LENTE IN BERLIJN 17e EEUWERS IN ARNHEM Aniersfoorlsch Dagblad KEITJES Tijdschriften Als de zaak rust werkt de ADVERTENTIE 3 x plaatsen voor f 1." Uitsluitend bij voor- uitbetaling. DE BËRLIJNER IS FILM NI F U WS BRIEVEN UIT BERLIJN Hij is een rasechte tevreden burger dieals hij zich in de politiek mengt, alleen maar aan het eigen belangetje denkt (Van onzen correspondent). De lente heeft in Berlijn intocht gedaan Paschen viel dit jaar wat vroeg, en of schoon de zon, die dezen winter zoo wemig van de Duitsche hoofdstad heeft willen we ten, thans haar uiterste best doet om de schade eenigszins goed te inaken kan zij toch niet op tegen een noord-westenw nd die ons het verblijf in de schaduw allcsbe halve tot een genot maakt. Berlijn is een koude stad, of slaat over naar het andere uiterste. Men mag hier nimmer vergeten dat men op een zandige hoogvlakte van enorme afmetingen woont en dat men drie uur sporcns in oostelijke richting al in Po len is, waar de oostelijke winden vandaan komen, die de „Siberische koude" plegen mee te brengen. Maar als 't. morgen ook nog zöo heerlijk zonnig blijft, dan hebben de mpnschcn, die op Zon- en feestdagen aangewezen zijn, ten minste hun deel gehad. En voor den BëHij ner in 't bijzonder is de „Aus'lug ins Jriine' (de echter Berlijner kent geen g,..maar zegt daarvoor een dikke hartelijke j., gelijk die in de „jutjebratene Jans" voorkomt) iets. dat hij in het leven om den drommel niet missen kan. Bosch, water, uitspanningen met „Weissbier", en 's avonds een „Eisboin mit Sauerkraut" moet hij hebben. En als 'I er even afkan een paddel of een mo?or bootje, en als bruin het nog gladder trekken kan, een „Klein-auto", waarmee hij tegen woordig den koning te rijk is. Adolf Hitler kende zijn Papenheimers. toen hij eenige weken geleden het bevel gaf, volksauto's te construeeren. Gelijk, eveneens op zijn bevel, reeds volks-radiotoestellen op de markt ge worpen werden, die in honderdduizen Jen exemplaren afgezet zijn. De echte Berlijner of de daarheen overge plante, oie met den echten geassimileerd is houdt van gemoedelijkheid, is 'n beetje ruw sentimenteel, kent geen grooter liefde dan de natuur, die hij met den verzamelnaam „Jejend" pleegt aan te duiden, geniet van zijn slatuintje en daarbij behoorend prieel is desnoods ook tevreden met zijn balcon dat aan bijna geen Berlijnsche woning pleegt te ontbreken mits er plaats voor een bat terij bloempotten is. Deze echte Berlijner leeft pas op met het eerste groen. De winter is niets voor hem, hoogstens voor de kinderen, do „Jören" (dit maal een werkelijke j en geen verbasterde g!). Hij, de volwassene, moet bloemen en planten zien opkomen en zijn eigen groente plukken. Hij moet in hemdsmouwen met zijn gietertje rondloopcn en deskundige thcoricn verkondigen, van die zelfbewuste zinneties. waarin tallooze malen: „det jibst nicli" en „det kommt janicht in Frage" voorkomt Deze echte Berlijner houdt eigenlijk heelc- maal niet van politiek en denkt als ras echte tevreden burger, als hij zich in de politiek mengt, alleen maar aan het eigen belangetje, aan 't inkomen, aan 't sparen, aan een huisje „int jrüne", aan een visch hengel en een roeiboot. Daarmee is tevens gezegd, dat de typische Pruis ten slotte van den typischen Franschman rondom Parijs niet zoo heel veel verschilt. En men kan honderdduizendmaal vernemen, dat ze het aan het front in den wereldoorlog ten slotte volstrekt niet slecht met elkaar hebben kunnen vinden. En dat alleen die vermale dijde politiek hen dwong, zulke leelijke din gen jegens elkander te doen. Neen, de echte Berlijner is geen politicus Vroeger was hij uit familie traditie monar chist en oud-soldaat, om dan later, na den oorlog, maar mee te doen mot het nieuwe, het roode, de vakbeweging, misschien wel in hoofdzaak omdat daar ook zoo druk bij „vereenigd en vergaderd" werd, omdat mor daar bestuursbaantjes kon krijgen en tegen over moeder-de-vrouw, die in alle stilte vaak den grooteren invloed in het Berlijnsche ge zinsleven pleegt te hebben, een zeker tegen gewicht te bezitten. Men moet dit alles we ten. om te begrijpen hoe verrassend snel het roode Berlijn nazi Berlijn geworden is. Want ook hier kenden Hitier cn zijn man nen hun Pappenheimers. De civiele garde die zich S.S. en S.A. noemt, bracht naast het „Arbeitsfront", den verplichten en den vrij willigen arbeidsdienst en de „luchtverd-'di ging" alles, wat de Duitsche. de Berlijnac' e „Spieser" (kleine burgerman) verlangt: dis cipline, deel zijn van een sterk gehec', uni form, onderscheidingsteekenen, stamtafels, rangverschil met do mogelijkheid steeds hooger te klimmen (een surrogaat voor de vroegere bestuursfunctie's), veel feestgedoc, veel vaandelgezwaai en ten slotte, veel mo gelijkheid om het lieve eigenbelang te Kit telen en in do hand te werken. Dat heet hier „het nut van t algemeen gaat boven het nut van den enkeling" En dat is eigenlijk een grappig geval. En toch zegt men, dat het Duitsche volk sinds eenige jaren volkomen verpolitiekt :s? Ja, dat is absoluut juist en ook heel gemak kelijk te verklaren. Maar dat beteekent nog niet, dat dit alles van harte gaat en lat vooral de Berlijner niet gelukkig zou zijn als men hem van morgen af nu eens met rust liet met die eeuwige cn alles van hem opeischende politiek, Kijk, als men met echte, geestdriftige „Na zi's" spreekt of de Duitsche dagbladen leest, dan krijgt men den indruk, alsof heel hei Duitsche volk geen grooter genot kent dan den staatsburger te spelen, „Heil Hitier" te roepen, figurant voor volksdemonstraties te zijn, of met tranen in de oogen aan den radio luidspreker te zitten als een der kop stukken van de regeering een daverende rede loslaat, die begint met „veertien jaren lang hebben de November-misdadicers Duitschland in den modder gereden en ons daarna een afschuwelijke ergernis nagela ten; veertien jaren lang hebben die schur ken van MarxistenNeen, lang niet alle Duitschers, long niet alle BerlijnerS hebben nog voldoende geduld om zooiels aan te hooren. Ze worden ook al gemelijk, als ze in de radio altijd weer militaire marschcn \er nemen, altijd weer meneeron en juffrdliwen moeten aanhooren, die verzekeren, dat ru alles goed is cn eeuwen lang zoo blijven zal (van de Sovjet-Bussisclie zenders kan men al jaren lang hetzelfde vernemen!), altijd weer in de bladen lezen, dat ze de vlag moe ten uitsteken en op dit of dat plein om zoo en zoo laat ter demonstratie aanwezig moe ten zijn. Nog onlangs viel mij in een zeer druk bezet koffiehuis dat onafgebroken ren krachtigen luidsprekei op zijn bezoekers pleegt los Ie laten, bijzonder op, dat tij lens een groote rede van Hitler, die in Z ud Duitschland gehouden werd. letterlijk nie mand luisterde, maar in tegendeel alle ge sprekken overluid gevoerd werdcr. om die toch wat opdringerige hooge politiek zoo mogelijk te oversten, ncn. En dat grae'en met „Heil Hitier" en opgeheven arm word ook eerder minder dan meer in Duitschland Ja, men kan in de biaden al ingezonien stukken lezen van mcnschcn, die vinden, dat het toch 'n beetje onbeleefd is als kin deren en jonge menschen ouderen van da gen cn vooral vrouwen zoo onverschillig met 'n armgebaar groeten zonder het hoofd deksel af te nemen. Waartegen dan natuur lijk weer anderen schrijven, dat een groet die in de eerste plaats als hulde voor Hitier zelf bedoeld is, toch zeker goed genoeg i: voor ieder van zijn geregeerde landgenoo ten' Een feit is. dat men reeds veel meer Heil!' dan „Heil Hitler!hoort, wat wel licht toe te schrijven is aan de omstandig heid, dat vele menschen, vooral de vroom godsdienstige, er innerlijk iets tegen hebben in een dagelijks honderden malen herhaal den groet niet het opperwezen („Grüs Gott!' in Zuid-Duitschland) maar een minister Ie huldigen, geheel afgezien van de vraag of deze minister voor zijn volk ook bijzonder verdienstelijke dingen gedaan heeft. Wat len slotte pas een latere generatie naar waarde en met de noodige objectiviteit beoordeelen kan. Het is ten slotte ook teekenend voor de stemming in breede kringen der bevolking, dat, toen van hoogerhand aan de menschen, die in het Ruhrgcbied, in Saksen en in Opper-Silczië dagelijks met den mijubouw te doen hebben, toegestaan werd in plaats van „Heil Hitler!" bet eeuwenoude „Glück auf!" in cerc te houden van die mogelijk heid onmiddellijk in al die gebieden een 7.oo ovorruim gebruik gemaakt werd, dat de overheid dc waarschuwing moest laten volgen: alléén mijnwerkers asjeblieft! Ja, bet is eenigszins anders, dan die goede gehoorzame pers van heden het den mede- menschcn w il wijsmaken. Dat is misschien, politiek gezien, niet erg belangrijk. Maar het kan belangrijk worden. Een representatieve en belangwekkende tentoonstel ling in Arnhems Gemeentemuseum van oude Neder landsche meesters. Arnhems Gemeente-museum ligt op een der mooiste punten van de stad aan den weg naar Oosterbeek, cn als een ridder burcht uit de middeleeuwen domineert het gebouw met zijn imposanten koepolvorm den vlietenden Bijn en de lage Betuwe. Edoch deze heerlijke situatie „doet" het ook al niet. In gewone tijden wordt het museum slecht bezocht. Men kan niet vol- ïouden, dat de schuld daarvan bij den in houd van het hier bewaarde ligt: die in houd immers is heel aantrekkelijk al zijn er ook geen schatten in opgestapeld en lijkt het gebouw arm aan schilderijen. Maar aan sculptuur, porcclcin, stijlmeubels. is het Museum bepaald rijk. evenals aan histori sche collecties, te wijl wij er een opmerke lijke verzameling prenten van den J9en eeuwer Verheul aantroffen en een reeks studies en leekeningen van Konijnenburg. Sinds een goede week echter is de belang stelling van Arnhemmers en Gelderschen plotseling wakker geworden. De directeur de heer A. A. G. van Erven Dorens heeft de firma D. Katz te Dieren uitgenoodigd een aantal 17e eeuwsche Hollandsche meesters voor een tentoonstelling af te staan deze kostbare collectie is aangevuld mei werk uit particuliere verzamelingen, terwijl het Bestuur en de conservator van Teyler's Stichting te Haarlem een aantal prenten van 17e eeuwers heeft bijgedragen. Zoo is hier dan nu een expositie bijeen, die het plotseling talrijke bezoek alleszins hegrij pelijk maakt. De heer van Erven Dorens mopt natuurlijk, dat deze belangstelling, )ok voor zijn museum, blijvend moreel nut zal afwerpen. Het komt niet vaak voor dat men op ten toonstellingen als deze een Rembrandt ont moet. Hier nu is het portret van een jon gen man, die, in een goudgeborduurden mantel gehuld, een baret met veer op het hoofd, met de rechterhand een zwaardere- vest omklemt. Het werk dateert van 1835, toen Rembrandt hoewel betrekkelijk jong al een respectabel schildorsoeuvre gemaakt had Het ridderlijke portret ademt den onbezorgden geest, die typeerend is voor deze perjQde, het is ook rijp van toon, maar blijft zielkundig aan de oppervlakte Vergelijk dit in gedachten eens met de aan grijpende Titus-portretten van later!... De voorgestelde is volgens dr. W. R. Valcnti ner de schilder Ferdinand Bol, in dien tijd Rembrandt's leerling, en hier ook door een portret vertegenwoordigd. Dit portret van een vrouw van middelbaren leeftijd is van 1653. toen Bol volgens de kunsthistorici den invloed van Rembrandt was ontgroeid. Dat dit portret uit zijn school stamt, Is inmid dels voor iedereen duidelijk. Psychologisch is het werk oneindig veel belangrijker dan het portret van den leermeester Men lette maar eens op, hoe prachtig in deze ver schijning de vitaliteit èn de schroomvallig heid vereenigd zijn. De oogen, de handen vooral do nerveuze hand die het zakdoekje houdt dat alles is magistraal van uitdrukking, en als men van schilderkun stige finesses'houdt, bezie men eens nauw lettend den haarinplant onder de witte kap. Dergelijke verrassingen brengt deze ten toonstelling meer. Van Pieter de Hoogh den intérieUrschildcr b.v. is er een werk dat hij buiten heeft gemaakt, zij 't op een binnen hof Dit nuchtere „achteruitje" is onder zijn handen tot een stil feest geworden van fijn geschakeerde zachte rooden. Met een feil- looze zekerheid is hier gewerkt, de compo sitie is nobel uitgewogen, en de détails zijn even nauwkeurig opgezet als de „nieuwe zakelijkheid" dit pleegt te doen. Maar wat bij menig nieuw-zakelijke wil épateeren, is bij De Hoogh een argeloos stuk schilder- poëzie. De luciede atmosfeer nadert de se- reene verklaardheid van een Vermeer. Wanneer men het werk van Pieter de Iloogh eens vergelijkt met het grachtge zicht „De oude Delft"- van Jan van der Ileyde, dat ook op deze tentoonstelling hangt, dan zinkt dit laatste met alle res pect voor de vakkundige kwaliteiten terug op het plan van de droge opsomming en het ambtelijk verbaal. Een andere verrassing zijn de luxe por tretjes van Gerard Ter Borch, die den in gang tot de eerezaal flankeeren Zij moeten raet vier soortgelijke portretten in Ame rika de eenige zijn, van zijn hand in deze opvatting bekend. Maar ook afgezien van hun zeldzaamheid, ze bezitten door de deli cate schilderwijze een finesse, die het stijve van de compositie gemakkelijk doet verge ten. Een verrassing van anderen aard is hot landschapje van Hendrik Avorramp, dat is de toewijzing juist vrijwel als een eenling in zijn oeuvre te üoek staat. Hier heeft men namelijk van den man die om zijn winterlandschappen cn ijsvermaken beroemd is. oen fleurig zomersch rivierge zicht met op den voorgrond een groep vis- schers. De behandeling van d°ze stoffage doet zonder eenigen twijfel aan Avercamp denken, maar voor de rest welt eerder de gedachte aan Van Goyen op. Overigens bevat de tentoonstelling be langrijker werk. Omgeven bij de landschap pen te blijven, noem ik een imposant, ro mantisch berglandschap van Jacob Ruys- dael in het andere, kleinere landschap, kan men bewezen vinden dat ook aan dezen Ruysdael de invloed van Claude Lorrain niet zonder meer is voorbijgegaan. Daarnaast wijs ik op een drietal landschappen van v. Goyen, waarvan het groote met ruïne een bekoorlijke lichtheid heeft in de kleur, maar het kleinere Riviergezicht (11) is m.i •varmer van toon en mogelijk nog trans paranter. Salomon Ruysdael blijft wat mafheid betreft zijn mindere in het loornpartij doorwerk ter dan dc andere helft van het doek. Het is curieus hem hier ook als knap stillevenschilder te zien! De beide wintergezichten van Aaert van 1er Neer hebben mij weinig getroffen; de 'pecifieke kostbaarheden van zijn talent vond ik meer in het Rivierlandschap bij namiddaglicht terug (81) De lustige en rijke Kermis te Iloboken van Pieter Brueghel d. J.) was onlangs ook op de tcntoonstel- 'ing van P. den Boer in Amsterdam. Naast de Ruysdael's en Van Goyen dient 'icb onmiddellijk het klare werkje van Meindert Hobbema aan. waarin hij het zon- 'icht op den achtergrond en door de hoo rnen heen zoo suggestief en gelukkig weet weer te geven. Een boeiend landschap van David Te- niers, een kostelijk jachtgezelschap van Philips Wouwerman. een typisch in de hreedtc geschilderd gezicht op Rhenen van Mbert Cuvp, nn een delicaat landschapje met warme oranje-belichting van Joris v. d. Hagen, den Arnhemschcn schilder, completeeren deze afdeeling. In de reeks potretten steekt de Lachen de man met de bierstoop (vroeger De Smokkelaar geheeten) van Frans Hals met hoofd en schouders boven de rest uit; het is een trillend stuk leven impressionis tisch gezien een geniale improvisatie. Van v. Mierevelt zijn er waardige por tretten van Tromp en zijn vrouw; van Ja cob Gerritsz Cuyp een saai damesportret, van Thomas de Kevser eenige portretten, die nipt buitengewoon boeien, en een zeer bekoorlijke familiegroep (13), van Pieter Codde een luchtig portretje in de Hals stijl geschilderd, alleen wat droger en ge- affecteerder; Hals-invloed is ook te vinden in het portretje van Adriaen Brouwer: een ndringend geschilderdo oude man in don- keren tabberd van Salomon Koninck gaat terug op Rembrandt; de portretten cn fa miliegroepen van Nicolaes Maes, toch wel heel knap geschilderd, zijn sterk beïnvloed door Van Dvck; tenslotte nog een gesoig neerde portretgroep van Adriaen van der Werff. Het genre is voortreffelijk vertegenwoor digd in Jan Steen. „Soo de Oude Songen", een ongewoon geestig en fijn geschilderd ta fereel. cn Het vroolijke huishouden, even eens vol actie en rijk aan stofuitdrukking. De Vischverkoopster van Gabriel Metsu. een klein maar uiterst fijn paneel, doet in de kleur van de chique knopende dame den ken aan de warme rose finten van Renoir. De Briefschrijfster van Frans van Mieris de Oude. afkomstig uit de Ermitage, is eveneens van een groote levendigheid. Dan noem ik een intiem werkje van Brekelon- _kam. de Vischemmer. een om de compo sitie eigenaardig stuk van Gerard Dou (Bid den vóór den maaltijd), een naar geestige licht geschilderdo werkje van Teniers, de Vioolspeler van Adr. van Ostade en ..Voetje- Klap" van Jan M. Molenaar. Een grooter opgezet werk. geraffineerd geschilderd, maar onbehaaglijk van compositie releveer ik van Aert de Gelder. Onder de stillevens acht ik het delicate on doorzichtige werkje van Heda, naast het van stofuitdrukking onvergelijkelijke van Abraham van Beveren het hoogst, maar ook De Heem. Willem Ka]ff cn de pronke rige Luttichuys zijn goed vcrtcgcnwoor- digd. Van de aanwezige interieurs noem ik met opnige voorkeur de kpuken van Hendrick Maartensz. Sorgh. het kerkinterieur van Emanuel de Witt, naast natuurlijk de fraaie PaDceaai van Pieter dc Hoogh. ter wijl ook van Caspar Nctscher wn aandach- 'ig geschilderd werk aanwezig is (Dokter in zijn Studeerkamer). Enkele Bijbelschc tafereelen zijn er, o.a. eon zegening van Jacob door Govert Flinck een groote, maar zeer gave en expressie ve compositie een slappe en schrale Aan bidding der Herders door Barend Fabritius Tenslotte nog een prachtig, fel-lovend hanengevecht van Melchior d'Hondecoeter. De prentencollectie sluit zich op voorna me wijze bij deze belangrijke en boeiende tentoonstelling aan. waarmee men het Arn- hemsche Museum geluk kan wcnschen. C. A. S. DE GELE KRUISTOCHT. Een nieuwe documentaire geluids-film van de Citroën- expeditie door Centaal-Azic. Len trans-Aziatische wetenschappelijke expeditie over 12000 K. M. van do Mid- delland6chc Zee tot dc Stille Oceaan ziedaar de „stof" voor deze film, die de vorige week in een gala-voorstelling in de groote opera te Parijs voor een schare uit gelezen toeschouwers, w.o. de President van Frankrijk, voor het eerst getoond werd. Dit is geen film om derwille van de be wegende uitbeelding van een vooraf ont worpen 6erie handelingen, bij kunstlicht gefotografeerd in de schijnwereld van een „studio", achteraf voorzien van ontbreken de geluidseffecten. Een bergketen is hier niet van papier-m&ché, maar de Himalaya zelf, de rupsbandtractor die zich vastklauwt aan een uitstekend rotsblok, wordt be stuurd door een man die inderdaad vècht tegen een echten honderden-meters diepen afgrond: bet is de realiteit zelf zooals zij zich voor lens cn microfoon voorgedaan heeft. De Gele Kruistocht als naam i6 een va riant op die van de bekende Ccntraal-Airi- ka expeditie („de Zwarts Kruistocht"), die eenige jaren geleden door André Citroën georganiseerd werd. Ook van deze tocht zijn filmdocumenten medegebracht, welke in Nederland reeds vele toeschouwers ge trokken hebben. In dien tijd stond oven wel de filmtechniek cn met name de geluids opname nog niet op het hedendaag6che peil. De „Gele Kruistocht" is gemonteerd door Leon Poirier naar het fotografisch en acou6tisch materiaal dat onder leiding van Andró Sauvage door do expeditie leden Mo- rizet, Specht en Sivel opgenomen is. De première, die in tegenwoordigheid van alle expeditie leden plaats had, oogstte een zeer groot succes. De film draait nu voor geruimen tijd te Parij6 in de Cinéma des Champs Ely6ées en in de Cinéma des Voyages, Boulevard der Batignolle (Citroën Tentoonstellingshal). Binnenkort zal do N.V. Automobiles Ci troen te Amsterdam voor vertooning in Ne derland een copie ter beschikking hebben. Gooisch Buitenleven. Wij mochten het tweede nummer van „Gooisch Buitenleven" uitgave A. J. Ilerweg, Bussem in zijn nieuw en fraai kleed ontvangen. Ook nu staat de geïllu streerde inhoud weer hoog op peil. De hor- tulani G. Schoonderbeck cn J. K. Budde schreven respectievelijk over het Planten leven in de Rotterdamsche Diergaarde en eenige minder bekende voorjaarsbolgewas sen die toch buitengewoon mooi zijn. Verder worden tal van langbloeiende vaste planten opgesomd en de eenjarige Crepis en Kaulfussia behandeld door J. II. Meyer. G. D. Duursma maakte een Succulenten praatje voor April, terwijl G. Th. Odijk aan« dacht besteedt aan orchideeën. Een vragen- bus zal menig lezer raad verschaffen, zoo« dat dit al met al weer een nummer is, waarmee menig tuinliefhebbcr gediend is! De Berggids. Het royaal geillusteerde, vierde nummer van „De Berggids", het door de firma A. Sythoff, den Haag, uitgegeven tijdschrift, gewijd aan alle lakken van bergsp'-rt, brengt ter afwisseling een amusant artikel tje van D. Kruseman over; „Humor in het Alpinisme, met een drietal leekeningen van Samivel. „Op onze heide ergeren wij ons terecht aan afval; op bergpaden „doet het al bijna aan als heiligschennis1" zoo besluit Mevr. H. Verhey—Burkhart schenk baar bijdrage over: „Maaltijden uit den rugzak' M. W. Jolles beserrijft uitvoerig een paar Bermina-bestijgingen, o.a. van de Piz Bian co en de Piz Doseg en A. E. Kempees „deed" de Aiguille du Tour. Een dergelijk nummer roepen wij een „Tot Weerziens" toe. na-K l«a«€eae

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 13