SCHETSEN UIT BORNEO
KEITJES
H. M. KOENE Jzrs.
WONINGINRICHTING EN
KUNSTNIJVERHEIDSARTIKELEN
3 x plaatsen
voor f 1."
Jitsluitend bij voor
uitbetaling.
DJONG JOE VERTELT
LETTERKUNDIGE KRONIEK
Nieuwe Uitgaven
■ras ifü»'
Waaronder ruime keuze:
AARDEWERK
GLASWERK
SMEEDWERK
SOLAMASSIVE
BYOUTERIEEN
(Kapstok, divan- en
tafelkleeden, Dros-
.iiuunnvevcu i soir- en schoor-
I steenloopers, Kus-
sons.
TORENSTRAAT 1 hoek Plantsoen W.
VI.
De Dajak trouwt jong, zoowel de man
als do vrouw. Het huwelijk ia monogaam.
Op kinderen zijn allen heel erg gesteld: le
omdat door kinderzegen bet aantal leden
van de stam op peil blijft; 2e omdat kinde
ren de ouders, als ze op leeftijd komen,
helpen en steunen en ook, omdat ze bij het
overlijden door het geven van een feest, er
zorg voor dragen, dat do ouders bij hun
verwanten in het hiernamaals komen,
waarop de menschen zeer gesteld zijn!
Verloving en huwelijk gaan met verschil
lende ceremonies gepaard, huwelijksge-
vchenken worden er gegeven, er wordt feest
gevierd, de „adat" (gewoonte-wet) regelt
dit alles. Ik zal er hier niet op ingaan, 't
zou te ver voeren alles mede te dcelen wat
Djong Joc er van vertelt. Maar iets moet ik
er toch van aanhalen, omdat het zoo'n
lypischen blik geeft op het zuiver mensche
lijke in den „wilden" natuurmcnsch. Bij de
buwclijksonderhandelingcn wordt een vrouw
die welbespraakt is, door do familie van
den jongen uitgenoodigd, de plannen
uiteen te zetten. „Op ootmoedige wijze",
zegt zo dan o.m.: „Ik ben door den Vader
of de familie van den jongen man, opzette
lijk aangezocht om het meisje ter beschik
king te stellen van den jongen man N. N.
(diens naam) met de bedoeling, dat ze
diens dienstbare zal worden, water halen
(de huizen liggen een eindje van de riviei
waaruit een paar keer per dag in bamboe's
het water voor dc buishouding wordt ge
haald. T.), rijst stampen (dc rijst wordt
clkcn dag ontbolsterd, omdat ontbolsterde
rijst niet lang kan worden bewaard T.),
fcet huishouden zal doen, enz. Maar ze is
nog dom, kent nog niet veel, waarom ik
hoop, dat het haar geleerd zal worden, als
ze iets verkeerds doet". Op dezelfde oot
moedige wijze antwoordt dc vertegenwoor
digster der partij van het meisje, dat men
met hetgeen er is gezegd, erg is ingenomen.
Hiermee is de verloving tot stand gebracht,
Er wordt dan feest gevierd. De huwelijks
dag wordt bepaald, waarbij weer feest ge
vierd wordt. Na afloop zegt de vader van
ien bruidegom tot dien der bruid, dat hij
cijn zoon heeft afgestaan en of de vader
der bruid, als er iets verkeerds is, dit dan
in 't reine wil brengen. De vader antwoordt,
dat liij van ganscher harte en naar verroo
gen zijn zoon wil leiden.
Hiermede zijn de ceremoniën afgeloopen
en zijn de jongelui getrouwd. Ze verkeeren
♦hans in een „taboe-toestand." Gedurende
die dagen mag niemand ze zien. Werd cr
tegen gezondigd, hun leven zou niet geluk
kig zijn, ongeluk en veel verdriet zou bun
deel zijn. Na drie dagen verlaat de jonge
man het huis, begeeft zich naar den kant der
rivier om voortcekens te zoeken, den gees
ten te vragen of het huwelijk gelukkig zal
eijn. Dit zoeken naar voorieekens bestaat
in het hooren der profetische vogels, zooals
dit verteld is bij bet koppensnellen. Lukt het
den eersten dag niet, krijgt hij dan een on
gunstig tceken, dan gaat hij den volgenden
dag weer naar de rivier, net zoo lang tot hij
het gunstige teeken heeft ontvangen. Pas
«Is dit gebeurt is de „taboe-toestand" (ver-
hods-toestand) opgeheven. Hij inag dan
doen wat bij wil en met andere menschen
omgaan.
Ook met kinderen van den Radja han
delt men zoo, alleen moet cr veel hooger
bruidschat, meer trouwgeld enz. worden be
taald dan bij de kinderen van den gewonen
man.
Bij geboorte bestaan cr ook weer allerle*
bepalingen. De aanstaande moeder verkeert
dan, zooals wel vanzelf spreekt ecnige da
gen in „taboe-toestand." De naamgeving,
die pas geschiedt als 't kindje één twee
maanden oud is, is een belangrijke gebeur
tenis. Eerst wordt er een feest gevierd. Dc
heele kampong doet er aan mee. Tegen het
eind worden er l 5 varkens geslarht. \oor
dezen worden opgegeten, brengt c!e moeder
haar kindje op z'n mooist gekleed dicht bij
die varkens. Een oude man praat dan met
de geesten (matau, sètan), waarbij hij ver
telt, dat het kindje voor het eerst in zijn
leven is aangekleed, en dat het zoo mogelijk
gelukkig moge zijn, oud moge worden, enz.
Nu wordt het voorhoofd van het kindje met
een weinig varkcnsbloed ingewreven. (Bloed
heeft magische kracht, toovcrkracht. 1.).
Nu vraagt men de ouders welke naam het
kindje moet hebben. Zoo eenigszins moge
lijk, geeft men het dien der grootouders,
overgrootouders of nog ouderen. liet lot
moet dit echter beslissen of dc naam ged
is of niet, (De naam is van invloed op het
latere welzijn der kinderen. Er wordt daar
om groote waarde aan gehecht. II.). Er
worden nu twee stukjes varkenshuid op liet
eind der mandau gelegd. Nu laat. men ze op
den grond vallen. Komen zc beide omgc-
Het huis, waarin men woont, moet b'e-
sohermd worden tegen onheil. Daarom
worden de zware hoofdstijlcn van afweer-
beelden voorzien.
keerd op den grond te liggen, dan is dit een
teeken, dat cr door het lot (dus door de go
den. geesten, of hoc men zc wil noemen, T.).
beslist is, dat dc naam goed is. Als het tee
ken ongunstig is, zoekt men een andere, net
zoo lang tot men een goed teeken heeft ge
kregen. (Wellicht wordt door liet wichelen
ontdekt, welke der voorouders in het kindje
herleeft. De naam is geen etiketje, zooals
in hoogerstaande samenlevingen! Zoolang
een kind geen naam heeft, telt het nog niet
mee in de familie. De naamgeving is het
begin van zijn leven. Het is wellicht de
meest ernstige plicht der ouders het kind
een naam tc geven! Bij Kajan's en Kenja's
zal een moeder een naamloos kind. al is het
een jaar, niet meer bcwecncn dan een dood
geboren, merkt Furncss op. T.).
De Dajaks kennen ook straffen voor over
tredingen. Djong Joe zegt: „Evenals vroeger
is het zeldzaam, dat iemand, die iets kwaads
doet, daarvoor wordt gestraft. Meestal wordt
do zaak in der minne geschikt. Als iemand
b.v. gevochten heeft, wordt hem door de
ouderen der kampong gezegd, vergiffenis te
vragen. Heeft iemand gestolen, dan wordt
hem gelast, liet gestolcne aan den eigenaar
terug te geven. Heeft hij het niet meer, dan
moet hij do waarde ^rgocden. Alleen bij
herhaaldelijk stelen door één persoon, krijgt
deze straf. Op een vergadering wordt hier
over beslist. Zoo handelt men ook met be
driegers. verduisteringen enz. Doodslag of
verwonden komt hoogst zelden voor, want
dit is volgens liet geloof, ten strengste ver
boden. Wordt er n.l. menschenbloed in een
kampong gestort, dan treedt cr onheil (sial)
op. volgt cr misoogst. Eén der grootste mis
daden is diefstal van aan een dooden Radja
meegegeven goederen Op heeterdaad be
trapt, heeft elk het recht den dief dadelijk
nccr te slaan! Overspel wordt eveneens
streng gestraft! Op dit alles uitvoeiig in een
krantenartikel in te gaan. heeft geen zin.
Dc rechtspraak berust bij 't kamponghoofd
en het zijn de ondsten. die de verschillende
zaken nauwkeurig onderzoeken, waarna zo
de strafmaat bepalen. Hiermee gaan ze
naar den Radja. Deze hoort alles aan en
beslist of dc straf juist is of niet. Dit laatste
in overleg met de oudsten. „Heel zelden,"
zegt Djong Joe, „zijn dezen liet niet eens
rnct (Ie uitspraak van den Radja, als deze
vergiffenis aan den beklaagde wil schenken.
Maar doet hij het, dan gaan zc zonder ver
dere tegeenspraak accoord met het vonnis.
De Radja heeft ook 't recht iemand
tc veroordeelen zonder er de oudsten der
kampong in te kennen. Dit is het geval te
genover zijn eigen dienaren bij zware mis
drijven. Maar zooiels gebeurt haast nooit".
Ik zal er niet vorder op ingaan, alleen ver
meld ik nog, dat niet alle zaken op boven
gemelde manier worden berecht. „Misdrij
ven", bijv. worden aanhangig gemaakt bij
de „Kcrapatan" (rechtbank waarvan do
ambtenaar B. B. voorzitter is). Ook over het
huwelijksrecht en liet recht van echtschei
ding bestaat het. „gewoonterecht." Mijn doel
is niet uitsluitend liet groote misverstand in
de kleine maatschappij der primitieven of
wilden, vaste wetten geldon, waaraan nauw
lettend dc hand wordt gehouden, dat cr in
de verste verte geen sprake van is, dat leder
maar kan doen wat hem goeddunkt. Ter
cere van de Dajaks moet worden vermeld,
dat Radja Djong Joo merkte het reeds
op, voor de bewoners aan de Segah mis
drijven zelden of nooit voorkomen. Ik hoor
de dit. op mijn reizen, die zich naar tal van
stammen uitstrekten, van alle bestuurs
ambtenaren
DE OBJECTIEVE KRITIEK.
Mijn verweer legen Dr. Mcnno
Terbraak. Geen pleidooi voor
de middelmatigheid maar.- Een
waarschuwing tegen kritisch
delirium.
In liet „Utrechtsch Dagblad" van 1 Sep
tember heb ik mij vermeten iels als een kri
tische geloofsbelijdenis af Ie leggen. De in
houd dier geloofsbelijdenis heeft verdroten
aan Dr. Mcnno Terbraak, die aan hare onre
delijkheid en ondoelmatigheid in „het Va
derland" van Donderdag 8 September 1.1.
ccnigc zilte kolommen wijdt.
Dr. Terbraak behoort onder dc Nedcrland-
sche literatoren tot dc orde van N. M. I).
(niemand minder dan), om met Cbarivarius
te spreken. De wellevendheid e.s:ht dus eon
tegcn-sloot, maar bovendien: de zaak is be
langrijk. Het is voor dc ontwikkeling van
het dagblad wezen niet onverschillig volgens
welke begrippen en beginselen de kritiek
wordt gevoerd.
Welke bezwaren heeft Dr. Terbraak tegen
mijne opvatting van dagblad-kritiek over
literatuur?
Een objectieve kritiek, de kritiek die
ik zou bcgceren is onbestaanbaar, volgons
mijn bekwamen tegenspeler. In cenc boek
bespreking is reeds dc weergave van het
verhaal, dat in het behandelde boek voor
komt, subjectief, reeds dc keuze der citaten
vertoont een kritische opvatting. Maar bo
vendien, wanneer de Heer Terbraak in mijne
beschouwing een waarschuwing gelezen
hcctt tegen „tc groote subjectiviteit", dan
heeft hij mij al te pakken, want hij vraagt
mij, den verdediger ccner zooveel mogelijk
objectieve kritiek, waar ik met mijn objec
tiviteit blijf, wanneer ik zekere dosceringen,
zekere percentages van subjectiviteit in de
kritiek toelaat.
En als hij heeft kennis genomen van mijne
stelling, dat „een rechtvaardige kritiek re
kening houdt met bedoeling en karakter van
het besproken werk", dan verwijst hij mij
naarde Rozen" van Iledwig Courths-
Mahler. „Te zeggen dat dit boek voor de bij
keuken geschreven is", aldus Dr. Ter
braak „zou strijdig zij met de reserves over
„bedoeling en karakter", en met de waar
deering binnen liet kader," die deel uit
maken van de kritische beginselen, welke
door mij worden gepropageerd.
Ten slotte tcekent Dr. Terbraak verzet
aan, tegen mijne onderscheiding tusschpn
de taak der dagblad- en der tijdschrift kri
tiek. Ilij tracht een loopje ïuet mij te nemen,
omdat ik aan den kritikus in dc courant
een ruimer waardeeringsnorm toeken dan
aan den kritikus in een literair tijdschrift,
omdat ik de stelling verkondig, dat cr te
prijzen elementen voorkomen in boeken, die
niet voor dc eeuwigheid bestemd zijn, en
omdat ik van den dagblad kritikus verlang,
dat hij aan zijn waardeering voor die tc
prijzen elementen uiting geeft.
Een pleidooi voor de middelmatigheid!
Aldus bestempelt de lieer Terbraak den in
ventaris mijner kritische theorieën, na ze
stuk voor stuk te hebben gevisiteerd. Dat
is, zoo redeneert Dr. Terbraak, bedenkelijk
Dat de middelmaat wordt geproclameerd
als norm van literatuurkritiek. Heel het
werk van de Tachtigers, en van de vele ge
neraties, die na hen gekomen zijn, zal vcr-
geofsche moeite zijn geweest, indien dc door
mij verkondigde kritische beginselen wor
den toegepast, indien „liet dragelijke" als
liet hoogst bereikbare wordt aangemerkt.
Ik moet bekennen, dat dc Heer Terbraak
op een geestige wijze mij bij den neus heeft
trachten te nemen. Toch is de manier waar
op hij mij te lijf gaat, al te gemakkelijk. Met
wat vernuft en geest kan men zonder veel
moeite ieders beweringen plaatsen in dc
sfeer der belachelijkheid, en met eenig
dialektisch talent kan men' ieders bewe
ringen draaien in de richting zijner bedoe
ling. Maar de Heer Terbraak heeft heel goed
begrepen, dat er wel wat meer stak achter
mijn driest middelmatiglicidspleidooi, en
liever is het mij dat meerdere te ontblootcn,
en aldus een vervolglioofdsluk te schrijven
op mijn letterkundige kritiek van 1 Sep
tember, dan over woorden met hem 1e twis
ten (meester: hij hpeft ongelijk, ik heb ge
lijk. Nietes!)
Er zijn twee problemen aangeroerd in 's
Hccron Terbraak's bestrijding. Het eerste
heeft een algemeen aeslhetiscli karakter, het
tweede is van socialen aard.
Het eerste vraagpunt luidt: hoe is objec
tieve kunstkritiek mogelijk? Het antwoord
op die vraag luidt m.i., dat elk aesthetisch
oordcel een objectieve strekking heeft, in
zooverre ieder bëoordcelaar zijn inzicht
geeft, alsof het objectief ware, in zooverre
hij aanspraak meent te mogen maken op
ieders bijval. En daarom heb ik evenveel
recht op dc bewering, dat er in de subjec
tiefste literatuur-kritiek een objectieve
strekking ligt, als dc Hoer Terbraak op dc
bewering, dat cr in de weergave der objec
tieve kritiek altijd een percentage subjec
tiviteit ligt besloten.
Inlicn ik intusschen in mijne aanvankelij
ke beschouwing den nadruk gelegd heb op
de objectiviteit als voorwaarde tot de kunst
kritiek, dan heb ik daarmede geenszins dc
waarheid willen ontkennen, dat het princi
pe der smaak als een subjectief principe van
ons vermogen tot oordcelcn moet gelden.
Maar dat dat subjectief principe, de per
soonlijke „verbeeldingskracht", die in de
kunstkritiek tot uiting komt, in haar vrij
heid moet samenstemmen met dc wetmatig
heid van het verstand
Hoe hebben wij dit tc verstaan? Niet al
dus, dat het aesthetisch oordeel in staat zou
zijn alle bewijzen bij tc brengen voor zijn
conclusie. Maar wél behoort dc kunstkri-
tikus cr zich rekenschap van tc geven, dat
do strijd om het schoone niet den lust tot
de schoonheid wil afdwingen, maar dc in
stemming met het aesthetisch oordeel wil
verwerven. Hier ligt dc objectiviteit van
de kunstkritiek.
Ziedaar dc kern van hetgeen ik wilde be-
toogen. Vele van onze kritici willen het
aesthetisch oordeel van hunne lezers verbui
gen, willen dc subjectigvc smaak van hun
lezers dwingen naar hun inzicht. Het mach
tige wapen dut hun daarbij ten dienste staat,
is dc eigen schoonheidswaardc van hun kri
tiek. Het lezers oordeel over het besproken
boek is dan niet anders dan een oordeel
over dc kritiek. De 'eigenlijke kritische voor
lichting is daarmee verduisterd. Ik aarzel
niet de kritiek der tachtigers (van Deyssel:
déze kritiek is mijn lcginiitatie-bewijs) tc
verwerpen. De letterkundige kritiek behoort
zooveel mogelijk een gemotiveerd oordeel te
behelzen, waarvan dc kritikus dc algemcene
instemming nastreeft, cn mag niet zijn een
door haar satirische of lyrische hoedanig
heden uitmuntende biologcering van het pu
bliek.
Deze houding van „geldig maken" in
stede van „afdwingen" behoort de kritiek
niet alleen aan te nemen ten opzichte van
haar methode, maar ook ten opzichte van
haar object. Niets is moordender voor de
letterkundige kritiek dan het dogma der
hieracliie. Het is weinig waarschijnlijk,
dat eenig kriliku6 in het oeuvre van
Courts Mahler hoedanigheden zal ontdek
ken die het werk van Dostojcwsky geven
te bewonderen. Maar geen kritikus, die
zijn taak verstaat, zal mogen bezeten zijn
van ecnigc vooringenomenheid. Zelfs niet
ten opzichte van Courts Mahler. De aller
ellendigste knutselaar van nmuscmcnts-
romans kan morgen een boek schrijven
van wereldbct?ekenis. Het is voorgekomen.
De grootste geest kan morgen een prul tc
voorschijn brengen. Het is ook voorgeko
men. De grondvesting dor aesthetische
Idee moet worden opgevat als een Taak
Welnu, die (aak is niet tc vervullen, in
dien de kritikus niet, voor hij zijn arbeid
begint, volmaakt indifferent staat tegen
over het boek zijner beschouwing. Niet al
leen de idceele norm waaraan hij toetst,
maar ook de wisselende waarden, die voor
toetsing in aanmerking komen, behooren
tot de kritische figuur. Indien het kader
waarbinnen een auteur schrijft aesthetisch
on-aannemelijk is, dan kan dc auteur mét
zijn kader worden verworpen. Maar geen
kritikui, mag een auteur veroordeelen, eer
hij heeft aangetoond, dat er in dat kader
nimmer schoonheid is te bereiken.
Wanneer ik gepleit heb voor waar-
dcering van „liet dragelijke" en van
het contcmporain-waardcvollc in de dag-
bladbladkritick, dan vond dat zijn aan
leiding in het tweede, het sociale pro
bleem. Wij leven in een anderen tijd,
dan die waarin „dc Nieuwe Gids" zijn
stormloop nam. Toen: een groeiende wel
vaart en een groeiende cultuur. Thans een
verstervende welvaart en een cultuur, die
op duizend plaatsen wordt bedreigd. Tcrtn
behoorde de kritiek zich in de eerste plaats
bezig te houden met aesthetische zuive-,
ring, thans behoort dc kritiek zich ter dege
rekenschap te geven van haar cultuur-be-
schcrmcndc functie. Dc lieer Terbraak zal
mij in dc rede vallen, cn opmerken dat
dc kritikus, die prulwerk goedkeurt, bit
ter weinig verricht voor het cultuurbe
houd. Maar ik antwoord hem, dat cr in
slechte boeken van behoorlijke auteurs, al
tijd bladzijden voorkomen van beteekenis.
Indien hij zich afvraagt, rnot de hand op
zijn hart, of cr in dc door hem verworpen
„Eroica" van Theun de Vries geen enkele
behoorlijke bladzijde voorkomt, dan zal hij
moeten antwoorden: „maar dat bedoelde ik
niet te zeggen!"
De dagbladkritikus, die uren, sams maar
kwartieren tot zijn beschikking heeft om
boeken te verzwelgen, kan uiteraard min
der select te werk gaan dan do kritikus in
boek en tijdschrift, die veel tijd en veel
rustige overweging voor zich gereed vindt.
Ieder van bei Ie laken heeft haar eigen
neuwkeurighcid. Onder de lozers van het
dagblad willen do mcestcn „op do hoogte
zijn". Zij verlangon antwoord op de vraag:
moeten wij het eens probeeren? De kunst
recensent heeft dan aan te toonen onder
welke voorwaarden, liet tijdschrift is het
letterkundig labora'crium. Daar weegt men
op goudschaaltjes.
Volstrekte lorren moeten in het dagblad
onbesvroken blijven. Maar ik vraag mij
af, mogen wij als ccn boek ons als
geheel weinig bevalt, nalaten op zijn
particele verdiensten to wijzen Do
menschen luisteren altijd liever naar
hot kwade clan naar het goede. En
zij zullen zeer geneigd zijn, ccn bock te
verwerpen, wijl het niet aan ccn volstrekto
waarde voldoet, terwijl zij er toch nog in
zicht on schoonheid in zouden kunnen vin
den, die rijkelijk opwegen tegen een kaarl-
avondje.
Ik begeer de zoetsappige kritiek anno
1870 niet terug. Ik zeg alleen, dat men be
ter doet, indien men het bctrekkclijk-
waardcvollo niet wil waardccrcn, die be-
trckkelijk-waardcvollo boeken eenvoudig
naar het informatorischc deel te laten ver
huizen. Ik ben mij bewust, wellicht wat
overmatig naar liet objectieve en informa
torischc over tc hellen. Maar wat men te
genwoordig in do kritiek ontmoet is een
bij voorbaat aanwezigo afbrekende ge
zindheid, con kritiek om dc kritiek. Ann
don oenen kant zien wij wanhopige pogin
gen om het boek onder dc menschen to
brengen. Aan don anderen kant een kri
tiek, die alles wil vernietigen. Werd het
geen tijd dat er eens een kalm woord ge
sproken werd, niet om het middelmatige
te erdedigen, maar om te waarschuwen
tegen dc opgeschroefde kritiek van thans?
P. II. RITTER Jr.
c. f. Kant's Kritiek der Urthoilskraft
II, par. 35.
c. f. Cohen Acsthctik des rclnen Ge-
onbesproken blijven. Maar ik vraag mij af,
Reizen met Dokter Overal door
Wouter Hulstcyn. N.V. Uitg.
Mij. Gcbr. Kluitman, Alkmaar.
Dit bock voor oudere jongens zal onge
twijfeld hun interesse hebben. Dokter
Overal ucebt hen overal mee naar too cn
legt hun vele technische problemen van do
motor der automobiel; van do vliegmachine
en luchtschip uit op een zeer eenvoudige en
bevattelijke wijze. Ter verduidelijking zijn
er nog afbeeldingen naar foto cn tcckenin*
gen bij opgenomen. lederen jongen, die iets
voor dc techniek gevoelt, zal het ccn zeer
welkom geschenk zijn.
Als Wies en Fritsje groot zija
door Riet van Buren. N.V. Uitg.
Mij. Gcbr. Kluitman, Alkmaar.
Voor de kleuters cn dreumessen zijn er
geen boeken genoeg. Steeds vragen zij om
nieuwe en wanneer zc naar den kinder
geest geschreven zijn, dan grijpen zij er
voortdurend naar. Ook dit bock zal zijn weg
wel vinden. Want naast de aardigo tekst
is het leuk geïllustreerd door Greta Bosch
van Drakestcin. Het geheel is keurig ver
zorgd.
Wat niet iedereen weet
In het jaar 1231 sliepen zelfs dc leden
der Engclschc koningsfamilie nog op stroo.
Gebraden wespen gelden in China als een
bijzondere lekkernij.
Het stadje Ghcel, in België, heeft met in
begrip van 10 omliggende dorpen een be
volking van 11.000 inwoners waarvan er
2.000 krankzinnig zijn, die zich door het
verrichten van werkzaamheden in dc hui
zen hunner verplegers nuttig maken.
Een gezonde pcudviscb word» 25 jaar oud,
dubbel zoo oud dus als ccn paard.
Van de brug over dc Niagara wordt jaar
lijks door meer dan 10 miïlioen menschen
gebruik gemaakt.
De Koning van Engeland bezit van
oudsher den titel van Kanunnik der St.
Davidskathedraal; in deze hoedanigheid
geniet hij een salaris van 1 guinjc (21 shil
ling) per jaar, en heeft hij liet recht een
maal per jaar in die kerk te prceken.
OUDE SPREEKWOORDEN IN NIEUWE®
VORM.
De morgenstond heeft korte beenen.
Lcugcn6 hebben goud in den mond.
Een goed geweten 6tudecrt niet graaf.
Een volle buik is een zacht hoofdkussen.
Lediggang is goud waard.
Eigen haard is het begin van allen lastör,