KEITJES Plantsoenen en parken te Rome k LETTERKI DIGE KRONIEK Als de zaak rust werkt de ADVERTENTIE 3 x plaatsen voor f 1.-- Uitsluitend bij voor uitbetaling. Monumentenschoonheid en bloemengeur **SS ROMEINSCHE BRIEVEN Hoe Mussolini de harten wint van het volk Er is geen stad in Europa, in de wereld mogen we wel zeggen, waar de huizencom plexen en paleizen zóó heerlijk afgewisseld worden door kleine plantsoenen en groote parken, waar de moeders zitten te werken, terwijl haar talrijk kroost zich op de gras perken en in de paden in de zon koestert. Wanneer de kinderen er hier, niettegen staande ze in bedompte, zonlooze ruimten opgroeien, toch zoo bloeiend uitzien, heb ben ze dit zeker voor een goed deel te dan ken aan het feit, dat er door regeering en stadsbestuur voor gezorgd wordt, dat ze daarbuiten speelplaatsen en zon in over vloed hebben. Nauwelijks zien we, dat er in een wijk oude huizen tegen den grond worden gegooid of we durven voorspellen, dat naast een geprojecteerd palei§ boomen en heesters geplant zullen worden, in wel ker schaduw allicht een kleine fontein wordt neergezet een verkwikking voor mensch en dier in den drogen stoffigen zomertijd! Een stad zonder boomen en groen geeft een beknellenden indruk en wanneer Rome zoo'n opgewekt milieu is om in te wonen, dan is dit te danken niet alleen aan de schoonheid van zijn monu menten en aan zijn sprankelende fontei nen, maar aan de geur van bloemen, die de straten vult, waar tegen elk buis rozen een blauweregen omhoog ranken en aan de weldadige rust der vorstelijke parken, die nu in elke wijk voor het volk geopend worden. 21 April, de geboortedag van Rome, de groote feestdag voor den arbeider, inau gureerde de duce het Paganini-park. Toen tusschen 1880 en 1890 de mooiste villa's waaronder de zoo vermaarde villa Ludo- visa gesloopt en de heerlijke lanen omge hakt werden, waar Goethe zoo gaarne met Angelica Kaufmann wandelde, kocht de se nator Roberto Paganini de beroemde villa Alberoni aan de Via Nomentana. Paganini voorzag, dat de stad zich in deze richting zou uitbreiden en hij wilde voorkomen dat deze bezitting opgeofferd werd aan de bouwwoede der speculanten. Na zijn dood bleef het park gesloten, maar ongeschon den en nu werd het door de stad aange kocht ten bate van de zoo bevolkte wijk, waarachter villa Savoia, het buitenverblijf van de vorstelijke familie, verscholen ligt. Villa Paganini beslaat niet minder dan 27,00U vierk. m. oppervlakte; de vegetatie is er weelderig; de planten staan in de grootste verscheidenheid dooreen, pijnboo- men en coniferen omkransen een meertje en onder bloeiond geboomte verrassen ons kleine fonteinen. Dit park zal bij uitzon dering ook 's nachts geopend blijven; er is voor voldoende verlichting gezorgd en in de zomermaanden kunnen dan ook nog uit ververwijderde wijken de bewoners weer wat bekomen van de hitte, die muj ren en huizen blijven uitstralen. De duce, zelf een kind uit de arbeidende klasse, is er voortdurend op bedacht haar lot te verbeteren. Dezer dagen werden in de honderd steden van Italië collectes ge houden ten behoeve van de tubcrculose-be- strijding en den 21en April reikte Musso lini het eercteeken voor don arbeid, do „ster der verdienste" aan landbouwers on werklieden uit en een duizend spaarboek jes aan bejaarde of invalide werklui. Op deze wijze wordt ook hier een aanvang ge maakt met daden van sociale rechtvaar digheid, die bij ons reeds lang als de na tuurlijkste zaak van de wereld beschouwd werden. Bij zulk een plechtigheid staat de duce in zijn zwart hemd als een arbeider onder die duizenden, hij spreekt ze aan als: „Camarati Lavoralori", prijst hun vlijt, hun discipline en zegt, dat de tijden wel moeilijk zijn, maar dat mede door hun in spanning Italië er bovenop zal komen. De oude werkman, die vóór hem staat en zijn fpaarbankboekje in ontvangst neemt, heeft zijn kleinzoon aan de hand. De duce tilt het knaapje op en kust het op beide wan gen door zulke gestes wint de groote man de harten van het volk. Marcheerde hij ook bij de jongste groote manoeuvres niet onvermoeid aan het hoofd van een compagnie soldaten door de brandende zon over de stoffige wegen? Al komen de regccringshoofden van Europa om gew ich- tige besluiten te nemen of onderhandelin gen te voeren met Mussolini, die de eerste yiool speelt in het Euxoaessch concert, te genover soldaten en arbeiders zet hij zich niet op een voetstuk en daarom is hij zoo populair. Toen het zoo meesterlijk geres taureerde Castel St. Augelo door den duce werd ingewijd, liet hij dó arbeiders, die in acht maanden dit kolossale werk verricht ten, een carré vormen. Hij betuigde hun zijn dank en sprak zijn bewondering uit voor het grootsclie werk, dat door hun krachten tot stand kwam, terwijl hij den oprichter een groote som gelds ter hand stelde om onder de werklieden to verdee- lcn. D groote eerbied, dien Mussolini voor den arbeid toont, de eerbied voor landbou wer, metselaar of opperman, deze wordt door het volk gewaardeerd; hij doordringt de Italianen van het idee, dat zij er allen toe moeten medewerken om het land groot en welvarend te maken. In de „Via del Impero" zijn nu op Ro me's geboortedag vier marmeren gedenk platen onthuld, elk 10 meter in het vier kant. Op de eerste plaat is do kaart van Europa in zwart marmer verbeeld; alleen een witte stip wijst de plek aan, waar Ro me gesticht was. De tweede kaart stelt Italië na de Punische oorlogen voor; niet alleen is nu do laars van wit marmer, maar ook Griekenland met Epirus en Ma cedonië, bijna geheel het Ibererische schier eiland en Carthago. Op de derde plaat na den dood van Augustus (14 n. C.) zien we hoe de triomfeerende Romeinsche aldaar zijn vlucht uitstrekte tot over Gallic, Bel gië, een gedeelte van Duitschland; tót over de kust van Afrika en Egypte, over Syrië en een groot deel van Klein-Azië en op de vierde kaart zien wc 't Romeinsche rijk in zijn grootste expansie, ten tijde van Trajanus (98117 n. C.) Het zwarte mar mer is nu bijna geheel door het stralend witte vervangen. De namen van de over wonnen landen en volken zijn duidelijk leesbaar. De duce oordeelde het nuttig, dat het volk zich in de Via del Impero her innerde hoe groot en machtig eens het Ro me werd, dat eerst niet meer dan zeven heuvelen bestreek. Neerdalende van deze heuvelen en langs den Tiber een uitweg zoekend naar de zee, breidde het zich uit over verre landen en zeeën en te midden van dat machtige wereldrijk verhief zich Rome: de Caput Mundi! Wel heel leerrijk zijn deze glanzend mar meren kaarten, maar veel mooier dan in de dagen van het keizerrijk is nu het zich daarnaast uitstrekkende Forum Roirianum met zijn afgebrokkelde zuilen en verweer de pracht. Aan de muren van de basiliek van Constantijn staat een geografische les, maar ook het Forum geeft een welspre kend stuk historie; het vertelt ons hoe die wereld van schijnbare grootheid ge doemd was om ten onder te gaan en de adelaar, eens het symbool van het zege vierende Rome, is nu door de Romeinen zelf gevangen gezet in een ellendige kooi op den heuvel van het Kapitool! Al zou den ze nu het zoolang gekerderde dier zijn vrijheid hergeven de vlucht van zijn jonge jaren is gebroken en die her krijgt het niet meer al wordt het volk ook dagelijks voorgehouden dat de koninklijke vogel eens de kracht had te vliegen over Europa, Afrika en Azië incluis! ETHA FLES. Bij Willem Kloos. Willem Kloos wordt vijf en zeventig jaar, en terecht zullen zijn vele vrienden en be wonderaars hem op dien vijf en zeventigsten verjaardag van hunne genegenheid getui gen. De blijvende figuur markeert haar bcteekenis tegenover ieder nieuw tijds- karakter en zoo vertegenwoordigt de naam Willem Kloos óók in onzen tijd een bepaal de Idee, een bepaalde overtuiging, ondanks het feit, dat de litirairc beweging, die aan Kloos haar oorsprong dankt en haar resul taat, tot de geschiedenis behoort. Wat zegt ons de naam Kloos, anno 1934? De steller van den rondzendbrief die ons tot het ken baar maken van onze sympathie voor Kloos noodigde, heeft het in zijn kern begrepen, de naam Kloos beteekent, anno 1934, het geestelijk leven tegenover de vervlakking van den tijd. Kloos is een Legende, zooals Vondel een Legende is; hij blijft, de eeuwen door, het symbool der Nederlandsche dichtkunst van déze historische periode. Drager te zijn van een Legende der literatuur is iets anders, iets hoogers dan een der allergeniaalste en verdienstelijkste schrijvers te zijn van zijn land. In zekeren zin was Multatuli een Legende, de zeer begaafde Busken Iluet is het niet. Dat is: de Idee-Kloos. Er is ook een wer- kelijkheid-Kloos, een onder ons levend zeer bizonder mensch, die op hoogen ouderdom van den vroegen ochtend tot den laten avond arbeidt, om de verschijnselen van het geestelijk leven van zijn tijd to volgen en van die verschijnselen in zijn proza ver klaring te geven aan zijn volk, die onver moeid is als raadgever en opvoeder van jonge talenten, een mensch, die eerbied ver dient om de richting en het gehalte van zijn leven. Ik Wil mijn lezers op den vijf en zeventig- sten verjaardag van Willem Kloos niet bezig houden met eenc herhaling van de menigvuldige beschouwingen, waarin de centraio waarde der Kloos-ifguur voor onze letterkunde werd vastgesteld. Ik ga probeer ren in deze kronjek, dc levende persoon van den dichter voor hen te laten oprijzen. Ik vond een dagboek, waarin ik de indruk ken van mijn laatste bezoek bij Kloos, in zijne woning aan de Regentessclaan in den Haag, opteekende, en een gedeelte van dat dagboek wil ik hier weergeven, met inhou ding van eenige notities van vertrouwelii- ken aard. Do woning van Kloos: Het eerste wat mij trof, was de duisternis en afgeslotenheid der vertrekken, een suite. In de eene kamer (voorkamer aan de straat, afgesloten door dichte vitrages) brandde, hoewel het op dien Octobcrdag warm was, een gashaard. De achterkamer, waar het noenmaal gereed stond, was antiek gemeubeld. In de gang hing de gedenkplaat van het jubileum van den Nieuwen Gids. Iets deftigs en ouds was er in deze behuizing, die zich als een vreem de woon bevindt te midden van een onaan zienlijk stadsgedeelte. Kloos trad terstond op mij toe. Hij imponeerde mij, door een onbewuste majesteit, die, onder den schijn van achteloosheid, in zijn wezen woont, en daardoor dc grondelooze diepte, teederheid, smart, die in zijn oogen lag. Het is moeilijk, deze oogen blijvend te ontmoeten. Maar ik vermeed den blik niet, en dal maakte Kloos toegangelijk. Een zeldzaam eerlijk en een voudig mensch, wiens zelfbewustzijn samen hangt met een diepen ootmoed. Hij is zich bewust van de eeuwigheid in zich, maar knielt er ook voor. Aan tafel liep het gesprek eerst over Vcrwcy en van Eeden. Kloos bleek dc anti thetische stemming ten aanzien van die figuren, welke in zijn geschriften vaak werd geopenbaard, nog niet te hebben over wonnen. Nog ontvlamde hij, in kinderlijken eenvoud, over het feit, dat eenmaal de cou ranten hadden geschreven, dat Kloos zijn „Okeanos" aan Verwey's „Persephone" zou hebben ontleend, een vergissing, die moge lijk was, omdat de „Okeanos" eerder werd geschreven maar de „Persephone" eerder gepubliceerd. Over de figuur van van Eeden was Kloos nog altijd heelemaal niet te spreken. Hij verweet het hem, dat hij in de bijeenkomsten met zijn vrienden nooit positief partij koos, dat hij altijd vol voor behouden wa6. En «en vermakelijke anecdote teekende de eigenaardige verhou ding van beide groote figuren in hun jongen tijd. Kloos vertelde, hoe hij in zijn jongen studententijd op een uiterst simpele kamer woonde, waar ook zijn bed stond. Plotseling was van Eeden, die rector van het corps was, hem komen bezoeken. Van Eeden begon met dc kamer te doorsnuffelen, en zei toen: „het ziet er hier tóch nogal knap uit". Nog spraken wij over kerk en dominees. Kloos had catechisatie van Hagenholtz ge had cn hij wa6 er van weggeloopen, omdat Hagenholtz met zulk een grafstem doceer de, en volgens Kloos daardoor de Evan geliën verknoeide, die hij liever zonder dominee las. Tenslotte spraken wij over Multatuli en Huct. Kloos vertelde mij dat de weduwe van Multatuli (Mevrouw Ilammink Schepel te Amsterdam) zijn schaakvriendin was. Na het noenmaal gingen Kloos, Mevrouw Kloos en ik naar Kloos' studeerkamer. Het trof mij, toen wij de gang doorschreden en naar boven gingen, dat Kloos zoo'n lange man is, en dat hij bij het loopen een grap pige, jeugdig schijnende bedrijvigheid ont wikkelt. Zijn studeerkamer bestaat uit drie vertrekken, geflankeerd door hooge boeken kasten, vol met boeken. Het is er donker en stemmig, met oude meubelen, en twee bureau's bij het serre-ven6ter, dat uitziet op een burgerlijke Haagsche buurt. Aan het eene bureau werkt Kloos, aan het andere (erfstuk van Kloos' vader) werkt Mevrouw Kloos. Mevrouw Kloos vertelde mij, dat een bijgebouw van het huis nog vól met boeken van den dichter is. Toen spraken wij lang over Jacques Perk en zoo kwamen wij op de poëzie in het al- gemeenen. Ik zeide, Kloos te beschouwen als het proto-type van het dichterschap, en wees op het verschil tusschen genie en talent. Het proza schrijven is eene openba ring van het talent, het dichterschap van het genie. ITet mysterie van het dichter schap is, dat de dichter, zonder vernufts inspanning, opeens de algemeen-mensche- lijke klanken vindt, die voor den eenvou digste verstaanbaar zijn. Dót i6 de bcteeke nis van Kloos, dat. hij in zijn klassiek- geworden verzen, de dichterlijke waarde voor de volgende generaties heeft vastge steld, dat hij identiek is met het dichter schap. Er ligt iet6 religieus in den eerbied dien wij,'proza-schrijvers, aan het dichterschap toedragen Kloos beaamde wat ik zeide, en vulde het aan. liet dichten, zoo zeide hij, ont staat uit een onbev\usten wil, die sterker werkt dan dc wil die ons bewust is en zich op de dagelijksohe dingen richt. Er is een sfeer van eeuwigheid achter ieder mensch. Uit die sfeer van eeuwigheid treedt het gedicht naar voren. Kloos zeide nadrukkelijk, dat hij dat bedoeld had met: „Ik ben een God in 't diepst van mijn ge dachten". Hoe onbewust de werkingen der poëzie zijn, bleek uit het verbaal, dat Kloos mij deed over het ontstaan zijner eerste poëzie. Op zekeren dag ontmoette hij een vriend, die plotseling tot hem zeide: „het leven is mij niet6 waard, het zou mij onverschil lig zijn er afstand van te doen". Kloos, hoewel hij zelf 6omber was en onder Schopenhauer's invloed, begreep het niet, cn ontveinsde zich dc bcteekenis van die plotselinge uitlating. Veertien daag la ter kwam hij bij een gcmeenschappelijken vriend, die hem onthutst ontving en mee deelde, dat de jonge man zich in het Spaarne had geworpen. Kloos was zoo diep geschokt door dit feit, dat het hem aldoor vervolgde, llij had in een afgrond gekeken! Dit geschokt zijn riep opeens de neiging lot het schrijven van (poëzie in Kloos wakker. En zonder het te willen of te weten schreef hij in het Duitsch „dee» Knabcn Unlergang" (dc ondergang van den Knaap). Toen hij dat aan zijn vader meedeelde, antwoordde zijn vader hem, dat de familie Kloos van Duitsche afkomst is (uit Hessen). Zoo heeft bij dc ecr3te serieuze poëzie van Kloos-, het oer- instinct gewerkt. Kloos vertelde mij ook, hoe hij tot de lectuur van Shelley was gekomen. Hij had in een boekwinkel een heele goedkoopc ediiie van Shelley's werken ontdekt. I-Iet portret van den dichter op het omslag boeide hem. Toen was hij gaan lezen. „Queen Ma/b" vond hij niet zoo bijzonder. Maar hij was door blijven lezen, en bij de verdere lectuur van „Óneen Mab" was- op eens de namclooze bewondering gekomen. Kloos toonde mij een eigenhandigen brief van Snelley, die in zijn bezit was, en ge droogde bloemen van Shelley'6 graf, die hem door een Italiaanschen dichter waren toegezonden. Wij kwamen te spreken over de afnemen de belangstelling voor poezie bij de jeugd van dezen tijd, en ik illustreerde mijn be- zorgheid door over bet geval van Jan Engel man te spreken, die in zijn „Parnassus en Empyreum" heeft verklaard, dat de jongere generatie liet feit aanvaardde, dat de moderne geest andere banen aan het kiezen is dan die der literatuur. Kloos meende, dat bij de allerjongsten de belangstelling voor poezie weer aan het herleven was. Hij kreeg voortdurend jonge mcnschcn op be zoek, die hem hun verzen voorlegden, en wien hij dan altijd weer opnieuw raad gaf en kritiek. Ook verklaarde hij, dat een burgerschool meisje op school zijn gedicht: „mijn hart dat al maar luider klopt cn maar niet rusten wil," op school had moeten voordragen. Zij had hardnekkig het accent gelegd op het woord wil, cn de juffrouw had gezegd: het moet liggen op: „rusten". Het meisje had gewei gerd het anders te doen. Toen was de leer- ares naar Kloos gegaan en had hem zelf ge vraagd, waar hij zich het accent gedacht had. En Kloos had gezegd: op wil. Het meisje had dus gelijk. Zij had intuïtief Kloos' bedoeling begrepen. Twee merkwaardige mcdedcelingcn vorm den het einde van het gesprek op de stu deerkamer, van welke kamer Mevrouw Kloos vertelde dat er Engelschcn, die waren gekomen om het handschrift van Shelley te zien, over hadden gezegd„This is not a room, this is a sanctuary" dit is geen kamer, dit is een heiligdom). Sprekend over de literaire samenwerking tusschen het echtpaar Kloos, zei Kloos: „wij Prof. von Euler in Stockholm, die een nieuw vitamine tegen den verwekker der longont steking zon hebben ontdek*. zijn nu 32 jaar getrouwd, alle dagen van al die jaren zijn wij 24 uur samen geweest, cn nog nooit is cr iels anders tusschen ons geweest dan vrede." Maar, zoo voegde hij er aan toe: „ik lich nimmer het werk van mijn vrouw bcinvloed, tenzij dan door de algemeen© wederzijdsche beïnvloeding, die er door het samen spreken over kunst cn schoonheid ontstaat'Mevrouw Kloos ver telde mij, dat zij den roman „Hartstocht" (die wel eens aan Kloos werd toegeschreven)! voltooid had, vóór zij Kloos had ontmoet. Een tweede merkwaardige roedcdeeling betrof Kloos' verhouding tot Allard Pierson. Kloós deed examen voor candidaat-klassick© letteren. Hij had geen tentamen mogen doen bij Prof. Naber, omdat hij diens collet ges niet gevolgd had. En Naber, verstoord^ begon op het examen Kloos te overdonderen met een Latijnsche speech, waar hij (Kloos)| weinig van begreep. Toen begon Naber te vragenconcrete dingen uit de leerstoL Kloos wist er voldoende van, maar werd door de verstoorde houding van Naber zeer, zenuwachtig. Eindelijk begon Naber hera, langs omwegen" to vragen. Ook van dia vragen wist hij voldoende, ofschoon hij ook! wel miste. Toen hij door Naber heelemaal afgetobd en uit het veld geslagen was, bet gon Bellaar Spruyt, die hem over philoso-* phie had te examinceren, óók al onwehvil* lend. „U heeft ergens geschreven, dat plii-. losophio een blauwe nevel is", zei Spruijt* Waarop Kloos: „Professor, ik ben hier get komen om candidaats-examcn af te leggen in do klassieke letteren, niet om verklarint gen te geven over wat ik in ander verband geschreven heb". Allard Pierson stak den jongen I\loost nadat Kloos door Korsten en Valeton wel willender was geëxamineerd, de reddende hand toe. Met zijn zachte, mclodieuse stem begon hij te vragen: „Wanneer wij langs die-en-die-weg in Athene komen, dan zien wij aan onze linkerhandPierson maakte met Kloos een heele wandeling door Athene, cn gaf zelf dc antwoorden op de vragend gestelde volzinnen. Hij vroeg dan alleen aan Kloos: Is het niet zoo?" Dart kwam er een: „ja, professor". En Pierson? „U hebt uitnemend geantwoord. U geeft blijk, een uitstekend student te zijn". Zoo; kwam Kloos er, ondanks Naber, door. Er was hevige ruzie tusschen de examinan toren, zoo erg, dat men het door de kieren van de faculteitskamer kon hooren. Toen Kloos binnen moest komen, zat Allard Pierson bemoedigend te knikken. Allard Pierson heeft bij die gelegenheid Willem Kloos gered. Hetgeen mij opviel in Kloos was zijn grooi te levendigheid. Hij getuigde van zich zelfs ikb en wel in de zeventig, maar ik heb het gevoel en de veerkracht om nog heel lang te leven". Een stroom van hartelijkheid en lieven eenvoud, zoo kan ik de indrukken die beide cclitgenooten op mij maakten, samenvatten. Ontroerend kinderlijk. Het donkere huis heeft een tastbare bekoring. Het is een sprookje. Nog zie ik het gedeeltelijk brandschilderd glas van liet venster in Kloos serre! .P. H. RITTER Jr.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 13