SÊIKP3) ONS SUCCES IS UWSUCCES STOOMWASSCHERIJ DE KOLK MEER BETALEM ZGU DWAASHEID ZIJN! HULSKO N KOFFIE DE DORUS RIJKERS UIT DE VADERL. GESCHIEDENIS machinale op aakwasch kastklaar kraak helder GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRAAT 37 TELEFOON 6 De beste koffie, Hulsko's Selnkoffiekost nu 25 cl per pond I Hulsko heeft één soorti het bestel In gepatenteerde, luchtdichte verpakking. - Vraagt Uw Winkelier I de koffie waar pit in ziti „Waar is Ben, Mams?" vroeg Loes, toen ze thuiskwam en haar fiets nog even op de Btoep liet staan. Moeder had de deur open getrokken en stond boven aan de trap. „Die is zwemmen. Moet je 'm hebben?" „Ja. Ilij heeft beloofd m'n fiets schoon <e maken. Die ziet er zoo uit. 't Is meer idan schande." „Ben zal zóó wel komen. Hij is al meer Han een uur weg. Zet je fiets maar zoolang in de gang." Loes deed 't. Naast de trap van hun bo venwoning was een ruimte, waar juist drie fietsen konden staan, 't Karretje zag grijs yan de stof. Loes klom naar boven en begon aan haar Nverk. 't Was koel in de voorkamer, waar 'de zon al weg was. De ramen stonden wijd 'open en 't was, of de frisschc geur van het Water naar binnen kwam. In het voorjaar waren ze naar dit aardige plekje verhuisd, 'dat uitzag op het kanaal. Een zeiljacht trok voorbij. Het witte zeil stond bol. Een twaalftal kano's met jongens en meisjes er Id, krioelde door elkaar. Loes zuchtte. Hoe graag had ze ook zoo'» Blank vaartuigje gehad, Maar vader zei, dat hij er niet over dacht zoo'n ding te koo- pen. Daar kwam Ben binnen. Loes had hem niet naar boven hooren komen. „Hé, wat kijk je sip," merkte het zusje op. Moeder zag 't ook en vroeg: „Is er wat, Ben?" „Ja, zeker is er wat: Ik moet een kano hebben." >,Zoo," zei moeder, „cn waarvoor?" „In Juli bestaat onze zwemschool tien Jaar en dan wordt er voor de leden een feest gegeven: een kanofeest. En zeg u me nu eens, hoe je aan een kan o-feest ïnee kan doen zonder kano." „Dan huur je er een," vond Locs uit. 1 „Zeker. Dacht je, dat je met een gehuur de kano een snelheidsprijs kon winnen? Neen, hoor, je moet je vaartuigje eerst goed teeren kennen cn oefenenoefenen. Ik kan toch niet eiken dag een kano huren. Dan konden we er evengoed een koopen." i „Wat moet er gekocht worden?" vroeg Vader, die juist dc kamer inkwam. „Een kano," legde Ben uit. I „Zoo, zoo." Ben deed nog eens het verhaal van het kano-feest en besloot: l „Bij Stramrood heb ik een jofel ding ge- Hen voor 30.—." I „In geen 30 jaar," zei vader beslist. I „Ruud heeft er zelf een gemaakt. Die Somt maar op 15," vertelde Ben. „Zoo'n ding is zóó maar niet af. En 't is bok ieders werk niet. Bovendien, ik kan geen 15 uit m'n mouw schudden: 't Ver huizen heeft geld gekost cn nog salarisver laging bovendien." „Met al dat verlagen gaan de pretjes van 3e kinderen naar dc maan," mopperdo Den. Vader zuchtte, moeder peinsde cn re kende. Met veel lawaai kwam Man thuis. Hij was Öe oudste, zat in de derde klas van dc li fe. S. „Zoo'n bof," riep hij, binnenkomend, ..ik ga morgenmiddag den heelen middag ka- Hoen, hier in 't kanaal cn in dc singels." „Heb je dan een kano?" vroeg Ben dade lijk vol belangstelling. „Ja, mannetje. En een heel fijne ook* e flying Dutchman." „Spreek Ilollandsch, alsjeblief," riep Loes „Do vliegende Hollander dan. Öij is van Tom. Morgen gaat hij met z'n heele familie naar de koperen bruiloft van fc'n oom. Hij vindt 't jammer, dat The flying Dutchman De vliegende Hollander." fricl Loes hem in de rede. Ze ijverde voor haar taal. „Nou ja," bromde Han, „Tom vindt 't Jammer, dat 't bootje stil ligt met dit mooie fr'eer. Hier heb ik den sleutel." Han gooide 'm omhoog en wou 'n weei bpvangen, maar Ben was 'm vóór en liep *°et 't dirig weg, nagezeten door z'n broer. „Nu ga ik roeien, lekker," plaagde Ben. Han wou kwaad worden, maar bedacht, dat de jongen niet eens wist, waar het boot je vastgemeerd lag. Dat zei hij ook aan Beiiv Met 't gevolg, dat hij den sleutel te- Wkreeg. „Is 't een tweepersoons?" vroeg Ben hoop vol. „Neen, hij is voor één. Zalig middagje." Den volgenden dag, dadelijk na de kof fie verdween Han naar boven! Moeder dacht, dat hij een oud pak ging aandoen Maar neen, de roeier kwam terug met z'n wijde, lange pofbroek nog aan en de blau we blazer met gouden knoopen over zijn polohemd. „Ga je zóó roeien?" informeerde moeder. „Moet ie omduikelen," grinnikte Loes, „is z'n mooie ballonbroek kletsnat. Misschien drijft ie er wel op." „Dat zou toch zonde wezen," vond moe der. liet kleedingstuk was pas nieuw, ge heel volgens den smaak van den H.B.S.-er. Loes beweerde, dat haar broer zóó inge nomen was met z'n moderne broek, dat hij 't jammer vond, dat ie 'm bij 't naar bed gaan uit moest trekken. Moeder herhaalde haar vraag. „Neen, moeder. M'n badpak heb ik er onder." Han sloeg op zijn borst als aan wijzing, groette en verdween op zijn fiets. Ben maakte eerst Loes' karretje schoon en ging toen aan 't kanaal zitten uitkij ken, of Han voorbij zou komen. Hij had een stille hoop, dat hij eens in de kano mocht. Hij kon 't heel goed. In 't zwembad was ook een kano en daarmee had hij meerma len geoefend. „Ga je mee voetballen Ben?" vroegen de buurjongens, die langs kwamen. „Nee!" seinde Ben terug. Tegen vier uur kwam Han voorbij, aan den overkant heelemaal. 't Was een fijne boot, net zoo één, als hij bij Stramrood had gezien. Die verkocht allemaal van die mooie sportdingen. Ben riep, maar Ilan roeide door. Kwaad stond de jongen op. 't Leek, of hij niets meer van 't water wilde weten. Hij liep een zijstraat in. Wacht, hij zou eens gaan kijken bij de werkplaats van Zwaan. Reuze dingen maakte die vent altijd. Laatst een heele machine voor een laboratorium. De deur stond open. Ben liep naar binnen en bleef staan kijken, hoe de man twee stuk jes zink aan elkaar soldeerde. Eerst wreef hij er met een kwastje wat vocht over. „Waarom doe je cr water aan?" vroeg Ben. ,,'t Is geen gewoon water, maar soldeer- water, anders houdt 't niet. Moet je niet gaan roeien?" ,,'k Heb geen kano." „Koop er een." „Moet je eerst geld hebben. En rn n vader heeft alweer salarisverlaging gehad." Zwaan legde den soldeerbout neer, bleef in gedachten staan, met z'n vinger langs z'n neus. „Wat is er?" vroeg Ben. „Ik moet nog een kano hebben," be dacht de man. ,Ecn échte?" „Ja, zeker. Een beste. Ik heb 'm indertijd zelf gemaakt voor m'n jongens. Maar ja, die jongens van mij zwalken nu op zee." „Zouzou 't hout niet vermolmd we zen?" informeerde Ben. „Vermolmd, zeg je? Neen, ventje, dat kan niet. 't Bootje is van zink." „Van zink?" herhaalde Ben verwonderd en dacht aan hun zinken badteil. ,I\om maar eens mee," zei Zwaan en ging Ben voor naar dc bergplaats „Zoo, klim jij dat laddertje eens op cn kijk in den rechterhoek." Ben deed 't. „Ja, ja, hij staat er," riep hij verrukt. „Kan je 't ding meebrengen? Ben sjouwde het bootje tot bij de ladder. Zwaan pakte 't aan. ,,'t Ligt goed vast," vertelde de man. „En lug, dat 't gaat! Dat komt, omdat 't zoo spits toeloopt van voren." Ben monsterde het vaartuigje, 't Was blauw geschilderd, maar hier en daar was de verf er af. In't midden was een zitbank je. De pagaai, waarmee geroeid moest wor den lag in 't bootje. Op eens ontdekte Ben den naam. „Dorus Rijkers, heet ie," liep Ben blij, „dat vind ik een jofele naam." „Een heldennaam," knikte Zwaan en stak zijn kort pijpje op. „Je moet 't een kwastje geven." „Dat zal ik zeker doen," glunderde de jongen. „En ennekost de kano wat?" „Weineen, hoor! Hij lag daar toch maar yoor oud vun.* „Dank u wel," zei de jongen blij en gauw vertelde hij van het kanofeest. Zwaan lachte en zei: „Geluk ermee, Ben." Wat keken moeder cn Locs op, toen Ben met z'n kano thuis kwam. Gauw vertelde hij er alles van. En hij mocht voor moeder direct ccn busje blauwe verf cn een kwast gaan halen. Weldra was de jongen druk aan 't schil deren; de kano lag onderste boven op het achterbalcon. Moeder en Loes keken toe. Op eens stond Han achter hen. Hij had een sleutel. „Hèdeden moeder en Loes verwon derd. Han stond daar in een oude, verschoten, vreemde regenjas met zijn bloote voeten in een paar gympjes. Ben keek op. „O, lig je met dc kano aan den wal?" vroeg hij, „mag ik er eens in?" „De kano is alweer opgeborgen, maar... maar Han haperde. „Wat maar?" drong moeder aan. „Ze hebben m'n kleeren gestolen" „I*Iè," zei moeder ongeloovig. „Heusch. Ik had m'n kleeren uitgetrokken tn op een hoopje bij den boom gelegd, waar de kano was gemeerd, onder 't dekzeil van de boot. En toen ik terugkwam, waren ze weg." „Ileb je wel goed gekeken?" opperde moeder. „Natuurlijk, 't Zeil hebben zo laten lig gen." „M'n schoenen, m'n kousen, m'n polo- shirt, m'n blazer...." „En de ballonbroek, alles foetsie," vulde Ben aan. ,,'t Is 'n reuzestrop," vond moeder. „Deze jas lag gelukkig in de kano, onder de bank," ,Je zal weer met de korte broek naar school moeten, Ilan," bracht Loes in 't mid den. „Ga je aanklecden cn onmiddellijk naar de politie om 't te vertellen," besliste moe der. Zoo gebeurde 't, voorloopig zonder resul taat. De prettige stemming van Hans mid dag zakte geweldig. Hij was heel niet opge wonden over Bens kano. noemde 't een badkuip, wat allen erg onaardig vonden. Vader bromde, toen hij thuiskwam en van Hans strop hoorde. Maar voor Ben vond hij Dorus R ij k e r s een meevaller. De kleeren kwamen niet terecht. Maar Bens kano kwam klaar. Duidelijk prijkte met witte, opgefrischtc letters Dorus II ij kers op den achtersteven. Het bootje lag vast op 't water en Ben oefende eiken dag Met 't feest maakte hij geen kwaad figuur en kreeg den derden snelheidsprijs. 's Avonds voer de Dorus Rijkers met lampions versierd mee in den kano-boottocht. liecle tochten ging Ben 's Woensdags- en 's Zaterdagsmiddags maken Op een van die middagen was 't zijn plan: de Vecht een eindje af le roeien. Daarvoor moest hij door do sluizen. Doch de sluizen waren dicht. De sluiswachter vertelde, dat ze bin nenkort open zouden gaan. Inderdaad vlood t water door een smalle opening tusschen dc sluisdeuren als een waterval omlaag. Een golfslag ontstond in het water en Bens bootje dobberde op cn neer. Op eens klonk een gil en een plons. Men- schen holden naar den wal en riepen ang stig: „Een kind in 't water." Ben zag 't, roeide cr heen en stak het meisje zijn pagaai toe, welke 't kind ge lukkig greep. Maar daardoor kantelde bij na de kano, die toch, in de nabijheid van het neerstroomende water, geweldig schom melde. Met gevaar voor zijn eigen leven trok Ben dc pagaai naar zich toe en greep t kind. Maar het lichte bootje vatte nu water cn verdween onder den roeier, die om tuimelde in het water, doch het kind niet losliet. Juist verscheen de sluiswachter met dreg, zoodat dc beide drenkelingen aan wal gebracht konden worden. Dank zij Bens onmiddellijk naderbij komen, was 't kind gered. De ouders namen weldra dc kleine mee. Ben werd in de buurt van droge kleeren voorzien en moest zonder kano naar huis gaan. De sluiswachter zou het bootje omhoog halen met de dreg. De pagaai had 't kind krampachtig vastgehou den. i^Vas Han na z'n roeitocht zonder klce- Terf" thuisgekomen, nu verscheed'Ben "zon- door C. E. DE LILLE HOGKRWAARD 't Is vliegertijd. Dc vliegers Staan hoog, hoog in do lucht, liet windje waait en blaast er Ilcel hard. Ilct is een klucht! Ze dansen en ze springen Als wilden z' cr vandoor! Maar stevig is ons touwtje. Zoo mak'lijk gaat 't niet, hoor! Zijn onze mooie vliegers Te hoog gestegen, dan Haalt ieder in zijn touwtje, Daar houden ze niet van. Nee, vliegertjes, het helpt niet: Al ruk j' ook nog zoo hard, Al duikel cn al trek je, Al kijk je leelijk zwart! Wij willen je niet missen, Kom naar beneden vlug! Dan mag j' een ander keertje Naar boven weer terug! (Nadruk verboden). der boot Maar hij kreeg het verlorene wèl terug meteen armbandhorloge met inscriptie als een herinnering aan zijn moedige daad. Bons kano was met recht een Dorus R ij k c r s. En de jongen is al vast begonnen dien naam oer aan te doen. .1. II. BRÏNKGREVE (Nadruk verboden). ENTROP WIE IS EN V/IE HEEFT? Wie is: 1. Van den toren gesprongen? 2. In een boekenkist ontvlucht? 3. In 't Ilollandsch Diep verdronken? 4. Naar 't haantje van den toren ge klommen? 5. Gesneuveld bij Ileiligerlec? G. Vermoord door Balthazar Gerards? 7. Op bloote voeten te Grave over het ijs vervoerd? 8. In een kaasschip naar Duitschland ge vlucht? 9. Met zijn paard bij Hoogwoud door 't ijs gezakt? 10. Als man verkleed uit de gevangenis ontvlucht? 11. Gestorven, doordat zij van het paard viel? 12. Te Antwerpen met zijn schip in de lucht gevlogen? 13. Ontvlucht in een metselaarspak? li. "Door de Friezen bij Dokkum ver moord? 15. In den zeeslag bij Tcrheijde gesneu veld? Wie heeft: 1. Op Nova-Zembla overwinterd? 2. Dordrecht gesticht? 3. Aan Vcre ccn fraaien gouden beker geschonken? 4. Den Grooten Postweg op Java doen uanleggen? 5. Breda verrast door middel van een turfschip? 6. De boekdrukkunst uitgevóïiïlen? 7. Den slag op de Zuiderzee gewonnen? 8. Het haringkaken uitgevonden? 9. De eerste reis der Hollanders naar In- dié geleid? 10. De Zilvervloot gewonnen? 11. Amsterdam verlof gegeven, dc keizers kroon boven 't stadswapen te voeren? 12. De „Nachtwacht" geschilderd? 13. Den Vicrdaagschen zeeslag gewonnen? 14. Ilct „Wilhelmus van Nassouwe" ge dicht? 15. Den slag bij Doggersbank verloren? (Nadruk verboden). DE KASTANJES UIT HET VUUR HALEN. Piet heeft een ongeluk gehad in Vaders kamer: een aschbak gebroken. Hij heeft erg het land en zou niets liever willen dan het Vader onmiddellijk vertellen. Vader is echter op reis en komt pas laat in den avond thuis. Piet gaat naar de huiskamer, vertelt Moeder 't gebeurde en vraagt, of hij maar zal opblijven, tot Vader thuis komt. Moeder knikt cn zegt: „Ja, dat is goed! 'k Vind het flink van je, Piet, dat je dat doen wilt en mij de kastanjes niet uit het vuur laat halen." Bij deze laatste woorden is kleine Jantje in de kamer gekomen. Hij weet niets van den gebroken aschbak. Na het eten vraagt hij ernstig: „Moeder, gaat u den haard nog aan maken, vóór Vader thuis komt?" „Welnee, Jantje," antwoordt Moeder. „We hebben nog heelemaal geen behoefte aan een vuurtje. Hoe kom je daar eigenlijk aan?" Jantje zegt nu he.el ernstig: „U hebt toch zelf gezegd, dat U de kastanjes niet uit het vuur wou halen, maar dat het heel flink van Piet was, dat hij zoo lang opbleef. Nou en als de haard niet aan is, kan hij toch geen kastanjes poffen!" Moeder begrijpt haar jongste nu en denkt aan de kastanjes, die Vader verleden jaar in den haard pofte. Jantje kon ook niet weten, dat zij iots heel anders bedoelde! CARLA HOOG. {Nadruk verboden)'.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 15