Rubriek van Oom Firn
met een verband tegen den linkerkant van
zijn hoofd te voorschijn. Ilij huilde niet
meer en had zich flink laten helpen, zei
Paps.
,,'t Had niet veel lager moeten zijn, dan
was het oog geraakt," zei Mams met zoo'n
bedroefd gezicht, dat Pietje naar haar toe
vloog en snikte: „I h hik wil n .ooit
meer met dien naren stok spelen, Mams!
Geef hem maar aan Joop, want die van
hem is stu k"! Toen ging hij naar Joop
en vroeg: „doet het nog erg zeer, Joop?"
,.IIm"l antwoordde Joop. En toen zei hij
met een vuurroode kleur: „jouw stok wil
ik niet, want dat do mijne stuk is, is mijn
eigen schuld." Toen duwde hij zijn gezicht
even tegen dat van Piet, want eigenlijk
was bij al te groot om een zoen te geven!
Zoo, nu is de vrede gesloten," zei Tante,
„en nu steken we de vredesvlag uit". Ze
bond een witten doek om Pietjes stok, en
toen trokken ze in optocht naar het prieel
waar de stok hoog in het latwerk werd ge
stoken, zóó, dat de witte vlag vroolijk in
het windje wapperde.
Ziehier do geschiedenis van de twee
wandelstokjes. Een deel van het blauwe
stokje werd later voor zweepje bij het tol
len gebruikt en het andere stokje deed lan
en, langen tijd dienst als vlaggestok.
Helena A. II. Marcus.
(Nadruk verboden).
Boste nichten en neven!
Velen van jullie zijn al „over", maar ook
aan de schoolreisjes, die nu achter den rug
zijn, kan ik merken, dat bijna overal de va
canties begonnen zijn. Slechts een enkeling
wacht nog in angstige spanning op den uit
slag, en voor hen zullen wij dan nog maar
het beste hopen.
Deze week ontving ik nog een paar opge
wekte reisbeschrijvingen naar de twee
grootste plaatsen van ons land.
Niet alleen die prachtige reisjes, maar ook
dc komende of reeds begonnen zijnde va-
canties hebben jullie volkomen verdiend.
Neem het er maar flink van, dat jullie be
gin September weer met frisschen moed ver
der kunt.
Een van mijn neefjes verleide me van een
bezichtiging van ecnige Fokkervliegtuigen
en in dat verband wilde ik jullie aandacht
vestigen op een buitengewoon mooi album
van de Patria-biscuits „De Vliegende Hol
lander", wat voornamelijk handelt over al
lerlei bizonderheden op luchtvaartgebied.
Ik mocht ecnigc plaatjes voor dit album
ontvangen, zoodat de liefhebbers hiervoor
zich maar moeten opgeven in onzen ruil
handel. Waar in ons land groote belang
stelling voor de luchtvaart bestaat geloof ik
wel, dat dit album met zijn plaatjes in den
smaak zal vallen.
Deze weck ga ik nog met vacantie, zoodat
ik voor een weekje afscheid van jullie moet
nemen. Wanneer jullie rustig je kinder-
kranljc zit te lezen, is oom Pim met volle
teugen aan het genieten van de mooie reis
naar 'de Italiaansche meren, waar hij zijn va
cantie gnat doorbrengen. Ik hoop dat jullie
van deze reis na mij terugkeer veel mooiste
kunnen vertellen.
Oom Bob zal volgende week jullie
briefjes beantwoorden en den ruilhandel
verzorgen. Hij heeft mij nu al gezegd zeer
benieuwd te zijn naar dc vele aardige brief
jes, welke jullie iedere week aan je raad
seloom zendt. Stel hem dus niet teleur! Tot
28 Juli dus!
DE CORRESPONDENTIE
Zwartkop is Donderdag a s. jarij
juist daarom vind ik het dubbel jammer,
dat ik aan haar verzoek om nieuwe boeken
bons niet kan voldoen, omdat ik ze niet heb
Ik zal echter mijn best doen voor de door
jou gevraagde nummers van het Verkad
album „De bloemen en haar vrienden",
maar erg gunstig ziet het er lot dusver niet
uit. Mocht ik liet vergeten, dan wil je cr
nog wel eens om schrijven, hé? Je hebt
in ruil voor je gift anders beter verdiend!
Plons 'maar eens lekker onder water, dan
vergeet je deze kleine teleurstelling wel
Vermoedelijk zullen anderen je wel beter
bedenken dan ik. Veel plezier!
Nooit gedacht. Arme kerel! Voor het
eerst van zijn leven op school blijven zitten
cn nu moet hij bovendien omdat hij niet
loopen kan, op zijn stoel blijven zitten. Ik
hoop van harte, dat die nagel van je zcere
teen niet behoeft tc worden getrokken. Hou
je anders maar taai! Het is erg jammer, dat
je nu aan de helft van je vacantie niets
hebt, want al heb je nu een mooie gelegen
heid om wat te werken voor de vakken,
waarvoor je een onvoldoende hebt gekregen
je hebt tenslotte zeker zooveel recht op va
cantie als een ander. Ik oei echt met je mee.
kerel, en hoor nog wel eens of er wat van je
logeerpartijtje in Hengelo komt. Helaas moet
ik je ook teleurstellen, ik heb geen nieuwe
bockenbons meer voorradig. Hartelijkste
groeten, ook van Oom Bob. Ik bemerk, dat
je toevallig deze weck het boek hebt gewon
nen. Dat komt goed uit, zeg, dan heb je wat
tc lezen.
Stormvogeltje is geloof ik een beet
je boos op mij. Dat vind ik jammer. Dat je
geen Ilille's bonnen krijgt, komt denk ik,
omdat je ze niet vraagt. Doe je dat wel dan
dan krijg je ze net zoo goed als elk ander.
Tja. dat de een cr wel eens meer krijgt dan
de ander is mogelijk, want vooral als het
zooveel bonnen zijn, gaat Oom ze niet tel
len. Dan had ik wel dagwerk.
Eén, twee, drie, viertot ik cr hij in
slaap viel met dit warme weer. Dat jij tot
dat slag van meisjes behoort, dat altijd pre
cies evenveel wil hebben, als de ander, mag
en kan ik niet aannemen. Als je ze heele-
maal niet krijgt is het een ander geval,
maar zooals gezegd, kan de fout ook wel bij
jou liggen. Ik heb zelfs na kunnen gaan, dat
je de laatste maal vergeten hebt er om te
vragen.
Dat het twee zusjes waren, die er zooveel
kregen, is zuiver toeval. Zal je voortaan er
aan denken om te vragen? Dan zal ik er
aan denken, ze jou te geven. Afgesproken?
Proficiat met je vrijstelling.
Kemphaantje had het zeker zoo druk
met het lezen van haar pas gewonnen boek,
dat zij mij niet veel nieuws had te vertel
len. Nee, ik ben niet naar dc begrafenis van
Prins Hendrik geweest!
Post jager gaat in zijn vacantie naar
Duitschland. Ik zou me nog maar niet ver
diepen in de toestanden in dat land. Je rap
porten zijn veel belangrijker. Ik hoop ook,
dal je mooi weer zult hebben. Dat is altijd
veel prettiger. Wat zal je me na de vacantie
veel te verellen hebben.
Phlox. Wat je gelijk hebt. Geniet in je
vancantic maar fijn van je zwemkunst.
Zonnetje. Ja, ik ben Zondag naar den
Friezendag geweest, maar zou wat de warm
te betreft ook liever in het bosch zijn gaan
liggen lezen of zoo. Krassen op een lei is die
kleuters eigen. Dat deed ik ook altijd zoo
graag. Meestal hebben ze het op hun ver
jaardag erg druk met het probeeren van
hun cadeaux, zoodat ik mij best begrijpen
kan, dat je neefje vier uur geslapen heeft.
In plaats van een nieuwe heb ik je blijk
baar een oude hoekenbon gegeven. Als je
er niets aan hebt, kan je ze natuurlijk terug
geven.
Bruin oog. Ik ben ook blij voor je, dat
je over bent. Wat is dat dan een dag vol
spanning geweest: sportwedstrijden en daar
bij of je wèl of geen brief kreeg. Dat dit
niet het geval was, vond je vader zeker wel
een aardige verrassing voor zijn verjaardag!
II e r r i e s c h o p p e r geeft me een heele
beschrijving van haar schoolreisje naar Am
sterdam. In hel Rijksmuseum kom jc niet
uitgekeken, vind je niet? Of bedoel je een
ander museum? Heb jc in rle vischhallen te
IJmuiden ook die reusachtige roggen ge
zien? Wal een groote vissclicn zijn er, hè.
Ik vond het buitengewoon aardig om naar
die drukte daar te kijken en hoe ze de
visch verpakken voor het vervoer. Of was dc
veiling afgeloopen toen jullie cr kwamen?
2cn haring heb ik er niet gehad, maar ik
ben er wel over een paar schollen uilgegle
den. Als ik het zoo lees, dan hebben jullie
een hcclehoel belangrijke dingen gezien,
want ook die zeesluizen zijn werkelijk de
moeite waard. Je hebt het wel getroffen, dat
er juist een boot „geschut" werd, zooals dat
heet. Ik vind liet leuk, dat je me alles zoo
uitvoerig verteld hebt.
Nieuwe raadsels
I
X X
X X
Tamarisk. Schrijf jc me een volgende
maal wat meer? In Zandvoort zal je je best
vermaken, denk ik. Kom er maar flink
bruin weer vandaan. Of ben je al bruin?
ben liet Zondag in liet Natuurbad Ie
Soestduincn wel geworden. Onherkenbaar
gewoon. Zc dachten eerst, dat ik een ander
was. Later bleek het van het slof te komen.
Toen heb ik me maar weer gauw onderge-
Jompcld. Zwem je ook? Zoo niet, leer het
dan maar gauw, vooral als je naar Zand
voort gaal.
Sneeuwklokje heeft me op het nip
pertje nog een briefje kunnen schrijven en
begrijp dan ook wel, dat ze niet zoo heel
veel over Urk heef kunnen vprlpllen. Je
raakt over zoo n klein eiland ook gauw uil-
gepraat.
Droegen daar ook zoowel jongens als
meisjes een rokje, zooals op Marken?
T o m poes. De repetities zijn oorzaak ge
wecst, dat velen van mijn nichtjes en neef
jes mij niet. hebben kunnen schrijven, zoo
dal ik het lieeleniaal niet erg vind, dat jij
het ook niet gedaan hebt. Nu heb jc ten
minste flinke cijfers, want Fransch haal je
natuurlijk weer op in de volgende klas.
Harlekijn. Blokleücrs vind ik alleen
mooi als ze mooi geschreven zijn. DuideÜj
kor dan liet gewone handschrift zijn ze zc
ker lang niet altijd en hot komt wc voor.
dat het ook niet zoo vlot gaat, maar dat i:
misschien maar een kwestie van wennen.
Nieuwe boeke.nbons, je zult liet reeds in
mijn antwoord aan de anderen gelezen heb
ben. zijn niet meer voorradig zoodat ik je
niet helpen kan.
Flierefluiter sluit de rij me een op
stelletje over een schoolreisje naar Rotter
dam. Jammer genoeg ben ik in die haven
stad niet erg bekend, maar het Witte Huis
en Raadhuis weet ik dan toch wel, evenals
de Diergaarde.
Ik benijd jc haast, dat jc de Fokkers XVIII
en 36 hebt gezien. Leuk, dat je zoo'n K.L.M.
speldje won. Dat was meteen een goed aan
denken aan dien prachtigen, leerzamen dag.
Als je nu nog in de Diesel had gereisd, zou
het volmaakt zijn geweest, hè. Zou je graag
in Rotterdam willen wonen?
Jullie zijn toch maar gelukkige schoolkin
deren. Vroeger was een schoolreisje eer
hooge uitzondering. Maar een feit is, dat jc
cr heel wat van opsteekt. Heb .je ook het
gegier van den wind om het Witte Huis ge
hoord? Dat moet soms zoo erg zijn, dat j>
de telefoon niet kunt verstaan.
De oplossingen
X X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
Op dc kruisjeslijnen komt de naam van
een bekend vliegveld.
Op de eerste rij: het gevraagde woord.
Op de tweede rij: een meestal gedruogdo
vrucht.
Op de derde rij: eenigzins harde vrucht.
Op de vierde rij: scherp deel van een mes.
Op dc vijfde rij: liet uitspansel.
Op de zesde rij: plaats in Zeeuwscli Vlaan
deren.
Op de zevende rij: huid.
Op de achtste rij: laag water.
Op de negende rij: medeklinker.
II
Het geheel is een hekend gezegde afkom
stig uit den taclüigjarigen oorlog en bestaat
uit vijf woorden cn wordt geschreven met
25 letters
20. 13. 21. 9. 22. 11. 11. is een zure vrucht
3. S. 23. 16. 1. 25. 19. is een sappige vrucht
12. 17. 10. 21. 15. noemen wij onze tanden en
kiezen
18. 7. 5. is hetzelfde als beroep of ambt
1. 2. 6. is een kleverig vocht.
ONZE RUILHANDEL
Mevrouw S heeft o.a. gehoor gegeven
aan mijn noodkreet om Benito-bonnen,
waarvoor mijn nichtjes en neefjes haar niet
weinig erkentelijk zullen zijn.
Een onbekende vulde eveneens in
niet geringe mate mijn voorraad Vcrkadc's
plaatjes aan, waarvoor ik haar hartelijk
dank zeg.
H
A
R
L
I
N G
A
A
L
S
M
E E
R
U
s
I.
A
N D
L
E
I
D
E
N
I
E
P
E
N
N
E
u
S
G
A
L
E
G
N.
E
R
11
Blaffende hondenbijtenniet met
de woorden: fondant, beitel, bijen, heft en
eenden.
Deze week is de prijs ten deel gevallen
aan Nooitgedacht, die hem aan ons
bureau kan laten afhalen.
Mevrouw K zorgde er eveneens voor
«lat ik voortaan aan alle aanvragen vooi
plaatjes van hel Vcrkadc's album „De nine
men en haar vrienden zal kunnen voldoen
De gift van een tweede onbekende
aanvaard ik eveneens in dank. Tot mijn
blijdschap vond ik cr een van Houten's bon
bij waarom rrujn klantjes zullen vechten.
Een van mijn regelmatige ruilhandelam
stuurde me van Nolle'* nierken en film
plaatjes, waarvoor zij of hij graag TliII
bonnen, Vcrkadc's plaatjes cn Kanis-
Gunninkplaatjes oi\tving. Aangezien liii of
zij den naam niet vermeldt, kunnen deze
bonnen en plaatje^ afgehaald worden onder
de letter „X". Een eigenden keer niet ver
geten je schuilnaam op tc geven, hoor!
Zwartkop kan dc nummers 26 cn 29
van „Bloemen cn haar Vrienden" komen
halen
Stormvogeltje krijgt dan eindelijk
haar gevraagde llilles bonnen en Van Nel
le's merken.
Kemphaantje kan één Sunlight bon,
één Van Houten's bon, één hoekenbon cn
wat filmsterren komen afhalen.
Zonnetje. Nieuwe bockenbons heb il-i
niet meer, maar filmsterren en Verkade's
plaatjes kan je natuurlijk wel krijgen.
Tom Mix kan in ruil voor zijn gift
Ilille's bonnen, Verkade's plaatjes en Bo
ni tqbonncn krijgen.
B r u i n o o g zal in haar enveloppe écn
Sunlight-boil, één oude boekenbom Van
Nclle's merken, Verkade's plaatjes en één
Ilille's bon aantreffen.
Herrieschopper kan een Sunlight-
ben afhalen.
Tompoes vindt in dc enveloppe aan
ens bureau Van Nclle's merken, Kwatla-
soldaatjes en een oude boekenbom
Alle bonnen cn plaatjes kunnen Maan
dagmiddag na 3 uur aan ons bureau wor
den afgehaald.
OOM PIM.
DONAT EN DE GOUDEN
KNIKKERS.
Vrij naar een Zwitsersche legende
door
BEATRICE WILLING.
Er was eens een jongen in Zwitserland,
die kon geweldig opsnijden. „Zoo hebben
we zc hier in Holland ook wel," zul je zeg
gen. „Daar hoeven we niet voor naar de
bergen te gaan," en dat is zoo. Maar ik
weet nu toevallig over dezen opschepper
een verhaal, dus nou zal ik het je
maar vertellen ook, dan ben ik het kwijt.
Hij was Sennenbub, dat beteekent dat hij
de koeien moest hoeden van den boer, die
„•Senn" heet in Zwitserland. Hij hielp bij
het melken cn hij het kaas maken hoog
op den Alp, want daar blijven de koeien
den lieelen zomer, omdat het gras daar het
best is, weet je! In den herfst gaan ze dan
weer naar het dal, naar hun stal in het
dorp.
Dat was daar wel een fijn leventje, daar
boven! De koeien aten zich rond en dik
aan het kruidige gras en gaven melk waar
een vingerdik room op lag. En Donat zat
op een grootcn steen toe Ie kijken of ze wel
bleven waar ze blijven moesten, en niet
liepen waar ze niet loopen mochten, want
dat doen koeien graag, het zijn nieuws
gierige heesten, en van afgronden hebben
ze geen verstand. Donat moest dus wel erg
goed oplettén dat zs daar niet intuimelden.
Hij zat daar dan en floot een deuntje,
cn keek zoo nu cn dan eens naar een
groot, zwart hol, hoog boven in een steilen
bergwand, want dat was do feeëngrot.
Daarin woonde de bergfee, zeiden de men-
schen, en niemand had haar ooit gezien,
maar iedereen wist dat ze cr was. Het was
heel prettig als er zoo'n fee in de buurt
woonde. Zij beschermde je Alp, ze zorgde
dat er geen lawines kwamen, dat het gras
goed groeide en het vee overvloedig melk
gaf, maar haar opzoeken in haar geheim
zinnige grot, waar voor op den drempel
een reus lag te slapen, dat durfde toch
niemand!
„Niemand, maar ikke wel," dacht Donat,
„en ik doe het ook nog eens! Wat zullen ze
dan even groote oogen opzetten, die daar
in de hut, de Senn en de onder-Senn en
de groote knecht en de kleine knecht. Ik
zal ze op 'n keer wel eens laten zien wat ik
durf!" En 'hij pakte met een zwaai de
twee emmers vol schuimende melk op om
ze naar dc hut te dragen, want hij had
juist gemolken. De zon was al achter dc
kammen gezonken, en de sneeuw op de
toppen zag eruit als frambozenijs, zoo
prachtig rose.
„Goeienavond," zei hij, toen hij bij dc
hut was gekomen, "n goot de melk in do
groote kaaspan die boven het vuur hing.
„Ook goeienavond" zeiden de Senn en dc
onder Senn cn de groote knecht cn de
kleine knecht, cn toen gingen ze om de
tafel zitten en slaken hun lepel in de pap.
Een poos lang hoorde je niets anders dan
geslik en lcpelgeklik, maar lang duurde het
niet of Donat leunde achterover op zijn
bank tegen den muur, slak zijn duimen
in de armsgaten van zijn geborduurde vest,
en zei gewichtig, met een blik door de open
deur naar buiten, waar jc juist het ronde
gat in den rotswand zag: „Ik denk erover
daar eens een bezoekje te gaan brengen."
„Hup die Donat," zeiden de anderen, cn I
aten rustig door, want zc geloofden er niets
van, maar hol jongste knechtje bleef met
zijn lepel in de lucht zitten en vroeg:
„Watte?"
..Daarzoo,' Donat maakte een beweging
met zijn hoofdje naar de bewuste plaats.
„Ik wil die fee wel 's zien. Ze moet daar
wel aardig wonen." liet knechtje morste
pap np zijn kin van verbazing. „En de
reus dan?" vroeg hij.
„De reus?" vroeg Donat, cn zette zijn
schuine hoedje nog wat schuiner. „Daar
geef ik nou net niks om! Die boks ik toch
zeke»' zóó omver!" En hij slak zijn neus
zoo luog in de lucht, dat je alleen nog
maar zijn neusgaten zag.
„Alle-menschen," zuchtte het jongste
knechtje, en vergat de pap van zijn kin te
vegen, zoo erg onder «.len indruk was hij.
maar de anderen alen door -cn lachten,
want zetpils ik al zei. ze geloofden niets
en niets en niet* van alles wat die
opschepperige Donat vertelde!
.Die verhaaltjes kennen we nou wel van
ie," zei -Ie Senn „Pralen, dut is niets. Doen,
dat is wat!" en hij schrapte den laatste»
lepel uit den schotel, want nu was dc pap
op. Maar Donat stak zijn handen in zijn
zakken en zei: „Nou, dan ga ik maar en
hij wandelde weg zoo rustig als een koe
naar een boterbloem. Maar in zijn hart
dacht hij „Ai!" En nog eens: „Ai! Ik zit
eraan!" Want het is geen kleinigheid een
fco in haar hol te gaan opzoeken, cn om
zoo dadelijl: en direct te gaan, dat was hij
nu eigenlijk niet van plan geweest.
Dat heb ik nu van mijn opscheppen,"
dacht hij. „En hemeltje, wat is die wand
steil!" ITij klom en klom en klom, cn ein
delijk was hij boven. Dc reus lag voor liet
hol, en zag er hcelemaal niet gevaarlijk
uit, dat kwam doordat hij sliep. Hij merkte
niet eens dat Donat zich aan zijn haren
ophecsch, want hij moest over hem heen
klimmen om in de grot te komen; maar
teen hij op zijn voorhoofd stond, zei de
reus: „Pffffft", want hij droomde dat er
een mug hoven zijn neus wandelde, en
meteen woei Donat de grot binnen, want
als een reus maar even blaast is het
meteen een stormwind, dat begrijp je! En
zoo stond hij dan opeens in een prachtige
zaal, met een vloer van doorzichtige, blau
we steen, waar zilveren aderen doorliepen,
en een tafel... nou, van die tafel zal ik
maar niets zeggen, al was die heelemaal
van goud: liever vertel ik je wat erop zat,
want de fee zat erop.
Ja, ze zat op de gouden tafel, daar vlocht
ze haar gouden haren, cn ze was blij dal
Donat kwam, ze verveelde zich juist een
beetje. Hij mocht naast haar op de tafel
zitten, cn daar zat hij nou, cn hij kon maar
niet genoeg naar haar kijken, zoo prachtig
mooi als ze was! En lief, cn lief! Ze lachte
maar cn had een stemmetje dat nog mooier
klonk dan dc mooiste koeienklok, en dat
wil wat zeggen.
„Nou moesten ze me heneden eens zien,"
dacht de jongen, „de Senn en de onder-
Senn en allemaal. Hoe ik daar op de gou
den tafel zit naast de fee! Zij met hun
pap en hun lachen!" Maar dat was nu niet
zoo, en hij kon het hen jammpr genoeg ook
niet gaan vertellen, want hij bleef in het
hol, hij mocht blijven!"
„Zoolang als je wilt," zei de fee. „En we
zullen den heelcn dag samen spelen cn
vreeselijk veel plezier hebben. Alleen moet
je me beloven^me nooit, nooit te volgen in
dat kamertje daar aan het einde van die
zalen, zal je?"
„Nu, natuurlijk beloofde Donat dat, en
hij kreeg een heerlijk leventje. Den lieven
langen dag speelde de fee met hom. Ze bal
den met prachtige, glimmende ballen, die
nooit stuk gingen, en die muziek maakten
als ze door de lucht suisden. De een zong
als een leeuwerik cn de tweede floot als
een sijsje en de derde zei „pierewiet", als
je hem op den grond liet stuiten. Ze maak
ten een glijbaan op dgn glinsterenden blau
wen vloer en de:len er sullebaantje op, en
sems knikkerden ze met knikkers van echt
goud; die hij wron mocht Donat houden,
de fee bewaarde ze in een zak die zo zelf
voor hem geweven had, en hij won niet
altijd, maar toch bijna altijd, dus nu weet
je meteen hoe rijk hij werd!
Op een keer zat hij alleen bij den ingang
van de grot, de fee was naar de kamer ge
gaan waar hij niet komen mocht, en de
reus sliep, die sliep altijd, het was een saaie
reus.
„Ik verveel me," dacht Donat. „Eigenlijk
vind ik er niets aan om gouden knikkers
te winnen als cr toch niemand is aan wie
ik ze kan laten zien, ik kan hier nou let
terlijk tegen niemand opscheppen!" En
daar ging die dommerd nu over piekeren
en zette een gezicht om van te rillen zoo
zwart, cn de reus werd wakker en zei ver
achtelijk: „pffffft", want reuzen kunnen ge
dachten lozen, ook als zc slapen.
Nu weet je wat er gebeurt als een reus
wakker wordt en „pffffft" zegt. Opeens
vloog Donat als door een storm geblazen,
de zaal door, nog een zaal door en nog een,
tot hij voor die cene kamer stond, die
kamer waar hij niet binnen mocht gaan,
weet je wel? Nu denk jc zeker dat hij het
niet deed, omdat dc fee het hem verboden
had, maar hij deed liet wel. Hij dacht:
„Misschien is daar binnen nog iets veel
mooiers dan alles wat ik al gezien heb, en
wat zullen ze daór dan beneden Kveer van
zeggen als ik het hen vertel!" En hij stoot
te met zijn voet legen de deur die op een
kier stond, heel voorzichtig, heel zachtjes..
Hij stak zijn hoofd naar binnen en keek
De fee was cr, en lag op een divan te
slapen. Ze lag rnet haar wang op haar
hand, net al» een heel gewoon, klein
meisje. Niels bizonders. Maar juist wou
Donat teleurgesteld weer weg wou slui
pen, toen hij iets heel geks zag: de fee
had geen gewone voeten, ze had... ganzen-
voeten! Dat had hij nog nooit gezien. Hij
schrok er zoo van, dat hij hcelemaal ver
gat dat hij stil moest zijn. „Ooooooo!" riep
hij uit, cn nog eens: Oooooooo!
Ze werd wakker. Rood als een framboos
van woede werd ze. „Weg! En gauw weg!"
nep ze. Mijn huis uit! Ongehoorzame!" En
ze gooide hem den zak met knikkers naar
zijn hoofd.
Zooals die Donat holde, den zak over zijn
schouder. Hij tuimelde haast den berg af.
En inlusschen dacht hij: „Lekker, ik ben
oen rijk man, mol al mijn goud, cn nu
kan ik hc-t ze gaan vertellen!"
Beneden waren zc juist aan het feest vie
ren, want liet was 14 Augustus, kaasdag.
Dan mogen alle mcnschcn uit het dal, die
geen eigen vee hebben den Alp opkomen,
met zakken en manden, en alles waar jc
maar wat in kunnen stoppen, en die wor
den dan gevuld met kaas en groote, gele
boterballen. Dan krijgen ze zoo maar voor
niets, dus het is begrijpelijk dat zc zich
al een heclen tijd van tevoren op kaasdag
verheugen.
De menschen zaten daar dan onder dë
hoornen in het gras en waren erg in hun
schik, want de Senn was een vrijgevig man,
die keek niet op een kaasje. Op een groote
boterton stond er een harmonika te spe
len, en het jongste knechtje kw^am juist
de hut uit niet een schaal zuren room, die
zoo vol was dat hij er allebei zijn duimen
in hegroef.
„Juclihé!' riepen de menschen, dat is:
Hoera!
„Juclihé!" riep er nog een, een die de hel
ling af kwam hollen met een grooten zak
over zijn schouder. „Daar hen ik! Daar hen
ik weer!" En hij zette den harmonikaspe-
ler op den grond en klom zelf op de ton,
zoo kon iedereen hem goed zien.
En toen, cn toen eindelijk... nou, toen
vertelde hij, vertelde alles wat wij al weten
en nog een beclc hoop meer, natuurlijk,
dat snap jc, want jo kent hem nu.
En de menschen riepen: Oooo! cn lieten
hun mond open hangen van verbazing, cn
schudden hun hoofd, en sloegen hun han
den in elkaar, het was verrukkelijk.
Maar de Senn en de onder-Senn en de
knechten haalden hun schouders op cn
lachten maar eens, en het kleinste knechtje
likte bedaard zijn duimen af, want die was
nu ook wel wijzer geworden.
Maar kijk, kijk, kijk dan!" riep Donat, en
haalde zijn zak van zijn schouder, dc zak
met den schat waarvoor je honderdduizend
bonte koeien kon koopen, en de heele
wereld er nog bij (zei hij) en dien zak hield
hij op, deed hij open
En iedereen, iedereen keek
En toenToen niets.
Want er was geen goud in den zak, geen
kruimeltje. Wat er wèl in zat durf ik je
haast niet te vertellen, het is zoo vreeselijk
onfatsoenlijk. Ik zal 't heel zachtjes zeg
gen, in je oor, en zoo netjes als 't kan...
Dc zak was gevuld met ietsHm
O jakkie... van een geit!
Dus geen gouden knikkers.
En nou is het verhaal uit. Bij Donat op
zijn ton zullen we maar niet te lang stil
staan. Hij viel er trouwens af. Hij is weg
gehold, heel. heel ver weg, en hij is nooit
meer teruggekomen. Maar of hij óok nooit
meer heeft opgeschept? Ik weet liet niet.
Wat denk jij?