FILM RUBRIEK Vonk's nieuwste IJsverpakking J. VONK Wz. Plombière Hoe Cecil B. de Mille zijn sterren ontdekt „Hollywood is overbevolkt, maar niet met talent", zegt hij. Hoe hij aan Judith Allen en Claudette Colbert komt. Kleinigheden, die den doorslag geven. Een gekleurde Bali-film LETTERKUNDIGE KRONIEK WAT OVER HET WATER VLIEGT Concertgebouw» „DE VALK" ZALEN TE HUUR voor alle doeleinden bestaande uit: Mokka Vanille en Vruchtenijs in geïsoleerde verpakking f 1.- en f 2.- 's Zondags ook verkrijgbaar 5LI IB ec I h£ P* Bdi Nieuwe Uitgaven Regisseur Cecil B. de Mille heeft reeds meermalen de wereld verrast door aan een tevoren vrijwel onbekend acteur of actrice een zeer belangrijke rol toe te bedeelen. En ofschoon doorgaans zijn „ontdekkingen" over groote talenten bleken te beschikken, beeft zijn voortdurend speuren naar nieu- we krachten, terwijl er toch zooveel erkend goede spelers zijn, reeds dikwijls kritiek moeten hooren. Onlangs heeft De Mille, bij wijze van hooge uitzondering, zelf de pen ter hand genomen om zich tegen aantijgin gen van dien aard te verdedigen. Hij schreef het volgende: „Men heeft mij al van heel wat beticht, van een voorkeur voor badkuipen, voor vleiers, en andere min of meer ongezonde onderwerpen, maar nog nooit heeft men van mij kunnen zeggen, dat ik een artikel in een krant heb geschreven. Nu ik dat ten slotte toch doen ga. is dat een geheel nieu we sensatie voor me en het zou een pracht- gelegenheid zijn om nu eens fantastische en dwaze geruchten te verspreiden over jour nalisten, net zooals die heeren nu al twin tig jaar geruchten over mij verspreid heb ben.. maar dat is toch niet mijn plan. Ik heb me overigens altijd buitengewoon geamuseerd met die sprookjes, die ze over mij publiceerden. Het waren pittige en in teressante artikeltjes; niet veel meer dan dat, maar meer vraagt een krantenschrij- .ver of -lezer ook niet immers? Een van de dingen waarover ze mij ge regeld kapittelen is mijn voortdurend zoe ken naar allerlei talenten iedere keer dat ik weer een film maak. De journalisten willen er mijn aandacht op vestigen, dat Hollywood overbevolkt is met talentvolle spelers, die maar al to graag een rol van mij zouden aannemen. Nu is Hollywood inderdaad overbevolkt, maar niet met talent. Dit laatste is een zeldzaam artikel, waarnaar men lang zoe ken kan zonder iets te vinden Daarom moeten regisseurs zoo nu en dan afwijken van de gebaande wegen, indien zij een Alice in Wonderland, een onbedorven meis jesstudent of een vrouw met vampier- eigenschappen noodig hebben. Soms behoeven we niet ver van huis te zoeken, maar dat gebeurt niet dikwijls. Twee bizondero voorbeelden daarvan zijn Judith Allen en Claudcttc Colbert. De eerste was pa6 kort geleden uit New- York naar Hollywood gekomen, na door de Paramount te zijn geëngageerd, toen ik op zoek ging naar een actrice, die voor de hoofdrol van „This Day and Age" in aan merking zou kunnen komen. Ik liet talloozc opnamen voor me afdraaien en juist toen ïk er aan begon te wanhopen het geschikte meisje onder de Hollywoödsche actrices te zullen ontdekken, werd een proefopname van Judith geprojecteerd. Onmiddellijk zag ik dat zij de personificatie was van de figuur die ik me had voorgesteld de betref fende rol te doen uitbeelden. Maar haar opname was de eenige uit on geveer driehonderd stuks, die mij bevredi gen kon en het had dus weinig gescheeld of ik had mijn speurtocht buiten Holly wood moeten uitstrekken." Een nog opzienbarender vondst van on ontdekt talent midden in Hollywood deed ik met Claudette Colbert. Ik zocht tijdens de voorbereiding van „Het Teeken des Krui- ses" naar een 6choone actrice, die do rol van do wreede cn boosaardige Poppaea, de vrouw van Nero, zou kunnen vervullen. Tot op dat oogenblik had nog nooit iemand Claudette Colbert voor een rol van dat genre in aanmerking doen komen. Al jaren lang speelde ze voor de film, doch beeldde 6lechts lieftallige heldinnen uit. Zij verwierf daarmee ook een zekere mate van populariteit, maar kon toch niet tot de groote sterren gerekend worden. Niemand had zich ooit afgevraagd wat voor indruk Claudette zou maken in de Regisseur Cecil B. de Mille, die vooral door zijn film „Het teeken dos Kruises" ter sprake kwam. Claudette Colbert, zooals wij haar het laatst in „Nachtclub Madonna" genen hebben. rol van verleidster, maar toen ik films en proefopnamen van Ilollywoodsche actrices voor rnij liet vertoonen, trok iet6 in Clau- dette's oogen. mond en stem mijn aandacht. Daar waren mogelijkheden waar nog geen gebruik van was gpmaakt. Haar mond cn oogen hadden de klassieke vorm en diepte, welke door de eeuwen heen hun bekoring hebben bewezen, terwijl het timbre van haar stem voorspelde dat er met deze ac trice iets bizonders te bereiken zou zijn. Ik deed haar een metamorfose onder gaan in overeenstemming met de rol die ik haar had toegednehi cn Claudette Col bert ontpopte /iel) als een eerste rangs ac trice, waar iedereen verrast van was. ik zelf ook nog Tot dusver had zich haar filmloopbaan eenzijdig en onjuist ontwik keld, maar nu ik haar groote kracht ken, aarzel ik niet haar de rol van Cleopatra te geven in dc gelijknamige film, waarmee ik thans ga beginnen en ik verwacht dat deze creatie de grootste en schitterendste van haar leven zal worden. Dc gevallen van Judith Allen cn Clau dette Colbert zijn, zooals ik zeide, uitzon deringen. waarbij het gezochte talent voor speciale rollen in Hollywood-zelf werd ge vonden. De film-industrie zal altijd de we reld blijven afzoeken naar nieuwe en bizon der talentvolle krachten. Men moet er dus niet te veel waarde aan hechten indien de kranten on6 speuren naar filmtalent in een bespottelijk daglicht stellen. Wij heb ben daarvoor wel degelijk een grondige re den. Wel blijkt dikwijls, dat wij iets na streven, dat niet te verwezenlijken is. dat practisch niet bestaat, maar indien wij tus- schen de duizend menschen. die wij erover aanspreken, ook maar één groote ster vin den, dan zijn tijd, moeite en geld waardi besteed." Dc Mille gaal dus. wat betreft het ver doelen van zijn rollen, niet over één nacht ijs. Het duurt soms zeer lang voor hij de geschikte persoon vindt, maar aan den an deren kant val zijn beslissing doorgaans zeer plotseling en zeer snel. Zijn grootste ontdekkingen doet hij in één oogopslag. Men behoeft hem slechts enkele meters film te vertoonen cn hij weet al direct of hij aan de daarin voorkomende spelers iets heeft of niet. De Mille laat zich nooit beïnvloeden door persoonlijke ontmoetingen. Volgens hem zijn dc menschen in werkelijkheid heel an ders, dan ze op het doek uitvallen, en iemand waarvan men dus tijdens een ge sprek den indruk mocht krijgen dat hij een geboren filmacteur was, zou in beeld erg kunnen teleurstellen. De Mille oordeelt daarom alleen op grond van proefopnamen of eerder gemaakte films. Paramount International Corporation zal in het komende seizoen een heel bizondere film uitbrengen. Het is een groote, gekleur de film, spelende op Bali. Deze rolprent, die, naar wij uit Hollywood vernemen, zelfs „Taboe" overtreft, zal geen dialoog, maar tallooze echte Balineesche melodieën be vatten. Aan den loopenden band. door Henriëtte van Eyk en Edou- aid de Nève. (Amsterdam, Em. Quérido's Uit- geversmij.) 1934. ITct bock, waarover ik U ga spreken, is een verzameling van kleine verbalen waar in twee interessante schrijvers dc vruchten hunner verbeelding hebben bijeengevoegd. Men speurt, bij het aanschouwen van dit eigenaardig experiment vóór alles naar het motief der samenwerking. Dat motief kan alleen gelegen zijn in den uiterlijken vorm. Zoowel Henriëtte van Eyk als Edouard dc Nève schrijven „short Stories", die uit kor te zinnetjes zijn opgebouwd. Zij beschikken beide over veel ironie cn veel fantasie, zij zijn beide flitsend-geestig. Maar met deze gemeenschappelijke hoe danigheden houdt dc overeenstemming op. Want Henriëtte van Eyk is een essentieel andere figuur dan Edouard de Nève. Edou ard de Nèvo geeft ons in zijn lichte cause rieën den verdrietigen achtergrond te aan schouwen van bepaalde menschenlevens, die zich bewegen in de Fransche sfeer, Henriëtte van Eyk laat ons de droefheid en dwaas heid zien van het leven zelf. Edouard de Nève blijkt een man van letterkunlige eru ditie, die zijn kantteekeningen maakt bij zijn observaties en belevingen. I-Ienriëtte van Eyk is zóó uit de groote, vrije wereld in het literaire hofje getuimeld, cn zij heeft een toomeloozc fantasie. Ik vind Edouard dc Nève een auteur, dio alle recht heeft op onze kritische waar deering. Hij schrijft modern, suggestief, er staat geen woord Ic veel in zijn proza, hij is heelemaal niet vervelend. Maar ik vind hem niet een auteur, die nieuwe aspecten geeft. Henriëtte van Eyk. daartegenover, is een fonkelnieuwe verschijning, een der al lergrootste talenten, die ik in den laatslen tijd heb ontmoet. Als zij niet dc Nederland- sche Andersen wordt, dan zou ik mij hard hebben vergist. Toen zij voor eenige jaren de literatuur binnen kwam, mot haar „Kleine Parade", heb ik mij terstond in den oorspronkelijken aard van haar humor verlustigd. Zij deed mij denken aan een dame, die ik gekend heb. en die woonde in een allerakeligst klein nest, waar men, om Henriëtte van Eyks eigen term te gebruiken, „uit kwaad spreken ging". De dame in questie had een zeer delicate positie in dat kletsende nest, en wat ver tolde ze mij? „Ik doe maar altijd net of ik idioot ben. Als de menschen denken dat je gek bent, dan heb je van niemand last". Dat: „zich van den domme houden" was, in „de Kleine Parade" al, het specifieke in den humor van Henriëtte van Eyk. En het stelde haar in staat, ons de lachwekkendste momenten te doen beleven. Wat is er sindsdien met Henriëtte van Eyk gebeurd? Zij heeft in haar uasi-kin- derlijkc houding tegenover het leven vol hard. En ze is die houding gaan toepassen op alles wat zij zag, cn op iedereen, dien zij ontmoette. Zij is haar ook gaan toepas sen op haar eigen gedachten en verbeeldin gen. Zoo kwam zij vanzelf tot het sprookje. Men moet, wanneer men deze kleine, maar zeer volledige verhalen van Henriëtte van Eyk gaat genieten, zich ^oral niet voorstellen, dot er onmiddellijke symboliek uit te halen is. De leeraren van het jaar 2000, die haar voor de klasse zullen moeten verklaren, zullen met groote moeilijkheden hebben te kampen, wanneer zij al dat ge schrijf willen onderbrengen bij een bepaal de idee. Want zij ironiseert eigenlijk iedere levensuiting die zich aan haar openbaart. Geniaal is een groot woord, maar zij doet het geniaal. Ik zal LT het motief van twee barer schet sen, die in dezen bundel voorkomen, over vertellen. De eerste schets bevat de geschiedenis van Emir Kasha Khan. Wie is Emir Kasha Khan. Emir Kasha Khan is een spin. De spin zoo vertelt de schrijfster ons, heette eigenlijk Dirk van Dalen, en de mamrnoeth- dic-ie-soms-dacht-dat-ie-was heette Emir Kasha Khan, ..Dirk van Dalen was 73, en woonde met rhcumatiek onder een geber- stcn tegel van de badkamervloer, maar de mammoeth Emir Kasha Kahn woonde er gens anders, ver weg van de hadkamer en de vastrechtgasgeiser, op een hoogen berg top, in een paleis van rotsblokken cn suiker klontjes." Met andere woorden, de mam moeth was dc Grootheidsverbeelding, die de spin omtrent zichzelf in zijn kop had. Deze spin ontmoet een* duizendpoot, die zich, evenals hij een denkbeeldige wereld in bet hoofd gezet heeft. En „als twee zich hetzelfde verbeelden is 't geen verbeelding meer, maar werkelijkheid". Daarom konden ze er samen op uittrek ken, en zich samen voorstellen, dat ze op weg waren naar een groot cn weidsch paleis hoewel dc heele reis toch alleen maar een tocht was door de badkamer, waar ze ten slotte door de hand van een baadster, wer den verbrijzeld. De schrijfster geeft hier op meesterlijke wijze de tegenstelling tusschen de onmete lijke wereld van de fantasie en de werkelij ke wereld met haar geheel andere afmetin gen, de opgeblazenheid van de menschelijke natuur. En zij vindt gelegenheid om terzijde den draak te steken met het malle verlan gen naar „sterke mannen", dat cene inner lijk zoo wankele wereld in onze tijden be lachelijk maakt. Het curieuse van dit proza is hierin gele gen, dat de schrijfster, tegelijk in haar geheele verhaals-constructie en in de détails haar ironisch effect bereikt. Ik geef U een voorbeeld. De spin en de duizendpoot heb ben een langen tocht achter den rug door de woestijn. Die woestijn is overigens voor ónze oogen niet andeys dan een gummi voor werp, waarop het woord „Badmat" stond ge schilderd. En nu gaat de schrijfster verder. „Overal in de woestijn stond alles en ieder een stil, alles en iedereen, behalve Khan en Zacharias, die door het groengeverfde hek een oerwoud binnenrenden en struikelden over de eerste de beste ratelslang. Nu is een ratelslang een gevaarlijk beest, maar déze ratelslang had pas een ontdek kingsreiziger opgegeten en was in vrede met zichzelf en de wereld; bovendien bestond hij, evenals al het andere, alleen maar in de op hol geslagen verbeelding van Khan en Zacharias, en gedroeg zich niet heelemaal als een ratelslang, maar meer als een rond slingerende schoenveter. „Wat gebeurt er op mijn rug?", vroeg de ratelslang kronkelend. „Dat zijn wij", zeiden Khan en Zacharias. „O, zei de ratelslang, 't jeukt." Een bijna nog bekoorlijker verhaal is bet verhaal over de Donkerte. De Donkerte of Duisternis wordt ons hier voorgesteld als een symbolische persoon, die 's avonds van het Oosten naar bet Westen tijgt, om bet licht weg te vegen. Maar op die reis ont moet hij een meisje, dat vijf mooie glazen knikkers kwijt is. De Donkerte blijft in de stad toeven, om, voor hij het licht uit gaat doen, voor het meisje dc knikkers te zoeken. Hij gnat, overal met haar heen, hij zoekt met haar op dc straat, op dc markt en in het nachtlokaal. Maar de glazen knikkers zijn niet tc vinden. Omdat de Donkerte zijn plicht niet doet, en het daglicht nog aan den hemel laat, loopt het heele leven in de war. De hanen gaan kraaien, de kip pen worden wakker, de klokken gaan van slag, de menschen gaan ontwaken cn willen, veel te vroeg aan hun werk. Maar het merk waardigste effect van deze heele omwente ling in de natuur, komt hierin uit, dat, nu het daglicht blijft, de dingen die in den nacht gebeuren, de dingen, „die het licht niet mogen zien", door het licht worden be schenen. Ziet, wat voor gevolgen dat heeft: „Een nachtlokaal bij daglicht is een vreeselijk iets. De vrouwen zijn geverfde stukken hout, de mannen goor cn verlept. Het roodc plucho van banken en stoelen, dat fel leefde in het kristallen geschitter der lampen, heeft de kleur gekregen van bedorven biefstuk. De kellners zien er uit als moordenaars. Een grauwe nevel van tabaks rook hangt boven de rommelige tafels. Om gevallen glazen, asch, een vertrapte roos... Als dc scène van een misdaad." Er ligt aan dit sprookje een diepe ge dachte ten grondslag. Het zijn de menschen, die alles op z'n kop willen zetten. Maar indien eenmaal de natuur eens haar ma jesteitelijke regelmaat verliet, hoe klein en pover en ellendig zouden zc dan voor den dag komen, hoe scheef zouden ze dan voor het waarnemend oog verschijnen. Maar één ding zou op zijn plaats blijven. De belang stelling van het onschuldige, argelooze kind. Dc vijf glazen knikkers zijn in de duisternis te vinden. De Donkerte vindt ze eerst, wanneer hij door het volle daglicht volkomen is verjaagd. De knikkers kunnen alleen glanzen in den zonneschijn. In dit sprookje van Henriëtte van Eyk beleeft men de lange, lichte, Juni-nachten. Al het fantastische dat er in geschiedt, sluit zich onmiddellijk aan bij de natuur. De sfeer van den zomernacht ligt on-grijpbaar tusschen de bewegénde figuren. Edouard de Nève maakt fantastische kant teekeningen. Henriëtte van Eyk leeft heele maal uit haar fantasie. Zij heeft een hee1! helderen kijk op de verkeerdheden van het leven. Haar onbreekbare, stomme verwon dering laat ons die verkeerdheden zien zoo als zc zijn. Henriëtte van Eyk verhoudt zich tot de Verkeerdheid, zooals het kind in haar sprookje zich- verhoudt tot de Donkerte. Dia schetsen van haar zijn mooie gave, gla zen knikkers, die men alleen bewonderen kan in het licht van die zuivere onge kunsteldheid, dat wij nog niet allemaal in ons omdragen. P. H. RITTER Jr. Een wondere harmonie vormt het water landschap van wind en ruimte, van gol venspel cn rietgeruisch, van geur en bloei en roep en lied. Niet alleen wat aan en in het water groeit en bloeit, ook wat er roept cn vliegt en zingt en speelt en zwemt en duikt maakt mede een onmisbaar deel uit van de rijkdom van het watergebied, dat in de vcenplassen wel zijn meest boeien de en veelzijdige ontplooiing vindt. Zooals de waterlelies en de veenwortels de ranonkels en dc veenwortelaren, dc fonteinkruiden en de rietpluimen, de plom pebladen en de gentianen de tooi van het water vormen, zoo is cr ook een koor van stemmen, dat over de wateren roept cn zingt en zonder welke dat water een aan zienlijk deel van zijn schoonheid en beko ring missen zou. Daar is de roep der roerdompen en het lied der rietzangers, dat uit de rietvelden langs de oevers klinkt. Zij leven niet op het water in engeren zin, maar over de golven en het stille spiegelvlak van een windstillen dag klinkt, toch hun geluid, Zooals ook de kievitsroep en de klank der tureluren er klinkt en zooals de vlucht der kiekendieven er over gaat. Maar wat over 't water vliegt en roept in engeren zin, tot dat kleinere koor behooren ook verschillende cn verschillende interes sante vogels. Ik denk aan de fuut, den rap pen duiker, dien prachtigen vogel van de plassen, die aan den eenen kant wel schuw is en wegduikt bij al te nabije nadering van menschen, maar die aan den anderen kant zich toch weet aan te passen aan drukte van watersport op het domein dat hem den de zijnen van ouds toebehoort. En van de koet geldt hetzelfde, den zwart-en-witten meerkoet met zijn keffend geluid uit de biezenvelden, die in groote troepen vele plassen bevolkt, die soms wel eens wat al te talrijk wordt, maar die toch een onmis bare stoffage der wateren vormt. Aantrek keiijker verschijning is het stillere water hoentje, bekoorlijke vliegers over de plas sen zijn ook de sterntjes, de donkere zwar te stern en 't sierlijke vischdiefje, beide al reletoon 281 EEN UITKOMST VOOR IEDERE VROUW. Orient Henna Shampooing Verft door gewoon wasschen elk haar j in elke qewenschte tint Onschadelijk f 0.60. DROGISTERIJ „DEGAPER" JULIANAPLEIN 3, Amersloort LANGESTRAAT 87 TELEFOON 50 Mèt g' as|te I V! aar., ^djflen MÏ>cd un tri fen he •aan n leldac |iaei' 1 ie n fflr 2 en g W' leraanlrekkelijksto verschijningen voor den0ugrl doler over het watergebied. De wilde een-Tave] den mag ik niet vergeten en de aalschol-xaclv vers zal ieder, die hier zwerft graag zien.tarj Zijn oog zal zich mede vergasten aan den blauwen reiger, dio aan den oever staat'a, of overvliegt, en als hij op of rondom betulst onvolprezen Naardermeer zijn waterdool-le» tochten houdt, zullen do zeldzame gestal- Als ten van purperreiger en lepelaar hem initraa verrukking brengen kunnen. jenn En als ik hier maar enkele van de voor-a h, naamste verschijningen, die over het wa-raa£ ter vliegen, heb genoemd, dan heb ik alleen maar aan de vogels gedacht. MaarJ-j^ andere gratievolle wiekers en drijvers door ac de pittige aromatische lucht, die over de „.4 wateren hangt, onder het wolkenspel aan ?1> den blauwen zomerhemel, zijn er ook. Klei ne en groolere libellen hooren al mede tot de sierlijkste schepselen dezer ontzaglijke aarde, die ook en juist in het kleinere vol weergalooze schoonheid is. Torren hooren cr toe en vlinders, gedierte groot en klein, cn als ze niet zoo lastig waren en ons den stillen zomeravond niet zoo konden beder ven, dan zou ik ook de muggen met eere vermelden kunnen en hun gonzend spel, dat toch ook vol gratie is in het dalend dii: zonnegoud. 8»* Zco vormt het alles tezamen, wat er zei bloeit en geurt en glanst en groeit, met wat er vliegt en drijft en zingt en roept l te midden van de blinking en ruisching der t wateren en onder de schittering van de PI zon van den vollen zomer één grootsche br manifestatie van het rijk geschakeerde zo merleven, dat over de wateren zich ont plooit. Het is er ook in bosch en duin, in het park en op de heide, op den akker en in de wei, het is er overal, maar het is er stil bekorend en dan soms onder den ja- genden wolkenhemel grootsch en gewel dig, het is er in ons plassenland in wel zeer rijke mate. I '..5 A. L. B. Witte Dirk door J. E. Hoving Uitg. v. Holkema en Waren- dorff N.V. Amsterdam. We gaan nu eens niet kampecrcn en maken ook geen fietstocht maar blijven in Amsterdam, waar we het leven meemaken van een echt Hollandsche jongen. Witte Dirk zit vol kwajongensstreken maar hij heeft een hart van goud. Waar hij kan helpt hij gaarne. Zijn zieke zusje Elsje vindt in hem een oprecht kameraad en het leed van oude Isaac neemt hom ge heel in beslag. En mevr. Hagenaars ver plicht hij tot eeuwige dankbaarheid, als hij zonder zich te bedenken te water springt en haar dochtertje redt. Geen won der, dat Dirk veel vrienden heeft. Alleen zijn geniepige broer Jan haat hem uit af gunst en deze haat wordt Dirk bijna nood lottig maar gelukkig redt Dr. Hagenaars hem. De streken van Dirk zijn gewoon, zooals iedere jongen ze wel eens uithaalt. Aan de fantasie worden dan ook geen hooge eischen gesteld te meer niet daar de schril- ver ze onopgesmukt vertelt, maar hij weet de gebeurtenissen zoo te groepeeren dat ze steeds belangwekkend blijven en we mee- nen dan ook, dat dit boek door onze Jon gens graag gelezen zal worden.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 14