MINISTER OUD WAARSCHUWT! „EEN TROONREDE IN MINEUR" UITGAVEN MOETEN DALEN TER RECHTVAARDIGING! „ZOO GOED ALS NIETS POSITIEFS" rAan het verlaten van den gouden standaard kan niet won den gedacht Aan het slot van dc millioenennota geeft minister Oud enkele beschouwingen omtrent den toestand van 's Rijks financiën en dc vooruitzichten voor dc naaste toekomst. De minister schrijft onder meer: Sinds het oogenblik waarop de bcgrooting voor 1934 werd ingediend, is de economische en politieko situatie in dc heclc wereld in geen enkel opzicht verbeterd, daarentegen in velerlei opzicht slechter geworden. Hoewel de regeering niets ongedaan laat, dat haars inziens zou kunnen dienen om het Nederlandsch product in zijn worsteling om afzetgebieden zooveel mogelijk te steu nen, is het duidelijk, dat zij op dit gebied maar zeer geringe macht bezit. Tegenover verminderende koopkracht in vroeger be langrijke afzetgebieden vermag zij niets; te gen onmacht om betalingen in een reëel be taalmiddel te transferceren staat zij dikwijls machteloos. De minister meent op deze bekende feiten nogmaals te moeten wijzen, omdat niet ieder zich er altijd van bewust is, in welke toenemende mate de welvaart van het Ne derlandsche volk door dit alles wordt ge knot. Daardoor daalt de totale koopkracht ook in ons eigen land steeds meer, met do funeste gevolgen, die zulks meebrengt voor nagenoeg allo groepen der bevolking. Door dc verminderende koopkracht onzer bevol king wordt ook onze import verkleind en worden de importhandel zoowel als de transportbedrijven getroffen, hetgeen niet kan nalaten weer invloed te oefenen op on zen export. Dat onder dergelijke omstandigheden ook de innerlijke kwaliteiten eener begrooting niet zoo snel kunnen worden verbeterd, als men zou willen, behoeft geen verdere ver klaring. De verklaring eener situatie is een vraag van inzicht in haar oorzakelijke fac toren. Dit inzicht is ongetwijfeld in brecde lagen van het Nedcrlandsche volk aanwe zig. Die situatie nog langen tijd te door staan, is echter geen kwestie van inzicht, maar van middelen en reserves. En deze zijn in breede lagen van het Nederlandsche volk niet meer aanwezig. Hiermede komt men automatisch voor een vraagstuk te staan, dat van anderen aard is en veel ver dere strekking heeft dan de hoedanigheden van het dekkingsplan, waarmede men een bepaalde begrooting sluitend maakt. Dat is het niveau waarop zij sluitend wordt ge maakt. Men kan niet meer volstaan met aan het budget den eisch te stellen, dat ont vangsten en uitgaven met elkaar in even wicht zijn. Het peil der Overheidsuitgaven is in den tegenwoordigen toestand onaf scheidelijk aan den primairen cvcnwichts- eisch verbonden. In de budgetaire politiek sedert het opko men van de crisis kan men drie phasen on derscheiden: le. de periode 1930/33, die men zou kun nen noemen de periode van de geleidelijke bewustwording. In deze periode hebben ve len geleefd in de hoop, dat de crisis maar een tijdelijke inzinking zou zijn. Langzamer hand is men van dit droombeeld genezen en heeft men bespeurd, dat wij, al wachtende, de in de voorafgaande voorspoedige jaren gemaakte reserves hadden opgeteerd en bo vendien voor een Rijksbegrooling stonden, die een gat vertoonde van 190 millioen. 2e. het jaar 1934, het jaar van dc onmid dellijk vereischte noodvoorzieningen tot af wering van de dreigende gevaren, die uit zulk een begrootingstelcort voortsproten; 3e. thans, nu zeker is, dat het toekom stig levensniveau van ons volk gestabili seerd zal worden op een aanzienlijk lager vlak hoeveel lager kan niemand vooruit zien is het onafwijsbaar noodig de kosten der publieke huishouding aanzienlijk verder in de richting van dat lagere vlak te doen dalen. Het beste bewijs daarvoor is, dat het hui dige uitgavenniveau slechts kan worden volgehouden door het heffen van steeds tal rijker en dikwijls zeer zwaar drukkende be lastingen. De minister behoeft dit niet met cijfers aan te tooncn, ieder contribuabcl staatsburger ondervindt het dagelijks aan den lijve. Belemmering in den strijd om het bestaan. Deze hooge lasten vormen een zeer ernsti ge belemmering voor het Nederlandsche volk in zijn thans zoo moeilijken strijd om het bestaan. Alle takken van het bedrijfsle ven worden daardoor geschaad, de export bedrijven worden in hun concurrcntiemoge hjkheden op dc buitenlandsche markten ge knot, de bedrijven, die voor de binnenland- sche markt werken, voelen dezen schade lijken factor op twee wijzen: le. in hun te hooge productiekosten en 2e. in de vermin derde koopkracht hunner afnemers, die een te groot deel van hun toch reeds vermin derd inkomen aan den fiscus moeten af staan. Van deze situatie worden in bijzon der sterke mate de arbeiders de dupe, daar zij onmiddellijk tot vermeerdering der werk loosheid voert. Voorts wordt door te hooge belastingen de kapitaalvorming sterk benadeeld. De mi nister heeft geaarzeld het woord „kapitaal vorming" hier neer te schrijven, uit vrees, dat dit woord thans wellicht met hoon zal worden ontvangen. Inderdaad kan van ka pitaalvorming nauwelijks sprake zijn en zal vrijwel over de geheele lijn voor intc ring moeten worden gevreesd. De te hooge belastingen versnellen echter deze intering en zullen toekomstige nieuwe vorming van kapitaal, indien de toestanden iets mochten verbeteren, langer tegenhouden dan ge- wenscht is. Men zij zich er wel van bewust, dat de reserves, waarop een groot deel van het Nederlandsche volk en vooral ook van de nijverheid thans nog leeft en waarop ook het Staatscrediet voor een zeer groot deel steunt, te danken zijn aan vroegere kapi taalvorming. Het zou een onverdedigbaar gebrek aan inzicht in dc eischen der toekomst zijn, in dien de Regeering aan dit punt geen aan dacht besteedde. De door een te hoog uitga venniveau te hoog opgevoerde belasting druk brengt ook dit gevolg met zich, dat alle elasticiteit uit dc Overheidshuishouding verdwijnt. Indien onverwachte, doch onaf wijsbare uitgaven zich voordoen, is het vrij wel onmogelijk daarvoor dekking te vinden, zoodat de tekorten steeds onmiddellijk voor de deur staan en bij het opmaken der re kening gewoonlijk dan ook blijken aanwe zig te zijn. Dit leven op den rand der finan- cieele mogelijkheden heeft niet alleen een ongunstigen invloed op do schuldpositie, doch maakt het dikwijls ondoenlijk, althans hoogst bedenkelijk sociale nooden te leni gen of tot groote kapitaalsuitgaven te be sluiten, hoewel deze noodzakelijker kunnen zijn dan tal van uitgaven, die thans de be grooting belasten en die, hoewel nuttig, toch niet van vitale beteekenis zijn. Zoo staat de Regcering thans weder voor de noodzakelijkheid om de buitengewone moeilijkheden, waarin de Nederlandsche scheepvaart, dit bij uitstek nationaal bedrijf, reeds geruimen tijd verkeert, in zoodanige mate te verlichten, dat voor den ondergang wordt behoed, wat behoort te blijven be staan. De Regeering vertrouwt de daarvoor noodige gelden binnenkort te kunnen aan vragen, doch zij zal daartoe vooraf nieuwe bezuinigingen moeten aanbrengen, anders toch zouden deze uitgaven leiden tot ver hooging van het budgetaire niveau, dat wil zeggen tot zwaarderen belastingdruk of tot een rekeningstekort; dit laatste is reeds daarom onaanvaardbaar, omdat stijging -an de Staatsschuld voorloopig binnen de engst mogelijke grenzen moet worden be perkt. Het is van algemeene bekendheid, dat een publieke huishouding, die op te grooten voet geschoeid is, aanpassing aan gewijzig de levensomstandigheden der natie op elk gebied remt en tegenhoudt. Dit is reeds zoo vele malen aangetoond, dat de minister hierop niet nog eens behoeft in te gaan. Dat deze aanpassing voor het Nedcrlandsche volk thans echter een kwestie van zijn of niet zijn is geworden, staat voor de Regee ring eveneens als een paal boven water. Vermindering der uitgaven. Er is dus geen ander middel meer dan vermindering van uit* gaven. De Regeering zal toch wel niet behoeven te herhalen, dat aan het nog steeds door sommis gen aanbevolen middel het verlaten van den gouden stans daard door haar niet wordt gedacht. Nu de vereischte noodvoorzies ningen getroffen zijn, heeft dc Regeering derhalve al haar aans dacht te geven aan een verdere ingrijpende vermindering der uits gaven. Voorstellen daartoe, die op de basis van het hierboven uiteengezette standpunt verdes digbaar zijn, zijn in voorbereis ding. Dat daarbij veel zal moeten vals len, wat nuttig is, behoeft geen betoog. Het gaat er thans om, zeer groote algemeene volksbes langen te redden en niet om als lerlei op zichzelf zeer nuttige en gewenschte onderdcelen der Overheidsbemoeiing tot eiken prijs in stand te houden. Het spreekt vanzelf, dat in de eerste plaats die uitgaven in oogens schouw zullen moeten worden genomen, die sedert den oorlog het meeste zijn verhoogd, in het bijzonder als zij onevenredig zijn uitgezet. Men zal er echter niet komen zonder te gelijkertijd maatregelen te nemen om de kosten van het levensonderhoud, die thans ten deele een zekere stijging vertoonen, verder te doen dalen al zal daarbij de bestaanss mogelijkheid der producenten in het oog moeten worden gehous den. Tot deze maatregelen bes hoort mede het weder op gang brengen van den bouw van goeds koope arbeiderswoningen. Vervolgens zal de regel moeten worden gesteld, dat overal, waar in eenigen vorm door de Overheid steun of hulp wordt ver leend, die stcunverleening steeds zal moeten geschieden in zoodanigen vorm, dat dc aan passing aan een lager niveau daardoor wordt bevorderd. Alleen op deze wijze zal Waarom de sociaaldemocraten in de Ridderzaal aam wezig waren Ir. J. W. Albarda, voorzitter van de S.D.A.P., schrijft aan de redactie van He t Volk: „De jaarlijksclio opening van de zitting der Slaten-Generaal i3 geen hofreceptie. De beide Kamers begeven zich niet naar het paleis vafi het wettige staatshoofd voor een betuiging van onderdanigheid de drager van do Kroon begeeft zich naai de vereenigde vergadering der beide Ka- uiers, om een plicht te vervullen. Artikel 101 der Grondwet bepaalt, dat „de zitting der Staten-Gencraal in ver eenigde vergadering der Kamers door den Koning of door een commissie van Zij nentwege wordt geopend". Artikel 101 schrijft voor, dat die opening geschiedt op den derden Dinsdag in September. Deze artikelen zijn de waarborgen voor een gewichtig recht des volks. Of zijn ge kozen vertegenwoordiging zal bijeenkomen, om te beraadslagen en te besluiten over de belangen des volks, hangt niet van koninklijk welgevallen af. De drager der koninklijke waardigheid is verplicht, op een bepaalden dag de zitting der Staten- Generaal te openen, zoodat de vertegen woordigers des volks hun taak ter hand kunnen nemen. De openingsplechtigheid is dus, voor ieder, die haar beteekenis begrijpt, een huldiging van een zeer voornaam volks recht in den democratischen staat. Sedert de eerste sociaal-democraten hun intocht deden in het Nederlandsche par lement, heeft de Partij de beslissing, of haar Kamerleden de openingsplechtigheid zullen bijwonen, steeds aan die Kamerle den zelf overgelaten. De beide congressen, die over de bijwoning van die plechtig heid beraadslaagden, die van 192G en 1927, hebben in hunne resoluties uitdrukkelijk vastgesteld, dat de fracties volkomen vrij zijn, „om daarover zelfstandig te beslis sen". De sociaal-democratische Kamerfractie heeft in den loop der jaren herhaaldelijk de vraag besproken, of zij op den derden Dinsdag van September al of niet aan de openingsvergadering zou deelnemen. Reeds in 1909 was in dc fractie een meerderheid, die om principieeie redenen meende, dat de fractie bij de opening vertegenwoor digd diende te zijn. Slechts om bijkomsti ge overwegingen werd toen van aanwezig heid afgezien. In 1926 besloot dc fractie tot bijwoning van de plechtigheid. Ook in 1927, 1928 en 1929 waren leden van de beide socialistische groepen bij de opening tegenwoordig. Het waren wederom bij komstigc redenen, die de sociaal-dcmocra ten sedert 1930 afwezig deden zijn. Ditmaal heeft de fractie alle bijkomstige overwegingen doen wijken voor de princi pieeie opvatting, dat de vereenigde verga dering in de Ridderzaal het karakter be zit van een manifestatie der volksrechten. Al trachten anderen deze waarheid te verduisteren, door van de plechtigheid ge bruik te maken voor demonstralies, die daar niet op de juiste plaats zijn dit behoeft ons, evenmin als onze partijge- nooten in Zweden, Denemarken, Engeland van bijwoning der openingsbijeenkomst te weerhouden. Het mag ons daarvan niet weerhouden in dezen tijd, nu do democra tie, en met haar alle rechten des volks, aan ernstige gevaren bloo>t. staan. De vijanden der democratie mogen in onze aanwezigheid een bewijs zien, dat de S.D.A.P. al de volksrechten, die in onze grondwet zijn verankerd, wil bewaren en tegen hen zal verdedigen." PSEUDO-ORANJEELANTEN. Amsterdam, 18 Sept. Van het Mer catorplein zijn herenmorgen te zeven uur een groot aantal touring-cars vertrokken met leden van de Ver. Princevlag ter bij woning van de opening van de Staten Ge neraal. Een der wagens is door de politie aangehouden. Alle passagiers waren voor zien van Oranje-strikjes, maar hun Oranje gezindheid bepaalde zich alleen tot do strikjes. In hun hart waren het communis ten. De politie vond het beter dat deze auto-car niet naar Den Haag ging! WIELRIJDSTER ONDER EEN AUTO. Amsterdam, 18 Sept. Hedenmiddag werd in de Lairessestraat een meisje van ongeveer 17 jaar, terwijl zij op de fiets rechts van den weg reed plotseling aange reden door een achter haar rijdende auto. Het 'meisje werd van de fiets geslingerd en 6loeg met het hoofd op het asphalt. De dood moet onmiddellijk zijn ingetreden. Na de aanrijding is de auto direct door gereden. PERSOVERZICHT de vereischte verlaging der productiekosten kunnen worden verkregen, die noodzakelijk is voor de versterking der positie van het bedrijfsleven cn de vermindering der werk loosheid. De Regeering stelt zich voor de maatrege len tot verdere verlaging van het budget, voorzoover zij de goedkeuring der wetge vende macht behoeven, zoo mogelijk in èèn wetsontwerp samengevoegd, aan de Staten- Generaal voor te 'leggen, wier medewerking zij bij een zoo bij uitstek nationaal werk stellig verwacht. De afdoening van deze aangelegenheid zou dan zoo tijdig moeten geschieden, dat de uitwerking in het budget voor 1936 zonder moeite kan plaats vinden, teneinde daardoor te bereiken, dat de te- treffen maatregelen hun invloed op dat budget aanstonds zullen kunnen doen gc- oclcn. Slechts een moedige regeering zal ons volk krachtig aan zich kunnen binden Wij latep hieronder volgen een aantal uittreksels uit de hoofdartikelen in de voornaamste bladen van ons land met be trekking tot de Troonrede. „Do Troonrede heelt het karakter gekregen van mo derne kunst!" De Nieuwe Rott. Courant (Lib.) is zeer somber gestemd: „De rede, waarmede II.M. de Koningin de gewone zitting der Staten-Generaal pleegt te openen, krijgt in de laatste ja ren allengs een anderen aard, dan zij vroe ger had. Vooral dit jaar is dit in sterke mate het geval. Het stuk, dat het prach tige, welluidende orgaan Onzer Koningin heden door de historische zaal deed klin ken, bevat zoo goed als niets positiefs meer. Werd de opening van de zitting vroeger gebruikt tot aankondiging van wetsontwerpen, waarvoor dc goedkeuring der Staten-Generaal zou worden verzocht, duidelijke uitstippcling van eene bepaalde regeeringsstaatkunde, waarvoor medewer king werd verwacht thans is daarvan in de Troonrede weinig of niets meer te vinden, en waar nog iels van die strek king in bedekten vorm is ondergebracht tast men in het duister omtrent de eigen lijke bedoeling. De Troonrede heeft het karakter gekregen van moderne kunst: geen duidelijke welgevormde beelden, geen scherp omlijnde gedachten, doch stemming, sfeer (zooals we dat tegenwoor dig dan gaarne noemen), weergeving van algemeene aandoeningen van het gemoed. En die stemming is somber, uiterst somber, zonder een straal tje van optimisme. De hcele Troon rede is van begin tot peroratie in mineur gehouden. Eenmaal stui ten we op het woord „kracht", eene uiting van het bewustzijn der regeering, dat in haar beleid kracht zich moet toonen, doch ook dan nog wordt dit bewustzijn ge temperd door de toevoeging, dat „behoedzaamheid en voorzichtige aanpassing" daaraan gepaard moe ten gaan. Overigens komt de Troon rede niet verder, dan tot de verze kering, dat aan eenige der meest dringende vraagstukken „aandacht" geschonken zal worden. liet eenige meer positieve, dat in de Troon rede voorkomt, bestaat hierin, dat „verhooging van de reeds zoo zwaar drukkende belastingen zon der gevaar voor ineenstorting niet mogelijk wordt geacht", zoodat, om met de uitgaven binnen de grenzen der beschikbare middelen te blij ven, naar bezuiniging zal moeten worden gestreefd. Voorstellen daar toe zijn „in bewerking"." „Een zakelijk program". 'Aldus noemt het Handelsblad (Lib.) de Troonrede. Het blad schrijft dan o.m.: „De troonrede is een sobero boodschap, die in haar donkere zakelijkheid scherp af steekt bij de hartstochtelijk bewogen ge voelens en staatkundige verlangens, die in deze woelige tijden worden gekoesterd door velen die op minder verantwoorde lijke plaatsen zetelen dan de regeering, en die zich als stuurlui aan den wal ook een grootere vrijheid van beweging en... fantaisie kunnen veroorloven. Die zake lijkheid is noodig voor wie als leiders het hoofd koel en helder moeten houden. Maar aan den anderen kant mag het hart van het volk evenmin worden veronachtzaamd. En tot het hart spreekt in deze boodschap weinig of niets. En dat betreuren wij, omdat de oprechte gevoelsbasis, die aan den gemeenschapszin van een volk ton grondslag moet liggen, een factor is, waar aan een regeering, die op den breedst mo gelijken nationalcn grondslag wil staan, haar aandacht en leiding niet moet ont houden. Wij verlangen waarlijk niet naar een overdadige regeeringspropaganda, zoo als wij die nu geregeldover onze oost grens kunnen waarnemen. De mentaliteit van ons volk is in wezen voor zulke kunst matige cn gereglementeerde demonstraties niet ontvankelijk. Ons gemeenschapsgevoel uit zich in stillero, diepere vormen. Maar ook daar moet een regeering het weten te vinden en aan zichzelf bewust welen te maken. In de boodschap van den troon hadden wij daarvan een duidelijker getuigenis willen vinden. Achter de groote waarden van verantwoordelijke vrijheid, zelfstan digheid en verdraagzaamheid (die iets an ders is dan een vrijbrief voor anarchie) staat het overgroote deel van onze volks gemeenschap offervaardig en vastberaden. Uit die zedelijke waarden moet ons volk de kracht en den wil putten om zich door de zware stormen, die ons thans bedrei gen heen te worstelen. Op die krachten moet ook de regcering steunen. Zij spreekt ervan in een enkelen zin in een der laatste paragrafen van de troonrede, over de „handhaving van de zedelijke volkskracht", cn dc „versterkirur van dc. eendracht des volks". Maar deze gedachte, en dan breeder uitgewerkt, had beter de basis en het uitgangspunt van deze staatkundige boodschap kunnen zijn" Aan het slot lezen wij: „Resumeerend kunnen wij van deze troonrede dit zeggen: Zij bevat goede en gezonde gedachten en zij drukt deze voorzichtig uit; maar zij zegt en kele belangrijke dingen niet, of niet duidelijk genoeg, en de toon is matter dan wij gehoopt hadden op een oogen blik dat ons volk een hart onder den riem vraagt van zijn wettige leiders. De slotparagraaf van de troonrede vraagt levensmoed voor ons volk. Wij verwachten, dat bij deze nationale re geering die moed geen oogenblik zal verzwakken. Noch naar binnen, noch naar buiten. Slechts een moedig» regecring zal ons volk krachtig aan zich kunnen binden." „Aanpassing, steeds vorder aanpassing." Het Volk (S D.) is al zeer slecht over dc Troonrede te spreken: „Aanpassing. Nog steeds verdere aanpas sing, nadat er reeds zoo schromelijk aan gepast is. Nog verdere loonsverlaging der halve, nog verdero afbraak, wellicht do opheffing van „geheele diensten", waarop de voorzitter van het Verbond van Ned. Werkgevers, de verecniging, waarvan do pas benoemde burgemeester secretaris is, bij de opening der algemeene vergadering dezer dagen aandrong. Aanpassing. Geen verhooging van belas ting om den nood te helpen lenigen. Be- lastingverhooging wordt „niet mogelijk" genoemd. Er zijn groepen van bezittenden, die nog nauwelijks geleden hebben onder de crisis, waardoor het overige volk zoo zwaar getroffen is. Wij noemen de huis eigenaren en de hypotheekhouders. Maar hen zwaarder te belasten wordt afgewe zen. Geen verhooging van belasting, maar enkel zullen de uitgaven „nog verder ver laagd" worden. Aanpassing, nog veel meer aanpassing, behalve bij Defensie. Het Nederlandsche volk, reeds uitgeput van aanpassing, zal nog verder uitgeput worden. Dit is de zin dezer allersomberste troonrede Hiermee rijst echter met dwingende kracht de thans wel onontwijkbaar geworden vraag,- of dit stelsel van noodlottige aanpassing nu werkelijk verder zoo kan doorgaan, of niet noodzakelijk de koers gewend moet worden en het alternatief van aanpassing, van deflatie, van steeds verder verlaging van uitgaven, gekozen moet worden, de devaluatie, willen land en volk in den put der uitmergelende aanpassing niet steeds verder hopeloos verzinken. Intusschen is het thans nog aanpassing, steeds verder aanpassing. Somber is de troonrede. Nog somberder dreigt de Mil lioenennota te worden, waarin de midde len der steeds verdere aanpassing vermeld zullen staan „Minister Stecnberghe's in vloed duidelijk merkbaar". Uit de Maasbode (R.K.): „Minister Steenberglie trad eerst op 25 Juni in functie. Maar zijn invloed is duidelijk kenbaar in dc passage, welke van de handelspolitiek gewaagt. „Groo tere aandacht" zal aan de binnenland- schc markt worden geschonken: sterker kan de Troonrede moeilijk uitdrukken, dat op dit punt de nieuwe, reeds door mr. Verschuur ingezette koers met kracht zal worden voortgezet, ook al zal, overigens vanzelfsprekend, zooveel mogelijk worden gestreefd naar hand having van onzen export. Laat ons hopen, dat minister Colijn. die met de industrialisatie in Indië reeds een aanvang gemaakt heeft, ook de banden van Nederland en Indië nog sterker zal aanhalen. Zeker, men mag zich verheugen over nauwere, economi sche aanraking van dc beide gebieds- deelen, maar als wij bedenken, wat Ne derland op Europeesche markten in nieuwe handelstractaten voor Indië ver overde, hoe het de mais van Indië en de suiker van Suriname sauveerde en vooral Ncd.-Indié financieel bijsprong, schijnt dc reden tot verheuging over deze nauwere economische aanraking voorloopig toch wel het sterkst op Indi sche zijde te liggen. Wat meer belang stelling voor dc moeilijkheden van Ne derland ware wellicht ook niet mis plaatst in Indië, dat zich bij zijn onder handelingen met Japan mischien wat meer zou kunnen rcaliseeren, dat het een actieve handelsbalans heeft met Nederland en niet met het rijk van den Mikado". Aan een waakzame regeering past geen voorbarig optimisms Onder dit hoofd schrijft de Telegraaf (neutraal) o.m.: „Zoo somber als dit jaar heeft, sedert on- heugelijken tijd, geen Troonrede geklonken. De regeering ziet geen lichtpunten cn de maatregelen die zij aankondigt, zijn, zonder uitzondering, in overeenstemming met deze sombere opvattingen. (Zie vervolg op pag. 3.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 6