Verbetering tertiaire wegen 72 millioen zal noodig zijn DE OUD-GEPENSIONEERDE MILITAIREN BETALINGSVERKEER MET DUITSCHLAND DRIE CIRCULAIRES VILLABRAND TE NIJMEGEN DE NIEUWE GOUVERNEUR DER K.M.A. Er zijn in ons land in totaal 6000 K.M. tertiaire wegen Krachtens de Wegenbclastingwet van 1926 wordt de opbrengt van de Wegen- en Rijwielbelasting gestort in het Wegenfonds en benut voer de verbetering en het ónder hond van de voornaamste wegen van ons wegennet. Dit zijn de primaire wegen, waar onder te verstaan de wegen van het Rijks wegenplan en de secundaire wegen, waar toe gerekend kunnen worden de wegen van de Provinciale wegenplannen Ons land telt. builen de bebouwde kom men, ongeveer 25.000 km. verharde wegen; hiervan zijn 3300 km. primèire wegen en 4100 km. secundaire wegen; voor do overi ge 17300 km. wegen worden dus geen gel den uit het Wegenfonds beschikbaar ge steld. Althans voorloopig niet, want bij de instelling van het Wegenfonds stelde de Regeering op den voorgrond, dat in het al gemeen belang de beschikbare Klachten ge concentreerd zouden worden on het pri maire en het secundaire wegennet, en dat eerst nadat deze behoorlijk in orde zouden zijn gebracht, meer bijzondere aandacht aan het tertiaire wegennel zou worden ge schonken. Met den groei van het autoverkeer in het algemeen nam uiteraard ook dii verkeer op de tertiaire wegen, thans op een deel daar van, toestand van deze wegen werd we gens gebrek aan middelen voor verbetering en voor een behoorlijk onderhoud gaande weg slechter. Herhaaldelijk gingen dan ook stemmen op, ook in de Tweede Kamer, om voor de tertiaire wegen een deel der Wegen- en Rijwlelbelasting-geïden te bestemmen, het geen tenslotte voor dc Vereeniging ..Het Nederlandsche Wegencongres" aanleiding was in haar jaarvergadering van Decem ber 1932 een Commissie te benoemen ter bestudeering van de financiering der verbe tering van de tertiaire wegen, Voorzitter van de Commissie was Ir. J. J. Stieltjes, President van het „Nederlandsche Wegencongres"; als Secretaris trad op de heer H. W. O. de Bruyn, Directeur van den A.N.W.B., directie Wegen en Verkeer; ter wijl verder verschillende Rijks en Provin ciale autoriteiten op Waterstaatsgebied en vertegenwoordigers van verschillende be langhebbende groepen en vereenigingen in de Commissie zitting namen. Het rapport van deze Commissie is thans verschenen. In dc eerste plaats geeft zij een omschrijving van de wegen, welke als tertiair worden aangeduid en wil zij daar onder verstaan die wegen, gelegen buiten de bebouwde kommen en niet behoorende tot do Rijks- en Provinciale wegenplannen, welke voor het interlocals verkeer van be- teekenis zijn en direct of indirect aanslui ting op de wegen van de Rijks- en Provin ciale wegenplannen geven en de mazen van het hierdoor gevormde primaire en sucun- daire wegennet op logische wijze verklei nen. Uit de gegevens eener enquête onder de gemeenten cn waterschappen, waartoe de welwillende medewerking werd verkregen van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en de Unie van Waterschaps- L'onden, werd in overleg met Provinciale Waterstaats-autoriteiten door <ie Commis sie samengesteld een schematisch tertiair wcgenplan ter bepaling van de lenRte van het tertiaire wegennet. Op deze wijze ver kreeg do Commissie de volgende gege vens- Voor Groningen450 km. Friesland590 km. Drenthe409 km. Overijssel550 km. Gelderland700 km. Utrecht300 km. Noord-Hólland .'353 km. Zuid-Holland 700 km. Zeeland330 km. Noord-Branant750 Km. Limburg500 km. Aan Rijkswegen130 km. Totaal 600J km. Vervolgens werd door de CoQiuiissie na gegaan welke kosten dc verbetering der tertiaire wegen met zich zou brenzcn, waar bij voorop werd gesteld, dat oeze \veg:n ook ni de verbetering het karakter "an een „lerliairon weg" moeten bah< uden. Zij heeft zich dus een eenvoudige vprbetering gedacht en aangenomen, dat deze wegen oen verhardingsbreedte zouden krijgen van 3,50 m. lot 5 m., in het eerste geval met uilwijkplaatsen. Zij is voor elke Provincie gekemen tot uiteenloopende kosten van verbetering p^t km. weg, afhankelijk van de g-undgesteld- beid en nadere omstandigheden voor elke Provincie. In totaal berekende d" Commis sie de kosten der verbetering op 72.000000 betgeen dus neerkomt op een gemiddelde van 12000.— per km. Do Commissie beeft do financiering der tertiaire wegen beschouwd in verband met de financiering van het Rijkswege nplan en van de Provinciale Wegenpiarnen. Voor deze wegenplannen moesten derhalve even eens de bedragen voor aanleg er» verbote ring worden geraamd. Voor het Rijkswe- genplan schatte de Minister vat» Walxr staat in 1932 de kosten op 435 000.000.— de tegenwoordige cijfers der aanbestedin gen maken liet waarschijnlijk dat dize kosten thans lager geraamd kunnen worden en is de Commissie gekomen 'ct een be drag van 350.000.000.—. Voor de secun daire wegcnplannen zijn gegevens gevraagd aan de Gedeputeerdo Stalen van de v. r- schillende Provincies, uit welke gegevens de Commiss'e voor deze plannen conclu deerde tol een bedrag voor aanlr.g en ver betering var. 205.000.000.—. Deze cijfers hebben betrekking op de aanleg- cn verbe- teringskosten na 1 Januari 1033. Ten aanzien van de kosten van onder houd en beheer gaat de Commissie uit van het standpunt, dat door do tegenwoordige onderhoudsplichtingen de wegen uit eigen middelen een deel der onderhoudskosten moet worden bekostigd, en wel een zooda nig deel, dut geacht wordt overeen te ko men met de onderhoudskosten Oer wegen vóór de instelling van het Wegenfonds. Dit beginsel wil zij doen gelden, zoowel voor de primaire en secundaire, a's voor ie tertiaire wegen. De kosten van onderhoud en beheer worden door de Commissie voor deze categorieën van wegen becijferd op resp. 1500, 1000 Cn 450 per km. per jaar; zij stelt voor daarvan ten koste van het Wegenfonds te brengen resp. 900, ƒ000 en 200 per km per jaar. De Commissie komt dan tot dc volgende samenvatting; Voor aanleg en verbetering Voor onderhoud en beheer Voor de primaire we gen 'Rijkswegenplam f 859.000.000.— f 2.965.000.— p.j. Voor éeoundaire wegen (Prov.wegenplannen; f 205.000.000.— f 2.662.000.— p.j. Voor de tertiairo wegen f 72.000.000.— f 1.200.000.— p.j. Totaal t 636.000.000.— f 6.827 000.— p.j. Voor een bedrag van 636.000 000., bere kend vanaf 1 Januari '33 zouden dus het Rijkswegenplan, de Provinciale wegenplan nen en nog 6000 km. tertiaire wegen kun nen worden verbeterd. Vervolgens beschouwt de Commissie de wijze, waarop de voor de tertiaire wegen benoodigde gelden zouden moeten worden gevonden. Zij releveert de bestaande weg geld-hoffing in de Provincies Noord-Dra bant en Groningen, doch kan geen termpn vinden om door soortgelijke heffing het voor de tertiaire wegen benoodigde be drag te vinden, omdat door deze heffing juist het wegverkeer getroffen zou orden, waardoor do tertiaire wegen geen verbete ring behoeven. Voorts maakt zij melding van de bonzine- invoerrechtcn; waarvan wordt opgemerkt, dat de Regeering deze inkomsten thans niet kan missen. Zij laat dan ook in het midden de beantwoording van de vraag of dezo invoerrechten, althans voor het doel dat geacht wordt tc worden opgebracht door het motor-wegverkeer, voor de wegen moeten worden bestemd. Ook wordt nog melding gemaakt van het wetsontwerp tot instelling van een Verkeersfonds, waarbij wordt opgemerkt, dat het gö'.yijzlgdo wetsontwerp een finan ciering van de wegen op dcnzolfden voet als thans geschiedt volgens de wegenbe- lastingwet mogelijk maakt. In verband met de moeilijkheden, die de Commissie ondervond om andere middelen dan de bestaande Wegen- cn Rljwielbo- lasting te vinden voor de financiering van de tertiaire wegen, heeft zij nagegaan of do opbrengst van deze beido belastingen voldoende zou zijn, voor de verbetering von het wegennet binnen redolijken tijd. Zij neemt voor de beide belastingen samen aan een accres van f 800.000 per jaar en becijfert dan dat in een tijdvak van ruim 20 jaar de opbrengst voldoende zal zijn voor aanleg en verbetering, zoomede on derhoud en beheer van liet geheele pri maire, secundaire en tertiaire wegennet tot een uitgestrektheid van 13700'km Ten slotte berekent zij de percentages van de opbrengst der Wegen- cn Rijwiel- belasting. welke het Rijk en de Provincies zouden toekomen, daarbij uitgaande van de veronderstelling, dat de financiering van de tertiaire wegcnplannen zal geschie den door do Provincies Deze percentages zouden zijn 55 pet. voor het Rijk en 45 pet voor de Provincies, waarbij dan bepaald zou moeten worden, dat van het aandeel der gezamenlijke Provincies ten minste 10/4.3 gedeelto wordt toegewezen voor de financiering der tertiaire wegcnplannen. De Commissie wijdt ook nog een enkel woord aan het tempo van de uitvoering der wegen verbeteringen, en wijst op dc on gunstige omstandigheid, dat juist in do oerste Jaren, de opbrengst der belastin gen het loagst is, een intensieve verbete ring der wegen gevvenscht is. Óm dit doel te bereiken zou dus in de eerste Jaren het Wegenfonds door middel van lconingen of voorccholten moeten worden versterkt, van welke leeningen of voorschotten de rente en nflossing zouden moeten worden he 6treden uit het Wegenfonds. Van deze wijze van financiering is een voorbeeld ge geven in de voordracht van den heer H. W. O de Bruyn in de jaarvergadering van de Vereeniging „liet Nederlandsche We gencongres" te 's-Gravcnliage in December 1932 In eon bij hft rapport behoorende grafische voorstelling wordt een soortge lijk financieringsplan voor het geheele wegennet gegeven, voor het geval men deze wijzo van financieren zou volgen. Niet onvermeld mogen blijven de twee overige bijlagen van het rapport, namelijk een overzicht van de Provinciale regelin gen voor de verdecling der uitkeoring uit het Wegenfonds en een overzicht van de thans geldende Provinciale regelingen voor de tertiaire wegen, die den grondslag vor men voor het voorstel der Commissie om meer eenheid te brengen in de tegenwoor dige wijze van financiering der Provinciale wegcnplannen. waartoe het meest afdoen de zou zijn. hot brengen onder Provinciaal beheer van alle wegen der Provinciale- en tertiaire wegenplanncn. De memorie van antwoord van den minis ter van defensie aan de Tweede Kamer is verschenen inzake het wetsontwerp tot wij ziging van het achtste hoofdstuk der Rijks begrooting voor 1934 (verhooging der uit- keeringen aan oud-gepensionneerde mili tairen van zee- en landmacht). Hieraan wordt ontleend dat de regeering ten zeerste betreurt, dat het wetsontwerp tot beschikbaarstelling van 40,000 tot ver hooging van genoemde uitkeeringen bij ver scheiden leden zoo groote teleurstelling heeft gewekt als in het voorloopig verslag tot uiting is gekomen. Wèl heeft destijds bij eon Kamerdebat de regeering niet weer sproken het betoog, dat de voorheen gegol den hebbende pensioenregelingen voor de militairen over het algemeen tot voor de belanghebbenden ongunstiger pensioensbij dragen leidden, dan zij zouden hebben ont vangen aan de hand der bepalingen, welke voor de burgerambtenaren golden, en is harerzijds ook niet ontkend het op gemid deld 15 percent geschatte nadcelig verschil, maarzij moet beslist tegenspreken dat eenige toezegging, in welken vorm ook 2ou zijn gedaan tot opheffing van dat ver schil over de geheele lijn. Tegen dezo opheffing heeft de regeering de bedenking, (Jat een verbooging van 15 van alle oude militaire pensioenen neer komt op een correctie van reeds Jaren ge leden buiten werking gestelde wetten, wat uit wetgevingsoogpunt stellig niet toelaat baar is. Bovendien zou de algemeene ver booging van 15 ten goede komen aan tal van gepensionneerden, wier financieele om standigheden zulk een bonus uit 's rijke schatkist in het geheol niet vorderen. Vooral nu kan de regeering zulk een maatregel niet voor haar verantwoording nomen In de ergste nooden voorzien. De regeering wil doen, wat zij kan, om In dc ergste nooden te voorzien van de laagst gepensionneerde militairen en onder hen verstaat zij die, welke aan pensioen plus hijslag en eventueel andere inkomsten te zamen nog niet zooveel ontvangen als de norm bedraagt, welke voor hen geldt inge volge het Kon. besluit van 22 Juli 1930. Zij i6 daartoe voornemen* of, nadat de ver- eischte gelden te harer beschikking zullen zijn gesteld, een wijziging van dat besluit te bevorderen, in dien zin, dat dc oud-ge pensionneerde militairen van zee- en land macht (behoudens overschrijding van de voor hen geldende norm) aan pensioen plus de 40 verhooging ingevolge de wet van 29 Mei 1920 en den bijslag op dat pensioen uit de middelen van de stichting te zamen zullen mogen genieten 320 percent (in plaats van, zooals thans 280 percent) van het hun oorspronkelijk verleende pensioen, hetgeen dan voor belanghebbenden een resultaat heeft, alsof hun oorspronkelijk pensioen met 15 percent was verhoogd. Maatregel geldt niet slechts voor 1934. Niet juist ie dé veronderstelling, als zou de door de regeering voorgenomen maat regel slechts v>or 1934 gelden. Wordt dit wetsonlwerp wet, dnn zal op de begrooting van defensie lelkenjare een post tot gelijk doel worden uitgetrokken. Bij de behandeling van dit wetsontwerp kan bezwaarlijk de vraag worden beant woord, of in de positie van clie oud-gepen- sionneerden, die b.v. don leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, niet nog eenige verbetering kan worden gebracht, door bij het bepalen van den bijslag geen rekening meer te hou den met gezinsinkomen en met de genoten ouderdomsrente. Met klem spreekt de rcgecring tegen, dat het wetsontwerp een uitvloeisel zou zijn van oen, in zekeren zin, met vooropgezet doel toegepaste vermindering van de uit keeringen aan de mobill6atieslachtoffors. Laatstgenoemde uitkeeringen zijn in be paalde gevallen, niet over do geheele lijn, verminderd, omdat de daling van den loon- standaard vooral op het plattèlnnd dit noodzakelijk maakte. Dd desbetreffende be- grootingsnost is niet tegelijkertijd verlaagd, zoodat op dien p06t een overschot ontstond. De regeering ötond nu voor het alterna tief. den begrooting6nost in kwestie en te- vons het eindcijfer der defensiebegrooting met ƒ40,000 te verlagen of een nieuw arti kel voor te stellen ten bate van de oud- gepensionneerde militairen cn daarop deze 40,000 uit te trekken. Zij koos dit laats'e. Dat de mobilisatieslachtoffers in niet min der moeilijke omstandigheden zouden ver- keeren dan de oud-gepensionneerde militai ren. die van het voornemen der regeering zullen profiteeren, kan bezwaarlijk worden toegegeven. Wat betreft den wensch inzake steunver lening aan gepasporteerden met mlmi°r dan tien jaren werkelijken, maar meer dan tien jaren voor ponsioon geldigen dienst, de regeering is het niet eens met de leden, volgens wie het hier een materie aangaat, aan den inhoud van dit wetsontwerp vol komen vreemd. Voorlichting van het Ned. Clearinginstituut In verband met dc thans voorloopig ge continueerde tijdelijke maatregelen in zake het betalingsverkeer met Duit-schland zijn in overleg met de betrokken Departe menten door het Nederlandsch -Clearing instituut een drietal circulaires openbaar gemaakt, waarvan de verkorte inhoud hieronder volgt: Circulaire A. Algemeene ver klaring. Krachtens voorloopige machtiging van den Minister van Economische Zaken kan het Nederlandsch Clearinginstituut in bij zondere gevallen ontbieders machtigen de bij iederen invoer over te leggen verkla ring. dat het verschuldigde door hem aan de Nederlandsche Bank zal worden afge dragen, te vervangen door oen algemeene verklaring. Dezo machtiging kan slechts worden verleend aan ontbieders, die dagelijks of althans geregeld een zeer groot aantal zen dingen uit Duitschland ontvangen en voor wie de overlegging der bestaande verkla ringen ernstige bezwaren oplevert. In of bij iedere aangifte ten invoer moet van de verleende machtiging melding wor den gemaakt. Het Clearinginstituut behoudt, zich hot recht voor van dengene, aan ivien de machtiging wordt verleend, bankgarantie te eischen alsmede aan de machtiging an dere voorwaarden te verbinden. Circulaire B. Consignatiezon- dingen. Circulaire B betreft Consignatiezcndin- gen, tusschcnkomst van agenten, vertegen woordigers, filialen etc. van buitenland- schc leveranciers, zij is verdeeld in drie onderdeden. Ie. Consignatiezendingen en zendingen welke bij den invoer nog niet aan afne mors zijn verkocht. In dit geval moet de vertegenwoordiger aan wicn de goederen worden gezonden, de verklaring van afdroging aan dc Ne derlandsche Bank afleggen, aan welke ver klaring hij op de in dc circulaire aange geven wijze toevoegt, dat het een zonding van deze soort betreft, dat hij van lederen verkoop onder opgave van den afnemer aan liet Clearinginstituut medcdeeling zal doen cn den afnemer c.q. zal verzoeken de verbintenis tot afdraging aan de Ne derlandsche Bank van hem over Ic nemen. Moet de afnemer den buitcnlandschen leverancier direct betalen, dan doet de ver tegenwoordiger goed zich de overneming van den stortingsplicht schriftelijk dooi den afnemer tc doen bevestigen. Er zij op gewezen, dat de uitdrukkelijke overneming slechts to alien overvloede wordt aanbevolen. Zoowel de vertegen woordigers als de afnemers zijn reeds krachtens de wet verplicht zorg te dragen, dat de schuld, ontstaan in verband met den invoer uit Duitschland. op geen an dere wijze dan dopr middel van storting bij de Nederlandsche Bank vereffend wordt. Wie willens cn wetens een hande ling verricht, waardoor een dergelijke schuld op andere wijze wordt vereffend of tenietgedaan, stelt zich aan strafvervol ging bloot. Moet betaling geschiedon aan een verte genwoordiger. dan wordt deze verzocht zich bereid tc verklaren tot een regeling, welke in de circulaire is uiteengezet. Krachtens deze regeling geeft de verte genwoordiger bij de betaling aan den af nemer een onderteckende verklaring af, inhoudende, dat het ontvangen bedrag overeenkomstig met bet Nederlandsch Clearinginstituut getroffen regeling aan de Nederlandsche Bank zal worden afgedra gen. Jegens vaste afpemers kan met een al gemeene verklaring van overeenkomstigen inhoud worden volstaan. Den afnemers wordt geraden bij beta ling aan vertegenwoordigers overlegging van bedoelde verklaring te vorderen. II. Zendingen, welke bij den invoer reeds aan den afnemers zijn verkocht. Dc door den vertegenwoordiger aan de verklaring tot afdraging aan dc Neder landsche Bank toe to voegen zinsneden moeten in dit geval cenigszins worden ge wijzigd. Voor het overige geldt het onder I ver melde. III. Rechtstreeksche zendingen van den leverancier aan de afnemers. In dit geval is de afnemer de ontbieder en rust de verplichting tot overlegging van de voorgeschreven bescheiden bij den invoer dus op hem. Is bedongen, dat beta ling zal geschieden aan een vertegenwoor diger, die met het Clearinginstituut onder I bedoelde regeling beeft getroffen, dan voegt de afnemer nan ie verklaring, ge noemd onder 2°. van het eenig artikel van bet Koninklijk besluit van 5 Juli 1933 No. 70, het volgende toe: „Hij/zij wijst er echter op, dat de beta ling van deze zending zal geschieden door tu9schenkomst van.. tc.... overeen komstig door dezen met het Nederlandsch Clearinginstituut getroffen regeling, en dat hij/zij deze(n) zal verzoeken bovenstaande verbintenis tot afdraging aan de Neder landsche Bank te zijner tijd van hem/haar over te nemen." De vertegenwoordiger draagt zorg, dat de afnemer tijdig in het bezit is van het voor het Clearinginstituut bestemde for mulier (Formulier 2B Betaling aan Verte genwoordigers). dat de afnemer op den dag van betaling aan den vertegenwoordi ger ingevuld en onderteekend aan het In stituut inzendt. Hem wordt voorts aangeraden, ter voor koming van de bovenaangeduide moge lijke strafrechtelijke consequenties bij de betaling van den vertegenwoordiger do verklaring te verlangen, welke hierboven reeds onder I werd vermeld. Circulaire C. Incasso door Banken. Het Clearinginstituut heeft in overleg met de besturen van de Bankiersvereoni- gingon en van den Provincialen Bond het volgende bepaald: BanKicrs en bank- en kassiersinstellin- gen, die zich onder do tijdelijke maatrege len in zake het betalingsverkeer met Duitschland met -h? incassecrng van vor deringen wegens invoer uit Duitschland wcnSchcn tc blijven belasten, worden ver zocht zich bereid te verklaren tot een re geling, welke in de circulaire is uiteen gezet. Krachtens deze regeling geeft de bank bij het incasso een door haar ondertecken de verklaring af, inhoudende, dat het ge- inde bedrag overeenkomstig een met het Clearinginstituut getroffen regeling aan de Nederlandscho Bank zal worden afgedra gen Tevens hecht de bank aan het belalings- stuk een exemplaar van het voor het Clea ringinstituut bestemde formulier „Formu lier 3 (Incasso door Banken)", hetwelk de botrokkene dcnzelfden dag ingevuld en on- derteekend aan het Clearinginstituut moet toezenden. Den betrokkenen wordt geraden hierbe- doeld incassopapier slechts te betalen, wanneer aan het bovenstaande is voldaan. Herhaald zij, dat allen, die bedragen schuldig zijn in verband met op of na 15 Augustus j.l. plaats gehad hebbenden in voer uit Duitschland, krachtons de Wet verplicht zijn de vereffening op geen an dere wijze dan via de Nederlandsche Bank te doen geschieden Zoowel bij het voldoen van ter incasso aangeboden papier als bij het geven van betalingsopdrachten zijn mitsdien de be langhebbenden verplicht de bank ook on gevraagd in te lichten omtrent het karak ter der vordering. Wie willens cn wetens een handeling verricht, waardoor een der gelijke schuld op andere wijze wordt ver effend of tenietgedaan, stelt zich aan strafvervolging bloot. Exemplaren van dc circulaire B en C en van de daarin genoemde formulieren zijn uitsluitend voor vertegen woordigers en voor banken bij liet Clearinginstituut verkrijgbaar. Alle ge gevens die voor het publiek van belang zijn, zijn in dit bericht opgenomen. Ten aanzien van rembourszendingen zal weldra: een afzonderlijke circulaire ver schijnen. N ij m e g e n, 6 September. Hedenmiddag werd de brandweer gealarmeerd voor een uitslaanden brand in de bijna voltooide villa van de familie H., aan den Kwakken- berg te Nijmegen. Het werkvolk, dat in den morgen de laat ste hand gelegd bad aan de installatie von de villa, was juist vertrokken toen do brand uitbrak. De brandweer was spoedig ter plaatse. Zij slaagdo erin het vuur te bedwingen. Men kon evenwel niet verhinderen, dat slechts vier muren gespaard bleven. De villa was gedekt met een rieten dak. dat ook reeds spoedig vlam had gevat. De schade wordt door verzekering gedekt Tot nu toe heeft men de oorzaak van den brand niet kunnen vaststellen. De nieuwbenoemde gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie, luitenant kolonel H. C. C. baron van Lawick, com mandant van het regiment wielrijders te 's llcrtogcnbosch is. naar wij in het V a- d o r 1 a nd lezen, op 24 Mei 1822 te Batavia geboren Als cadet bij de cavalerie kwam hij in 1902 aan en 24 Juli 1905 werd hij 2e luite nant bij het voormalige le, later 4e rógi- ment huzaren te Deventer. 28 November 1908 volgde ?.ijn bevordering tot eerste lui tenant 1 Mei 1909 werd hij gedetacheerd aan de Rijschool te Amersfoort waar bij in functie was tot 1 Mei 1911. Hij werd toen belast met dc leiding voor het africhten van jonge paarden in het depot te Haar lem 1 November 1912 kwam hij op de Hoo- gero Krijgsschool Bij de mobilisatie werd baron Van La wick toegevoegd aan het vierde escadron van het ie regiment huzaren; in Mei 1915 werd hij verbonden aan den staf der ca valeriebrigade als toegevoegd officier; in 1917 werd hij ritmeester adjudant van den commandant der cavaleriebrigade en voor dat hij in dat jaar zijn studies aan de Hooeere Krijgsschool had voltooid werd hij drie maanden gedetacheerd hij den staf der 3e divisie. In 1918 werd hij tol Wraar in de tacti sche vakken aan de K.M.A om twee jsar later tot hoofd van onderwijs in dc cava- lerievakken le worden hpnoemd. Na 28 Februari 1923 benoem<j tot zijn ritmees ter titulair, volgde zijn benoeming tot ritmeester effect in 1924 on 1 Nov. 1926 verliet bij Breda, wegens zijn benoeming tof, chef van den staf der lichte brigade. In die funclie werd hij 1 Sept. 1928 majóof en 3 Dêc. 1931 volgde zijn bevordering tot luit.-kolonel en kreeg hij het commando over het regiment wielrijders.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 6