SE!H§) ONS SUCCES IS UWSUCCES STOOMWASSCHERIJ DE KOLK MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! HULSKO/—v. KOFFIE DE ZIEKE FLUITKETEL EEN VERRASSING SPREEKWOORD RADEN MACHINALE OP AAKWASCH A KASTKLAAR KRAAKHELDER ©GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRAAT 37 TELEFOON 61 De beste koffle. Hulsko's Seinkoffiekost nu 25 ct. per pond I Hulsko heeft één soort: het bestel lo gepatenteerde, luchtdichte verpakking. - Vraagt Use Winkelier I DE KOFFIE WAAR PIT IN WTI In een gezellige, groote keuken stond een heele rij pannen sinds jaren samen op een plank. Ze waren al lang aan eikaars gezel schap en eigenaardigheden gewend, zoodat ze nooit meer ruzie hadden en de stem ming dus altijd rustig en behagelijk was. Ze konden dan ook werkelijk tevreden zijn, want de keuken was zóó keurig inge richt, dat ze 't niet mooier hadden kunnen .wenschen. Voor de ramen hingen vroolijke, roodgeblokte gordijntjes en boven het aan recht een geplooide strook van dezelfde fleurige stof. De pannen stonden netjes naar grootte gerangschikt en zagen er alle maal even glimmend en goed onderhouden uit. De kraan was altijd mooi gepoetst en in de glazen kastjes, waar de schalen en bor den stonden, hingen mooie kanten randjes aan de planken. De witte tegeltjes rondom zorgden, dat het geheel een zonnigen en vroolijken indruk maakte en op het mooie, zwart en witte gasfornuis waren nooit spat ten of vlekken. De pannen waren donker groen met fijne gouden biesjes en ieder had zijn afzonderlijke taak. De grootste werd altijd gebruikt voor soep, dan volgde de pan voor aardappelen, tweo kleinere voor groenten en pudding en dan de braad pan. Op den hoek stond de melkkoker. In 't begin werd hij wel eens duizelig, als hij naar beneden keek, maar na verloop van tijd was hij er zóó aan gewend geraakt om daar te staan, dat hij 't niet eens meer merkte. Op den anderen hoek stond altijd een ketel, maar die had mevrouw kort ge leden meegenomen en hij was niet meer teruggebracht. De pannen waren toen alle maal iets uit elkaar geschoven, zoodat do plank toch vol was. 's Morgens als de zon in do keuken scheen, rekte ieder zich behagelijk uit, want ze waren dol op warmte. Dan keken zo door 't keukenraam op de kleine waran da vol bloeiende geraniums en vonden, dat zo 't best getroffen hadden. Op een morgen werd er iets wonderlijks binnengebracht en op het gasstel gezet. Het was rood gelakt en leek wel iets op oen pan, maar de vorm was toch anders. De pannen keken elkaar eens aan en begre pen er niets van Ze wachtten tot mevrouw weg was en beraadslaagden toen, wie het vreemde ding zou durven vracen, wat het kwam doen. Ten slotte werden ze het er ove*- eens, dat do aardnppelpan het woord zou voeren. Deze schraapte zijn keel en zei beleefd- „Mag ik me even nan U voorstel len? Ik ben de aardappolpan en wilde U namens alle andere pannen vrasren, of U ook gebruikt wordt om in te koken en hoe wij U moeten noemen." De dikkerd op het gasfornuis lachte ge moedelijk. „Ja," zei hij, „ik dien om water in te koken en ik ben oen fluitketel. Tk hoorde mevrouw zeggen, dat de groene ketel stuk was, en omdat ze mij mooier vond. heeft ze mij gekocht. De vorige ketel kon het water alleen maar koken. Ik kook het niet alleen, maar ga dan tegelijk fluiten Zoo roep ik mevrouw hier en hoeft het gas niet langer te branden dan noodig is." De pannen werden er stil van. Daarom was dus hun ouwe vriend nooit meer terug gekomen, omdat hij stuk was! „Och ja," zuchtte de braadpan, „dat is nu eenmaal ons lot." „Iedereen bekeek den fluitketel nu eens goed. Hij had een gezellig rond buikje en zag er vriendelijk en blozend uit. „Gelukkig is hij niet pedant," zuchtte de grocnlenpan verlicht. „Ik denk wel, dat we met hem zullen kunnen opschieten." Daar ging de keukendeur open en me vrouw kwam binnen. Het was bijna thee tijd, dus waren de pannen erg nieuwsgie rig, of de fluitketel nu water moest koken en of hij mevrouw dan zou roepen, zooals hij gezegd had. En jawel hoor, hij werd al van het gasfornuis genomen cn met water gevuld. Nu zagen ze ook. dat zijn hoofd los zat. Mevrouw stak het gas aan, zette hem erop en ging de keuken uit. Vol spanning en onder doodsche stilte wachtten de pannen af, wat er zou gebeu ren. Na een poosje kookte het water en werkelijk, daar begon de fluitketel te flui ten. Hij gilde zóó hard, dat de pannen er van schrokken. Meteen kwam mevrouw aanloopen en ging thee zetten. Zoodra ze zijn hoofd er af nam, was hij natuurlijk stil. Alle pannen hadden hartkloppingen gekregen van schrik en ademden verlicht nu hij zweeg. Nee, daar konden ze niet tegenop. Hoogstens rinkelden ze wel eens met hun deksels, als er iets kookte, maar in de huiskamer hoorde je dat toch niet. Na een paar dagen waren ze er allemaal aan gewend en schrokken niet meer, als de fluitketel begon te gillen. Op een middag had mevrouw weer wUor opgezet en toen het kookte, begon de ketel als altijd te fluiten om baar te roepen, maar niemand kwam om het gas uit te draaien. Nog steeds riep hij, dat het water kookte, maar de keukendeur bleef dicht. Hij gilde zóó, dat hij er keelpijn van kreeg, maar toch hield hij niet op. 't Was immers zijn plicht om mevrouw tc roepen Niemand begreep, waarom ze niet kwam. De pannen werden er zenuwachtig van on klepperden met hun deksels om den fluit ketel te helpenmaar er kwam niemand Ze kregen werkelijk medelijden met hem. Hij gilde maar aan één stuk door en heete tranen rolden langs zijn dikke wangen. Eindelijk hoorden ze iemand loopen en daar kwam mevrouw met hoed en mantel verschrikt aangehold. Ze was even oeri boodschap gaan doen en had den armen fluitketel totaal vergeten. Gauw draaide ze het gas uit en na een laatsten diepen zucht zweeg de ketel. De pannen proheer den hem te troosten, maar hij was zóó van streek, dat hij maar half luisterde. Zijn keeltje deed hem ook zoo'n pijnI Dienzelfden avond werd hij weer opgezet, maar toen het water kookte en hij wilde fluiten, gine het niet Hij deed wel zijn uiterste best, maar bracht het niet verder dan een flauw kreetje, dat niemand hoor de. Toen mevrouw na een poosje kwam kij ken, of het water nog niet kookte, was de fluitketel bijna heelemaal leeg Mevrouw begreep er niets van en vroeg, hoe dat mogelijk was. Natuurlijk kwam het, door d*' al het water verkookt was. maar de arme fluitketel kon niets zeggen en keek haar verwijtend aan Den volgenden dag werd hij onderzocht en toen bleek het, dat hij zijn stemmetje was kwijtgeraakt, door dat mevrouw hem zoo lang had laten gil len. Hij had zich natuurlijk overschreeuwd! Voorzichtig werd er een nieuw fluitje in zijn zieke keeltje gezet en toen hij gepro beerd werd, floot hij weer even hard als vroeger. Maar na dezen keer werd hij nooit meer vergeten. RIK BEYER (Nadruk verboden). door C. E. DE LILLE HOGER WAARD. „Dag Moes!" riep To, toen ze uit school kwam en haar tasch met een energieken zwaai zette tegen het gordijn van den kap stok, waaraan ze haar goed hing. „Wat ben je vroeg!" zei Moeder. „Heb je onderweg Els niet opgepikt?" „Niet naar haar uitgekeken!" klonk het allesbehalve vriendelijk. „Sinds Els op de H. B. S. is, heeft ze zoo'n drom vriendinnen, die niet met „kinderen van de Lagere School" willen omgaan, dat ik hun toonen wil, het best zonder hen te kunnen stellen, zelfs al zijn Joop en Mies ziek „Veel huiswerk?" vroeg Moeder, die wel zag, dat To's barometer op de slechte helft stond en er voorloopig van „mooi weer" geen sprake was. „Gaat nogal!" bromde To. „Zulk ver velend werk aardrijkskunde en werkwoor den vervoegen." „Dan maar gauw na de koffie begonnen!" „Jakkes nee, Moeder, zonde van m'n vrijen Woensdagmiddag!" Daar ging de bel weer. Els stapte binnen en na Moeder begroet te hebben, vroeg ze: „Moes, we gaan vanmiddag met de heele klas fietsen. Ik mag toch mee, is 't niet?" „Als je vanavond met je huiswerk klaar kunt komen, is 't mij goed," luiddo 't ant woord. „We gaan pas om kwart over twee en Welk spreekwoord stelt dit plaatje voor? (Nadruk verboden). vrtor dien tijd krijg ik gemakkelijk de ge schiedenis in m'n bol," zei Els. To's gezicht ward nog een beetje langer. Natuurlijk' Els had weer een pretje! Ze had gedacht samen met haar zusje te croquet ten in den tuin ze hadden pas een spel! en nu kwam er niets van! 't Was net, of Els haar zusje niet meer was, sinds z' op de II. B. S ging 't Volgend jaar hoopte zij ook naar de H. B S. te gaan. Zouden die wich ten dan nog op haar neerkijken, omdat ze een klas lager zat? Haar een zorg! Ze was dan toch groot, had misschien nog etjn veel leuker klas dan Els! Aan de koffietafel vroeg Moeder: „To, heb je vanmiddag tijd om een bood schap in 't dorp voor me te doen? Ik heb de naaister en kan niet goed van huis." Even fleurde To's gezicht op. Maar al heel gauw betrok het weer bij de gedachte, dat haar fiets juist stuk was en ze dus zou moeten loopen. ,,'t Is zoo warm en zoo ver!" was haar ontwijkend antwoord „Laat Els het maar doen, vóór ze gaat fietsen." „Jullie moet het één van tweeën doen," zei Moeder, „overleg dus maar samen." „Ik ga niet," riep To uitdagend. „Dan zal ik gaan," vond Els. Even keek To haar zusje onderzoekend aan Meende Els dat? En ze wilde haar ge schiedenis-les immers leeren! „Je moet wat halen, Els," zei Moeder, „neem de boodschappentasch maar mee." „Wat is het, Moes?" vroeg Els. Even twinkelde er een lichtje in Moeders oog. Toen zei ze: „Dat is een verrassing." Els was erg nieuwsgierig en... To niet minder. Muizekindje was ondeugend, Liep heel stil het holletj' uit. Niemand ziet het! dacht de bengel En hij lachte bijna luid. Nauw'lijks had hij 'n eind getrippeld, Of... er kwam een poesje aan! Toen is Muizekind heel angstig Plots'ling op den loop gegaan! IÉJ Hijgend kwam hij weer bij Moeder, Trilde over 't heele lijf En zei snikkend: Ik beloof, Moes, Dat ik voortaan bij U blijf (Nadruk verboden) Bijna kreeg de laatste berouw over haar gebrek aan hulpvaardigheid. Als haar fiets nu maar niet stuk geweest was.... Moeder scheen niet erg tevreden te zijn met de schikking en zei: „Els, als je To je fiets eens leende, zou To evengoed de boodschap kunnen doen en jouw gcschiedenls-les niet in 't nauw ko men." „Mij best," vond Els. Maar To had nu eenmaal de bokkepruik op en zei: „Nee Moeder, laat Els maar gaan. Ik heb geen zin!" Zoo stond Els dan even over éénen klaar om met haar fiets de geheimzinnige bood schap voor Moeder te doen. 't Eenige, wat zij vernam, was dat zij naar Tante Greet moest. Die wist er alles van. Els vond dat geheimzinnige wel leuk, hing de boodschappentasch aan haar stuur en stapte welgemoed op haar stalen ros. Dat kleine eindje kon er nog best bij. Ze werd immers nooit moe van fietsen! Vroolijk wuifde ze nog naar Moeder. To zat kwasi in een boek te lezen, bood Moe der zelfs haar diensten bij het kopjes was- schen niet aan en kreeg hoe langer hoe meer het land. De nieuwe jurk, die zij pas sen moest en „veel te kinderachtig" vond, droeg ook al een steentje bij tot haar on tevredenheid. 't Zou een vervelende Woens dagmiddag worden! Intusschen peddelde Els naar Tante Greet. Wat zou ze daar moeten halen? Tan te had geen moestuin. Groente of fruit kon 't dus niet zijn. Wat dan wel? Els had er geen flauw vermoeden van, of 't moest iets zijn, dat de naaister noodig had. Ze zou het gauw genoeg weten! Een minuut of tien later stapte zij van haar fiets bij het huis van Tante Greet, die aan den anderen kant van 't dorp woonde. Tante Groet deed zelf open. „Dag Tante," zei Els. „Ik kom iets halen. U wist wel wat, heoft Modder gezegd." „Zeker weet ik dat!" riep Tante Greet met een geheimzinnige uitdrukking op haar gezicht. „Kom maar eens mee!" Els volgde Tante heelemaal naar den zol der Wat zou toch zijn? Eindelijk knielde Tante Greet in een hoek bij een mandje, zei Els hetzelfde te doen endaar zag Els Miesje Tante's poes met drie schattige poesekindertjes. Ze waren al vrij groot en geboren in de vacan- tie, toen Els en To met Vader en Moeder in Domburg waren. „Wat een sehatjes!" riep Els opgetogen uit. „Je mag er eentje hebben," zei Tante Greet. Vragend keek Els haar aan. „Mag mag

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 15