SCHETSEN UIT BORNEO KEITJES H. M. KOENE Jzrs. WONINGINRICHTING EN KUNSTNIJVERHEIDSARTIKELEN 3 x plaatsen voor f 1." Jitsluitend bij voor uitbetaling. DJONG JOE VERTELT LETTERKUNDIGE KRONIEK Nieuwe Uitgaven ■ras ifü»' Waaronder ruime keuze: AARDEWERK GLASWERK SMEEDWERK SOLAMASSIVE BYOUTERIEEN (Kapstok, divan- en tafelkleeden, Dros- .iiuunnvevcu i soir- en schoor- I steenloopers, Kus- sons. TORENSTRAAT 1 hoek Plantsoen W. VI. De Dajak trouwt jong, zoowel de man als do vrouw. Het huwelijk ia monogaam. Op kinderen zijn allen heel erg gesteld: le omdat door kinderzegen bet aantal leden van de stam op peil blijft; 2e omdat kinde ren de ouders, als ze op leeftijd komen, helpen en steunen en ook, omdat ze bij het overlijden door het geven van een feest, er zorg voor dragen, dat do ouders bij hun verwanten in het hiernamaals komen, waarop de menschen zeer gesteld zijn! Verloving en huwelijk gaan met verschil lende ceremonies gepaard, huwelijksge- vchenken worden er gegeven, er wordt feest gevierd, de „adat" (gewoonte-wet) regelt dit alles. Ik zal er hier niet op ingaan, 't zou te ver voeren alles mede te dcelen wat Djong Joc er van vertelt. Maar iets moet ik er toch van aanhalen, omdat het zoo'n lypischen blik geeft op het zuiver mensche lijke in den „wilden" natuurmcnsch. Bij de buwclijksonderhandelingcn wordt een vrouw die welbespraakt is, door do familie van den jongen uitgenoodigd, de plannen uiteen te zetten. „Op ootmoedige wijze", zegt zo dan o.m.: „Ik ben door den Vader of de familie van den jongen man, opzette lijk aangezocht om het meisje ter beschik king te stellen van den jongen man N. N. (diens naam) met de bedoeling, dat ze diens dienstbare zal worden, water halen (de huizen liggen een eindje van de riviei waaruit een paar keer per dag in bamboe's het water voor dc buishouding wordt ge haald. T.), rijst stampen (dc rijst wordt clkcn dag ontbolsterd, omdat ontbolsterde rijst niet lang kan worden bewaard T.), fcet huishouden zal doen, enz. Maar ze is nog dom, kent nog niet veel, waarom ik hoop, dat het haar geleerd zal worden, als ze iets verkeerds doet". Op dezelfde oot moedige wijze antwoordt dc vertegenwoor digster der partij van het meisje, dat men met hetgeen er is gezegd, erg is ingenomen. Hiermee is de verloving tot stand gebracht, Er wordt dan feest gevierd. De huwelijks dag wordt bepaald, waarbij weer feest ge vierd wordt. Na afloop zegt de vader van ien bruidegom tot dien der bruid, dat hij cijn zoon heeft afgestaan en of de vader der bruid, als er iets verkeerds is, dit dan in 't reine wil brengen. De vader antwoordt, dat liij van ganscher harte en naar verroo gen zijn zoon wil leiden. Hiermede zijn de ceremoniën afgeloopen en zijn de jongelui getrouwd. Ze verkeeren ♦hans in een „taboe-toestand." Gedurende die dagen mag niemand ze zien. Werd cr tegen gezondigd, hun leven zou niet geluk kig zijn, ongeluk en veel verdriet zou bun deel zijn. Na drie dagen verlaat de jonge man het huis, begeeft zich naar den kant der rivier om voortcekens te zoeken, den gees ten te vragen of het huwelijk gelukkig zal eijn. Dit zoeken naar voorieekens bestaat in het hooren der profetische vogels, zooals dit verteld is bij bet koppensnellen. Lukt het den eersten dag niet, krijgt hij dan een on gunstig tceken, dan gaat hij den volgenden dag weer naar de rivier, net zoo lang tot hij het gunstige teeken heeft ontvangen. Pas «Is dit gebeurt is de „taboe-toestand" (ver- hods-toestand) opgeheven. Hij inag dan doen wat bij wil en met andere menschen omgaan. Ook met kinderen van den Radja han delt men zoo, alleen moet cr veel hooger bruidschat, meer trouwgeld enz. worden be taald dan bij de kinderen van den gewonen man. Bij geboorte bestaan cr ook weer allerle* bepalingen. De aanstaande moeder verkeert dan, zooals wel vanzelf spreekt ecnige da gen in „taboe-toestand." De naamgeving, die pas geschiedt als 't kindje één twee maanden oud is, is een belangrijke gebeur tenis. Eerst wordt er een feest gevierd. Dc heele kampong doet er aan mee. Tegen het eind worden er l 5 varkens geslarht. \oor dezen worden opgegeten, brengt c!e moeder haar kindje op z'n mooist gekleed dicht bij die varkens. Een oude man praat dan met de geesten (matau, sètan), waarbij hij ver telt, dat het kindje voor het eerst in zijn leven is aangekleed, en dat het zoo mogelijk gelukkig moge zijn, oud moge worden, enz. Nu wordt het voorhoofd van het kindje met een weinig varkcnsbloed ingewreven. (Bloed heeft magische kracht, toovcrkracht. 1.). Nu vraagt men de ouders welke naam het kindje moet hebben. Zoo eenigszins moge lijk, geeft men het dien der grootouders, overgrootouders of nog ouderen. liet lot moet dit echter beslissen of dc naam ged is of niet, (De naam is van invloed op het latere welzijn der kinderen. Er wordt daar om groote waarde aan gehecht. II.). Er worden nu twee stukjes varkenshuid op liet eind der mandau gelegd. Nu laat. men ze op den grond vallen. Komen zc beide omgc- Het huis, waarin men woont, moet b'e- sohermd worden tegen onheil. Daarom worden de zware hoofdstijlcn van afweer- beelden voorzien. keerd op den grond te liggen, dan is dit een teeken, dat cr door het lot (dus door de go den. geesten, of hoc men zc wil noemen, T.). beslist is, dat dc naam goed is. Als het tee ken ongunstig is, zoekt men een andere, net zoo lang tot men een goed teeken heeft ge kregen. (Wellicht wordt door liet wichelen ontdekt, welke der voorouders in het kindje herleeft. De naam is geen etiketje, zooals in hoogerstaande samenlevingen! Zoolang een kind geen naam heeft, telt het nog niet mee in de familie. De naamgeving is het begin van zijn leven. Het is wellicht de meest ernstige plicht der ouders het kind een naam tc geven! Bij Kajan's en Kenja's zal een moeder een naamloos kind. al is het een jaar, niet meer bcwecncn dan een dood geboren, merkt Furncss op. T.). De Dajaks kennen ook straffen voor over tredingen. Djong Joe zegt: „Evenals vroeger is het zeldzaam, dat iemand, die iets kwaads doet, daarvoor wordt gestraft. Meestal wordt do zaak in der minne geschikt. Als iemand b.v. gevochten heeft, wordt hem door de ouderen der kampong gezegd, vergiffenis te vragen. Heeft iemand gestolen, dan wordt hem gelast, liet gestolcne aan den eigenaar terug te geven. Heeft hij het niet meer, dan moet hij do waarde ^rgocden. Alleen bij herhaaldelijk stelen door één persoon, krijgt deze straf. Op een vergadering wordt hier over beslist. Zoo handelt men ook met be driegers. verduisteringen enz. Doodslag of verwonden komt hoogst zelden voor, want dit is volgens liet geloof, ten strengste ver boden. Wordt er n.l. menschenbloed in een kampong gestort, dan treedt cr onheil (sial) op. volgt cr misoogst. Eén der grootste mis daden is diefstal van aan een dooden Radja meegegeven goederen Op heeterdaad be trapt, heeft elk het recht den dief dadelijk nccr te slaan! Overspel wordt eveneens streng gestraft! Op dit alles uitvoeiig in een krantenartikel in te gaan. heeft geen zin. Dc rechtspraak berust bij 't kamponghoofd en het zijn de ondsten. die de verschillende zaken nauwkeurig onderzoeken, waarna zo de strafmaat bepalen. Hiermee gaan ze naar den Radja. Deze hoort alles aan en beslist of dc straf juist is of niet. Dit laatste in overleg met de oudsten. „Heel zelden," zegt Djong Joe, „zijn dezen liet niet eens rnct (Ie uitspraak van den Radja, als deze vergiffenis aan den beklaagde wil schenken. Maar doet hij het, dan gaan zc zonder ver dere tegeenspraak accoord met het vonnis. De Radja heeft ook 't recht iemand tc veroordeelen zonder er de oudsten der kampong in te kennen. Dit is het geval te genover zijn eigen dienaren bij zware mis drijven. Maar zooiels gebeurt haast nooit". Ik zal er niet vorder op ingaan, alleen ver meld ik nog, dat niet alle zaken op boven gemelde manier worden berecht. „Misdrij ven", bijv. worden aanhangig gemaakt bij de „Kcrapatan" (rechtbank waarvan do ambtenaar B. B. voorzitter is). Ook over het huwelijksrecht en liet recht van echtschei ding bestaat het. „gewoonterecht." Mijn doel is niet uitsluitend liet groote misverstand in de kleine maatschappij der primitieven of wilden, vaste wetten geldon, waaraan nauw lettend dc hand wordt gehouden, dat cr in de verste verte geen sprake van is, dat leder maar kan doen wat hem goeddunkt. Ter cere van de Dajaks moet worden vermeld, dat Radja Djong Joo merkte het reeds op, voor de bewoners aan de Segah mis drijven zelden of nooit voorkomen. Ik hoor de dit. op mijn reizen, die zich naar tal van stammen uitstrekten, van alle bestuurs ambtenaren DE OBJECTIEVE KRITIEK. Mijn verweer legen Dr. Mcnno Terbraak. Geen pleidooi voor de middelmatigheid maar.- Een waarschuwing tegen kritisch delirium. In liet „Utrechtsch Dagblad" van 1 Sep tember heb ik mij vermeten iels als een kri tische geloofsbelijdenis af Ie leggen. De in houd dier geloofsbelijdenis heeft verdroten aan Dr. Mcnno Terbraak, die aan hare onre delijkheid en ondoelmatigheid in „het Va derland" van Donderdag 8 September 1.1. ccnigc zilte kolommen wijdt. Dr. Terbraak behoort onder dc Nedcrland- sche literatoren tot dc orde van N. M. I). (niemand minder dan), om met Cbarivarius te spreken. De wellevendheid e.s:ht dus eon tegcn-sloot, maar bovendien: de zaak is be langrijk. Het is voor dc ontwikkeling van het dagblad wezen niet onverschillig volgens welke begrippen en beginselen de kritiek wordt gevoerd. Welke bezwaren heeft Dr. Terbraak tegen mijne opvatting van dagblad-kritiek over literatuur? Een objectieve kritiek, de kritiek die ik zou bcgceren is onbestaanbaar, volgons mijn bekwamen tegenspeler. In cenc boek bespreking is reeds dc weergave van het verhaal, dat in het behandelde boek voor komt, subjectief, reeds dc keuze der citaten vertoont een kritische opvatting. Maar bo vendien, wanneer de Heer Terbraak in mijne beschouwing een waarschuwing gelezen hcctt tegen „tc groote subjectiviteit", dan heeft hij mij al te pakken, want hij vraagt mij, den verdediger ccner zooveel mogelijk objectieve kritiek, waar ik met mijn objec tiviteit blijf, wanneer ik zekere dosceringen, zekere percentages van subjectiviteit in de kritiek toelaat. En als hij heeft kennis genomen van mijne stelling, dat „een rechtvaardige kritiek re kening houdt met bedoeling en karakter van het besproken werk", dan verwijst hij mij naarde Rozen" van Iledwig Courths- Mahler. „Te zeggen dat dit boek voor de bij keuken geschreven is", aldus Dr. Ter braak „zou strijdig zij met de reserves over „bedoeling en karakter", en met de waar deering binnen liet kader," die deel uit maken van de kritische beginselen, welke door mij worden gepropageerd. Ten slotte tcekent Dr. Terbraak verzet aan, tegen mijne onderscheiding tusschpn de taak der dagblad- en der tijdschrift kri tiek. Ilij tracht een loopje ïuet mij te nemen, omdat ik aan den kritikus in dc courant een ruimer waardeeringsnorm toeken dan aan den kritikus in een literair tijdschrift, omdat ik de stelling verkondig, dat cr te prijzen elementen voorkomen in boeken, die niet voor dc eeuwigheid bestemd zijn, en omdat ik van den dagblad kritikus verlang, dat hij aan zijn waardeering voor die tc prijzen elementen uiting geeft. Een pleidooi voor de middelmatigheid! Aldus bestempelt de lieer Terbraak den in ventaris mijner kritische theorieën, na ze stuk voor stuk te hebben gevisiteerd. Dat is, zoo redeneert Dr. Terbraak, bedenkelijk Dat de middelmaat wordt geproclameerd als norm van literatuurkritiek. Heel het werk van de Tachtigers, en van de vele ge neraties, die na hen gekomen zijn, zal vcr- geofsche moeite zijn geweest, indien dc door mij verkondigde kritische beginselen wor den toegepast, indien „liet dragelijke" als liet hoogst bereikbare wordt aangemerkt. Ik moet bekennen, dat dc Heer Terbraak op een geestige wijze mij bij den neus heeft trachten te nemen. Toch is de manier waar op hij mij te lijf gaat, al te gemakkelijk. Met wat vernuft en geest kan men zonder veel moeite ieders beweringen plaatsen in dc sfeer der belachelijkheid, en met eenig dialektisch talent kan men' ieders bewe ringen draaien in de richting zijner bedoe ling. Maar de Heer Terbraak heeft heel goed begrepen, dat er wel wat meer stak achter mijn driest middelmatiglicidspleidooi, en liever is het mij dat meerdere te ontblootcn, en aldus een vervolglioofdsluk te schrijven op mijn letterkundige kritiek van 1 Sep tember, dan over woorden met hem 1e twis ten (meester: hij hpeft ongelijk, ik heb ge lijk. Nietes!) Er zijn twee problemen aangeroerd in 's Hccron Terbraak's bestrijding. Het eerste heeft een algemeen aeslhetiscli karakter, het tweede is van socialen aard. Het eerste vraagpunt luidt: hoe is objec tieve kunstkritiek mogelijk? Het antwoord op die vraag luidt m.i., dat elk aesthetisch oordcel een objectieve strekking heeft, in zooverre ieder bëoordcelaar zijn inzicht geeft, alsof het objectief ware, in zooverre hij aanspraak meent te mogen maken op ieders bijval. En daarom heb ik evenveel recht op dc bewering, dat er in de subjec tiefste literatuur-kritiek een objectieve strekking ligt, als dc Hoer Terbraak op dc bewering, dat cr in de weergave der objec tieve kritiek altijd een percentage subjec tiviteit ligt besloten. Inlicn ik intusschen in mijne aanvankelij ke beschouwing den nadruk gelegd heb op de objectiviteit als voorwaarde tot de kunst kritiek, dan heb ik daarmede geenszins dc waarheid willen ontkennen, dat het princi pe der smaak als een subjectief principe van ons vermogen tot oordcelcn moet gelden. Maar dat dat subjectief principe, de per soonlijke „verbeeldingskracht", die in de kunstkritiek tot uiting komt, in haar vrij heid moet samenstemmen met dc wetmatig heid van het verstand Hoe hebben wij dit tc verstaan? Niet al dus, dat het aesthetisch oordeel in staat zou zijn alle bewijzen bij tc brengen voor zijn conclusie. Maar wél behoort dc kunstkri- tikus cr zich rekenschap van tc geven, dat do strijd om het schoone niet den lust tot de schoonheid wil afdwingen, maar dc in stemming met het aesthetisch oordeel wil verwerven. Hier ligt dc objectiviteit van de kunstkritiek. Ziedaar dc kern van hetgeen ik wilde be- toogen. Vele van onze kritici willen het aesthetisch oordeel van hunne lezers verbui gen, willen dc subjectigvc smaak van hun lezers dwingen naar hun inzicht. Het mach tige wapen dut hun daarbij ten dienste staat, is dc eigen schoonheidswaardc van hun kri tiek. Het lezers oordeel over het besproken boek is dan niet anders dan een oordeel over dc kritiek. De 'eigenlijke kritische voor lichting is daarmee verduisterd. Ik aarzel niet de kritiek der tachtigers (van Deyssel: déze kritiek is mijn lcginiitatie-bewijs) tc verwerpen. De letterkundige kritiek behoort zooveel mogelijk een gemotiveerd oordeel te behelzen, waarvan dc kritikus dc algemcene instemming nastreeft, cn mag niet zijn een door haar satirische of lyrische hoedanig heden uitmuntende biologcering van het pu bliek. Deze houding van „geldig maken" in stede van „afdwingen" behoort de kritiek niet alleen aan te nemen ten opzichte van haar methode, maar ook ten opzichte van haar object. Niets is moordender voor de letterkundige kritiek dan het dogma der hieracliie. Het is weinig waarschijnlijk, dat eenig kriliku6 in het oeuvre van Courts Mahler hoedanigheden zal ontdek ken die het werk van Dostojcwsky geven te bewonderen. Maar geen kritikus, die zijn taak verstaat, zal mogen bezeten zijn van ecnigc vooringenomenheid. Zelfs niet ten opzichte van Courts Mahler. De aller ellendigste knutselaar van nmuscmcnts- romans kan morgen een boek schrijven van wereldbct?ekenis. Het is voorgekomen. De grootste geest kan morgen een prul tc voorschijn brengen. Het is ook voorgeko men. De grondvesting dor aesthetische Idee moet worden opgevat als een Taak Welnu, die (aak is niet tc vervullen, in dien de kritikus niet, voor hij zijn arbeid begint, volmaakt indifferent staat tegen over het boek zijner beschouwing. Niet al leen de idceele norm waaraan hij toetst, maar ook de wisselende waarden, die voor toetsing in aanmerking komen, behooren tot de kritische figuur. Indien het kader waarbinnen een auteur schrijft aesthetisch on-aannemelijk is, dan kan dc auteur mét zijn kader worden verworpen. Maar geen kritikui, mag een auteur veroordeelen, eer hij heeft aangetoond, dat er in dat kader nimmer schoonheid is te bereiken. Wanneer ik gepleit heb voor waar- dcering van „liet dragelijke" en van het contcmporain-waardcvollc in de dag- bladbladkritick, dan vond dat zijn aan leiding in het tweede, het sociale pro bleem. Wij leven in een anderen tijd, dan die waarin „dc Nieuwe Gids" zijn stormloop nam. Toen: een groeiende wel vaart en een groeiende cultuur. Thans een verstervende welvaart en een cultuur, die op duizend plaatsen wordt bedreigd. Tcrtn behoorde de kritiek zich in de eerste plaats bezig te houden met aesthetische zuive-, ring, thans behoort dc kritiek zich ter dege rekenschap te geven van haar cultuur-be- schcrmcndc functie. Dc lieer Terbraak zal mij in dc rede vallen, cn opmerken dat dc kritikus, die prulwerk goedkeurt, bit ter weinig verricht voor het cultuurbe houd. Maar ik antwoord hem, dat cr in slechte boeken van behoorlijke auteurs, al tijd bladzijden voorkomen van beteekenis. Indien hij zich afvraagt, rnot de hand op zijn hart, of cr in dc door hem verworpen „Eroica" van Theun de Vries geen enkele behoorlijke bladzijde voorkomt, dan zal hij moeten antwoorden: „maar dat bedoelde ik niet te zeggen!" De dagbladkritikus, die uren, sams maar kwartieren tot zijn beschikking heeft om boeken te verzwelgen, kan uiteraard min der select te werk gaan dan do kritikus in boek en tijdschrift, die veel tijd en veel rustige overweging voor zich gereed vindt. Ieder van bei Ie laken heeft haar eigen neuwkeurighcid. Onder de lozers van het dagblad willen do mcestcn „op do hoogte zijn". Zij verlangon antwoord op de vraag: moeten wij het eens probeeren? De kunst recensent heeft dan aan te toonen onder welke voorwaarden, liet tijdschrift is het letterkundig labora'crium. Daar weegt men op goudschaaltjes. Volstrekte lorren moeten in het dagblad onbesvroken blijven. Maar ik vraag mij af, mogen wij als ccn boek ons als geheel weinig bevalt, nalaten op zijn particele verdiensten to wijzen Do menschen luisteren altijd liever naar hot kwade clan naar het goede. En zij zullen zeer geneigd zijn, ccn bock te verwerpen, wijl het niet aan ccn volstrekto waarde voldoet, terwijl zij er toch nog in zicht on schoonheid in zouden kunnen vin den, die rijkelijk opwegen tegen een kaarl- avondje. Ik begeer de zoetsappige kritiek anno 1870 niet terug. Ik zeg alleen, dat men be ter doet, indien men het bctrekkclijk- waardcvollo niet wil waardccrcn, die be- trckkelijk-waardcvollo boeken eenvoudig naar het informatorischc deel te laten ver huizen. Ik ben mij bewust, wellicht wat overmatig naar liet objectieve en informa torischc over tc hellen. Maar wat men te genwoordig in do kritiek ontmoet is een bij voorbaat aanwezigo afbrekende ge zindheid, con kritiek om dc kritiek. Ann don oenen kant zien wij wanhopige pogin gen om het boek onder dc menschen to brengen. Aan don anderen kant een kri tiek, die alles wil vernietigen. Werd het geen tijd dat er eens een kalm woord ge sproken werd, niet om het middelmatige te erdedigen, maar om te waarschuwen tegen dc opgeschroefde kritiek van thans? P. II. RITTER Jr. c. f. Kant's Kritiek der Urthoilskraft II, par. 35. c. f. Cohen Acsthctik des rclnen Ge- onbesproken blijven. Maar ik vraag mij af, Reizen met Dokter Overal door Wouter Hulstcyn. N.V. Uitg. Mij. Gcbr. Kluitman, Alkmaar. Dit bock voor oudere jongens zal onge twijfeld hun interesse hebben. Dokter Overal ucebt hen overal mee naar too cn legt hun vele technische problemen van do motor der automobiel; van do vliegmachine en luchtschip uit op een zeer eenvoudige en bevattelijke wijze. Ter verduidelijking zijn er nog afbeeldingen naar foto cn tcckenin* gen bij opgenomen. lederen jongen, die iets voor dc techniek gevoelt, zal het ccn zeer welkom geschenk zijn. Als Wies en Fritsje groot zija door Riet van Buren. N.V. Uitg. Mij. Gcbr. Kluitman, Alkmaar. Voor de kleuters cn dreumessen zijn er geen boeken genoeg. Steeds vragen zij om nieuwe en wanneer zc naar den kinder geest geschreven zijn, dan grijpen zij er voortdurend naar. Ook dit bock zal zijn weg wel vinden. Want naast de aardigo tekst is het leuk geïllustreerd door Greta Bosch van Drakestcin. Het geheel is keurig ver zorgd. Wat niet iedereen weet In het jaar 1231 sliepen zelfs dc leden der Engclschc koningsfamilie nog op stroo. Gebraden wespen gelden in China als een bijzondere lekkernij. Het stadje Ghcel, in België, heeft met in begrip van 10 omliggende dorpen een be volking van 11.000 inwoners waarvan er 2.000 krankzinnig zijn, die zich door het verrichten van werkzaamheden in dc hui zen hunner verplegers nuttig maken. Een gezonde pcudviscb word» 25 jaar oud, dubbel zoo oud dus als ccn paard. Van de brug over dc Niagara wordt jaar lijks door meer dan 10 miïlioen menschen gebruik gemaakt. De Koning van Engeland bezit van oudsher den titel van Kanunnik der St. Davidskathedraal; in deze hoedanigheid geniet hij een salaris van 1 guinjc (21 shil ling) per jaar, en heeft hij liet recht een maal per jaar in die kerk te prceken. OUDE SPREEKWOORDEN IN NIEUWE® VORM. De morgenstond heeft korte beenen. Lcugcn6 hebben goud in den mond. Een goed geweten 6tudecrt niet graaf. Een volle buik is een zacht hoofdkussen. Lediggang is goud waard. Eigen haard is het begin van allen lastör,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 13