SEIN®)
ONS SUCCES IS
UWSUCCES
STOOMWASSCHERIJ
DE KOLK o
MnR BETALEN
ZOU DWAASHEID ZIJN!
HULSKO
KOFFIE
DE VERRASSING VOOR
GROOTVADER
VADER HAD HET TOCH
GEZEGD!
HET SPROOKJE VAN DE
LATHYRUS
MACHINALE OP AAKWASCH
KASTKLAAR
KRAAKHELDER
GOEDKOOP
F. VAN HOFWEGEN
BLEEKERSTRAAT 37 TELEFOON 61
De beste koffie, Hulsko'a
Seinkoffiekost nu 25 ce.
per pood I Hulsko heeft
één soorti het beste! lp
gepatenteerde, luchtdichte
verpakking. - Vraagt Uw
Winkelier I
DE KOFFIE WAAR PIT IN Z1TI
Grootvader Wouters had met Kerstmis
van zijn zoon cn schoondochter, bij wie hij
sinds eenigc jaren woonde, een heerlijk-
warme, met watten en zijde gevoerde
chambercloak1) gekregen, waarmee
de oude heer buitengewoon in zijn schik
was. Doch het heel warme en vrij dure
kloedingstuk was, voor den niet heel groo-
ten ouden heer, wat te lang, zoodat hij bij
het loopen moest oppassen cr niet over
struikelen. En omdat hij het niet prettig
vond, den gevers van het kostbare ge
schenk, liet ongemak te vcrtellon, deed hij,
zooals vroeger de dames met hun sleep
deden. Dit bemerkten dan ook op een mor
gen, kort na Nieuwjaar, Elly, Tiny en
Loesje, de drie aardige dochtertjes van
mevrouw Wouters, die allen héél veel van
den vroolijken grootvader hielden.
„Als opa, bij het op- cn afloopen van de
trap. die zware jas met zijn handen moet
ophouden, is dit wól erg lastig en ver
moeiend voor hem," begon toen Elly, dio al
elf jaar was, tot de negenjarige Tiny.
„En verbeeld je eens, dat opa bij het naar
boven gaan er over struikelt, en. een onge
luk krijgt," zei Tiny.
„Nou, en als opa in de gang loopt, kan
hij er ook best over vallen hoor," meende
Loesje, die juist zeven was.
„O, maar ik weet er wel iets op!" riep
Elly op eens uit
„Wat dan,'Els?" vroegen Tiny eri Loesje
tegelijk.
„O, neen, dat vertel -ik nog nietl" lachte
Elly. „Dit is nu nog een groot geheim voor
iedereen. Later mogen jullie de verrassing
natuurlijk wèl zien
„O, en dan weet i k wat, waarmee opa
héél erg blij zal zijn!" riep Tiny. „Maar
als jij niets wilt vertellen, dan houd i k
mijn plannetje ook geheim, hoor!"
„Ik wil opa 'óók graag blij maken! En
ik zeg ook niet waarmee!" juichte Loesje.
„I k heb óók con geheimpje en dat vertel
ik jullie óók niet, hoor! Vanavond of mor
gen zullen jullie het wel zien!"
Dc twee oudsten lachten om Loesje's
woorden. „Wat zou die kleuter kunnen
doen om opa blij te maken?" vroegen zij
zich af.
't Was dien dag prachtig winterweer cn
over twee dagen was dc Kerst-vacantie om.
„Dan moeten de kleinkinderen weer naar
school," dacht ook grootvader Wouters. „Ik
neem vandaag het heele troepje mee naar
Artis, Mies," sprak hij tot de moeder der
meisjes.
„Dat zullen ze heerlijk vindon, vader,"
was liet antwoord.
Op andere dagen vonden Elly en Tiny
het gaan naar Artis, (want ze woonden in
Amsterdam) een echt pretje. Doch toen opa
na de koffie vroeg: „Wie wil mee naar
Artis?" riep alléén Loesje: „O, ik heel
graag, opa!"
„En jullie. Els cn Tiny hernam dc oude
heer.
„Ik heb nog zooveel te doen. vóór over
morgen, opa,1' zei Elly. „Ik heb nog niets
in orde
„En ik heb morgen vioolles, opa," ver-
ontschuldigde zich Tiny, ,,'k moet vanmid
dag flink studeeren
Zoo gin< toen alleen Loesje met groot
vader naar Artis.
Doch nauwelijks waren ze op weg, of El
ly holde naar opa's kamer, ging er binnen
en sloot de deur af. Daarna haaldp zij uit
den zak van haar schort een schaar, een
rolletje naaizijde en een naald, nam uit de
hangkast den c h a m b e r-c 1 o a c k, kniple
vlug een flink stuk van den onderkant af,
cn begon daarna weer met een nieuwen
zoom zóó keurig te naaien, dat, naar zij
dacht, wel niemand zou bemerken, dat het
kleedingstuk iets vreemds had ondergaan.
Keurig cn alsof cr zooeven niets bijzon
ders aan was gebeurd, hing weldra de
chamber-cloak weer in de kast Zoo
vond ook Tiny hem. toen zij. een half uurtje
later, op haar teenen grootvaders kamer
binnensloop. Ook zij nam het reeds door
Elly verkorte kleedingstuk van den han
ger, cn begon met don zoo keurig door Elly
genaaiden zoom, nog wel vijf centimeter
J) Kamerjas voor hoeren, meestal cham-
berloek genoemd.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Aan den rand van 't weideland
Gaat het lustig toe:
Kikkers springen vroolijk, blij.
Worden heel niet moe.
't Regende, o! dagen lang!
Maar nu is het droog.
Daarom springen kikkertjes
Dus zoo ver cn hoog!
En als straks het maantje schijnt.
Zie jo bij dc sloot
In de wei de kikkers hcusch
Dansen poot aan pool.
't Warme weer maakf "t kikkervolk
Uitgelaten blij.
En ik hijk er lachend' naar
In de groene wei.
Ilupla! Hopla! Danst maar voort!
Straks is cr groot bal,
Omdat 't morgen stellig weer
Heel mooi weer zijn zal!
(Nadruk verboden.)
daarboven, af te knippen en weldra had ze
met tamelijk veel moeite een nieuwen zoom
er in genaaid. Wol niet zoo keurig als Elly
dit had gedaan, doch toen het gebeurd was
keek ze met voldoening naar haar werk en
mompelde: „Wat zal opa blij zijn, dat hij
zijn „sleep" niet meer bij hot loopen be
hoeft op te houden!"
Evenmin als Elly, had Tiny over de ver
rassing, die zij opa had bereid, gesproken.
Eerst wilde zij hel aan moeder vertellen,
maar tóch leek het haar aardiger, dat moe
der het niet eerder wist, vóórdat opa de
verrassing had bemerkt. Ze wa9 nog niet
zoo heel lang beneden, toen grootvader met
Loesje thuiskwam.
„Veel dieren gezien0' vroeg moeder.
„O, ja, mam, ik zal 11 straks wel alles ver
tellen!' riep Loesje haastig; ,,'k moet
eerst
Wat Loesje nog meer zei, verstond me
vrouw Wouters niet. Want 't kind was
reeds het vertrek uit.
„Laat haar maar cersl gaan," zei dc oude
hc-er lachende.
Mevrouw Wouters had dezelfde gedachte
als haar vader, zoodat ook zij lachte om het
haastig wegdribbelen van haar jongste. „Ze
durfde u onderweg zeker niet te vragen,"
zei ze.
Doch 'I was niet zooals zij dachten,
want... óok Loesje liep naar boven cn wel
dadelijk naar opa's kamer. DaAr stond ze
al spoedig voor dc door Tiny epen gelalen
kast. Daar zag ze óók dc door Tiny ver
geten schaar op een der stoelen! Ze keek
er naar, keek daarna naar den chain-
b e r-c 1 o a k engreep dc schaar!
,,'k Durf hem niet uit de kast nemen,"
mompelde zij, angstig naar de deur kijken
de. ,,'t Moet een echto verrassing voor opa
zijn; hij mag het pas zien, als hij de jas
aantrekt... Maar die lijkt al véél korter...
Dat komt zeker door het ophangen... Maar
'k kan er nog best bij..." Zoo in zichzelf
mompelende, nam Loesje dc schaar in haar
rechterhandje en begon te knippen! „Een
heel eind is er af!" riep ze opgetogen uit.
Toen eerst ?ag ze de rafels, die zich reeds,
door haar onhandig geknip, onder aan de
nu véél kortere jas vertoonden. „En hoe
komen die draadjes daar nu zoo op eens?"
vroeg ze zich af. „Maar tóch zal opa heel
blij zijn, dat er zoo'n groot stuk af is!"
Zooals ook Elly en Tiny hadden gedaan,
nam zij den door haar afgeknipten zoom
mee naar beneden en daar wilde zij, alléén
aan moeder, de verrassing voor opa
vertellen Gelukkig! Ze trof moeder juist in
de gang!
Doch moeder zei wat haastig: „Wacht
even, liefje, 'k moet eerst even opa's warme
kamerjas halen..." Haastig liep zo toen
de trap op en
O, wat keek moeder boos, toen ze even
latei* met het kleedingstuk beneden kwam.
„Kijk toch eens, vader," begon ze bijna
schreiende tot den ouden heer „Hoe komt
dat?"
„Wat is dat!?" was opa's verschrikte uit
roep. „Maai daar is een stuk afgeknipt!"
„O, maar dat heb ik niet gedaan!" riep
nu Elly huilende uit. „Ik knipte, omdat de
jas opa véél te lang was. een reep van on
geveer vijf centimeter cr af, en daarna
naaide ik er heel netjes een breeden zoom
in. 'k Wilde opa verrassen, weet u?"
„Hadt jij er óók al vijf centimeter afge
knipt?" vroeg Tinv met schrik in haar
stem. „Ach, dat wist ik echt niet, moeder,"
bekende zij nu óók huilende. „En ik zou
er echt geen stukje afgeknipt hebben, als
Elly me had verteld, dat zij de jas al korter
had gemaakt."
„O, moest er een zoom in?" vroeg Loesje.
..Ik dacht dat er alleen maar wat afge
knipt moest om
„Heb jc er dan óók wal afgeknipt, stout
meisje?" vroeg mevrouw Wouters.
Als antwoord toonde toen Loesje den door
haar afgeknipten reep, dien zij, alléén om
de verrassing voor opa nóg wat grootcr te
maken, onder haar schortje had verborgen.
„Hoe durfden jullie zóó iets stouts
doen?" Moeders slem beefde bij deze vraag
en in haar oogen waren tranen. Ook uit dc
gewoonlijk zoo vroolijke oogen van het be
rouwvolle drietal stroomden toen de tranen
en hun mondjes beefden. Elly keek Tiny
aan en begon: ,,Wc waren bang, dat opa
over de jas zou kunnen vallen. Wo zagen,
dat opa de jas opnam, als hij liep, cn om
dat ik dit erg lastig voor opa vond, wilde
ik hem verrassen door..."
„Jja, 't was erg dom van ons, dat we
elkaar niets vertelden van ons plannetje,"
viel Tiny met een snikje in. „Want ik
wilde er opa óók mee verrassen... Waren
we niet zoo dom geweest, dan zou de
jas..." weer begon Tiny te huilen.
Grootvader keek toen moeder eens aan,
hij had medelijden met het zoo berouwvolle
drietal, dat toch alléén, om het hem wat
gemakkelijker te maken, het dure kleeding
stuk had bedorven en zijn knipoogje zcide
haar: „Ze hadden liet toch zoo goed be
doeld
„Moeder, u moogt al liet geld uit mijn
spaarpot nemen, en daarvoor een nieuwe
jas koopen," begon juist weer Elly.
„Wij geven óók alles uit onzen spaarpot,
moeder!" riepen Tiny en Loesje tegelijk uit
Doch dit behoefden zij niet, zei moeder.
Met een nieuwen onderrand was misschien
de schado te herstollcn.
„Maar nooit moer van zulke „verrassin
gen, kinderen!" waarschuwde zij.
„Neen, nooit meer. moeder!" beloofde
ernstig het drietal.
„En woord houden, hoor!" zei opa, ter
wijl hij zijn aardige kleindochtertjes, die
het toch zóó goed hadden bedoeld, lachen
do aankeek.
TANTE JOII.
(Nadruk verboden.)
Miesjo heeft van Moeder gehoord, dat
Tante Jenny den volgenden dag komt lo-
geeren. Tante Jenny is pas door een heel
moeilijk examen gekomen. Miesjo heeft er
Vader en Moeder samen over hooren spre
ken. Vader zei, dat Tante Jenny ccn echte
blauwkous was.
Miesje hoeft dat wat goed onthouden. Ze
herinnert zich niet Tante Jenny ooit gezien
te hebben, maar Moeder vertelt haar, dat
zij nog een wlegekindjc was, toen Tante
Jenny het laatst bij hen was. En dat her
innert Miesje zich natuurlijk niet meer!
Gelukkig is zij niet verlegen en als de
vreemde Tante komt, kijkt ze haar onder
zoekend aan. Vooral Tantc's beencn schij
non Miesje's aandacht te trekken. Moeder
ziet er niets bijzonders aan; aan do kou
sen niet cn aan dc schoenen niet
Eindelijk vraagt Miesje aan de gast:
„Ben jij housch Tanto Jenny?"
„Ja, die ben ik!" luidt het antwoord.
„Maar waar zijn dan je blauwe kou
sen?" vraag het kind.
„Blauwe kousen?"
Tanta Jenny kijkt eerst Miesje, daarna
Moeder vragend aan.
Dan verklaart Miesje nader:
„Vader heeft toch gezegd, dat jo blauwe
kousen aanhadt!"
Tantp Jenny begrijpt er nog steeds niets
van.
Moeder moet te hulp komen en vertelt,
wat Vader den vorigen dag gezegd heeft.
Nu moet Tante Jenny toch lachen en ze
zegt tegen Moeder:
„Miesje heeft een goed geheugen. Wie
weet, of jc dochter later ook geen blauw
kous wordt!"
„Maar voorloopig gaat ze zoet met haar
poppen spelen," zegt Moeder en Miesje gaat
gehoorzaam naar haar hoekje in dc serre.
(Nadruk verboden.)
Lang, heel lang geleden waren alle lathy
rus-bloempjes vlindertjes. Ze hadden de
prachtigste kleuren en dartelden en dans
ten heel den zomer door. Van den morgen
tot den avond waren ze in beweging, lieten
hun schitterende kleuren flonkeren en stra
len in den zonneschijn of speelden krijger
tje.
In dien tijd nu woonde er in een huis
met een heel grooten tuin een klein meisje,
Liza, dat voel van die vlindertjes hield. Ze
ving ze nooit in een netje, om ze dan
wreed op te prikken, maar kon uren naar
ze zitten kijken, midden tusschen de bloe
men of op het grasveld, hoe ze speelden,
hoog vlogen cn weer neerdoken op een
bloem of een grasspriet.
Oj) een keer echter werd Liza ziek en
moest langen tijd te bed blijven liggen.
Toen zo langzamerhand wat beter werd,
zette men haar bodje vlak bij het open
raam, zoodat zo haar vriendjos goed kon
zien.
De vlindertjes vlogen af cn aan, soms
kwam er eentje even op haar bedje zitten,
want ze wiston wel, dat Liza bon geen
kwaad zou doen. Nu, dat dood zo dan ook
niet, ze lag maar stil to kijken. Daar ze
echter zoo zwak was, \crmoeide hot kijken
naar dat beweeglijke goedje haar al spoe
dig en telkens vielen haar oogjes dicht*
„Ach," verzocht zij soms, „ach, vlindertjes,
zit toch eens een oogenblik stil, ik word
zoo duizelig van al dat gewemel, mijn oo
gen gaan pijn doen van het kijken naar jul
lie."
Dc vlindertjes, die hun vriendinnetje
graag plezier wilden doen, zaten dan wel
even stil, maar al hoel gauw trilden da
dunne vleugeltjes weer enweg waron
ze. 't Waren nu eenmaal vlindertjes en zö
moeston vliegen.
Kleine Liza werd weer zieker, zoo'n vcr-
driot had zo om de vlindertjes, dio zoo'
mooi en kleurig waren en dio zo nu haast
nooit meer zien kon, want do dokter had
gezegd, dat al dat gefladder en beweeg
haar zieke oogen to veel vermoeide en dat
er een scherm om laar bodjo gozet ir.otst
worden.
Tot, op een avond„tik, tik" klonk'
het tegen het scherm en nog eens „tik, tik."'
„O," dacht Liza, „dat is een vlindertje!" eri
ze probeerde het scherm weg te duwen. Dat
ging niet gomakkelijk, maar oindelijk week
het een bcetjo cn kon het vlindertje er
door. Het ging op Liza's kussen zitten cn
zong zachtjes:
De lieve, goede Tooverfee
Gaf elk van ons een stengel mee.
Wc zullen voortaan bloempjes zijn.
Vindt onze Liza dat niet fijn? 1
En zzztweg was 't vlindertje!
Liza richtte zich op in bed en keek door
't raam het vlindertje na. En wat zag zij
nu? Vlak vóór 't raam stond een perk met
de teerste, kleurigsto bloempjes, dio men
zich denken kan, zacht trillend op hun
steeltjes, want, zie je. hun vlinderaard he
lemaal opgeven konden ze nog niet.
liet vlindertje, dat voor Liza gezongen
had, vloog op een stengeltje, dat nog geen
bloempje droeg enmeteen was het
vlindertje in een bloempje veranderd. Liza
wreef haar oogen uit. Was het echt waar
of droomdo zij maar?
Op eens daar stond de tooverfee voor
haar: „Dag Liza," zei ze „je denkt, Jat dit
een droom is, maar dat is niet zoo, .hoor'
Je bent altijd lief voor do vlinders geweest
en nu je ziek bent geworden cn dat gewe
mel niet verdragen kunt, heb ik zo stengel
tjes gegeven en ze allemaal in bloemen om-
getooverd."
„O," zei Liza „wat heerlijk! Maar vinden
de vlindertjes het nu niet naar, zoo stil te
moeten zitten?"
„Welnee." lachte de foo „ze hebben er
zelf om gevraagd en het is net zoo pret
tig om oen mooi bloempje, als een mooi
vlindertje te zijn. Maar nu moet je gauw
gaan ru9ten, de zon is al heelemaal onder,
dan kun je morgen heel den dag naar jo
vlinderbloemetjes kijken."
Zoo gebeurde het ook en toen Liza weer
beter werd en dc bloempjes uitgebloeid
waren, vcrzameldo ze de zaadjes om ze elk
jaar opnieuw te kunnen zaaien.
Als je nu lathyrus-bloemjes ziet, moet je
maar eens goed kijken, dan kun je nog
duidelijk zien, dat het vroeger vlindertjes
geweest zijn.
M. HOEKENDIJK.
(Nadruk verboden.)