SEIK?È)
ONS SUCCES IS
UWSUCCES
STOOMWASSCHERIJ
DE KOLK
MEER BETALEN
ZOU DWAASHEID ZIJN!
KOFFIE 7
EEN KABOUTER
GESCHIEDENIS
STOUTERDS!
ANNIE'S DROOM
MACHINALE OP AAKWASCH
KASTKLAAR
KRAAK HELDER
GOEDKOOP
F. VAN HOFWEGEN
BLEEKEHSTRAAT 37 TELEFOON 16
De beste koffie, Hulsko's
Setnkoffiekost nu 25 et,
per pond l Hulsko heeft
één soort: het bestel In
gepatenteerde, luchtdichte
verpakking. - Vraagt Uw
Winkelierl
HULSKll^.
Dt KOFFIE WAAR PIT IN «Tl
door
C. E. DE L1LLE IIOGERWAARD.
Vroolijk, een kabouter, die zijn naam
alle eer aandeed, liep met een glunder ge
zicht door 't stillo bosch. Hij lachte in zijn
eentje en dacht stellig aan iels prettigs.
Niemand zag hem daar loopen, want 't was
nacht. De menschen en kinderen sliepen
dus. En de andere kabouters? Die hadden
een gewichtige vergadering. Er waren na
melijk bij Langhaard, den kabouter-ko
ning, verscheiden klachten ingekomen
over Vlugvoet, een kabouter, die niet be
paald door ijver of vlugheid uitmuntte en
schande bracht over zijn naam, welken
zijn ouders hem bij zijn geboorte gegeven
hadden.
Koning Langhaard was hierover zeer
vertoornd geworden en had laten bekend
maken, dat alle kabouters uit het geheele
bosch moesten samenkomen om een mid
del te verzinnen, waardoor zij Vlugvoet
van zijn kwaal genezen konden. Ja, de Ko
ning loofde zelfs een groote som gelds uit
voor dengene, die het beste middel wist.
Geen wonder dus, dat de vergadering
druk bezocht werd, want welke kabouter
zou niet gaarne den prijs winnen? In de
drie dagen, welke dezen gewichtigen avond
voorafgingen, was er geen kabouter ge
weest, die niet ernstig en lang over het ge
val had nagedacht. De meesten meenden
wel iets goeds gevonden te hebben en de
enkelen, die hierin niet geslaagd waren,
hadden toch hun schreden gericht naar
de open plek in het bosch, de vergader
ruimte.
Zij hoopten altijd nog. een goeden inval
te krijgen al was het dan ook op het aller
laatste oogenblik in de vergadering.
Alleen Vroolijk, dat opgewekte kabouter
tje, liep nog rond in het bosch, waar het
nu zoo heerlijk rustig was.
De maan, daarboven, vergezelde hem
wel, maar die maakte niet het minste ge
luid, al scheen hij dan ook nog zoo'n schik
in kabouter Vroolijk te hebben. Wat die
maan lachte! 't Leek wel, of ze deden: wie
't vroolijkst kijken kon!
En terwijl dit tweetal elkaar nu en dan
toelachte, willen wij eens een kijkje op de
kabouter-vergadering nemen, waarvan ko
ning Langhaard zelf president was.
Op zijn paddenstoel-troon gezeten, die
door zes kabouters naar de open ruimte ge
dragen was, keek hij onderzoekend in het
rond, liet zou toch niet aan de aandacht
der openlucht-bewoners ontsnapt zijn, dat
kabouter Vlugvoet zich onder de bezoekers
der vergadering bevond? Want natuurlijk
mocht die niet tegenwoordig zijn! Maar
neen, hoe de kabouterkoning ook tuurde
en gluurde, nergens kon hij ook maar een
spoor van het mannetje ontdekken.
Natuurlijk niet: Vlugvoet lag in bed, was
de eenige kabouter in het heele bosch, die
dien nacht sliep. Hij was immers een echte
slaapmuts! Zou hij dan heelemaal niet ge
merkt hebben, wat er gaande was? Och, de
anderen waren slim genoeg om alles voor
hem te verzwijgen, want als hun middel
succes zou hebben, mocht kabouter Vlug
voet er natuurlijk geen erg in hebben! Hij
zou, als hij 't wist, op zijn hoede zijn en
het middel om hem van zijn luiheid te ge
nezen het mocht dan zoo goed zijn, als 't
maar kon! zou zeker zonder eenige uit
werking blijven. Neen, do kabouter-koning
behoefde heusch niet bang te zijn, dat hem
iets ter oore gekomen was!
Nadat koning Langhaard de vergadering
geopend had, werden de namen der kabou
ters, die men verwachten kon, voorgele
zen. Niemand ontbrak op 't appèl, ja toch,
één was er, die niet aanwezig bleek te zijn.
Dit was kabouter Vroolijk.
„Als die maar niets in zijn schild voert!"
dacht koning Langhaard.
De kabouter-koning en zijn eerste minis
ter, Puntschoen, keken elkaar veelbeteeke-
nend aan.
't Zou de eerste keer niet zijn, dat kabou*
ter Vroolijk uitmuntte in vindingrijkheid.
De verschillende sprekers kwamen aan
het woord. Het groote getal in aanmerking
genomen, mocht ieder sleohts over drie mi
nuten beschikken, waarin hij zijn plan dus
zeer beknopt moest mededeelcn. Ter rech
terzijde van den koning zat de jury, een
dozijn kabouters, die de verschillende voor
stellen opteekendon om later het beste te
bekronen. Zij vonden het erg jammer, dat
Moor verraste op een dag
Ons eens met... vier kleuters.
Och, die hondenkindertjes
Waren zulke peuters!
door
C. E. DE LILLE IIOGERWAARD.
'I Raadsel werd gauw opgelost
Eén blik in Moors mandje
En,., daar zagen wij den bal! -
Zwart, het bij-de-handje
Ze krioelden in Moors mand,
Konden heel niet zien nog.
Maar dat werd wel beter, hoor,
Na een dag of tien toch!
Kleine hondjes groeiden goed,
Waren zulke snoesjes.
Spelen als dat goedje kon.
Echte robbedoesjes!
Op een keer was onze hal
Plotseling verdwenen.
Waar ging toch die mooie bal
Op zijn eentje henen?
En de deugnjet uit het nest,
Had hem stil genomen.
Zeker dacht hij: Daar zal toch
-r Niemand achter komen!
O, wat hadden zij een pret!
Iloe die hal toch rolde
En het jonge hondenvolk
Er maar steeds mee solde!
Eind'lijk zei ons broertje Jan.
Laat ze V maar me® spelen.
Steeds hetzelfde spel zal vast
Éénmaal wel vervelen!
Maar dat had broer Jan toch mis,
Want in 't hondennestje
Lag dien avond van den bal...
Maar een zielig restje!
(Nadruk verboden).
zij zelf niet konden meedoen, maar.....
jury-lid te zijn is een ecrebaantje en daar
voor heeft een kabouter heel wat over.
De vorgadering kreeg de meest uitéén-
loopende voorstellen te hooren Soms
schudde koning Langhaard verveeld het
hoofd, een enkel maal knikte hij en stak
de lippen vooruit, alsof hij zeggen wil
de: „Nog zoo kwaad niet!
Geen enkel plan echter werd geestdriftig
door hom ontvangen. Zelfs zijn eerste mi
nister, de steunpilaar van zijn regeering,
die hem het vorige jaar tijdens zijn ern
stige ziekte, zou trouw en goed vervangen
had, kon hem nu goen bevredigend ant
woord op zijn vraag geven.
Bijna begon de kabouter-koning den
moed te verliezen. Zóóveel raadgevingen
en niet één, die hem afdoende voorkwam!
Waar zat kabouter Vroolijk toch?! Die
zou wel raad geweten hebben! 't Was nu te
laat om hem nog een boodschap te sturen,
want hij woonde heelemaal aan H andere
eind van 't bosch en het liep reeds naar
het sluitings uur.
Koning Langhaard greep eens naar zijn
baard, zooals hij altijd deed, wanneer hij
ernstig nadacht, toende open lucht-
bewakers iemand op do vergadering toelie
ten en die iemand waskabouter Vroo
lijk, die daar met zijn iputs in de handen
bleef staan ep zóó vroolijk keek, dat zelfs
koning Langhaard niet boos kon zijn om
zijn te-laat-koinenl
Zoodra hij het woord kreeg, bood hij zijn
verontschuldigingen aan cn vertelde:
„Mijn plan was niet eerder voor uitvoe
ring vatbaar, want ik weet, dat kabouter
Vlugvoet in den voornacht nooit vast slaapt
en hij pas in den nanacht in den dut is.
Voorzichtig heb ik zooeven in zijn kamer
tje gegluurd en hij slaapt als een os. En
nu kom ik met het volgende voorstel.
Heel zacht moeten één of twee van ons
bij hem binnendringen en de kleeren, wel
ke gisteravond door hem uitgetrokken wor
den en in zijn kamer hangen, in hst bosch
verstoppen. Kou kan hij niet vatten, want
hij draagt een flanellen pypma, zag ik
juist. Ook zijn mooie puntschoenen moeten
wij niet vergelen. Zijn oude sloffen kunnen
vvo laten staan, want hij kan toch niet op
bloote voeten of op zijn kousen door het
bosch loopen!
Verwondering stond op aller gezicht te
lezen. Door het bosch loopen?! En
kabouter Vlugvoet lag in bed! Hoe kon dat
nu?
Kabouter Vroolijk sprak door.
„Als we alles in het bosch verstopt heb
ben, (geen twee dingen op dezelfde plaats!)
moet kabouter Schelletoon door zijn hoorn
roepen:
Vlugvoet, Vlugvoct, waar ben jij?
Loop je kleeren niet voorbij!
Zoek dan, Vlugvoet, zoek eens goed,
Waar je toch wol wezen moet!
Kleed je keurig netjes aan;
-rrJij moet naar den koning gaan!
Die zal jou wat zeggen, vriend!
En geloof me, 't is verdiend!
Vlygvoet zal dan natuurlijk beginnen
met zijn kleeren te zoeken en nu rnoet bij
elk kleedingstuk, dat in een holien boom
of in de struiken verstopt is, een kabouter
staan, die zoodra Vlugvoet er aankomt
zingt:
—Vlugvoet, Vlugvoct, haast je, vent,
Opdat jij to laat niet bept!
- Koning Langhaard wacht niet lang
En ik bon een beetje bang,
Dat. je krijgt een zware straf!
Toe dan, Vlugvoel, loop in draf!
Zoek je kleeren bij elkaar.
Eén stuk ligt er hier zoowaar!
We zullen eens zien, of hij dan piet
draaft!" zei kabouter Vroolijk tot besluit.
Met algeipeepe stemmen W4 dit Plan
goedgekeurd en onmiddellijk voor uitvoe
ring vatbaar verklaard.
Kabouter Vroolijk en zijn collega Kleiu-
man zouden vooruitgaan orn Jieel behoed
zaam in de kamer vah Vlugvoet binnen te
dringen en zijp zaakjes weg te nemen. Dan
volgde Schelletoon, do hoornblazer, en
even daarna kwamen de acht kabouters,
die het goetj verstoppen moesten.
De jury zou op eenigen afstand alles ga
deslaan.
De andere kabouters, die stil naar huis
moesten gaan om geen argwaan op te wek
ken, vonden het wel erg jammer, niets te
„Nacht Annie!"
„Nacht mammie!"
„Ga je lekker slapen?"
„Ja mammie'"
„Dat is goed, hoor! Wel te rusten. mijn
kind!"
Moeder blijft nog even bij 't bedje staan,
totdat Annie slaapt. Dan gaat ze in de ka
mer daarnaast aan de tafel zitten en ze
neemt haar naaiwerk weer op
Annie slaapt al... maar... ze droomt...
ze droomt, dat ze er weer uitgaat... en...
ze staat op eens vlak voor de school!
Wat is het daar donker! En al de kin
deren zijn weg. Daar gaat de schooldeur
open. 't Is licht in de gang. Ze gaat naar
binnen. Ze ziet niemand. Ze loopt door
naar haar klasse, waar een 2 op de deur
staat. Daar binnen is het ook licht, maar
stü» dat het er is!
Ze is er heelemaal alleen.
De haan op de plaat aan den muur kijkt
haar aan. Zie je nu wel, dat hij hèèr aan
kijkt? En Beppie zei vanmorgen nog: „Hij
kijkt niet naar jou. Hij kijkt naar mij!"
„Nietes!" had Annie gezegd. „Naar mij
kijkt hij!"
Toen hadden ze samen gekibbeld en de
juffrouw had gezegd:
„Annie! Blijf om twaalf uur eens even
zitten!"
Ja, toen moest ze school blijven en dat
was nog nooit gebeurd.
Kijk! Daar lagen de leien op dfl tafel!
De juffrouw had de sommen na schooltijd
nagekeken en nu zouden ze morgen de
leien terugkrijgen. Even kijken, hoeveel
sommen ze goed heeft.
De bovenste lei is van Piet, Acht goed.
Ei ei!
Jan: drie goed. Wat een domoor!
Bertha: acht goed. Die heeft vast afge-
ken, want ze is wat een dom meisje.
Beppie: tien goed. Hè!
Annie: wat staat er? Is dat haar lei wel?
Ja, gerust! Kijk maar: Annie staat er op.
Dat heeft ze zelf geschreven met haar nieu
we fabergriffel. En daar staat... twee goed!
Wat zal de juffrouw morgen wel zeg
gen? O, ze hoort het al! „Annie, kind, hoe
komt het, dat je maar twee sommen goed
hebt? Komt dat misschien door die ruzie
met Beppie?"
En dan zal Beppie stil rechtuit kijken en
denken: „Ik heb er lekker tien goed!"
„O, wat zal ze er aan doen? De uitkom
sten veranderen?... Beppie heeft er tien
goedNeen, dat zou niet eerlijk wezen.
Wacht! Ze zal ze nog eens maken aan den
anderen kant van de lei. Dan heeft zij ze
toch zelf gemaakt. Dat is toch eigen werk.
Gauw dan maar!
„Zes en vier is tien, en vijf is vijftien, en
drie erbij is achttien..."
Piep! zegt de deur. Daar komt de juf
frouw binnen. Gunst!
„Dag Annie!"
„Dag juffrouw!" zegt Annie met een be
nepen stemmetje.
„Hoe komt het, dat je maar twee som
men goed hebt?"
„Ik wou ze nu overmaken."
„Neen, dat mag je niet doen. Al zou je
ze nu alle tien goed maken, dan is Bcppie's
werk toch nog beter; die hoeft ze in eens
goed gemaakt. Waarover hadden jullie het
vanmorgen zoo druk, toen je straf kreeg?"
Annie, huilend: „Die haan keek niet naar
Beppie! Hij keek naar mij! Maar... (ze
wordt wakker)... dat is de haan niet!...
dat... dat is... mammie!"
„Zeker, mijn kind! Dat ben ik! Wat
scheelt er aan?
Waarom huil je in je slaap? Toe, kindje,
draai je eens om. Je zult gedroomd hebben.
Zoo! Lig je nu beter? Nacht, Annie!"
„Nacht, mammie!"
En Annie slaapt weer gerust
G. J. V.
(Nadruk verboden).
zien. Zij besloten ecljler allen goed te luis
teren, want het was best mogelijk, dat er
een kabouter vlak hij hun huisje zijn liedje
zou zingen. Als dat zoo was, zou een
kiertje van het gordijn voldoende zijn om
alles te kunnen zien. En... mocht er geen
enkel kabouterliedje in de nabijheid van
zijn huisje gozongen worden en er dus
niets te zien zijn, dan zou hij nwgen alles
wel haarfijn lezen in de kabouterkrant,
die tweemaal per dag verscheen.
Weldra waren de zaakjes van kabouter
Vlugvoet weggenomen en verstopt en had
de hoornblazer zijn lied vlak voor het ven
ster van Vlugvoet uitgebazuind.
Ons kaboutertje ontwaakte, luisterde
en..i zocht zijn kleeren. Maar hoe hij ook
in alle hoeken en zelfs onder zijn bed keek,
yipden deed hij niets!
Daar hoorde hij een kabouter zingen:
Vlugvoet, Vlugvoet, haast je, vent,
Opdat jij te laat niet bent!
Koning Langhaard wacht niet lang
En ik ben een beetje bang,
Dat je krijgt een zware straf!
Toe aan, Vlugvoet, loop in draf!
Zoek je kleeren bij elkaar,
Eén stuk ligt er hier zoowaar!
Kabouter Vlugvoet wreef zich de oogen
uit enging op 't geluid af. Toen hij hoor
de, dat de Koning niet lang wachtte, liep
hij werkelijk op een draf. Gelukkig, daar
had hij ten minste een schoen! Op dit
oogenblik klonk hetzelfde lied van een an-