DE MENSCHEN OP RUNÖ
KEETJES
Als de zaak rust
werkt de
ADVERTENTIE
3 x plaatsen
voor f 1.--
Uitsluitend bij voor
uitbetaling.
nasmBBKOHB
PARADIJS IN DE
OOSTZEE
LETTERKUNDIGE KRONIEK
UIT HET HOOGE NOORDEN
fMen leeft er onder omstandigheden
N van vijf a zes eeuwen terug
Weinige weken geleden las de omroeper
Van Stockholm-Motala tusschcn de weer
voorspelling en do persberichten een mede-
deeling voor aan de bewoners van Runö,
dio uitgenoodigd werden den volgenden
dag met voldoende booten de „Kaliweiploeg'
die de verbinding tusschcn Stockholm en
Riga onderhoudt, op te wachten om den
nieuwen dominee en zijn verhuisboel af te
halen. Nog een paar maal is de oproep dien
avond herhaald, want als zij toevallig niet
door den ecnigen bewoner van Runö, die
een radiotoestel rijk is opgevangen was,
dan had de boot bij ongunstigen wind wel
licht uren lang ver van het eiland op de
reede kunnen liggen wachten voor met
onophoudelijk geloei van de stoomfluit of
met vuurpijlen en geweerschoten de aan
dacht van de eilanden getrokken was en
de ranke booten in het water achter de
zandbanken waren gesleept.
Maar ditmaal is alles naar wcnsch ver-
loopcn. De „tallitaja", de hoofdman van
de kleine gemeenschap op het kleine
eiland, is naar do hoeven gegaan,, waar
men aan de beurt-was .om booten, .en jnan-
nen beschikbaar te stellen, in de scheme
ling van den grijzen wintermorgen zijn de
jala's onder zeil gegaaan en trokken groep
jes menscben naar een van do hoogste
duinen tot daar de halve bevolking stond
uit to zien naar de rookpluim van de
„Kaliweiploeg", en toen het witto schip
eenmaal op de reede lag duurde het niet
lang voor de dominee en zijn boekenkisten
en koffers en meubels waren overgeladen
en de laatste etappe van de reis beginnen
kon. Al zal de pastor nog wel even beden
kelijk hebben gekeken, toen brcedgeschou
derde mannen stuk voor stuk zijn bagage
op den nek namen en. tot het middel door
het water wadend, naar land stapten.
Runö heeft geen haven en zal er wel
nooit een krijgen, want aan allo kanten loopt
het land heel langzaam in zee af en hier
en daar strekken zich breede zandbanken
uit, maar daaraan juist dankt dit van
Noord naar Zuid vijf en van Oost naar
West nauwelijks drio kilometer breede
eilandje in de Golf van Riga zijn isolatie,
waardoor er tot in onzen tijd haast middel
ecuwscho toestanden konden blijven heer
schen, waardoor het voor ethnologen, phi-
lologen en sociologen zeer belangrijk stu
diemateriaal oplevert en den buitenstaan
der vrijwel een paradijs toeschijnt.
De menschen van Runö hebben rondom
zich den wijden horizon van de zee. Een
enkele maal als het zeer helder weer is
kan men 'van den vuurtoren do vrij hooge
Blauwo Bergen van Domesnes zien, het
schiereiland, dat in het Westen de Golf van
Riga van de Oostzee scheidt. De oude
hoofdstad van Osei, Arcnsburg. onder wel
ker administratieve en juridische organen
Runö vroeger ressorteerde, ligt op zeventig
kilometer afstand van het eiland en naar
Riga, „naar stad", is het ruim honderd
kilometer -en dat wordt natuurlijk vaak
heel wat meer, wanneer do wind niet gun
stig is.
Sedert den herfst van 1923 behoort Runö
bij Estland, al deelt deze republiek samen
met Letland het beheer van den vuurtoren,
die van veel bctcckcnis is voor de vaart op
Biga, maar wanneer de menschen van Runö
over „den koning" spreken, dan bedoelen zij
den grijzen ouden lieer op liet Stockholm-
echo Slot; hun taal is een vrij, zuiver oud-
Zweedsch dialect. Geen schipper van het
eiland wordt met grooter spanning terug
verwacht dan Jacob Osterman, wanneer die
in den herfst zijn jaarlijksche reis naar de
Zweedsche hoofdstad maakt. Want het zijn
in wezen Zweden, die hier wonen op dit
kfeino eilandje aan de Baltische kust.
In de tweede helft van de vijfde eeuw on
zer jaartelling ontstond er overbevolking op
Gotland en bij loting is toen een derde deel
der vrije mannen uitgekozen om met vrou
wen en kinderen en al hun roerende goede
ren de wijde wereld in te trekken. Zij heb
ben zich eerst op een eilandje in de buurt,
Faro, gevestigd, maar waren spoedig ge
dwongen verder te gaan en vondsten van
steenen bijlen van Gotlandschen oorsprong
wijzen er op, dat enkelen hunner op Runö
en Osei en Dagö zijn beland. In alle geval
was er reeds een oude Zweedsche kol mie
op Runö toon bisschop Johannes van Koer
land de eilanders in 1311 verschillende pri
vileges verleende en belastingen oplegde.
In de zeventiende eeuw werd het. eiland
voor gcruimen tijd Zwecdsch territorium en
in het begin van de volgende eeuw verover
den de Russen het, maar ook onder het
Russisch regime, dat tot het einde van den
wereldoorlog duurde, werd er op het eiland
volgens de oude tradities geleefd en ge
werkt cn waren de eilanders zeer lang nog
verplicht volgens Zweedsche wetten te leven
en bestond zelfs hooger beroep bij den
Zweedschen koning van een vonnis van de
Russische rechtbank te Arensburg, over
menschen van Runö uitgesproken. En tegen
woordig hebben de E6tlandsche autoriteiten
er in het gehcele geen bezwaar legen, dat
deze menschen hun oude Zweedsche taal
spreken, dat zij een Zweedschen dominee
hebben en een Zweedsche verpleegster eft
dat zij vrij nauwe betrekkingen onderhou
den met het oude moederland. Maar daar
door is er weinig veranderd in hun levens
gewoonten, daardoor kunnen zij er op hun
kleine lage. eilandje in do eenzaamheid van
het wijde water leven zooals hun vaders en
hun voorvaderen het hebben gedaan, zoo
als men er leefde zes, zeven eeuwen gele
den.
Er wonen nu ongoveer driehonderd men
schen op het eiland, enkelen zijn er komen
wonen van Osei of Wonnsö of Nyckö, maar
alle families zijn onderling aan elkaar ver
want, zoodat allen tezamen feitelijk een
heel groote familie vormen, waaraan alios
op het eiland toebehoort. Elke hoeve heeft
zijn bepaalde aandeel in de gemeenschappe
lijke akkers en in het gemeenschappelijke
bosch en tevens het recht om een bepaald
aantal paarden en koeien, varkens 6n ki$-'
pen'eft ganzen te" houden op "do'uomccTH
schappelijke weiden, cn daar het aantal
hoeven niet uitgebreid kan worden omdat
immers alle grond verdeeld is, kan een
enkele maal slechts een hoeve met de daar
bij behoorende rechten verdeeld worden, al
is het veelal gewjonte, dat een hoeve door
tweo of drie gezinnen, bij voorbeeld door
vader en moeder, de zoon en de schoondoch
ter en de dochter cn de schoonzoon, gemeen
schappelijk bewoond wordt. Maar liet kan
natuurlijk jok gebeuren, dat een echtpaar
oud cn stram wordt zonder dat er een zoon
is, die het werk van vader over kan nemen,
en zonder dat er een dochter is, die met een
„overtollige" jongeman van een andere
hoeve op zich zju kunnen nemen. Is daar
niet in voorzien, door een zoon van een
buurman te adoptecrcn, dan krijgt een jong
gezin, dat op een der andere hoeven feitelijk
overbodig is, de hoeve op voorwaarde, dat
men voor de beide oudjes zal zorgen.
Verkocht wórden d chocven nooit, dat kan
eenvoudig niet orndat zij eigendom zijn van
de gchcelc dorpsgemeenschap. Ook het pri-r
vaat-bczit aan roerende goederen is zeer be
perkt, landbouwwerktuigen cn vee behooren
bij de hoeven, een vaxler kan zijn zoons
slechts een paar buksen cn kijkers, een boek
of een stel zilveren hemdsknoopen verma
ken, een moeder haar dochter een kostbare
wit wollen omslagdoek, een kleurige trui of
wat eigen-geweven linnengoed, nalaten, cn
booten en netten zijn niet zelden het bezit
van twee of drie personen tezamen, ziodat
zij feitelijk slechts recht hebben op een ue
deeltelijk gebruik van deze hulpmiddelen.
En per slot van rekening maakt liet al
thans op Runö weinig uit wat men bezit
en waarvan men gebruiksrecht heeft, want
mislukt de roggcoogst, dan mislukt die voor
alle gezinnen, daar elke hoeve van eiken
akker zijn lapje heeft, en levert de zechon
denjacht een winter abnormaal weinig op,
dan zijn de resultaten vjor elk der drie
groepen jagers, die volgens een bepaalde
grocpcering der boerderijen gevormd zijn,
even slecht cn dan krijgt ook elk der jagers
een even groot aandeel in de opbrengst van
den buit.
Tot de jagers behooren alle mannen, die
een buksTiantccfeh kunnen, de jongens van
boven de twaalf even gjcd als de ouwe
mannetjes van boven de zestig, tenminste
wanneer die nog in staat zijn om naar het
strand te wandelen en uitkijk te houden of
de jagers op het ijs of in de booten geen
hulp noodig hebben. Een soort primitieve
pensioenverzekering dus.
Op Runö zjrgt ieder nog voor zichzelf.
Ieder behoort tot een huishouding, welke
een zeker stuk aardappelland cn een be
paald deel vun de roggc-akkers te betelen
heeft, welke recht heeft op een deel van
het hooiland cn een bepaald aantal huis
dieren. De hooioogst begint op een tevoren
bepaalden dag reeds om tweo uur in den
morgen cn niet voordat de luofdman het
sein heeft gegeven dat men beginnen kan.
En dan zijn er zeker 225 van de 300 eilan
ders in de weer om te maaien en te harken,
de mannen voorop om te zorgen dat men
op de eigen reep grond blijft, de jongens met
de ouderwetschc zeisen, de vrouwen on
meisjes in haar lichte, kleurige zimerdracht
met de harken er achter aan. En bij den
rogge-oogst herhaalt dit schouwspel zich,
ook dan trekt men eerst de akkers op wan
neer de hoofdman een groenen tak van het
hek heeft gehaald, die er dagen lang stond
als een bordje-verboden toegang; ook dan
mict er opgelet worden dat men binnen de
grensstccncn van de smalle strooken blijft.
En zoo wordt eveneens de zechondenjacht
op een vasten datum aangevangen, wanneer
iedere man verplicht 13 bij de booten aan
wezig te zijn met zijn vaak thuis vervaar
digde geweer cn zijn eigenhandig gesmeden
harpoen en al de andere gereedschappen,
die door vorm cn makelij cn naam dui
delijk wijzen op de zeer oude \crwantschap
niet de Gotlanders.
Men kan alles zelf ftiakén, - men biuwt
oude Japanschc en RusSiêèhe en Duitsche
legergeweren om tot. lichte buksen, men giet
zqlf de kogels en vormt zelf de vuursteen
tjes uit den voorraad vuursteen, die afkom
stig is van een gestrand vrachtschip cn die
lot in lengte van dagen toereikend moet
zijn. En het ijzer, dat soms aan wrakhout
aan komt drijven, wordt bewerkt lot schar
nieren .cn messen en hamers, uit krim-gc-
grocide boomtakken'maakt rnen draaiboren
en ploegen van,een model, dat in het eind
van de Middeleeuwen al -niet meer in Zwe
den gébruikt werd cn de ccnige specialisten
op het eiland zijn--de- dominee, de verpleeg
ster, de vroedvrouw, de koster-onderwijzer
ook een gewone boer, die nauwelijks meer
weet dan wat hij den kinderen moet lccrcn
cn een oude man, dje op den vasten wal
ziek gcutordeii was én toen meer dan een
half jaar moest wachten voor het ijs weg
dreef uit de Golf vau Riga, zpodat hij naar
zijn eiland terug kon koeren, cn die dien
tijd benutte om \oor Trankwcrkcr te lccrcn.
Nu maakt hij de klokken en horloges van
zijn medemenschen, repareert hij geweren,
waar niemand anders raad mee weet, bouwt
hij violen voor de speellieden cn prutst hij
steeds aan zijn van wrakhout en aange-
6poelden rommel gebouwde harmonium.
Men, leeft op Runö ten deele nog onder
omstandigheden, die men vijf, zes eeuwen
geleden in het moederland, Zweden, kende,
maar die daar sedert dien verdwenen en
vergeten zijn. De dorpsweg slingert zich
tusschcn de onder zware eiken verscholen
stnogedekte hoeven, de varkens loopen er
knorrend door de plassen, de rook van het
open vuur wol kt zwart door de deuropening
van de keukens, die nog geen schoorsteen
hebben. Maar de menschen zijn tevreden en
gelukkig, gelukkiger wellicht dan zij, die
onder andere, betere omstandigheden leven,
die andere, ruimer behoeften kennen, maar
deze behoeften niet altijd kunnen bevredi
gen, terwijl de menschen op Runö vrijwel
geen onbevredigende verlangens kennen. En
waarschijnlijk zal dat nog lang zoo blijven.
De onlangs in Zweden gevormde Runö-com
missie wil er \oor zorgen, dat de verpleeg
ster op het eiland kan blijven, dat de dorps
bibliotheek uitgebreid wjrdt, dat er steeds
een dominee is om de menschen leiding te
geven. Maar zij zal er tegen waken, dat
medelijdende oude dames hemdjes en kou
sen voor de „arme kindertjes" gaan breien,
dat men kistjes met groenten in blik cn
afgedankt speelgoed cn dergelijke dingen
gaat sturen. Dit hebben de menschen van
Runö niet noodig, zij talen er niet naar,
want een fier zelfbewustzijn geeft hun de
innerlijke kracht om zichzelf te blijven:
gelukkige mensch'cn op een klein laag
eiland in de eenzaamheid van de zee.
BERTIL J.
(Als een Bloem in den Wind,
door Mftriè Sohmitz. N.Vi
Wereld-bibliothouk, Amster-
dam--Sloterdijk).
Het is een even dogmatisch vooroordeel
als vele andere vooroordeclcn zijn, die dé
literatuurbeschouwing onveilig maken, dat
de romankunst zich in'ónzen veel bewogen
tijd alleen maar met sociale problemen zou
moeten bezig houden, cp dat de lotgevallen
van de vele mevrouwen cn mcnceren, die
om ons heen wandelen, ons eigenlijk no*
maar matig kunnen schelen. Wat ik nu go,
neerschrijven is al eindeluoze malen ge
zegd, maar ik zeg het nog eens: het komt
er alleen maar op aan, hoè die lotgevallen
worden beschreven. Inderdaad slaakt een
boekbeoordeelaar van professie dikwijls
een zucht van verveling, en na even aan het
boek geroken te hebben, weet hij het al
wel. Maar juist heeft hij, in een paedago-
gischc bui besloten, om de aandacht van
het publiek eens wot af te leiden van wat
liet Modehuis der Romantiek zoo op ge
zette tijden aan de dames levert, of er ver
schijnt opeens ccn zoo suggestieve, oor
spronkelijke weergave van een simpel ge
valletje, dat hij het veiliger acht, met het
oog op zulke blijde verrassingen, zich toch
maar met de romankunst te blijven be
moeien.
En zoo is dezo bespreking van het nieuw
ste werk van Marie Schmitz, getiteld: „Als
oen Bloem in den Wind", ik beken het
ruiterlijk voor mij ccn boetedoening
voor een onlust ten aanzien van sommige
romankunst, die mij sinds lang beslopen
had.
Ik heb eenige kriteria, die mij maatsta
ven zijn, bij de bcoordeeling van een ro
man. Het eerste kriterium is, if ik hem mij
later, nadat ik mij met vele andere boe
ken heb bezig gehouden, nog kan herinne
ren. Blijft een boek, in zijn hoofdlijnen, in
onze herinnering 'getcekend, dan kan men
vaststellen dat het waarde heeft. Dit kri
terium is moeilijk toe te passen bij het
schrijven van een letterkundige kroniek,
omdat dio actueel moet zijn, en dus den
schrijver geen tijd laat, om de herinne
ring haar werk te laten verrichten. Maar
er is een ander kriterium. Indien er, ter
stond, na de eerste lezing van een boek,
alleen maar een wemeling van indrukken,
gevoelens, -gedachten, gebeurtenissen in ons
achter blijft, die alle aan de personen, die
in liet boek verschijnen, nauw zijn verbon
den, dan mist het boek volstrekte waarde.
Maar kan men, los van de indrukken, ge
voelens, stemmingen, waarvan ieder lite
rair bock vervuld is, van dat alles één be
paalde Idee afscheiden, die wordt gedra
gen door één bepaalde Persoon, dan kan
men gerust de hypothese verkondigen, dat
het boek betcckenis heeft. Al dat andere
dient dan niet voor zichzelf, het dient al
leen, om het Centrale Motief te doen spre
ken.
„Als een bloem m den "Wind", zoo noemt
Marie Schmitz baar nieuwstcn roman. Die
titel fgeeft met pijnlijke juistheid aan, de
Fataliteit, die zij in haar hoofdpersoon wil
zichtbaar maken Zij beoogt niet anders,
dan die cenc Fataliteit aan haar lezers
voor oogen te stellen, -de Idee, een tragi
sche Idee rijst uit haar proza voor ons om
hoog cn zij maakt alle andere momenten
in haar boek nevengeschikt. Haar boek is
dus. volgens de omschrijving die ik hier
boven «zdf, ccn boek van beteckenis.
Welke is de tragische Idee, die hiervoor
ons- wordt uitgebeeld? De Idee der Nutte
loosheid. liet streven naar Doelmatigheid,
dat wij ontmoeten in zoovele systemen van
moderne „efficiency", is niet alleen een
methode, waarbij het denken zich richt op
praktische bedrijfsresultaten. Het i6 een al-
gemecno eigenaardigheid van onze men-
schclijke natuur, die zich aan heel ons go-
voels- en wilstreven heeft medegedeeld.
Het is verbonden aan ons instinct van
zelfbestendiging, dat wij ons nuttig willen
maken; niet alleen wij zelf willen voortle
ven, maar ook wat wij verrichten, wat wij
bcteékencn in de levens van andere men
schen, moet blijvend zijn.
De hoofdpersoon uit den roman van Ma
rio Schmitz is een vrouw van vicr-cn-der-
tig jaar, een vrouw, die nog in den opbloei
van haar loven verkeert. Als wij liaar ont
moeten, vinden wij haar als verzorgster van
ccn oude, zieke, suffe moeder, die door een
beroerte is verlamd. Zij is ongehuwd, en
zij vindt in de overigens met veel toewij
ding verrichte verpleging der oude moeder
weinig bevrediging. Omgeven wordt zij door
ccn klein-burgerlijke familie van deels ge
huwde broeders cn zusters, die allemaal
nogal moeten tobben om er tc komen, cn
van wie er enkele zijn (vooral één van do
broersl. die graag over de jonge vrouw
schoolmeesteren en haar bedillen. Wan
neer de oude moeder gestorven is, besluit
de familie-raad, dat zij gezelschapsjuffrouw
zal worden bij een nukkige, oude dame,
maar juist op dat fatale moment, ifbmt er
een plotselinge verandering in liaar lot.
Een vriend van haar vader, een archeoloog,
die de wereld heeft rondgezworven, cn op
zijn zestigste jaar naar Nederland terug
keert, had haar cn haar moeder al eenige
malen bezocht, hij had haar financieel ge
holpen, en wij hadden het al vermoed: als
de jonge vrouw, Carla, alleen staat, komt
hij haar verlossen van de ellende die haar
dreigt in een afhankelijke positie, door
haar te vragen, of zij zijn vrouw wil wor
den. Een laatste greep naar het jonge,
bloeiende leven, van den al ouderouden
man, die door ccn zwavc hartkwaal wordt
ondermijnd. ITet (huwelijk volgt snel, cn
dan begint voor Carla een lijd van stra
lend, wolkeloos geluk. Haar man, Peter
Jesse, ncernt haar eerst mee naar Parijs,
dan naar zijn woning, aan de Rivièra, waar
hij liaar als zijn vrouw zal ontvangen. Hij
laat haar leven als een prinses, en al haar
vrouwelijke gratia en bekoorlijkheid, die
onder de burgerlijkheid van haar Holland-
sche familie cn onder den voortdurenden fi-
nancieelen nood verborgen was gebleven,
bloeit onder deze gunstige omstandigheden
op» ,r
Maar het noodlot zich niet verbidden.
Langzaam maar onafwendbaar komt. tij
dens hun vertoef aan den oever van de
Middellandscho Zee, waar heel do were.d,
vol stralende zonneschijn een feest is «-ra
hen heen, do schaduw zich leggen over
deze tQ laat vereenigde levens. De finan-
cicelc crisis vermindert Jesse's vermogen,
geeft hem eindelijk den genadeslag. De
hartkwaal verergert zich Er is écn k >rt
oogenblik, waarin de jongo vrouw intunief
vermoedt, wat het Leven bezig is over
haar te besluiten, en waarin zij een uitweg
zoekt naar het verglijdend geluk in een
onbeteekenende flirtation met een jong-n
Franschman; maar dan wordt het vonnis
over haar voltrokken. Haar echtgenoot
sterft, haar geldmiddelen zijn uitgeput, zij
is niet eens in het bezit van een levens
verzekering, en nu moet zij overhaast
vluchten naar Nederland. Een tijdlang
schijnt het of zij daar nog een vruchtbare
taak vindt in de waarneming der huishou
ding van haar broer, die zijn vrouw aan
tuberculose heeft verloren, maar als de
broer hertrouwt, blijkt de eindbestemming
van haar leven tóch te zijn: te moetin
zwoegen als ondergeschikte in dienst van
vecleisclicnde, vreemde menschen.
Marie Schmitz is er in geslaagd ons öin
van te overtuigen, dat haar hoofdpersoon
Carla een vrouw is, dio een grooten rijk
dom van uiterlijke bekoring cn innernjko
hoedanigheden in zich besloten houdt. Zij
heeft er ons van overtuigd, dat deze vrouw
iets machtigs heeft in het diepst van haar
wezen en dat zij, wanneer men de zon maar
over haar laat schijnen, in pracht bloeien
kan. Maar „voor den uchtend" was zij „van
haar bloei vergaan". Een wilde, onstuimige
pracht ontwikkelt zich in het middenge
deelte van het boek, waar liet geluk van.
Carla te Parijs cn aan de Riviera aan ons
beschreven wordt. Maar die macht wordt
afgeknapt, een schitterend leven wordt tot
dorheid verschrompeld. Al dio schoonheid
blijkt zonder zin. Het is wel wreed dit
boek. Maar liet vertoont ccn majesteitelijke
eerlijkheid.
Omdat ik voor dit nieuwste werk van
Marie Schmitz „in hoofdzaak" zulk ecne
hechte bewondering gevoel, valt het mij te
gemakkelijker, do bezwaren, die er ,.in bij
zaken" bij mij bestaan, to ontwikkelen.
Marie Schmitz heeft do hoofdlijnen goed
vastgehouden, maar zij heeft de karakter
beschrijving van haar personen cn situa
ties tc weinig psychologisch „geretou
cheerd". Er ligt een zekere, overmatige
passiviteit in het als toch zeer levenskrach
tig aan ons voorgestelde karakter van de
vrouwenfiguur, die do hoofdrol Vervult. En
er is een onverklaardheid ten aanzien van
Carla's verhouding tot de oude moeder.
Tegenstrijdig is de betrekkelijke weerzin
waarmee ze de moeder in den aanvang van
het boek verpleegt, tegenover do groote ge
hechtheid aan de moeder, die opeens aan
den dag treedt, wanneer de financién het
noodig maken, dat moeder en dochter het
huis verlaten en de moeder naar
eeno inrichting, de dochter in betrekking
moet. De eiscli der roman conceptie botst!
hier met den cisch der psychologische onti
wikkeling.
Marie Schmitz schrijft over het algemeen
een zeer leesbaar proza, dat hier en daar
uitmunt door plastische hoedanigheden.
Maar zij is nog altijd behe™ met een nei
ging tot overmatig stilistisch impressionis
me. Ziet hoe voortreffelijk zij, zonder d»*n
stijl-cenvoud te verlaten, het bezig-zijn der
dochter om de zieke moeder heen, be
schrijft. Maar ziet dan tevens hoe zij. op do
eerste bladzijde van haar bock, door te
mooi te willen zijn, haar stijlzuiverheid
vertroebelt. Ik doel op de plaate, waar zij
do fantasie geeft, waarin do Jonge
vrouw zich met eon Zuidelijk landschap
bezig houdt. Eerst do teekenin van
liet zware, opulente van de Zuidelijke at
mosfeer: „Geur van rozen wolkt warm
langs open vensters en omrankt balcon.
Maar diezelfde geur, een geur van droom
(hoe ruikt een droom?) „vleugt in den vol
genden volzin „aan", is dus gedacht als
iets licht en haast onnaspeurlijks.
Dergelijk soort fouten zijn er veel In
dezen roman. Hetgeen mij niet zou belet
ten, er toch een „prijs voor letterkunde"
aan toe tc kennen.
P. H. RITTER JR.