DE MENSCHEN OP RUNÖ KEETJES Als de zaak rust werkt de ADVERTENTIE 3 x plaatsen voor f 1.-- Uitsluitend bij voor uitbetaling. nasmBBKOHB PARADIJS IN DE OOSTZEE LETTERKUNDIGE KRONIEK UIT HET HOOGE NOORDEN fMen leeft er onder omstandigheden N van vijf a zes eeuwen terug Weinige weken geleden las de omroeper Van Stockholm-Motala tusschcn de weer voorspelling en do persberichten een mede- deeling voor aan de bewoners van Runö, dio uitgenoodigd werden den volgenden dag met voldoende booten de „Kaliweiploeg' die de verbinding tusschcn Stockholm en Riga onderhoudt, op te wachten om den nieuwen dominee en zijn verhuisboel af te halen. Nog een paar maal is de oproep dien avond herhaald, want als zij toevallig niet door den ecnigen bewoner van Runö, die een radiotoestel rijk is opgevangen was, dan had de boot bij ongunstigen wind wel licht uren lang ver van het eiland op de reede kunnen liggen wachten voor met onophoudelijk geloei van de stoomfluit of met vuurpijlen en geweerschoten de aan dacht van de eilanden getrokken was en de ranke booten in het water achter de zandbanken waren gesleept. Maar ditmaal is alles naar wcnsch ver- loopcn. De „tallitaja", de hoofdman van de kleine gemeenschap op het kleine eiland, is naar do hoeven gegaan,, waar men aan de beurt-was .om booten, .en jnan- nen beschikbaar te stellen, in de scheme ling van den grijzen wintermorgen zijn de jala's onder zeil gegaaan en trokken groep jes menscben naar een van do hoogste duinen tot daar de halve bevolking stond uit to zien naar de rookpluim van de „Kaliweiploeg", en toen het witto schip eenmaal op de reede lag duurde het niet lang voor de dominee en zijn boekenkisten en koffers en meubels waren overgeladen en de laatste etappe van de reis beginnen kon. Al zal de pastor nog wel even beden kelijk hebben gekeken, toen brcedgeschou derde mannen stuk voor stuk zijn bagage op den nek namen en. tot het middel door het water wadend, naar land stapten. Runö heeft geen haven en zal er wel nooit een krijgen, want aan allo kanten loopt het land heel langzaam in zee af en hier en daar strekken zich breede zandbanken uit, maar daaraan juist dankt dit van Noord naar Zuid vijf en van Oost naar West nauwelijks drio kilometer breede eilandje in de Golf van Riga zijn isolatie, waardoor er tot in onzen tijd haast middel ecuwscho toestanden konden blijven heer schen, waardoor het voor ethnologen, phi- lologen en sociologen zeer belangrijk stu diemateriaal oplevert en den buitenstaan der vrijwel een paradijs toeschijnt. De menschen van Runö hebben rondom zich den wijden horizon van de zee. Een enkele maal als het zeer helder weer is kan men 'van den vuurtoren do vrij hooge Blauwo Bergen van Domesnes zien, het schiereiland, dat in het Westen de Golf van Riga van de Oostzee scheidt. De oude hoofdstad van Osei, Arcnsburg. onder wel ker administratieve en juridische organen Runö vroeger ressorteerde, ligt op zeventig kilometer afstand van het eiland en naar Riga, „naar stad", is het ruim honderd kilometer -en dat wordt natuurlijk vaak heel wat meer, wanneer do wind niet gun stig is. Sedert den herfst van 1923 behoort Runö bij Estland, al deelt deze republiek samen met Letland het beheer van den vuurtoren, die van veel bctcckcnis is voor de vaart op Biga, maar wanneer de menschen van Runö over „den koning" spreken, dan bedoelen zij den grijzen ouden lieer op liet Stockholm- echo Slot; hun taal is een vrij, zuiver oud- Zweedsch dialect. Geen schipper van het eiland wordt met grooter spanning terug verwacht dan Jacob Osterman, wanneer die in den herfst zijn jaarlijksche reis naar de Zweedsche hoofdstad maakt. Want het zijn in wezen Zweden, die hier wonen op dit kfeino eilandje aan de Baltische kust. In de tweede helft van de vijfde eeuw on zer jaartelling ontstond er overbevolking op Gotland en bij loting is toen een derde deel der vrije mannen uitgekozen om met vrou wen en kinderen en al hun roerende goede ren de wijde wereld in te trekken. Zij heb ben zich eerst op een eilandje in de buurt, Faro, gevestigd, maar waren spoedig ge dwongen verder te gaan en vondsten van steenen bijlen van Gotlandschen oorsprong wijzen er op, dat enkelen hunner op Runö en Osei en Dagö zijn beland. In alle geval was er reeds een oude Zweedsche kol mie op Runö toon bisschop Johannes van Koer land de eilanders in 1311 verschillende pri vileges verleende en belastingen oplegde. In de zeventiende eeuw werd het. eiland voor gcruimen tijd Zwecdsch territorium en in het begin van de volgende eeuw verover den de Russen het, maar ook onder het Russisch regime, dat tot het einde van den wereldoorlog duurde, werd er op het eiland volgens de oude tradities geleefd en ge werkt cn waren de eilanders zeer lang nog verplicht volgens Zweedsche wetten te leven en bestond zelfs hooger beroep bij den Zweedschen koning van een vonnis van de Russische rechtbank te Arensburg, over menschen van Runö uitgesproken. En tegen woordig hebben de E6tlandsche autoriteiten er in het gehcele geen bezwaar legen, dat deze menschen hun oude Zweedsche taal spreken, dat zij een Zweedschen dominee hebben en een Zweedsche verpleegster eft dat zij vrij nauwe betrekkingen onderhou den met het oude moederland. Maar daar door is er weinig veranderd in hun levens gewoonten, daardoor kunnen zij er op hun kleine lage. eilandje in do eenzaamheid van het wijde water leven zooals hun vaders en hun voorvaderen het hebben gedaan, zoo als men er leefde zes, zeven eeuwen gele den. Er wonen nu ongoveer driehonderd men schen op het eiland, enkelen zijn er komen wonen van Osei of Wonnsö of Nyckö, maar alle families zijn onderling aan elkaar ver want, zoodat allen tezamen feitelijk een heel groote familie vormen, waaraan alios op het eiland toebehoort. Elke hoeve heeft zijn bepaalde aandeel in de gemeenschappe lijke akkers en in het gemeenschappelijke bosch en tevens het recht om een bepaald aantal paarden en koeien, varkens 6n ki$-' pen'eft ganzen te" houden op "do'uomccTH schappelijke weiden, cn daar het aantal hoeven niet uitgebreid kan worden omdat immers alle grond verdeeld is, kan een enkele maal slechts een hoeve met de daar bij behoorende rechten verdeeld worden, al is het veelal gewjonte, dat een hoeve door tweo of drie gezinnen, bij voorbeeld door vader en moeder, de zoon en de schoondoch ter en de dochter cn de schoonzoon, gemeen schappelijk bewoond wordt. Maar liet kan natuurlijk jok gebeuren, dat een echtpaar oud cn stram wordt zonder dat er een zoon is, die het werk van vader over kan nemen, en zonder dat er een dochter is, die met een „overtollige" jongeman van een andere hoeve op zich zju kunnen nemen. Is daar niet in voorzien, door een zoon van een buurman te adoptecrcn, dan krijgt een jong gezin, dat op een der andere hoeven feitelijk overbodig is, de hoeve op voorwaarde, dat men voor de beide oudjes zal zorgen. Verkocht wórden d chocven nooit, dat kan eenvoudig niet orndat zij eigendom zijn van de gchcelc dorpsgemeenschap. Ook het pri-r vaat-bczit aan roerende goederen is zeer be perkt, landbouwwerktuigen cn vee behooren bij de hoeven, een vaxler kan zijn zoons slechts een paar buksen cn kijkers, een boek of een stel zilveren hemdsknoopen verma ken, een moeder haar dochter een kostbare wit wollen omslagdoek, een kleurige trui of wat eigen-geweven linnengoed, nalaten, cn booten en netten zijn niet zelden het bezit van twee of drie personen tezamen, ziodat zij feitelijk slechts recht hebben op een ue deeltelijk gebruik van deze hulpmiddelen. En per slot van rekening maakt liet al thans op Runö weinig uit wat men bezit en waarvan men gebruiksrecht heeft, want mislukt de roggcoogst, dan mislukt die voor alle gezinnen, daar elke hoeve van eiken akker zijn lapje heeft, en levert de zechon denjacht een winter abnormaal weinig op, dan zijn de resultaten vjor elk der drie groepen jagers, die volgens een bepaalde grocpcering der boerderijen gevormd zijn, even slecht cn dan krijgt ook elk der jagers een even groot aandeel in de opbrengst van den buit. Tot de jagers behooren alle mannen, die een buksTiantccfeh kunnen, de jongens van boven de twaalf even gjcd als de ouwe mannetjes van boven de zestig, tenminste wanneer die nog in staat zijn om naar het strand te wandelen en uitkijk te houden of de jagers op het ijs of in de booten geen hulp noodig hebben. Een soort primitieve pensioenverzekering dus. Op Runö zjrgt ieder nog voor zichzelf. Ieder behoort tot een huishouding, welke een zeker stuk aardappelland cn een be paald deel vun de roggc-akkers te betelen heeft, welke recht heeft op een deel van het hooiland cn een bepaald aantal huis dieren. De hooioogst begint op een tevoren bepaalden dag reeds om tweo uur in den morgen cn niet voordat de luofdman het sein heeft gegeven dat men beginnen kan. En dan zijn er zeker 225 van de 300 eilan ders in de weer om te maaien en te harken, de mannen voorop om te zorgen dat men op de eigen reep grond blijft, de jongens met de ouderwetschc zeisen, de vrouwen on meisjes in haar lichte, kleurige zimerdracht met de harken er achter aan. En bij den rogge-oogst herhaalt dit schouwspel zich, ook dan trekt men eerst de akkers op wan neer de hoofdman een groenen tak van het hek heeft gehaald, die er dagen lang stond als een bordje-verboden toegang; ook dan mict er opgelet worden dat men binnen de grensstccncn van de smalle strooken blijft. En zoo wordt eveneens de zechondenjacht op een vasten datum aangevangen, wanneer iedere man verplicht 13 bij de booten aan wezig te zijn met zijn vaak thuis vervaar digde geweer cn zijn eigenhandig gesmeden harpoen en al de andere gereedschappen, die door vorm cn makelij cn naam dui delijk wijzen op de zeer oude \crwantschap niet de Gotlanders. Men kan alles zelf ftiakén, - men biuwt oude Japanschc en RusSiêèhe en Duitsche legergeweren om tot. lichte buksen, men giet zqlf de kogels en vormt zelf de vuursteen tjes uit den voorraad vuursteen, die afkom stig is van een gestrand vrachtschip cn die lot in lengte van dagen toereikend moet zijn. En het ijzer, dat soms aan wrakhout aan komt drijven, wordt bewerkt lot schar nieren .cn messen en hamers, uit krim-gc- grocide boomtakken'maakt rnen draaiboren en ploegen van,een model, dat in het eind van de Middeleeuwen al -niet meer in Zwe den gébruikt werd cn de ccnige specialisten op het eiland zijn--de- dominee, de verpleeg ster, de vroedvrouw, de koster-onderwijzer ook een gewone boer, die nauwelijks meer weet dan wat hij den kinderen moet lccrcn cn een oude man, dje op den vasten wal ziek gcutordeii was én toen meer dan een half jaar moest wachten voor het ijs weg dreef uit de Golf vau Riga, zpodat hij naar zijn eiland terug kon koeren, cn die dien tijd benutte om \oor Trankwcrkcr te lccrcn. Nu maakt hij de klokken en horloges van zijn medemenschen, repareert hij geweren, waar niemand anders raad mee weet, bouwt hij violen voor de speellieden cn prutst hij steeds aan zijn van wrakhout en aange- 6poelden rommel gebouwde harmonium. Men, leeft op Runö ten deele nog onder omstandigheden, die men vijf, zes eeuwen geleden in het moederland, Zweden, kende, maar die daar sedert dien verdwenen en vergeten zijn. De dorpsweg slingert zich tusschcn de onder zware eiken verscholen stnogedekte hoeven, de varkens loopen er knorrend door de plassen, de rook van het open vuur wol kt zwart door de deuropening van de keukens, die nog geen schoorsteen hebben. Maar de menschen zijn tevreden en gelukkig, gelukkiger wellicht dan zij, die onder andere, betere omstandigheden leven, die andere, ruimer behoeften kennen, maar deze behoeften niet altijd kunnen bevredi gen, terwijl de menschen op Runö vrijwel geen onbevredigende verlangens kennen. En waarschijnlijk zal dat nog lang zoo blijven. De onlangs in Zweden gevormde Runö-com missie wil er \oor zorgen, dat de verpleeg ster op het eiland kan blijven, dat de dorps bibliotheek uitgebreid wjrdt, dat er steeds een dominee is om de menschen leiding te geven. Maar zij zal er tegen waken, dat medelijdende oude dames hemdjes en kou sen voor de „arme kindertjes" gaan breien, dat men kistjes met groenten in blik cn afgedankt speelgoed cn dergelijke dingen gaat sturen. Dit hebben de menschen van Runö niet noodig, zij talen er niet naar, want een fier zelfbewustzijn geeft hun de innerlijke kracht om zichzelf te blijven: gelukkige mensch'cn op een klein laag eiland in de eenzaamheid van de zee. BERTIL J. (Als een Bloem in den Wind, door Mftriè Sohmitz. N.Vi Wereld-bibliothouk, Amster- dam--Sloterdijk). Het is een even dogmatisch vooroordeel als vele andere vooroordeclcn zijn, die dé literatuurbeschouwing onveilig maken, dat de romankunst zich in'ónzen veel bewogen tijd alleen maar met sociale problemen zou moeten bezig houden, cp dat de lotgevallen van de vele mevrouwen cn mcnceren, die om ons heen wandelen, ons eigenlijk no* maar matig kunnen schelen. Wat ik nu go, neerschrijven is al eindeluoze malen ge zegd, maar ik zeg het nog eens: het komt er alleen maar op aan, hoè die lotgevallen worden beschreven. Inderdaad slaakt een boekbeoordeelaar van professie dikwijls een zucht van verveling, en na even aan het boek geroken te hebben, weet hij het al wel. Maar juist heeft hij, in een paedago- gischc bui besloten, om de aandacht van het publiek eens wot af te leiden van wat liet Modehuis der Romantiek zoo op ge zette tijden aan de dames levert, of er ver schijnt opeens ccn zoo suggestieve, oor spronkelijke weergave van een simpel ge valletje, dat hij het veiliger acht, met het oog op zulke blijde verrassingen, zich toch maar met de romankunst te blijven be moeien. En zoo is dezo bespreking van het nieuw ste werk van Marie Schmitz, getiteld: „Als oen Bloem in den Wind", ik beken het ruiterlijk voor mij ccn boetedoening voor een onlust ten aanzien van sommige romankunst, die mij sinds lang beslopen had. Ik heb eenige kriteria, die mij maatsta ven zijn, bij de bcoordeeling van een ro man. Het eerste kriterium is, if ik hem mij later, nadat ik mij met vele andere boe ken heb bezig gehouden, nog kan herinne ren. Blijft een boek, in zijn hoofdlijnen, in onze herinnering 'getcekend, dan kan men vaststellen dat het waarde heeft. Dit kri terium is moeilijk toe te passen bij het schrijven van een letterkundige kroniek, omdat dio actueel moet zijn, en dus den schrijver geen tijd laat, om de herinne ring haar werk te laten verrichten. Maar er is een ander kriterium. Indien er, ter stond, na de eerste lezing van een boek, alleen maar een wemeling van indrukken, gevoelens, -gedachten, gebeurtenissen in ons achter blijft, die alle aan de personen, die in liet boek verschijnen, nauw zijn verbon den, dan mist het boek volstrekte waarde. Maar kan men, los van de indrukken, ge voelens, stemmingen, waarvan ieder lite rair bock vervuld is, van dat alles één be paalde Idee afscheiden, die wordt gedra gen door één bepaalde Persoon, dan kan men gerust de hypothese verkondigen, dat het boek betcckenis heeft. Al dat andere dient dan niet voor zichzelf, het dient al leen, om het Centrale Motief te doen spre ken. „Als een bloem m den "Wind", zoo noemt Marie Schmitz baar nieuwstcn roman. Die titel fgeeft met pijnlijke juistheid aan, de Fataliteit, die zij in haar hoofdpersoon wil zichtbaar maken Zij beoogt niet anders, dan die cenc Fataliteit aan haar lezers voor oogen te stellen, -de Idee, een tragi sche Idee rijst uit haar proza voor ons om hoog cn zij maakt alle andere momenten in haar boek nevengeschikt. Haar boek is dus. volgens de omschrijving die ik hier boven «zdf, ccn boek van beteckenis. Welke is de tragische Idee, die hiervoor ons- wordt uitgebeeld? De Idee der Nutte loosheid. liet streven naar Doelmatigheid, dat wij ontmoeten in zoovele systemen van moderne „efficiency", is niet alleen een methode, waarbij het denken zich richt op praktische bedrijfsresultaten. Het i6 een al- gemecno eigenaardigheid van onze men- schclijke natuur, die zich aan heel ons go- voels- en wilstreven heeft medegedeeld. Het is verbonden aan ons instinct van zelfbestendiging, dat wij ons nuttig willen maken; niet alleen wij zelf willen voortle ven, maar ook wat wij verrichten, wat wij bcteékencn in de levens van andere men schen, moet blijvend zijn. De hoofdpersoon uit den roman van Ma rio Schmitz is een vrouw van vicr-cn-der- tig jaar, een vrouw, die nog in den opbloei van haar loven verkeert. Als wij liaar ont moeten, vinden wij haar als verzorgster van ccn oude, zieke, suffe moeder, die door een beroerte is verlamd. Zij is ongehuwd, en zij vindt in de overigens met veel toewij ding verrichte verpleging der oude moeder weinig bevrediging. Omgeven wordt zij door ccn klein-burgerlijke familie van deels ge huwde broeders cn zusters, die allemaal nogal moeten tobben om er tc komen, cn van wie er enkele zijn (vooral één van do broersl. die graag over de jonge vrouw schoolmeesteren en haar bedillen. Wan neer de oude moeder gestorven is, besluit de familie-raad, dat zij gezelschapsjuffrouw zal worden bij een nukkige, oude dame, maar juist op dat fatale moment, ifbmt er een plotselinge verandering in liaar lot. Een vriend van haar vader, een archeoloog, die de wereld heeft rondgezworven, cn op zijn zestigste jaar naar Nederland terug keert, had haar cn haar moeder al eenige malen bezocht, hij had haar financieel ge holpen, en wij hadden het al vermoed: als de jonge vrouw, Carla, alleen staat, komt hij haar verlossen van de ellende die haar dreigt in een afhankelijke positie, door haar te vragen, of zij zijn vrouw wil wor den. Een laatste greep naar het jonge, bloeiende leven, van den al ouderouden man, die door ccn zwavc hartkwaal wordt ondermijnd. ITet (huwelijk volgt snel, cn dan begint voor Carla een lijd van stra lend, wolkeloos geluk. Haar man, Peter Jesse, ncernt haar eerst mee naar Parijs, dan naar zijn woning, aan de Rivièra, waar hij liaar als zijn vrouw zal ontvangen. Hij laat haar leven als een prinses, en al haar vrouwelijke gratia en bekoorlijkheid, die onder de burgerlijkheid van haar Holland- sche familie cn onder den voortdurenden fi- nancieelen nood verborgen was gebleven, bloeit onder deze gunstige omstandigheden op» ,r Maar het noodlot zich niet verbidden. Langzaam maar onafwendbaar komt. tij dens hun vertoef aan den oever van de Middellandscho Zee, waar heel do were.d, vol stralende zonneschijn een feest is «-ra hen heen, do schaduw zich leggen over deze tQ laat vereenigde levens. De finan- cicelc crisis vermindert Jesse's vermogen, geeft hem eindelijk den genadeslag. De hartkwaal verergert zich Er is écn k >rt oogenblik, waarin de jongo vrouw intunief vermoedt, wat het Leven bezig is over haar te besluiten, en waarin zij een uitweg zoekt naar het verglijdend geluk in een onbeteekenende flirtation met een jong-n Franschman; maar dan wordt het vonnis over haar voltrokken. Haar echtgenoot sterft, haar geldmiddelen zijn uitgeput, zij is niet eens in het bezit van een levens verzekering, en nu moet zij overhaast vluchten naar Nederland. Een tijdlang schijnt het of zij daar nog een vruchtbare taak vindt in de waarneming der huishou ding van haar broer, die zijn vrouw aan tuberculose heeft verloren, maar als de broer hertrouwt, blijkt de eindbestemming van haar leven tóch te zijn: te moetin zwoegen als ondergeschikte in dienst van vecleisclicnde, vreemde menschen. Marie Schmitz is er in geslaagd ons öin van te overtuigen, dat haar hoofdpersoon Carla een vrouw is, dio een grooten rijk dom van uiterlijke bekoring cn innernjko hoedanigheden in zich besloten houdt. Zij heeft er ons van overtuigd, dat deze vrouw iets machtigs heeft in het diepst van haar wezen en dat zij, wanneer men de zon maar over haar laat schijnen, in pracht bloeien kan. Maar „voor den uchtend" was zij „van haar bloei vergaan". Een wilde, onstuimige pracht ontwikkelt zich in het middenge deelte van het boek, waar liet geluk van. Carla te Parijs cn aan de Riviera aan ons beschreven wordt. Maar die macht wordt afgeknapt, een schitterend leven wordt tot dorheid verschrompeld. Al dio schoonheid blijkt zonder zin. Het is wel wreed dit boek. Maar liet vertoont ccn majesteitelijke eerlijkheid. Omdat ik voor dit nieuwste werk van Marie Schmitz „in hoofdzaak" zulk ecne hechte bewondering gevoel, valt het mij te gemakkelijker, do bezwaren, die er ,.in bij zaken" bij mij bestaan, to ontwikkelen. Marie Schmitz heeft do hoofdlijnen goed vastgehouden, maar zij heeft de karakter beschrijving van haar personen cn situa ties tc weinig psychologisch „geretou cheerd". Er ligt een zekere, overmatige passiviteit in het als toch zeer levenskrach tig aan ons voorgestelde karakter van de vrouwenfiguur, die do hoofdrol Vervult. En er is een onverklaardheid ten aanzien van Carla's verhouding tot de oude moeder. Tegenstrijdig is de betrekkelijke weerzin waarmee ze de moeder in den aanvang van het boek verpleegt, tegenover do groote ge hechtheid aan de moeder, die opeens aan den dag treedt, wanneer de financién het noodig maken, dat moeder en dochter het huis verlaten en de moeder naar eeno inrichting, de dochter in betrekking moet. De eiscli der roman conceptie botst! hier met den cisch der psychologische onti wikkeling. Marie Schmitz schrijft over het algemeen een zeer leesbaar proza, dat hier en daar uitmunt door plastische hoedanigheden. Maar zij is nog altijd behe™ met een nei ging tot overmatig stilistisch impressionis me. Ziet hoe voortreffelijk zij, zonder d»*n stijl-cenvoud te verlaten, het bezig-zijn der dochter om de zieke moeder heen, be schrijft. Maar ziet dan tevens hoe zij. op do eerste bladzijde van haar bock, door te mooi te willen zijn, haar stijlzuiverheid vertroebelt. Ik doel op de plaate, waar zij do fantasie geeft, waarin do Jonge vrouw zich met eon Zuidelijk landschap bezig houdt. Eerst do teekenin van liet zware, opulente van de Zuidelijke at mosfeer: „Geur van rozen wolkt warm langs open vensters en omrankt balcon. Maar diezelfde geur, een geur van droom (hoe ruikt een droom?) „vleugt in den vol genden volzin „aan", is dus gedacht als iets licht en haast onnaspeurlijks. Dergelijk soort fouten zijn er veel In dezen roman. Hetgeen mij niet zou belet ten, er toch een „prijs voor letterkunde" aan toe tc kennen. P. H. RITTER JR.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 13