'AMERSFOORTSCH DAGBLAD FEUILLETON ROND HET PROCES-NIJENRODE Maandag 16 April 1934 32e Jaargang No. 242 WEDEROM EEN DAG VAN BEROERING En Koning is woedend op een anderen getuige TWEEDE BLAD De Heks van Winslea Witbraad en Maag zijn ziedende van foorn tegenover Mees Gerrih sen, die verklaringen aflegt die hun allerminst bevallen Amsterdam, Zaterdag li April. De eerste getuige die vandaag gehoord wordt is de heer van der Dusscu, de be kende vcrzekerings-cxpert, die al méér is voor-geweest. Deie deelt mede dat hij in zijn aanteekeningen heeft gevonden de no titie, dat hij, v. d Dussen. op 4 Maart 193*2 hoorde, dat Onnes op 3 Maart 1932 toch bij Goudstikker in Amsterdam is geweest hoewel daags te voren dus 3 Maart gezegd werd, dat Onnes dien dag niet in Amsterdam was geweest, maar in Ooster beek, naar den paedagoog die zijn aange nomen zoon zou onderwijzen en die daar over moest worden gesproken Men weet, dat eenige weken geleden in dit proces een heele strijd is gevoerd over de vraag waar Onnes op 3 Maart 1932 is geweest, in Amsterdam, of niet Koning beweerde op dien derden Maart Onnes in Amsterdam te hebben ontmoet en gesproken. Onnes voer de daartegen aan. dat deze bewering on juist was, aangezien hij op 3 Maart 1932 niet in Amsterdam was geweest, maar in Oosterbeek. Getuige van der Dusscn kan onmogelijk zeggen wie hem verteld heeft dat Onnes op 3 Maart toch bij Goudstikker, dus wel degelijk in Amsterdam, was ge weest. De heer Moolenkamp uit Breukelen deelt als getuige a décharge mede, dat hij als wethouder der gemeente Breukelen Onnes al lang heeft gekend. De heer Onnes ver tegenwoordigde do vrijzinnige richting als lid in den Raad, getuige de anti-revolu tionaire richting. De heer Onnes was in den Raad een domineerende figuur, die altoos behoorlijk beslagen ten ijs kwam. Hij was strijdlustig, maar bij alle verschil van mecning met andersdenkenden, streed hij inet open vizier. De belangen der gemeen te stonden bij hem altijd op den voor grond, zonder aanzien des persoons De restauratie van Nijenrode heeft de ge meente véél profijt opgeleverd, aangezien zooveel mogelijk arbeid werd verricht door Breukelensche ingezetenen, wat velen gere geld werk verschafte. De restauratie van Nijenrode is een groot belang geweest voor de geheele Vechtstreek. Omdat er nog al veel gestroopt werd rondom Breukelen, vond er des nachts geregeld surveillance plaats door politie met honden. De officier: „Ook op het terrein van Nijenrode?" Getuige: „Niet op dat terrein, maar wel op den straatweg langs het landgoed". De officier: „Surveillance op het terrein van Onnes heeft dus nooit plaats gevon den?" Getuige: „Voor zoover ik weet n i e t". Onnes betoogt dat de politie meermalen op het kasteel-terrein des nachts heeft ge surveilleerd, in tijden dat er véél gestroopt werd. De gemeente-politic van Breukelen kan dat bevestigen. De president: „Was Onnes wol eens gauw uit het veld geslagen?" Getuige: „Gauw uit bet veld geslagen?! Welncn integendeel". (Gelach.) Volgende getuige is de heer van Leeu wen uit Brussel. Deze wordt door de ver dediging ondervraagd in verband met Ko ning. De heer van Leeuwen stond inder tijd in relatie met Koning, aangezien zij samen uitkwamen op rennen. Die onder handelingen liepen over paarden die ge tuige niet tevoren zag. Dat is niets bijzon ders, dat komt bij races herhaaldelijk voor. Getuige heeft daar heel wat geld in laten zitten omdat de paarden die in ge ding waren (en uit Duitschland moesten komen) bij hun aankomst vrijwel niets waard bleken te zijn Het waren niet veel meer dan skeletten. Daarover is getuige toen een proces begonnan, omdat hij aan Koning voor deze paarden, die voor ge meenschappelijk risico op rennen zouden uitkomen, 12.G00 had betaald. De president: „En dat betaalde u voor paarden, die u tevoren nooit zag". Getuige ..Dat gebeurt herhaaldelijk". Koning wordt nu gehoord tegenover ge tuige Van Leeuwen uit Brussel. Koning draait de zaak om en beweert dat h ij geen geld verschuldigd was aan Van Leeuwen, maar juist Van Leeuwen aan hèm. Hij (Koning) verwaarloosde de renpaarden niet; dat deed juist Van Leeuwen, die de arme beeé-tcn terugzond, zonder voor voe dering en drenking der dieren zorg te dra gen. Koning beschuldigt Van Leeuwen van allerlei min-iraaie practijken, waarvan hij (Koning) het slachtoffer dreigde te worden. „Rn zoo n getuige komt hier nu tejen mij optreden!" roept Koning hoogst-veront- waardigd uit Getuige Van Leeuwen ontkent dit alles en betoogt dat Koning getracht heeft hem op te lichten met zéér onvolwaardige ren paarden, die geen sou konden opbrengen. Op adviee van een advocaat heeft getuige van verder procedeeren met Koning afge zien. omdat er tooh niets van Koning te halen was en dit proces schatten zou kos ten. De heer Franssen uil. Zeiet komt als ge tuige eveneens ali?r-onaangenaamste erva ringen met Koning aan de Rechtbank me- dedcelen Hij heeft met Koning relaties ge had bij den aankoop van een inboedel, die hij (getuige) van Koning zou overnemen voor een som van ƒ0800 Toen Koning naar Brussel ging, verzocht hij getuide den in boedel te verhuren aan zijn huishoudster, mejuffrouw Schuurman. Daar is toen een contract van opgemaakt. Koning höd ge zegd, dat hij met het 'geld van den inboe del een slag kon slaan, doch later wilde hij den inboedel weer terugkoopen. Geld had hij evenwel niet meer. maar dat geld zou hij wel van anderen krijgen. Hij (Koning) had o.m goede relaties met een tabakshan delaar in Amsterdam (dat was Onnes). Weer later noemde Koning alles „fictief" en zei hij" voer maar een procos tegen mij. ik heb relaties genoeg, ik zie kans om de zaak vijf, zes jaar sleependc te houden. Er is in derdaad een proces begonnen en dit proces loopt nu al vier jaar. (Gelach) Getuige heeft ook over renpaarden met Koning on derhandeld. Mr. Muller Massis: „Is U een bekend koopman?" Getuige: „Men kan naar mij informeeren bij Vlaer en Kol in Utrecht en bij notaris Hoogstraten in Zeist, voor wien ik voor millioenen zaken heb gedaan." Mr. Muller Massi6: „Hebt U nog méér za. ken gedaan met Koning?' Getuige. ,,Ja. Koning stelde allerlei zwen- del-zaken voor, maar daar ben ik niet op ingedaan." Mr. Muller Massis: „Wat waren dat voor zwendelzaken?" De officier van justitie verzet zich heftï. tegen het stellen van deze vragen. Deze vragen zouden hier beantwoord kunnen worden door iemand, die zéér gebeten is op Koning cn die antwoorden zouden dan hoogst subjectief kunnen zijn. Die vragen mogen daarom niet worden gesteld, waar bij de officier zich beroept op artikel 288 Wetboek van Strafrecht. Mr Muller Massis begrijpt van dit verzet niets De verdedigers moeten toch het recht hebben om hier door getuigenverhoor de al of niet betrouwbaarheid aan le toonen van personen die een rol spelen in dit proces De Rechtbank trekt zich in Raadkamer terug. De president deelt dis beslissing van de Rechtbank mede, dat zij wèj gelegenheid wil bieden tot het stellen der bewuste vra gen. mits deze vragen blijven in het be hoorlijke. Getuige Franssen doet een verhaal hoe Koning hem had trachten te winnen oor een vennootschap, waarvoor heel véél geld noodig zou zijn. Koning noemde aller lei namen, noemde kapitalen, reusachtig groot, had allerlei financieele plannen, in één woord, Koning was een zeldzaam fan tast. De officier staat erop. dat nu ook Koning zijn verhaal zal doen in deze zaak. Men moet de zaak van twee kanten hooren. Koning komt dan met een lang verhaal. De heer Franssen was bij hem gekomen, nder voorspiegeling dat hij do beschik king had over een groot vermogen wat Koning ietwat vreemd voorkwam, omdat hij wist dat Franssen vroeger achter een turfwagen in Utrecht duwde. Daar steekt wel geen schande in, maar als men dan later hoort van een groot kapitaal, kijkt men toch wel even verbaasd op De inboe del waar het hier over ging en die door Franssen gekocht zou worden, was ge taxeerd op 20.000 waarde; Franssen be taald© daarvoor 5600. maar Koning moest teekengn voor 8000 Getuige Franssen roept van achter uit d© zaal: „Dat is finaal gelogen." De heer Franssen blijft er bij. dat alles wat hij hier heden heeft verklaard, waar is van a tot z. Dan wordt Mees Gerritsen voor bet ge- tuigenhekje geleid. Mees Gerritsen zit in voorloopige hechtenis en komt daarom on der geleide van een rijksveldwachter voor, Mr Muller Muller Massis vvenscht aan getuige cenigo vragen te stellen. Mees Gerritson: „Ik zal de volle waar heid zeggen, alles waarheid, alléén i«' moet mij geen strikvragen stellen" (Gelach) Mr. Muller Massis: „Moest al het op Nijenrode gestolen goed niet naar Ivoniu terug ten slotte? Mees Gerritsen: „Ja, allo goed moest naar Koning terug. Dat was de eerste af spraak. Later is de mogelijkheid bespro ken, om met het gestolen goed naar En geland over t© steken en het dan op volle zee over boord te gooien". Achter in de zaal zitten op de getuigen banken Maag cn Witbraad. Deze vliegen woedend op en schreeuwen uit: „Dat is gelogen, allemaal vuile leu gons". Witbraad komt naar voren, naar het getuigenhekje, en betwist tegenover Mees Gerritsen de waarheid van diens mede- deelingen. Witbraad voert op hoogen toon het woord, dreigt met z'n vuisten tegen over Mees Gerritsen en schreeuwt het uit, dat deze alles liegt. Witbraad gilt door de zaal: „Je bent een patser, je bent een ploert". De officier wenkt een rijksveldwachter om Witbraad nadprbij te komen, met het oog op mogelijke gebeurlijkheden, want Witbraad maakt allures om Mcps Gerrit sen te lijf te gaan. De rijksveldwachter posteert zich achter Witbraad en houdt dezen vast aan den m. Mees Gerritsen houdt vol dat deze af spraken wel degelijk gemaakt werden in de nieuwe rijwielzaak van Biesing. Witbraad iö naar zijn plaats op de ge tuigenbank teruggegaan, trillend van woe- do tegenover Mees Gerritsen. Een veld wachter blijft in zijn buurt om liern in de gaten te houden. Ook Maag zit in z'n nabij heid cn is blijkbaar al evenzeer gebeten op Mees Gerritsen. Deze vervolgt zijn verhalen, die vaak zeer geestig zijn. I-lij verteld in een zéér rappen woorden stroom steeds maar verder, waarvan de hoofdzaak is, dat Koning de controle figuur was in het diefstal-plan voor Nijenrode cn als zoodanig ook goed voor alle mcdeplich tigen. Mees Gerritsen doet zéér vermakelijke verhalen over de autotochten, die in zijn wagen werden gemaakt en waarbij Jot.an- knegt die Dicky" werd genoemd en Me juffrouw Nóggcrath een eerste viool speel den. Mejuffrouw Nóggcrath was nog al eens met z ij n auto op slap. Middagzitting. De middagzitiing vangt aan met het ver hoor als getuige it charge van den lieer l)e Koning, die vroeger als procuratiehouder werkzaam was op het kantoor van Onnes. Get. kreeg indertijd een opdracht op het kantoor, die hij niet wilde uitvoeren, waar voor hij juridisch advies vroeg bij mr Israels Deze opdracht bestond hieruit, dat hij inkt moest werpen over een der boeken; tlic opdracht werd niet verstrekt door Onnes, maar wel in diens aanwezigheid. Mr Israels adviseerde getuige de op dracht niet uit te voeren, als zijnde te ge vaarlijk Toen is getuige naar Onnes gegaan, om de opdracht te weigeren, waarop Onnes hem toevoegde (het is achttien jaar gele den). „U is een kleinzielige krentenkak ker.' De president: „Waarom werd u die op dracht verstrekt?" Getuige: „Natuurlijk met de bedoeling om enkele cijfers in dat bock weg t© ma ken". Mr. Kappcyne v. d. Copello: „Hoe komt u zoo als getuige hier?" Getuige: „Gewoon gedagvaard". De officier „Ik kreeg een brief met in lichtingen van den heer Cornells uit Den Haag cn als gevolg daarvan heb ik den heer De Koning opgeroepen als getuige" De president: „Wie heeft die opdracht tot inktwerpen gegeven?" Getuige: „De heer Ilogewcg Onnes: „Ik weet niets van deze heele zaak af. Ik herinner me niets van de heele geschiedenis. Ik sta hier voor een ontzag lijk groot raadsel, waar ik volstrekt nie mendal van begrijp. Dat zult U van mij moeten gelooven." Mr. Fokker vcrschijftt vervolgens als ge tuige; hij is secretaris van het Comité voor den Internationale Koffiehandel, een comité dat tal van landen omvat. Mr. Fokker deelt aan de Rechtbank mede dat hij Oonnes al jaren lang kende en gemerkt had in dien langen tijd, dat men in den breeden inter nationalen kring van den Koffiehandel On nes met onderscheiding behandelde, van wege diens zeer bijzondere capaciteiten als koopman op dit gebied. Onnes genoot als zoodanig een uitnemenden naam in den gan schen internationalen handel. Toen getuige nog niet lang geleden besprekingen moest voeren voor het Comité in Genua, werd On nes op de conferentie aldaar buitengewoon geprezen. Toen getuige vernam in welke moeilijkheden Onnes was geraakt door dit proces, heeft getuige zichzelf bij de verdedi ging aangemeld om aangaande Onnes me dedeelingen te doen aan de Rechtbank. De heer Fokker wil niet verzwijgen, dat hij niet altijd even prettig door Onnes is behandeld in.het Comité; Onnes voelde zich dc groote zakenman cn beschouwde den secretaris van het Comité als.. nu jaals een betere kantoorbediendeeen bejegening, waar aan getuige zich wel eens heeft gei-ergerd Onnes stelde zich tegenover hem menigmaal op een zéér hoog standpunt. Onnes was de de groote koopman de secretaris was zoo icis als *n bediende. Maai dal nam niet weg dat mr. Fokker zich tocli geroepen had ge acht,, oin hier het vele goede van Onnes aan de Rechtbank te komen mededcelcn. De president: „Hebt U ooit gemerkt dat Onnes gauw uit het veld was geslagen?" (Deze vraag wordt gesteld, omdat Onnes bij het begin van het proces heeft beweerd, dat hij door de chantagepogingen van Ko ning aanstonds zóó geïntimideerd was ge worden cn door vrees bevangen, dat hij zich legen die chantage niet had durven ver weren). Mr. Fokker: „Nooit gemerkt." De president van de Recht bank geeft Onnes gelegen heid nu eens precies toe te lichten hoe volgens hèm de zaak in elkaar zit De president: „Vertelt U ons nu een6, hoe olgens U de geheele zaak moet worden beschouwd. Hoe zit zij volgens U in el kaar?" Onnes zegt dan hoe h ij de zaak ziet. Do bedoeling van Koning is volgens lièrn ge weest, om het kostbaarste goed dat hij bij bezoeken op N jenrod© had gezien en om trent welks waarde hij gegevens bezat, dio ik. al pratende, liern wel eens had verteld bij z'n bezoeken op het kasteel de be doeling van Koning was, om dat goed voor zich te bemachtigen, met het oogmerk het later te kunnen verkoopen en zoodoend© aan véél geld te komen. Dat het hem daar om to doen is geweest, wijzen óók de ver klaringen van Mees Gerritsen en Biesing uit, die vandaag op desbetreffende vragen hebben geantwoord, dat bet op Nijenrode gestolen goed weer aan Koning terug rnoest komen en tot zoolang zorgvuldig be waard moest worden. Al het gestolene bij elkander vertegenwoordigd© een verkoops- waardo van ruim 200.000. Dat het goed zooveel waard was, wist Koning uit het geen hij (Onnes) hem zelf wel eens had medegedeeld, al9 Koning Nijenrode be zocht. Bij een dier bezoeken beeft Koning zelfs eens te kennïn gegeven, dat voor On nes een inbraak op het kasteel geen on fortuinlijk zaakje zou wezen, gezien de assurantie-penningen d'c dan zouden los komen. Onnes hechtt© aan dit gesprek met Koning op Nijenrode geen beteekenis; het gesprek werd gekscheerender-vvijz© ge voerd, zoo op de manier, als er nu eens werd ingebroken, dan En wel aller minst had Onnes toen begrepen, waar Ko ning met dat discours ongemerkt heen- stuurde. Pas later, n A de chantage, had Onnes daar hoogte van gekregen. Er óók hoogte van gekregen dat Koning zijn be zoeken had gebracht om daar eens goed rond te kijken met het oog op de opdracht die hij den uitvoerders van de inbraak had tc geven èn om van Onnes in détails te hooren wat de waarde kon zijn van het kostbare goed. Rechter mr. De Gaay Fortman: „De in braak moet dus gebeurd zijn, zonder dat u er ook hoegenaamd maar kennis van droeg. Dat is u w voorstelling van dc zaak. In dót systeem zou het dan gepast heb ben, dat de „verhuizers" hun werk zoo stilletjes mogelijk zouden uitvoeren, op dat niemand van de kasteelbewoners er iets van zou bemerken in den nacht. Maar met dat systeem klopt in het geheel niet, wat wij gehoord hebben, dat de „ver huizers" de boodschap meekregen: jullie behoeven je niemendal ongerust te ma ken, want de kasteelheer weet er Alles van wat er gebeurt, de boodschap die Wit braad kreeg van Koning en die Witbraad weer heeft doorgegeven aan de „verhui zers" Onnes: „Die boodschap begrijp ik héél goed. In dien zin is natuurlijk door Wit braad gesproken tot de „verhuizers die eerst niet zoo héél veel animo in de zaak hadden cn bij wie zelfs ten slotte moest worden aangeirongon op spoed bij de uit voering. Met do woorden: „de kasteelheer weet er alles van" trachtte Witbraad z'n jongens tot het werk over te halen". (Zie vervolg op pag. 2.) Waarachtige vrijheid zetelt in het hart. naar het Engelsch van May Wynne. 10 Tot nog toe was alles goed gegaan, maar nu nog de ontknooping Op mannenmanier wilde Dick natuurlijk een belooning vooruit hebben, en wie kon hem dit nu ook kwalijk nemen bij die tar tende, donkere oogen en die ondeugende kuiltjes in de wangen? Maar Barbara bleef volhouden: „Al6 Pontefract genomen is", cn daarop danste zij weg met haar bloemen, terwijl haar teleurgestelde verloofde zich maar moest tevreden 6tellen met een enkel bou- quetje, dat zij puur bij toeval natuurlijk! eerst aan de lippen had gedrukt, voor zij het had laten vallen. „Als Pontefract genomen is", herhaalde Dick Morricc en stak het weggeworpen Lou- quetje in den binnenzak van zijn buis, met een aandoening, die hem deed trillen van het hoofd tot de voeten. Verder droomde hij van den dag, wan neer oude vrienden hem weer de hand zou den drukken, als een. die recht had op den dank der koningsgezinden. ofschoon het hem nu als een verwijt aandeed, dat kolo nel Cotterell hem steeds als zijn vertrouw de en raadgever beschouwde. Barbara voelde zich niet gekweld door dergelijke gedachten, toen zij den bescha duwden heuvel afliep, die naar Knottingley voerde. Haar werkzame geest was alweer bezig er dc beste manier op te bedenken om dc vrienden, die door sir Marmaduko Langdale in liet geheim genomen waren, bekend te maken met den onvoorzienen voortgang van hun plannen Dat sir Hugh Ainslie den spot zou drij ven met haar voorstel, of boos zou wezen over haar stout ondernemen, begreep zij zeer goed. Maar hij zou noch spotten, noch uitva ren, als de aardige Marjorie Stapletori hem het nieuws mededeelde Als mistress Bab een ander meisje aan het handwerken zug maakte zij zich hier altijd vroolijk over. Een naald te liantee- ren, was iets, dat men niet van haar ver gen moest, en, zooals Marjorie verdiept was in haar werk, gaf haar dit dubbel en dwars aanleiding tot spot en ergenis „Kom. laat «lat borduurwerk nu maar rusten, kind", drong zij, „en luister liever eens naar een zaak van groot belang' Marjorie keek glimlachend op. „En waarom zou ik niet kunnen luiste ren en borduren Iegelijk? Kijk eens, Bab, is dat niet een mooi patroon?" „Prachtig, hoor!" riep Barbara, echter zon«lcr ccnige geestdrift naar de guirlande van rozen en kamperfoelie kijkend, waar aan haar vriendin zoo ijverig voortwerkte. Sir Hugh zal er door getroffen zijn" ..Sir Hugh?" riep Marjorie, haar werk streelend behandelend ..Wal heeft sir Hugh uit te staan met mijn rozen?" „Neen. dat is waar ook", zei Barbara. „Met die rozen misschien niet, maar wel met de inneming \an kasteel Pontefract voor den koning" Marjorie werd bleek en liet bet borduur werk even rusten. Hoezeer de zaak van de koningsgezinden haar ook ter harte gtng, bad zij zich toch verheugd over liet feil, dat er althans een schijn van vrede heersch ic, waardoor sir Hugh en natuurlijk ook anderen, kalm naar hun landgoed hadden kunnen tcrugkeeren. Barbara's woorden be zorgden haar dus een vreeselijken schrik. „Pontefract!" riep zij. „Maar Bab, wat zeg je daar?" Barbara keek behoedzaam rond cn sloot toen het venster, met liet oog op den man, die in den tuin bezig was. „Hebben ze jc dan niets verteld?" vroeg zij. Marjorie schudde liet hoofd „Niets dat mij eenigszins je woorden ver klaart'. antwoordde zij, „want, ofschoon ik weet, dat vader beraadslaagt met velen van zijn partij hier in den omtrek, vertelt hij mij niets. Want het is eenmaal zijn op vatting, dat een vrouw zich evenmin met de politiek moet bemoeien als een man met de kokerij' „Daar vergist jc vader zich toch in, zoo als hij weldra ervaren zal", meende Barbara en deelde toen in alle bijzonderheden het geval mee aan een gehoor, dat als verplet stond door zulk een gewichtig nieuws Maar geestdrift is aanstekelijk en Mar jorie was vol vuur, al was ze nu ook min der avontuurlijk en minder roekeloos aan- aangclcgd, dan het nichtje van Peter Cor- croft, en na dien eersten schok bij de on beschaamde mededeeling van het luisteren in de plooien van het gordijn en het ge waagde van het vertrouwen stellen in den vijand, .ging zij toch ook voelen voor een on derneming, die volgens Dick Morricc, er zoo goed voorstond. „En nu moet jij sir Hugh weer mededce lcn. wat ik je zooeven verteld heb!" riep Barbara opgewekt. „En dun valt er voor het oogenblik niets anders te doen, dan te wachten op het sein, «lat sir Marmaduke Langdale van zoo groot belang acht Als dit komt, sta ik cr voor in, dat Dick Mor rice niet zal achterblijven, om zijn werk zaam aandeel te nemen. En zoo zal Ponte fract andermaal verdedigd worden door een koningsgezind garnizoen cn zal de konink lijke vlag blijk geven van de aanhankelijk heid van liet getrouwe Yorkshire". „Maar waarom zou kolonel Morricc zoo handelen?" vroeg dc voorzichtige Marjo- rio. „Zal hij niet als een dubbel verrader g»>- brandmerkt worden, als hij nu weer zijn partij opgeeft om de koningsgezinden te diern-n?" „Het lijkt mij", antwoordde Burbni^i. „dat een man even goed van opvatting mag ver anderen als een vrouw, wie haar grilligheid juist bekoring verleent. En van Dick is het ook geen wispelturigheid, maar een blijk van diepe genegenheid". Nu keek Marjorie nog meer verrast cn in alle onschuld vroeg zij „Ken diepe genegenheid voor wie?" Met een schouderophalen en een ondeu gend pruilend gezichtje lachte Bab „Dat moet jc nu maar zelf uitvinden. Hij zal zeker koning Karei dienen èn mis tress Barbara Carcroft uit genegenheid, liet slaat niet aan rnij om te beslissen wel ke invloed het sterkste is!' Marjorie bloosde. Ze begreep niet, hoe het Barbara mogelijk was om zoo schertsende te spreken over een gevoelen, dat zij voor heilig hield. Misschien merkte dc ander die ergenis op. want zij haastte zich tot hel vorige onderwerp van gesprek terug te kce- ren en cr Marjorie op tc wijzen, van hoe groot liet belang was dat sir Hugh Ainslie er onmiddellijk van op de hoogte gebracht werd hoe de zaak stond. „Want ik zie", besloot zij, dat kolonel Morricc brandt van verlangen, om zijn plannen mee te doelen aan hen, die ze ze ker beter zullen kunnen waardceren, dan een vrouw. Ja, zoo ijdel en ondankbaar is een man! Maar men moet wat door dc vin gers zien. nietwaar, van degenen, van wie men diensten verwacht?" Zc kuste Marjorie, terwijl ze zoo sprak cn hield waarschuwend den vinger op: „Daar zie ik juist het paard van sir Hugh aan liet tuinhek staan. Hoor nu eens goed! Voor het oogenblik moet je van weerszijden alle liefdesbetuigingen aan kant zetten, in de gedachte, aan wat ik jc verzocht heb. Bedenk wel. dat jc je verzekert van de dankbaarheid van Hugh. En jc kunt hem zeggen, dat Barbara Carcroft borg staat met haar leven voor de trouw van Dick Morrice". Zij wachtte niet om verdere verzekeringen uit te spreken of aan tc hooren, maar ging, zorgeloos neuriënd, of ze niet mee had hel pen op touw zetten een zaak, die de her vatting beduidde van dien verschrikkclijk- sten aller strijden: den burgeroorlog. „Het is voor den koning", zou ze gezegd hebben, en, als zooveel anderen In die troe bele tijden, zou fce haar land vergeten heb ben. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 5