Rietje, Zijn bijzonder scbaarsch dit jaar. 'l Is, dat U een goede klant is, Anders ging het vast nietsnaar: - k Zal daar ik U graag tot klant boud, Geven U een ons of drie! D' and're klanten willen ook wat, Dat begrijpt U, juffrouw Rie. Klein Marietje knikt begrijpend. Dat is eerlijk, ieder wat, En ook d'andTen zijn tevreden. Winkel spelen -- fijn is dal! M. HOEKENDIJK. (Nadruk verboden). „Pang!" klonk 'i met groot geweld, alsof er een schot afging. „Dal 's een band, die springt," riep Kees en keek naar z'n vrinden, die met hem aan 't rondkarren waren ,,'t Is de jouwe, Kees, riep Jaap. dio schuin achter hem reed. Meteen voelde Kees, dat z'u achterwiel over de ruwe stocncn hobbelde en dade lijk sprong hij van' zijn karretje. Do jon gens volgden zijn voorbeeld en samen on derzochten ze, wat cr niet de fiets van hun vrind gebeurd was. Jaap lilde aan het zadel dc fiets van Kees omhoog en een ander draaide langzaam het achterwiel rond. „Er zit een reuze spijker in," wees Koes aan. „Wié helpt me even. orn den band tc reparceren." ..Ik," zei Jaap. Do andere jongens fietsten door. Jaap en Kees keerden naar huis terug. Op de stoep voor het huis legde Kees zijn fiets ten on derste boven en ging naar binnen om dc benoodigdheden te halen. Deze stonden in een kist in een van de aanrechtkastjes. „Wat ga je doen? vroeg Gcrrie. liet dienstmeisje. „M'n fiets reparceren. „Waar?" „Op de stoop." „Maar dat zal niet gebeuren." zei Gcr verontwaardigd. „Waarom niet „Ik heb net de straat geschrobd Ja, dat had Kees gezien. Hij zette de kist met gereedschap op liet aanrecht en kwam even later met Jaap terug, samen de fiets dragend. Op het straatje achter dc keuken zetten ze het ding neer. „Daar ook niet!" riep Ger. „Je bent lastig, meisje," merkte Kees op en sjouwde met zijn vriend dc fiets den tuin in. De vorst was nauwelijks uit den grond en dc tuinman was er nog niet ge weest om den tuin op tc knappen. Hier was dus niets te bederven. De band werd van de velg gewipt, de binnenband cr uit getrokken. Kees ging in dc keuken een em mer water halen. Jaap zou den band op pompen, terwijl Kees 'm onder water hield. Zoo moesten ze liet lek opzoeken. Waar bet gaatje zat, borrelde de lucht dooi- bet water naar boven Weldra hadden zc gevonden, wat ze zochten en 't duurde niet lang, of dc jongelui waren druk bezig. Toen kwam Ria thuis. Ze zag de jongens in den tuin en holde verschrikt naar bul ten. ..Zeg, denken jullie om mijn sneeuwklok jes," riep ze ontsteld. „Sneeuwklokjes? Waar staan die?" vroeg Jaap. „Daar, in dc buurt van den emmer. En daar." Ria zette den emmer opzij. „O. jullie naarheden!" riep ze verdrietig. „Al iu'ii sneeuwklokjes hebben jullie ver trapt en die ginds ook. Kijken jullie toch wat Je dool!" „Alsof ik w i>t. dat bier sneeuw klokken stonden. Wie denkt er nu in dezen tijd auti bloemen." „Ik'" riep Ria verontwaardigd, lluustig liep zc naar binnen. Hel huilen stond ha&r nader dan het lachen. Hoe dikwijls was ze den tuin niet ingegaan, om tc zien, hoe de crocusscn en sneeuwklokjes opschoten. De gele winteraconietjes, die zooveel op lage boterbloemen lijken, biociden al achter in den tuin. En van de sneeuwklokjes hingen er al een paar. Dc rest stond op uitkomen. Ria vond 't reuze jammer. Die jongens ook! Nergens hadden zc respect voor. Verdrietig ging ze aan haar werk. De fiets kwam klaar. De rommel werd opgeruimd en weldra peddelden de jongens weer weg. Toen Kees 's middags thuis kwam. zag hij, dat Ria uit baar hum was,. „Is da' nog over die blommetjes?" vroeg hij. „Ja, over die blommetjes," zei Ria hem na. „Hij heeft bet niet met opzet gedaan," vergoelijkte moeder, die de geschiedenis vernomen UacL ,,'t Volgend jaar bloeien zc dubbel mooi, •lat zal je zien." troostte Kees: „een dub bele rust, een dubbele bloei!" „Daar heb ik nu niets aan." snibde Ria. „Ga de post maar eens balen. Ik hoorde wat in de bus gooien!" Gehoorzaam vertrok de jongen. Juichend kwam hij binnen. „De postwissel van grootvader met ons maandgeld!" riép hij blij. Grootvader zorg de geregeld voor het zakgeld van zijn klein kinderen. Bij Kees kwam dat altijd reuze van pas. II ij was een knutselaar en had al tijd van alles noodig. „Moes!" riep bij als u nu morgen och tend het geld gaat innen, dan ga ik om twaalf uur meteen naar de markt om te kijken, of er een dynamo voor mijn clec- trische fictslantaren is. De koplamp heb ik van Jaap gekregen." „Zoo, moet jc geld meteen weer op," ben rispte Ria. ,,'t Is toch mijn eigen geld!' „Daar heb jc gelijk in." 's Zaterdagsmiddags kwam Kees na schooltijd gauw zijn geld ophalen. Met Jaap fietste hij naar (le markt; zij stalden ergens hun karretje en togen op zoek naar een gebruikte dynamo. Het was al lang een hartewcnsch van Kees om zoo'n lantaren op z'n fiets te hebben, die ging branden als hij reed. Overal keken zc en vroegen, maar wat zc hebben moesten, was cr niet. „De volgende week misschien," troostte één van de kooplui. Teleurgesteld liepen de jongens verder langs de stalletjes met oude hoeken, lekker-* nijen en nog veel meer. „Wacht, Jaap, riep Kees op eens. „Hier zie ik wat, dat ik koopen moet." Kees was blijven slaan eri begon direct inei den koopman te onderhandelen. „Enneneem je dan geen dynamo?" vroeg de vriend. „Voorloopig niet." Kees betaalde en droeg het pakje, in wit papier gewikkeld, voorzichtig in zijn lin kerarm. Kees moest met één hand fietsen, toen zo teruggingen. Nu, dat kon hij uit stekend. Bij zijn straat nam Jaap afscheid en fietste door. Kees kwain gciijk met vader thuis, die 's Zaterdags altijd laat was. Ria deed hen open. „En... heb jc jc dynamo?" vroeg ze. „Neen. Pak maar eens aan. Dit is voor jou." En Kees duwde haar 't pakje in de handen. „Voorzichtig uitpakken," waarschuwde hij en zette zijn fiets binnen. „O, Kees, wat beeldig!" boorde hij Ria blij zeggen. „Dank je, hoor!" „Geen dank. 't Is om 't goed te maken van die vertrapte blommetjes." houden zc binnen. Vindt u niet, Moes? En dan zet ik zc luier in m'n tuintje." Mn Ria zulte liet aardige mandje vol sierlijke, hangende klokjes op liet buf fet. „Maar zet dun alsjeblieft een bekje ora je tuin," laadde Kees aan. „We mochten ze anders eens weer plattrappen." „Jullie hebt niet elk voorjaar een lekken band, zullen we hopen." 's Zomers brachten Kees en Jaap van hun fiets- en kumpeertochten telkens keisleenen mee om Ufa's tuintje af te zeiten. Zoo hoop ten zc de voorjaarsbloemen te beveiligen. J. II. BRIXKGREVE—ENTROP. (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 15