LENTE IN BERLIJN
17e EEUWERS IN ARNHEM
Aniersfoorlsch Dagblad
KEITJES
Tijdschriften
Als de zaak rust
werkt de
ADVERTENTIE
3 x plaatsen
voor f 1."
Uitsluitend bij voor-
uitbetaling.
DE BËRLIJNER IS
FILM NI F U WS
BRIEVEN UIT BERLIJN
Hij is een rasechte tevreden burger
dieals hij zich in de politiek
mengt, alleen maar aan het
eigen belangetje denkt
(Van onzen correspondent).
De lente heeft in Berlijn intocht gedaan
Paschen viel dit jaar wat vroeg, en of
schoon de zon, die dezen winter zoo wemig
van de Duitsche hoofdstad heeft willen we
ten, thans haar uiterste best doet om de
schade eenigszins goed te inaken kan zij
toch niet op tegen een noord-westenw nd
die ons het verblijf in de schaduw allcsbe
halve tot een genot maakt. Berlijn is een
koude stad, of slaat over naar het andere
uiterste. Men mag hier nimmer vergeten
dat men op een zandige hoogvlakte van
enorme afmetingen woont en dat men drie
uur sporcns in oostelijke richting al in Po
len is, waar de oostelijke winden vandaan
komen, die de „Siberische koude" plegen
mee te brengen.
Maar als 't. morgen ook nog zöo heerlijk
zonnig blijft, dan hebben de mpnschcn, die
op Zon- en feestdagen aangewezen zijn, ten
minste hun deel gehad. En voor den BëHij
ner in 't bijzonder is de „Aus'lug ins Jriine'
(de echter Berlijner kent geen g,..maar zegt
daarvoor een dikke hartelijke j., gelijk die
in de „jutjebratene Jans" voorkomt) iets.
dat hij in het leven om den drommel niet
missen kan. Bosch, water, uitspanningen
met „Weissbier", en 's avonds een „Eisboin
mit Sauerkraut" moet hij hebben. En als 'I
er even afkan een paddel of een mo?or
bootje, en als bruin het nog gladder trekken
kan, een „Klein-auto", waarmee hij tegen
woordig den koning te rijk is. Adolf Hitler
kende zijn Papenheimers. toen hij eenige
weken geleden het bevel gaf, volksauto's te
construeeren. Gelijk, eveneens op zijn bevel,
reeds volks-radiotoestellen op de markt ge
worpen werden, die in honderdduizen Jen
exemplaren afgezet zijn.
De echte Berlijner of de daarheen overge
plante, oie met den echten geassimileerd is
houdt van gemoedelijkheid, is 'n beetje ruw
sentimenteel, kent geen grooter liefde dan
de natuur, die hij met den verzamelnaam
„Jejend" pleegt aan te duiden, geniet van
zijn slatuintje en daarbij behoorend prieel
is desnoods ook tevreden met zijn balcon
dat aan bijna geen Berlijnsche woning pleegt
te ontbreken mits er plaats voor een bat
terij bloempotten is.
Deze echte Berlijner leeft pas op met het
eerste groen. De winter is niets voor hem,
hoogstens voor de kinderen, do „Jören" (dit
maal een werkelijke j en geen verbasterde
g!). Hij, de volwassene, moet bloemen en
planten zien opkomen en zijn eigen groente
plukken. Hij moet in hemdsmouwen met zijn
gietertje rondloopcn en deskundige thcoricn
verkondigen, van die zelfbewuste zinneties.
waarin tallooze malen: „det jibst nicli" en
„det kommt janicht in Frage" voorkomt
Deze echte Berlijner houdt eigenlijk heelc-
maal niet van politiek en denkt als ras
echte tevreden burger, als hij zich in de
politiek mengt, alleen maar aan het eigen
belangetje, aan 't inkomen, aan 't sparen,
aan een huisje „int jrüne", aan een visch
hengel en een roeiboot. Daarmee is tevens
gezegd, dat de typische Pruis ten slotte van
den typischen Franschman rondom Parijs
niet zoo heel veel verschilt. En men kan
honderdduizendmaal vernemen, dat ze het
aan het front in den wereldoorlog ten slotte
volstrekt niet slecht met elkaar hebben
kunnen vinden. En dat alleen die vermale
dijde politiek hen dwong, zulke leelijke din
gen jegens elkander te doen.
Neen, de echte Berlijner is geen politicus
Vroeger was hij uit familie traditie monar
chist en oud-soldaat, om dan later, na den
oorlog, maar mee te doen mot het nieuwe,
het roode, de vakbeweging, misschien wel in
hoofdzaak omdat daar ook zoo druk bij
„vereenigd en vergaderd" werd, omdat mor
daar bestuursbaantjes kon krijgen en tegen
over moeder-de-vrouw, die in alle stilte vaak
den grooteren invloed in het Berlijnsche ge
zinsleven pleegt te hebben, een zeker tegen
gewicht te bezitten. Men moet dit alles we
ten. om te begrijpen hoe verrassend snel het
roode Berlijn nazi Berlijn geworden is.
Want ook hier kenden Hitier cn zijn man
nen hun Pappenheimers. De civiele garde
die zich S.S. en S.A. noemt, bracht naast het
„Arbeitsfront", den verplichten en den vrij
willigen arbeidsdienst en de „luchtverd-'di
ging" alles, wat de Duitsche. de Berlijnac' e
„Spieser" (kleine burgerman) verlangt: dis
cipline, deel zijn van een sterk gehec', uni
form, onderscheidingsteekenen, stamtafels,
rangverschil met do mogelijkheid steeds
hooger te klimmen (een surrogaat voor de
vroegere bestuursfunctie's), veel feestgedoc,
veel vaandelgezwaai en ten slotte, veel mo
gelijkheid om het lieve eigenbelang te Kit
telen en in do hand te werken.
Dat heet hier „het nut van t algemeen
gaat boven het nut van den enkeling" En
dat is eigenlijk een grappig geval.
En toch zegt men, dat het Duitsche volk
sinds eenige jaren volkomen verpolitiekt :s?
Ja, dat is absoluut juist en ook heel gemak
kelijk te verklaren. Maar dat beteekent nog
niet, dat dit alles van harte gaat en lat
vooral de Berlijner niet gelukkig zou zijn
als men hem van morgen af nu eens met
rust liet met die eeuwige cn alles van hem
opeischende politiek,
Kijk, als men met echte, geestdriftige „Na
zi's" spreekt of de Duitsche dagbladen leest,
dan krijgt men den indruk, alsof heel hei
Duitsche volk geen grooter genot kent dan
den staatsburger te spelen, „Heil Hitier" te
roepen, figurant voor volksdemonstraties te
zijn, of met tranen in de oogen aan den
radio luidspreker te zitten als een der kop
stukken van de regeering een daverende
rede loslaat, die begint met „veertien jaren
lang hebben de November-misdadicers
Duitschland in den modder gereden en ons
daarna een afschuwelijke ergernis nagela
ten; veertien jaren lang hebben die schur
ken van MarxistenNeen, lang niet alle
Duitschers, long niet alle BerlijnerS hebben
nog voldoende geduld om zooiels aan te
hooren. Ze worden ook al gemelijk, als ze in
de radio altijd weer militaire marschcn \er
nemen, altijd weer meneeron en juffrdliwen
moeten aanhooren, die verzekeren, dat ru
alles goed is cn eeuwen lang zoo blijven zal
(van de Sovjet-Bussisclie zenders kan men
al jaren lang hetzelfde vernemen!), altijd
weer in de bladen lezen, dat ze de vlag moe
ten uitsteken en op dit of dat plein om zoo
en zoo laat ter demonstratie aanwezig moe
ten zijn. Nog onlangs viel mij in een zeer
druk bezet koffiehuis dat onafgebroken ren
krachtigen luidsprekei op zijn bezoekers
pleegt los Ie laten, bijzonder op, dat tij lens
een groote rede van Hitler, die in Z ud
Duitschland gehouden werd. letterlijk nie
mand luisterde, maar in tegendeel alle ge
sprekken overluid gevoerd werdcr. om die
toch wat opdringerige hooge politiek zoo
mogelijk te oversten, ncn. En dat grae'en
met „Heil Hitier" en opgeheven arm word
ook eerder minder dan meer in Duitschland
Ja, men kan in de biaden al ingezonien
stukken lezen van mcnschcn, die vinden,
dat het toch 'n beetje onbeleefd is als kin
deren en jonge menschen ouderen van da
gen cn vooral vrouwen zoo onverschillig
met 'n armgebaar groeten zonder het hoofd
deksel af te nemen. Waartegen dan natuur
lijk weer anderen schrijven, dat een groet
die in de eerste plaats als hulde voor Hitier
zelf bedoeld is, toch zeker goed genoeg i:
voor ieder van zijn geregeerde landgenoo
ten'
Een feit is. dat men reeds veel meer
Heil!' dan „Heil Hitler!hoort, wat wel
licht toe te schrijven is aan de omstandig
heid, dat vele menschen, vooral de vroom
godsdienstige, er innerlijk iets tegen hebben
in een dagelijks honderden malen herhaal
den groet niet het opperwezen („Grüs Gott!'
in Zuid-Duitschland) maar een minister
Ie huldigen, geheel afgezien van de vraag
of deze minister voor zijn volk ook bijzonder
verdienstelijke dingen gedaan heeft. Wat len
slotte pas een latere generatie naar waarde
en met de noodige objectiviteit beoordeelen
kan.
Het is ten slotte ook teekenend voor de
stemming in breede kringen der bevolking,
dat, toen van hoogerhand aan de menschen,
die in het Ruhrgcbied, in Saksen en in
Opper-Silczië dagelijks met den mijubouw
te doen hebben, toegestaan werd in plaats
van „Heil Hitler!" bet eeuwenoude „Glück
auf!" in cerc te houden van die mogelijk
heid onmiddellijk in al die gebieden een
7.oo ovorruim gebruik gemaakt werd, dat
de overheid dc waarschuwing moest laten
volgen: alléén mijnwerkers asjeblieft!
Ja, bet is eenigszins anders, dan die goede
gehoorzame pers van heden het den mede-
menschcn w il wijsmaken. Dat is misschien,
politiek gezien, niet erg belangrijk. Maar
het kan belangrijk worden.
Een representatieve en belangwekkende tentoonstel
ling in Arnhems Gemeentemuseum van oude Neder
landsche meesters.
Arnhems Gemeente-museum ligt op een
der mooiste punten van de stad aan den
weg naar Oosterbeek, cn als een ridder
burcht uit de middeleeuwen domineert het
gebouw met zijn imposanten koepolvorm
den vlietenden Bijn en de lage Betuwe.
Edoch deze heerlijke situatie „doet" het
ook al niet. In gewone tijden wordt het
museum slecht bezocht. Men kan niet vol-
ïouden, dat de schuld daarvan bij den in
houd van het hier bewaarde ligt: die in
houd immers is heel aantrekkelijk al zijn
er ook geen schatten in opgestapeld en lijkt
het gebouw arm aan schilderijen. Maar aan
sculptuur, porcclcin, stijlmeubels. is het
Museum bepaald rijk. evenals aan histori
sche collecties, te wijl wij er een opmerke
lijke verzameling prenten van den J9en
eeuwer Verheul aantroffen en een reeks
studies en leekeningen van Konijnenburg.
Sinds een goede week echter is de belang
stelling van Arnhemmers en Gelderschen
plotseling wakker geworden. De directeur
de heer A. A. G. van Erven Dorens heeft de
firma D. Katz te Dieren uitgenoodigd een
aantal 17e eeuwsche Hollandsche meesters
voor een tentoonstelling af te staan deze
kostbare collectie is aangevuld mei werk
uit particuliere verzamelingen, terwijl het
Bestuur en de conservator van Teyler's
Stichting te Haarlem een aantal prenten
van 17e eeuwers heeft bijgedragen. Zoo is
hier dan nu een expositie bijeen, die het
plotseling talrijke bezoek alleszins hegrij
pelijk maakt. De heer van Erven Dorens
mopt natuurlijk, dat deze belangstelling,
)ok voor zijn museum, blijvend moreel nut
zal afwerpen.
Het komt niet vaak voor dat men op ten
toonstellingen als deze een Rembrandt ont
moet. Hier nu is het portret van een jon
gen man, die, in een goudgeborduurden
mantel gehuld, een baret met veer op het
hoofd, met de rechterhand een zwaardere-
vest omklemt. Het werk dateert van 1835,
toen Rembrandt hoewel betrekkelijk
jong al een respectabel schildorsoeuvre
gemaakt had Het ridderlijke portret ademt
den onbezorgden geest, die typeerend is
voor deze perjQde, het is ook rijp van toon,
maar blijft zielkundig aan de oppervlakte
Vergelijk dit in gedachten eens met de aan
grijpende Titus-portretten van later!... De
voorgestelde is volgens dr. W. R. Valcnti
ner de schilder Ferdinand Bol, in dien tijd
Rembrandt's leerling, en hier ook door een
portret vertegenwoordigd. Dit portret van
een vrouw van middelbaren leeftijd is van
1653. toen Bol volgens de kunsthistorici den
invloed van Rembrandt was ontgroeid. Dat
dit portret uit zijn school stamt, Is inmid
dels voor iedereen duidelijk. Psychologisch
is het werk oneindig veel belangrijker dan
het portret van den leermeester Men lette
maar eens op, hoe prachtig in deze ver
schijning de vitaliteit èn de schroomvallig
heid vereenigd zijn. De oogen, de handen
vooral do nerveuze hand die het zakdoekje
houdt dat alles is magistraal van
uitdrukking, en als men van schilderkun
stige finesses'houdt, bezie men eens nauw
lettend den haarinplant onder de witte kap.
Dergelijke verrassingen brengt deze ten
toonstelling meer. Van Pieter de Hoogh den
intérieUrschildcr b.v. is er een werk dat hij
buiten heeft gemaakt, zij 't op een binnen
hof Dit nuchtere „achteruitje" is onder zijn
handen tot een stil feest geworden van fijn
geschakeerde zachte rooden. Met een feil-
looze zekerheid is hier gewerkt, de compo
sitie is nobel uitgewogen, en de détails zijn
even nauwkeurig opgezet als de „nieuwe
zakelijkheid" dit pleegt te doen. Maar wat
bij menig nieuw-zakelijke wil épateeren, is
bij De Hoogh een argeloos stuk schilder-
poëzie. De luciede atmosfeer nadert de se-
reene verklaardheid van een Vermeer.
Wanneer men het werk van Pieter de
Iloogh eens vergelijkt met het grachtge
zicht „De oude Delft"- van Jan van der
Ileyde, dat ook op deze tentoonstelling
hangt, dan zinkt dit laatste met alle res
pect voor de vakkundige kwaliteiten terug
op het plan van de droge opsomming en
het ambtelijk verbaal.
Een andere verrassing zijn de luxe por
tretjes van Gerard Ter Borch, die den in
gang tot de eerezaal flankeeren Zij moeten
raet vier soortgelijke portretten in Ame
rika de eenige zijn, van zijn hand in deze
opvatting bekend. Maar ook afgezien van
hun zeldzaamheid, ze bezitten door de deli
cate schilderwijze een finesse, die het stijve
van de compositie gemakkelijk doet verge
ten.
Een verrassing van anderen aard is hot
landschapje van Hendrik Avorramp, dat
is de toewijzing juist vrijwel als een
eenling in zijn oeuvre te üoek staat. Hier
heeft men namelijk van den man die om
zijn winterlandschappen cn ijsvermaken
beroemd is. oen fleurig zomersch rivierge
zicht met op den voorgrond een groep vis-
schers. De behandeling van d°ze stoffage
doet zonder eenigen twijfel aan Avercamp
denken, maar voor de rest welt eerder de
gedachte aan Van Goyen op.
Overigens bevat de tentoonstelling be
langrijker werk. Omgeven bij de landschap
pen te blijven, noem ik een imposant, ro
mantisch berglandschap van Jacob Ruys-
dael in het andere, kleinere landschap,
kan men bewezen vinden dat ook aan dezen
Ruysdael de invloed van Claude Lorrain
niet zonder meer is voorbijgegaan. Daarnaast
wijs ik op een drietal landschappen van
v. Goyen, waarvan het groote met ruïne
een bekoorlijke lichtheid heeft in de kleur,
maar het kleinere Riviergezicht (11) is m.i
•varmer van toon en mogelijk nog trans
paranter. Salomon Ruysdael blijft wat
mafheid betreft zijn mindere in het
loornpartij doorwerk ter dan dc andere
helft van het doek. Het is curieus hem
hier ook als knap stillevenschilder te zien!
De beide wintergezichten van Aaert van
1er Neer hebben mij weinig getroffen; de
'pecifieke kostbaarheden van zijn talent
vond ik meer in het Rivierlandschap bij
namiddaglicht terug (81) De lustige en rijke
Kermis te Iloboken van Pieter Brueghel
d. J.) was onlangs ook op de tcntoonstel-
'ing van P. den Boer in Amsterdam.
Naast de Ruysdael's en Van Goyen dient
'icb onmiddellijk het klare werkje van
Meindert Hobbema aan. waarin hij het zon-
'icht op den achtergrond en door de hoo
rnen heen zoo suggestief en gelukkig weet
weer te geven.
Een boeiend landschap van David Te-
niers, een kostelijk jachtgezelschap van
Philips Wouwerman. een typisch in de
hreedtc geschilderd gezicht op Rhenen van
Mbert Cuvp, nn een delicaat landschapje
met warme oranje-belichting van Joris v.
d. Hagen, den Arnhemschcn schilder,
completeeren deze afdeeling.
In de reeks potretten steekt de Lachen
de man met de bierstoop (vroeger De
Smokkelaar geheeten) van Frans Hals met
hoofd en schouders boven de rest uit; het
is een trillend stuk leven impressionis
tisch gezien een geniale improvisatie.
Van v. Mierevelt zijn er waardige por
tretten van Tromp en zijn vrouw; van Ja
cob Gerritsz Cuyp een saai damesportret,
van Thomas de Kevser eenige portretten,
die nipt buitengewoon boeien, en een zeer
bekoorlijke familiegroep (13), van Pieter
Codde een luchtig portretje in de Hals
stijl geschilderd, alleen wat droger en ge-
affecteerder; Hals-invloed is ook te vinden
in het portretje van Adriaen Brouwer: een
ndringend geschilderdo oude man in don-
keren tabberd van Salomon Koninck gaat
terug op Rembrandt; de portretten cn fa
miliegroepen van Nicolaes Maes, toch wel
heel knap geschilderd, zijn sterk beïnvloed
door Van Dvck; tenslotte nog een gesoig
neerde portretgroep van Adriaen van der
Werff.
Het genre is voortreffelijk vertegenwoor
digd in Jan Steen. „Soo de Oude Songen",
een ongewoon geestig en fijn geschilderd ta
fereel. cn Het vroolijke huishouden, even
eens vol actie en rijk aan stofuitdrukking.
De Vischverkoopster van Gabriel Metsu. een
klein maar uiterst fijn paneel, doet in de
kleur van de chique knopende dame den
ken aan de warme rose finten van Renoir.
De Briefschrijfster van Frans van Mieris
de Oude. afkomstig uit de Ermitage, is
eveneens van een groote levendigheid. Dan
noem ik een intiem werkje van Brekelon-
_kam. de Vischemmer. een om de compo
sitie eigenaardig stuk van Gerard Dou (Bid
den vóór den maaltijd), een naar geestige
licht geschilderdo werkje van Teniers, de
Vioolspeler van Adr. van Ostade en ..Voetje-
Klap" van Jan M. Molenaar. Een grooter
opgezet werk. geraffineerd geschilderd,
maar onbehaaglijk van compositie releveer
ik van Aert de Gelder.
Onder de stillevens acht ik het delicate
on doorzichtige werkje van Heda, naast het
van stofuitdrukking onvergelijkelijke van
Abraham van Beveren het hoogst, maar
ook De Heem. Willem Ka]ff cn de pronke
rige Luttichuys zijn goed vcrtcgcnwoor-
digd.
Van de aanwezige interieurs noem ik met
opnige voorkeur de kpuken van Hendrick
Maartensz. Sorgh. het kerkinterieur van
Emanuel de Witt, naast natuurlijk de
fraaie PaDceaai van Pieter dc Hoogh. ter
wijl ook van Caspar Nctscher wn aandach-
'ig geschilderd werk aanwezig is (Dokter
in zijn Studeerkamer).
Enkele Bijbelschc tafereelen zijn er, o.a.
eon zegening van Jacob door Govert Flinck
een groote, maar zeer gave en expressie
ve compositie een slappe en schrale Aan
bidding der Herders door Barend Fabritius
Tenslotte nog een prachtig, fel-lovend
hanengevecht van Melchior d'Hondecoeter.
De prentencollectie sluit zich op voorna
me wijze bij deze belangrijke en boeiende
tentoonstelling aan. waarmee men het Arn-
hemsche Museum geluk kan wcnschen.
C. A. S.
DE GELE KRUISTOCHT.
Een nieuwe documentaire
geluids-film van de Citroën-
expeditie door Centaal-Azic.
Len trans-Aziatische wetenschappelijke
expeditie over 12000 K. M. van do Mid-
delland6chc Zee tot dc Stille Oceaan
ziedaar de „stof" voor deze film, die de
vorige week in een gala-voorstelling in de
groote opera te Parijs voor een schare uit
gelezen toeschouwers, w.o. de President van
Frankrijk, voor het eerst getoond werd.
Dit is geen film om derwille van de be
wegende uitbeelding van een vooraf ont
worpen 6erie handelingen, bij kunstlicht
gefotografeerd in de schijnwereld van een
„studio", achteraf voorzien van ontbreken
de geluidseffecten. Een bergketen is hier
niet van papier-m&ché, maar de Himalaya
zelf, de rupsbandtractor die zich vastklauwt
aan een uitstekend rotsblok, wordt be
stuurd door een man die inderdaad vècht
tegen een echten honderden-meters diepen
afgrond: bet is de realiteit zelf zooals zij
zich voor lens cn microfoon voorgedaan
heeft.
De Gele Kruistocht als naam i6 een va
riant op die van de bekende Ccntraal-Airi-
ka expeditie („de Zwarts Kruistocht"), die
eenige jaren geleden door André Citroën
georganiseerd werd. Ook van deze tocht
zijn filmdocumenten medegebracht, welke
in Nederland reeds vele toeschouwers ge
trokken hebben. In dien tijd stond oven wel
de filmtechniek cn met name de geluids
opname nog niet op het hedendaag6che
peil.
De „Gele Kruistocht" is gemonteerd door
Leon Poirier naar het fotografisch en
acou6tisch materiaal dat onder leiding van
Andró Sauvage door do expeditie leden Mo-
rizet, Specht en Sivel opgenomen is.
De première, die in tegenwoordigheid van
alle expeditie leden plaats had, oogstte een
zeer groot succes. De film draait nu voor
geruimen tijd te Parij6 in de Cinéma des
Champs Ely6ées en in de Cinéma des
Voyages, Boulevard der Batignolle (Citroën
Tentoonstellingshal).
Binnenkort zal do N.V. Automobiles Ci
troen te Amsterdam voor vertooning in Ne
derland een copie ter beschikking hebben.
Gooisch Buitenleven.
Wij mochten het tweede nummer van
„Gooisch Buitenleven" uitgave A. J.
Ilerweg, Bussem in zijn nieuw en fraai
kleed ontvangen. Ook nu staat de geïllu
streerde inhoud weer hoog op peil. De hor-
tulani G. Schoonderbeck cn J. K. Budde
schreven respectievelijk over het Planten
leven in de Rotterdamsche Diergaarde en
eenige minder bekende voorjaarsbolgewas
sen die toch buitengewoon mooi zijn.
Verder worden tal van langbloeiende
vaste planten opgesomd en de eenjarige
Crepis en Kaulfussia behandeld door J. II.
Meyer.
G. D. Duursma maakte een Succulenten
praatje voor April, terwijl G. Th. Odijk aan«
dacht besteedt aan orchideeën. Een vragen-
bus zal menig lezer raad verschaffen, zoo«
dat dit al met al weer een nummer is,
waarmee menig tuinliefhebbcr gediend is!
De Berggids.
Het royaal geillusteerde, vierde nummer
van „De Berggids", het door de firma A.
Sythoff, den Haag, uitgegeven tijdschrift,
gewijd aan alle lakken van bergsp'-rt,
brengt ter afwisseling een amusant artikel
tje van D. Kruseman over; „Humor in het
Alpinisme, met een drietal leekeningen van
Samivel.
„Op onze heide ergeren wij ons terecht
aan afval; op bergpaden „doet het al bijna
aan als heiligschennis1" zoo besluit Mevr.
H. Verhey—Burkhart schenk baar bijdrage
over: „Maaltijden uit den rugzak'
M. W. Jolles beserrijft uitvoerig een paar
Bermina-bestijgingen, o.a. van de Piz Bian
co en de Piz Doseg en A. E. Kempees
„deed" de Aiguille du Tour. Een dergelijk
nummer roepen wij een „Tot Weerziens"
toe.
na-K
l«a«€eae