'AMERSFOORTSCH DAGBLAD
FEUILLETON
ROND HET PROCES-NIJENRODE
Maandag 16 April 1934
32e Jaargang No. 242
WEDEROM EEN DAG
VAN BEROERING
En Koning is woedend op een
anderen getuige
TWEEDE BLAD
De Heks van Winslea
Witbraad en Maag zijn ziedende van
foorn tegenover Mees Gerrih
sen, die verklaringen aflegt
die hun allerminst
bevallen
Amsterdam, Zaterdag li April.
De eerste getuige die vandaag gehoord
wordt is de heer van der Dusscu, de be
kende vcrzekerings-cxpert, die al méér is
voor-geweest. Deie deelt mede dat hij in
zijn aanteekeningen heeft gevonden de no
titie, dat hij, v. d Dussen. op 4 Maart 193*2
hoorde, dat Onnes op 3 Maart 1932 toch
bij Goudstikker in Amsterdam is geweest
hoewel daags te voren dus 3 Maart
gezegd werd, dat Onnes dien dag niet in
Amsterdam was geweest, maar in Ooster
beek, naar den paedagoog die zijn aange
nomen zoon zou onderwijzen en die daar
over moest worden gesproken Men weet,
dat eenige weken geleden in dit proces
een heele strijd is gevoerd over de vraag
waar Onnes op 3 Maart 1932 is geweest, in
Amsterdam, of niet Koning beweerde op
dien derden Maart Onnes in Amsterdam te
hebben ontmoet en gesproken. Onnes voer
de daartegen aan. dat deze bewering on
juist was, aangezien hij op 3 Maart 1932
niet in Amsterdam was geweest, maar in
Oosterbeek. Getuige van der Dusscn kan
onmogelijk zeggen wie hem verteld heeft
dat Onnes op 3 Maart toch bij Goudstikker,
dus wel degelijk in Amsterdam, was ge
weest.
De heer Moolenkamp uit Breukelen deelt
als getuige a décharge mede, dat hij als
wethouder der gemeente Breukelen Onnes
al lang heeft gekend. De heer Onnes ver
tegenwoordigde do vrijzinnige richting als
lid in den Raad, getuige de anti-revolu
tionaire richting. De heer Onnes was in den
Raad een domineerende figuur, die altoos
behoorlijk beslagen ten ijs kwam. Hij was
strijdlustig, maar bij alle verschil van
mecning met andersdenkenden, streed hij
inet open vizier. De belangen der gemeen
te stonden bij hem altijd op den voor
grond, zonder aanzien des persoons De
restauratie van Nijenrode heeft de ge
meente véél profijt opgeleverd, aangezien
zooveel mogelijk arbeid werd verricht door
Breukelensche ingezetenen, wat velen gere
geld werk verschafte. De restauratie van
Nijenrode is een groot belang geweest voor
de geheele Vechtstreek. Omdat er nog al
veel gestroopt werd rondom Breukelen,
vond er des nachts geregeld surveillance
plaats door politie met honden.
De officier: „Ook op het terrein van
Nijenrode?"
Getuige: „Niet op dat terrein, maar wel
op den straatweg langs het landgoed".
De officier: „Surveillance op het terrein
van Onnes heeft dus nooit plaats gevon
den?"
Getuige: „Voor zoover ik weet n i e t".
Onnes betoogt dat de politie meermalen
op het kasteel-terrein des nachts heeft ge
surveilleerd, in tijden dat er véél gestroopt
werd. De gemeente-politic van Breukelen
kan dat bevestigen.
De president: „Was Onnes wol eens
gauw uit het veld geslagen?"
Getuige: „Gauw uit bet veld geslagen?!
Welncn integendeel". (Gelach.)
Volgende getuige is de heer van Leeu
wen uit Brussel. Deze wordt door de ver
dediging ondervraagd in verband met Ko
ning. De heer van Leeuwen stond inder
tijd in relatie met Koning, aangezien zij
samen uitkwamen op rennen. Die onder
handelingen liepen over paarden die ge
tuige niet tevoren zag. Dat is niets bijzon
ders, dat komt bij races herhaaldelijk
voor. Getuige heeft daar heel wat geld in
laten zitten omdat de paarden die in ge
ding waren (en uit Duitschland moesten
komen) bij hun aankomst vrijwel niets
waard bleken te zijn Het waren niet veel
meer dan skeletten. Daarover is getuige
toen een proces begonnan, omdat hij aan
Koning voor deze paarden, die voor ge
meenschappelijk risico op rennen zouden
uitkomen, 12.G00 had betaald.
De president: „En dat betaalde u voor
paarden, die u tevoren nooit zag".
Getuige ..Dat gebeurt herhaaldelijk".
Koning wordt nu gehoord tegenover ge
tuige Van Leeuwen uit Brussel. Koning
draait de zaak om en beweert dat h ij geen
geld verschuldigd was aan Van Leeuwen,
maar juist Van Leeuwen aan hèm. Hij
(Koning) verwaarloosde de renpaarden
niet; dat deed juist Van Leeuwen, die de
arme beeé-tcn terugzond, zonder voor voe
dering en drenking der dieren zorg te dra
gen. Koning beschuldigt Van Leeuwen van
allerlei min-iraaie practijken, waarvan hij
(Koning) het slachtoffer dreigde te worden.
„Rn zoo n getuige komt hier nu tejen
mij optreden!" roept Koning hoogst-veront-
waardigd uit
Getuige Van Leeuwen ontkent dit alles
en betoogt dat Koning getracht heeft hem
op te lichten met zéér onvolwaardige ren
paarden, die geen sou konden opbrengen.
Op adviee van een advocaat heeft getuige
van verder procedeeren met Koning afge
zien. omdat er tooh niets van Koning te
halen was en dit proces schatten zou kos
ten.
De heer Franssen uil. Zeiet komt als ge
tuige eveneens ali?r-onaangenaamste erva
ringen met Koning aan de Rechtbank me-
dedcelen Hij heeft met Koning relaties ge
had bij den aankoop van een inboedel, die
hij (getuige) van Koning zou overnemen
voor een som van ƒ0800 Toen Koning naar
Brussel ging, verzocht hij getuide den in
boedel te verhuren aan zijn huishoudster,
mejuffrouw Schuurman. Daar is toen een
contract van opgemaakt. Koning höd ge
zegd, dat hij met het 'geld van den inboe
del een slag kon slaan, doch later wilde hij
den inboedel weer terugkoopen. Geld had
hij evenwel niet meer. maar dat geld zou
hij wel van anderen krijgen. Hij (Koning)
had o.m goede relaties met een tabakshan
delaar in Amsterdam (dat was Onnes).
Weer later noemde Koning alles „fictief" en
zei hij" voer maar een procos tegen mij. ik
heb relaties genoeg, ik zie kans om de zaak
vijf, zes jaar sleependc te houden. Er is in
derdaad een proces begonnen en dit proces
loopt nu al vier jaar. (Gelach) Getuige
heeft ook over renpaarden met Koning on
derhandeld.
Mr. Muller Massis: „Is U een bekend
koopman?"
Getuige: „Men kan naar mij informeeren
bij Vlaer en Kol in Utrecht en bij notaris
Hoogstraten in Zeist, voor wien ik voor
millioenen zaken heb gedaan."
Mr. Muller Massi6: „Hebt U nog méér za.
ken gedaan met Koning?'
Getuige. ,,Ja. Koning stelde allerlei zwen-
del-zaken voor, maar daar ben ik niet op
ingedaan."
Mr. Muller Massis: „Wat waren dat voor
zwendelzaken?"
De officier van justitie verzet zich heftï.
tegen het stellen van deze vragen. Deze
vragen zouden hier beantwoord kunnen
worden door iemand, die zéér gebeten is
op Koning cn die antwoorden zouden dan
hoogst subjectief kunnen zijn. Die vragen
mogen daarom niet worden gesteld, waar
bij de officier zich beroept op artikel 288
Wetboek van Strafrecht.
Mr Muller Massis begrijpt van dit verzet
niets De verdedigers moeten toch het recht
hebben om hier door getuigenverhoor de al
of niet betrouwbaarheid aan le toonen van
personen die een rol spelen in dit proces
De Rechtbank trekt zich in Raadkamer
terug.
De president deelt dis beslissing van de
Rechtbank mede, dat zij wèj gelegenheid
wil bieden tot het stellen der bewuste vra
gen. mits deze vragen blijven in het be
hoorlijke.
Getuige Franssen doet een verhaal
hoe Koning hem had trachten te winnen
oor een vennootschap, waarvoor heel véél
geld noodig zou zijn. Koning noemde aller
lei namen, noemde kapitalen, reusachtig
groot, had allerlei financieele plannen, in
één woord, Koning was een zeldzaam fan
tast.
De officier staat erop. dat nu ook Koning
zijn verhaal zal doen in deze zaak. Men
moet de zaak van twee kanten hooren.
Koning komt dan met een lang verhaal.
De heer Franssen was bij hem gekomen,
nder voorspiegeling dat hij do beschik
king had over een groot vermogen wat
Koning ietwat vreemd voorkwam, omdat
hij wist dat Franssen vroeger achter een
turfwagen in Utrecht duwde. Daar steekt
wel geen schande in, maar als men dan
later hoort van een groot kapitaal, kijkt
men toch wel even verbaasd op De inboe
del waar het hier over ging en die door
Franssen gekocht zou worden, was ge
taxeerd op 20.000 waarde; Franssen be
taald© daarvoor 5600. maar Koning moest
teekengn voor 8000
Getuige Franssen roept van achter uit
d© zaal: „Dat is finaal gelogen."
De heer Franssen blijft er bij. dat alles
wat hij hier heden heeft verklaard, waar
is van a tot z.
Dan wordt Mees Gerritsen voor bet ge-
tuigenhekje geleid. Mees Gerritsen zit in
voorloopige hechtenis en komt daarom on
der geleide van een rijksveldwachter voor,
Mr Muller Muller Massis vvenscht aan
getuige cenigo vragen te stellen.
Mees Gerritson: „Ik zal de volle waar
heid zeggen, alles waarheid, alléén
i«' moet mij geen strikvragen stellen"
(Gelach)
Mr. Muller Massis: „Moest al het op
Nijenrode gestolen goed niet naar Ivoniu
terug ten slotte?
Mees Gerritsen: „Ja, allo goed moest
naar Koning terug. Dat was de eerste af
spraak. Later is de mogelijkheid bespro
ken, om met het gestolen goed naar En
geland over t© steken en het dan op volle
zee over boord te gooien".
Achter in de zaal zitten op de getuigen
banken Maag cn Witbraad.
Deze vliegen woedend op en schreeuwen
uit: „Dat is gelogen, allemaal vuile leu
gons".
Witbraad komt naar voren, naar het
getuigenhekje, en betwist tegenover Mees
Gerritsen de waarheid van diens mede-
deelingen. Witbraad voert op hoogen toon
het woord, dreigt met z'n vuisten tegen
over Mees Gerritsen en schreeuwt het uit,
dat deze alles liegt.
Witbraad gilt door de zaal: „Je bent een
patser, je bent een ploert".
De officier wenkt een rijksveldwachter
om Witbraad nadprbij te komen, met het
oog op mogelijke gebeurlijkheden, want
Witbraad maakt allures om Mcps Gerrit
sen te lijf te gaan.
De rijksveldwachter posteert zich achter
Witbraad en houdt dezen vast aan den
m.
Mees Gerritsen houdt vol dat deze af
spraken wel degelijk gemaakt werden in
de nieuwe rijwielzaak van Biesing.
Witbraad iö naar zijn plaats op de ge
tuigenbank teruggegaan, trillend van woe-
do tegenover Mees Gerritsen. Een veld
wachter blijft in zijn buurt om liern in de
gaten te houden. Ook Maag zit in z'n nabij
heid cn is blijkbaar al evenzeer gebeten
op Mees Gerritsen.
Deze vervolgt zijn verhalen, die vaak zeer
geestig zijn.
I-lij verteld in een zéér rappen woorden
stroom steeds maar verder, waarvan de
hoofdzaak is, dat Koning de controle figuur
was in het diefstal-plan voor Nijenrode cn
als zoodanig ook goed voor alle mcdeplich
tigen. Mees Gerritsen doet zéér vermakelijke
verhalen over de autotochten, die in zijn
wagen werden gemaakt en waarbij Jot.an-
knegt die Dicky" werd genoemd en Me
juffrouw Nóggcrath een eerste viool speel
den. Mejuffrouw Nóggcrath was nog al eens
met z ij n auto op slap.
Middagzitting.
De middagzitiing vangt aan met het ver
hoor als getuige it charge van den lieer l)e
Koning, die vroeger als procuratiehouder
werkzaam was op het kantoor van Onnes.
Get. kreeg indertijd een opdracht op het
kantoor, die hij niet wilde uitvoeren, waar
voor hij juridisch advies vroeg bij mr
Israels Deze opdracht bestond hieruit, dat
hij inkt moest werpen over een der boeken;
tlic opdracht werd niet verstrekt door
Onnes, maar wel in diens aanwezigheid.
Mr Israels adviseerde getuige de op
dracht niet uit te voeren, als zijnde te ge
vaarlijk
Toen is getuige naar Onnes gegaan, om
de opdracht te weigeren, waarop Onnes
hem toevoegde (het is achttien jaar gele
den). „U is een kleinzielige krentenkak
ker.'
De president: „Waarom werd u die op
dracht verstrekt?"
Getuige: „Natuurlijk met de bedoeling
om enkele cijfers in dat bock weg t© ma
ken".
Mr. Kappcyne v. d. Copello: „Hoe komt u
zoo als getuige hier?"
Getuige: „Gewoon gedagvaard".
De officier „Ik kreeg een brief met in
lichtingen van den heer Cornells uit Den
Haag cn als gevolg daarvan heb ik den
heer De Koning opgeroepen als getuige"
De president: „Wie heeft die opdracht tot
inktwerpen gegeven?"
Getuige: „De heer Ilogewcg
Onnes: „Ik weet niets van deze heele
zaak af. Ik herinner me niets van de heele
geschiedenis. Ik sta hier voor een ontzag
lijk groot raadsel, waar ik volstrekt nie
mendal van begrijp. Dat zult U van mij
moeten gelooven."
Mr. Fokker vcrschijftt vervolgens als ge
tuige; hij is secretaris van het Comité voor
den Internationale Koffiehandel, een comité
dat tal van landen omvat. Mr. Fokker deelt
aan de Rechtbank mede dat hij Oonnes al
jaren lang kende en gemerkt had in dien
langen tijd, dat men in den breeden inter
nationalen kring van den Koffiehandel On
nes met onderscheiding behandelde, van
wege diens zeer bijzondere capaciteiten als
koopman op dit gebied. Onnes genoot als
zoodanig een uitnemenden naam in den gan
schen internationalen handel. Toen getuige
nog niet lang geleden besprekingen moest
voeren voor het Comité in Genua, werd On
nes op de conferentie aldaar buitengewoon
geprezen. Toen getuige vernam in welke
moeilijkheden Onnes was geraakt door dit
proces, heeft getuige zichzelf bij de verdedi
ging aangemeld om aangaande Onnes me
dedeelingen te doen aan de Rechtbank. De
heer Fokker wil niet verzwijgen, dat hij niet
altijd even prettig door Onnes is behandeld
in.het Comité; Onnes voelde zich dc groote
zakenman cn beschouwde den secretaris van
het Comité als.. nu jaals een betere
kantoorbediendeeen bejegening, waar
aan getuige zich wel eens heeft gei-ergerd
Onnes stelde zich tegenover hem menigmaal
op een zéér hoog standpunt. Onnes was de
de groote koopman de secretaris was zoo
icis als *n bediende. Maai dal nam niet weg
dat mr. Fokker zich tocli geroepen had ge
acht,, oin hier het vele goede van Onnes aan
de Rechtbank te komen mededcelcn.
De president: „Hebt U ooit gemerkt dat
Onnes gauw uit het veld was geslagen?"
(Deze vraag wordt gesteld, omdat Onnes
bij het begin van het proces heeft beweerd,
dat hij door de chantagepogingen van Ko
ning aanstonds zóó geïntimideerd was ge
worden cn door vrees bevangen, dat hij zich
legen die chantage niet had durven ver
weren).
Mr. Fokker: „Nooit gemerkt."
De president van de Recht
bank geeft Onnes gelegen
heid nu eens precies toe te
lichten hoe volgens hèm de
zaak in elkaar zit
De president: „Vertelt U ons nu een6, hoe
olgens U de geheele zaak moet worden
beschouwd. Hoe zit zij volgens U in el
kaar?"
Onnes zegt dan hoe h ij de zaak ziet. Do
bedoeling van Koning is volgens lièrn ge
weest, om het kostbaarste goed dat hij bij
bezoeken op N jenrod© had gezien en om
trent welks waarde hij gegevens bezat, dio
ik. al pratende, liern wel eens had verteld
bij z'n bezoeken op het kasteel de be
doeling van Koning was, om dat goed voor
zich te bemachtigen, met het oogmerk het
later te kunnen verkoopen en zoodoend©
aan véél geld te komen. Dat het hem daar
om to doen is geweest, wijzen óók de ver
klaringen van Mees Gerritsen en Biesing
uit, die vandaag op desbetreffende vragen
hebben geantwoord, dat bet op Nijenrode
gestolen goed weer aan Koning terug
rnoest komen en tot zoolang zorgvuldig be
waard moest worden. Al het gestolene bij
elkander vertegenwoordigd© een verkoops-
waardo van ruim 200.000. Dat het goed
zooveel waard was, wist Koning uit het
geen hij (Onnes) hem zelf wel eens had
medegedeeld, al9 Koning Nijenrode be
zocht. Bij een dier bezoeken beeft Koning
zelfs eens te kennïn gegeven, dat voor On
nes een inbraak op het kasteel geen on
fortuinlijk zaakje zou wezen, gezien de
assurantie-penningen d'c dan zouden los
komen. Onnes hechtt© aan dit gesprek met
Koning op Nijenrode geen beteekenis; het
gesprek werd gekscheerender-vvijz© ge
voerd, zoo op de manier, als er nu eens
werd ingebroken, dan En wel aller
minst had Onnes toen begrepen, waar Ko
ning met dat discours ongemerkt heen-
stuurde. Pas later, n A de chantage, had
Onnes daar hoogte van gekregen. Er óók
hoogte van gekregen dat Koning zijn be
zoeken had gebracht om daar eens goed
rond te kijken met het oog op de opdracht
die hij den uitvoerders van de inbraak
had tc geven èn om van Onnes in détails
te hooren wat de waarde kon zijn van
het kostbare goed.
Rechter mr. De Gaay Fortman: „De in
braak moet dus gebeurd zijn, zonder dat u
er ook hoegenaamd maar kennis van
droeg. Dat is u w voorstelling van dc zaak.
In dót systeem zou het dan gepast heb
ben, dat de „verhuizers" hun werk zoo
stilletjes mogelijk zouden uitvoeren, op
dat niemand van de kasteelbewoners er
iets van zou bemerken in den nacht. Maar
met dat systeem klopt in het geheel
niet, wat wij gehoord hebben, dat de „ver
huizers" de boodschap meekregen: jullie
behoeven je niemendal ongerust te ma
ken, want de kasteelheer weet er Alles
van wat er gebeurt, de boodschap die Wit
braad kreeg van Koning en die Witbraad
weer heeft doorgegeven aan de „verhui
zers"
Onnes: „Die boodschap begrijp ik héél
goed. In dien zin is natuurlijk door Wit
braad gesproken tot de „verhuizers die
eerst niet zoo héél veel animo in de zaak
hadden cn bij wie zelfs ten slotte moest
worden aangeirongon op spoed bij de uit
voering. Met do woorden: „de kasteelheer
weet er alles van" trachtte Witbraad z'n
jongens tot het werk over te halen".
(Zie vervolg op pag. 2.)
Waarachtige vrijheid zetelt in het hart.
naar het Engelsch van May Wynne.
10
Tot nog toe was alles goed gegaan, maar
nu nog de ontknooping
Op mannenmanier wilde Dick natuurlijk
een belooning vooruit hebben, en wie kon
hem dit nu ook kwalijk nemen bij die tar
tende, donkere oogen en die ondeugende
kuiltjes in de wangen?
Maar Barbara bleef volhouden:
„Al6 Pontefract genomen is", cn daarop
danste zij weg met haar bloemen, terwijl
haar teleurgestelde verloofde zich maar
moest tevreden 6tellen met een enkel bou-
quetje, dat zij puur bij toeval natuurlijk!
eerst aan de lippen had gedrukt, voor zij
het had laten vallen.
„Als Pontefract genomen is", herhaalde
Dick Morricc en stak het weggeworpen Lou-
quetje in den binnenzak van zijn buis, met
een aandoening, die hem deed trillen van
het hoofd tot de voeten.
Verder droomde hij van den dag, wan
neer oude vrienden hem weer de hand zou
den drukken, als een. die recht had op den
dank der koningsgezinden. ofschoon het
hem nu als een verwijt aandeed, dat kolo
nel Cotterell hem steeds als zijn vertrouw
de en raadgever beschouwde.
Barbara voelde zich niet gekweld door
dergelijke gedachten, toen zij den bescha
duwden heuvel afliep, die naar Knottingley
voerde. Haar werkzame geest was alweer
bezig er dc beste manier op te bedenken
om dc vrienden, die door sir Marmaduko
Langdale in liet geheim genomen waren,
bekend te maken met den onvoorzienen
voortgang van hun plannen
Dat sir Hugh Ainslie den spot zou drij
ven met haar voorstel, of boos zou wezen
over haar stout ondernemen, begreep zij
zeer goed.
Maar hij zou noch spotten, noch uitva
ren, als de aardige Marjorie Stapletori hem
het nieuws mededeelde
Als mistress Bab een ander meisje aan
het handwerken zug maakte zij zich hier
altijd vroolijk over. Een naald te liantee-
ren, was iets, dat men niet van haar ver
gen moest, en, zooals Marjorie verdiept was
in haar werk, gaf haar dit dubbel en dwars
aanleiding tot spot en ergenis
„Kom. laat «lat borduurwerk nu maar
rusten, kind", drong zij, „en luister liever
eens naar een zaak van groot belang'
Marjorie keek glimlachend op.
„En waarom zou ik niet kunnen luiste
ren en borduren Iegelijk? Kijk eens, Bab,
is dat niet een mooi patroon?"
„Prachtig, hoor!" riep Barbara, echter
zon«lcr ccnige geestdrift naar de guirlande
van rozen en kamperfoelie kijkend, waar
aan haar vriendin zoo ijverig voortwerkte.
Sir Hugh zal er door getroffen zijn"
..Sir Hugh?" riep Marjorie, haar werk
streelend behandelend ..Wal heeft sir Hugh
uit te staan met mijn rozen?"
„Neen. dat is waar ook", zei Barbara.
„Met die rozen misschien niet, maar wel
met de inneming \an kasteel Pontefract
voor den koning"
Marjorie werd bleek en liet bet borduur
werk even rusten. Hoezeer de zaak van de
koningsgezinden haar ook ter harte gtng,
bad zij zich toch verheugd over liet feil,
dat er althans een schijn van vrede heersch
ic, waardoor sir Hugh en natuurlijk ook
anderen, kalm naar hun landgoed hadden
kunnen tcrugkeeren. Barbara's woorden be
zorgden haar dus een vreeselijken schrik.
„Pontefract!" riep zij. „Maar Bab, wat
zeg je daar?"
Barbara keek behoedzaam rond cn sloot
toen het venster, met liet oog op den man,
die in den tuin bezig was.
„Hebben ze jc dan niets verteld?" vroeg
zij.
Marjorie schudde liet hoofd
„Niets dat mij eenigszins je woorden ver
klaart'. antwoordde zij, „want, ofschoon ik
weet, dat vader beraadslaagt met velen van
zijn partij hier in den omtrek, vertelt hij
mij niets. Want het is eenmaal zijn op
vatting, dat een vrouw zich evenmin met
de politiek moet bemoeien als een man
met de kokerij'
„Daar vergist jc vader zich toch in, zoo
als hij weldra ervaren zal", meende Barbara
en deelde toen in alle bijzonderheden het
geval mee aan een gehoor, dat als verplet
stond door zulk een gewichtig nieuws
Maar geestdrift is aanstekelijk en Mar
jorie was vol vuur, al was ze nu ook min
der avontuurlijk en minder roekeloos aan-
aangclcgd, dan het nichtje van Peter Cor-
croft, en na dien eersten schok bij de on
beschaamde mededeeling van het luisteren
in de plooien van het gordijn en het ge
waagde van het vertrouwen stellen in den
vijand, .ging zij toch ook voelen voor een on
derneming, die volgens Dick Morricc, er zoo
goed voorstond.
„En nu moet jij sir Hugh weer mededce
lcn. wat ik je zooeven verteld heb!" riep
Barbara opgewekt. „En dun valt er voor
het oogenblik niets anders te doen, dan te
wachten op het sein, «lat sir Marmaduke
Langdale van zoo groot belang acht Als
dit komt, sta ik cr voor in, dat Dick Mor
rice niet zal achterblijven, om zijn werk
zaam aandeel te nemen. En zoo zal Ponte
fract andermaal verdedigd worden door een
koningsgezind garnizoen cn zal de konink
lijke vlag blijk geven van de aanhankelijk
heid van liet getrouwe Yorkshire".
„Maar waarom zou kolonel Morricc zoo
handelen?" vroeg dc voorzichtige Marjo-
rio. „Zal hij niet als een dubbel verrader g»>-
brandmerkt worden, als hij nu weer zijn
partij opgeeft om de koningsgezinden te
diern-n?"
„Het lijkt mij", antwoordde Burbni^i. „dat
een man even goed van opvatting mag ver
anderen als een vrouw, wie haar grilligheid
juist bekoring verleent. En van Dick is het
ook geen wispelturigheid, maar een blijk
van diepe genegenheid".
Nu keek Marjorie nog meer verrast cn in
alle onschuld vroeg zij
„Ken diepe genegenheid voor wie?"
Met een schouderophalen en een ondeu
gend pruilend gezichtje lachte Bab
„Dat moet jc nu maar zelf uitvinden.
Hij zal zeker koning Karei dienen èn mis
tress Barbara Carcroft uit genegenheid,
liet slaat niet aan rnij om te beslissen wel
ke invloed het sterkste is!'
Marjorie bloosde. Ze begreep niet, hoe het
Barbara mogelijk was om zoo schertsende
te spreken over een gevoelen, dat zij voor
heilig hield. Misschien merkte dc ander die
ergenis op. want zij haastte zich tot hel
vorige onderwerp van gesprek terug te kce-
ren en cr Marjorie op tc wijzen, van hoe
groot liet belang was dat sir Hugh Ainslie
er onmiddellijk van op de hoogte gebracht
werd hoe de zaak stond.
„Want ik zie", besloot zij, dat kolonel
Morricc brandt van verlangen, om zijn
plannen mee te doelen aan hen, die ze ze
ker beter zullen kunnen waardceren, dan
een vrouw. Ja, zoo ijdel en ondankbaar is
een man! Maar men moet wat door dc vin
gers zien. nietwaar, van degenen, van wie
men diensten verwacht?"
Zc kuste Marjorie, terwijl ze zoo sprak
cn hield waarschuwend den vinger op:
„Daar zie ik juist het paard van sir Hugh
aan liet tuinhek staan. Hoor nu eens goed!
Voor het oogenblik moet je van weerszijden
alle liefdesbetuigingen aan kant zetten, in
de gedachte, aan wat ik jc verzocht heb.
Bedenk wel. dat jc je verzekert van de
dankbaarheid van Hugh. En jc kunt hem
zeggen, dat Barbara Carcroft borg staat
met haar leven voor de trouw van Dick
Morrice".
Zij wachtte niet om verdere verzekeringen
uit te spreken of aan tc hooren, maar ging,
zorgeloos neuriënd, of ze niet mee had hel
pen op touw zetten een zaak, die de her
vatting beduidde van dien verschrikkclijk-
sten aller strijden: den burgeroorlog.
„Het is voor den koning", zou ze gezegd
hebben, en, als zooveel anderen In die troe
bele tijden, zou fce haar land vergeten heb
ben.
(Wordt vervolgd).