MINISTER OUD WAARSCHUWT!
„EEN TROONREDE IN MINEUR"
UITGAVEN MOETEN
DALEN
TER RECHTVAARDIGING!
„ZOO GOED ALS NIETS
POSITIEFS"
rAan het verlaten van den gouden
standaard kan niet won
den gedacht
Aan het slot van dc millioenennota geeft
minister Oud enkele beschouwingen omtrent
den toestand van 's Rijks financiën en dc
vooruitzichten voor dc naaste toekomst. De
minister schrijft onder meer:
Sinds het oogenblik waarop de bcgrooting
voor 1934 werd ingediend, is de economische
en politieko situatie in dc heclc wereld in
geen enkel opzicht verbeterd, daarentegen
in velerlei opzicht slechter geworden.
Hoewel de regeering niets ongedaan laat,
dat haars inziens zou kunnen dienen om
het Nederlandsch product in zijn worsteling
om afzetgebieden zooveel mogelijk te steu
nen, is het duidelijk, dat zij op dit gebied
maar zeer geringe macht bezit. Tegenover
verminderende koopkracht in vroeger be
langrijke afzetgebieden vermag zij niets; te
gen onmacht om betalingen in een reëel be
taalmiddel te transferceren staat zij dikwijls
machteloos.
De minister meent op deze bekende feiten
nogmaals te moeten wijzen, omdat niet
ieder zich er altijd van bewust is, in welke
toenemende mate de welvaart van het Ne
derlandsche volk door dit alles wordt ge
knot. Daardoor daalt de totale koopkracht
ook in ons eigen land steeds meer, met do
funeste gevolgen, die zulks meebrengt voor
nagenoeg allo groepen der bevolking. Door
dc verminderende koopkracht onzer bevol
king wordt ook onze import verkleind en
worden de importhandel zoowel als de
transportbedrijven getroffen, hetgeen niet
kan nalaten weer invloed te oefenen op on
zen export.
Dat onder dergelijke omstandigheden ook
de innerlijke kwaliteiten eener begrooting
niet zoo snel kunnen worden verbeterd, als
men zou willen, behoeft geen verdere ver
klaring. De verklaring eener situatie is een
vraag van inzicht in haar oorzakelijke fac
toren. Dit inzicht is ongetwijfeld in brecde
lagen van het Nedcrlandsche volk aanwe
zig. Die situatie nog langen tijd te door
staan, is echter geen kwestie van inzicht,
maar van middelen en reserves. En deze
zijn in breede lagen van het Nederlandsche
volk niet meer aanwezig. Hiermede komt
men automatisch voor een vraagstuk te
staan, dat van anderen aard is en veel ver
dere strekking heeft dan de hoedanigheden
van het dekkingsplan, waarmede men een
bepaalde begrooting sluitend maakt. Dat is
het niveau waarop zij sluitend wordt ge
maakt. Men kan niet meer volstaan met
aan het budget den eisch te stellen, dat ont
vangsten en uitgaven met elkaar in even
wicht zijn. Het peil der Overheidsuitgaven
is in den tegenwoordigen toestand onaf
scheidelijk aan den primairen cvcnwichts-
eisch verbonden.
In de budgetaire politiek sedert het opko
men van de crisis kan men drie phasen on
derscheiden:
le. de periode 1930/33, die men zou kun
nen noemen de periode van de geleidelijke
bewustwording. In deze periode hebben ve
len geleefd in de hoop, dat de crisis maar
een tijdelijke inzinking zou zijn. Langzamer
hand is men van dit droombeeld genezen en
heeft men bespeurd, dat wij, al wachtende,
de in de voorafgaande voorspoedige jaren
gemaakte reserves hadden opgeteerd en bo
vendien voor een Rijksbegrooling stonden,
die een gat vertoonde van 190 millioen.
2e. het jaar 1934, het jaar van dc onmid
dellijk vereischte noodvoorzieningen tot af
wering van de dreigende gevaren, die uit
zulk een begrootingstelcort voortsproten;
3e. thans, nu zeker is, dat het toekom
stig levensniveau van ons volk gestabili
seerd zal worden op een aanzienlijk lager
vlak hoeveel lager kan niemand vooruit
zien is het onafwijsbaar noodig de kosten
der publieke huishouding aanzienlijk verder
in de richting van dat lagere vlak te doen
dalen.
Het beste bewijs daarvoor is, dat het hui
dige uitgavenniveau slechts kan worden
volgehouden door het heffen van steeds tal
rijker en dikwijls zeer zwaar drukkende be
lastingen. De minister behoeft dit niet met
cijfers aan te tooncn, ieder contribuabcl
staatsburger ondervindt het dagelijks aan
den lijve.
Belemmering in den strijd
om het bestaan.
Deze hooge lasten vormen een zeer ernsti
ge belemmering voor het Nederlandsche
volk in zijn thans zoo moeilijken strijd om
het bestaan. Alle takken van het bedrijfsle
ven worden daardoor geschaad, de export
bedrijven worden in hun concurrcntiemoge
hjkheden op dc buitenlandsche markten ge
knot, de bedrijven, die voor de binnenland-
sche markt werken, voelen dezen schade
lijken factor op twee wijzen: le. in hun te
hooge productiekosten en 2e. in de vermin
derde koopkracht hunner afnemers, die een
te groot deel van hun toch reeds vermin
derd inkomen aan den fiscus moeten af
staan. Van deze situatie worden in bijzon
der sterke mate de arbeiders de dupe, daar
zij onmiddellijk tot vermeerdering der werk
loosheid voert.
Voorts wordt door te hooge belastingen de
kapitaalvorming sterk benadeeld. De mi
nister heeft geaarzeld het woord „kapitaal
vorming" hier neer te schrijven, uit vrees,
dat dit woord thans wellicht met hoon zal
worden ontvangen. Inderdaad kan van ka
pitaalvorming nauwelijks sprake zijn en
zal vrijwel over de geheele lijn voor intc
ring moeten worden gevreesd. De te hooge
belastingen versnellen echter deze intering
en zullen toekomstige nieuwe vorming van
kapitaal, indien de toestanden iets mochten
verbeteren, langer tegenhouden dan ge-
wenscht is. Men zij zich er wel van bewust,
dat de reserves, waarop een groot deel van
het Nederlandsche volk en vooral ook van
de nijverheid thans nog leeft en waarop ook
het Staatscrediet voor een zeer groot deel
steunt, te danken zijn aan vroegere kapi
taalvorming.
Het zou een onverdedigbaar gebrek aan
inzicht in dc eischen der toekomst zijn, in
dien de Regeering aan dit punt geen aan
dacht besteedde. De door een te hoog uitga
venniveau te hoog opgevoerde belasting
druk brengt ook dit gevolg met zich, dat
alle elasticiteit uit dc Overheidshuishouding
verdwijnt. Indien onverwachte, doch onaf
wijsbare uitgaven zich voordoen, is het vrij
wel onmogelijk daarvoor dekking te vinden,
zoodat de tekorten steeds onmiddellijk voor
de deur staan en bij het opmaken der re
kening gewoonlijk dan ook blijken aanwe
zig te zijn. Dit leven op den rand der finan-
cieele mogelijkheden heeft niet alleen een
ongunstigen invloed op do schuldpositie,
doch maakt het dikwijls ondoenlijk, althans
hoogst bedenkelijk sociale nooden te leni
gen of tot groote kapitaalsuitgaven te be
sluiten, hoewel deze noodzakelijker kunnen
zijn dan tal van uitgaven, die thans de be
grooting belasten en die, hoewel nuttig,
toch niet van vitale beteekenis zijn.
Zoo staat de Regcering thans weder voor
de noodzakelijkheid om de buitengewone
moeilijkheden, waarin de Nederlandsche
scheepvaart, dit bij uitstek nationaal bedrijf,
reeds geruimen tijd verkeert, in zoodanige
mate te verlichten, dat voor den ondergang
wordt behoed, wat behoort te blijven be
staan. De Regeering vertrouwt de daarvoor
noodige gelden binnenkort te kunnen aan
vragen, doch zij zal daartoe vooraf nieuwe
bezuinigingen moeten aanbrengen, anders
toch zouden deze uitgaven leiden tot ver
hooging van het budgetaire niveau, dat wil
zeggen tot zwaarderen belastingdruk of tot
een rekeningstekort; dit laatste is reeds
daarom onaanvaardbaar, omdat stijging
-an de Staatsschuld voorloopig binnen de
engst mogelijke grenzen moet worden be
perkt.
Het is van algemeene bekendheid, dat een
publieke huishouding, die op te grooten
voet geschoeid is, aanpassing aan gewijzig
de levensomstandigheden der natie op elk
gebied remt en tegenhoudt. Dit is reeds zoo
vele malen aangetoond, dat de minister
hierop niet nog eens behoeft in te gaan. Dat
deze aanpassing voor het Nedcrlandsche
volk thans echter een kwestie van zijn of
niet zijn is geworden, staat voor de Regee
ring eveneens als een paal boven water.
Vermindering der uitgaven.
Er is dus geen ander middel
meer dan vermindering van uit*
gaven. De Regeering zal toch wel
niet behoeven te herhalen, dat
aan het nog steeds door sommis
gen aanbevolen middel het
verlaten van den gouden stans
daard door haar niet wordt
gedacht.
Nu de vereischte noodvoorzies
ningen getroffen zijn, heeft dc
Regeering derhalve al haar aans
dacht te geven aan een verdere
ingrijpende vermindering der uits
gaven. Voorstellen daartoe, die
op de basis van het hierboven
uiteengezette standpunt verdes
digbaar zijn, zijn in voorbereis
ding.
Dat daarbij veel zal moeten vals
len, wat nuttig is, behoeft geen
betoog. Het gaat er thans om,
zeer groote algemeene volksbes
langen te redden en niet om als
lerlei op zichzelf zeer nuttige en
gewenschte onderdcelen der
Overheidsbemoeiing tot eiken
prijs in stand te houden. Het
spreekt vanzelf, dat in de eerste
plaats die uitgaven in oogens
schouw zullen moeten worden
genomen, die sedert den oorlog
het meeste zijn verhoogd, in het
bijzonder als zij onevenredig zijn
uitgezet. Men zal er echter niet
komen zonder te gelijkertijd
maatregelen te nemen om de
kosten van het levensonderhoud,
die thans ten deele een zekere
stijging vertoonen, verder te doen
dalen al zal daarbij de bestaanss
mogelijkheid der producenten in
het oog moeten worden gehous
den. Tot deze maatregelen bes
hoort mede het weder op gang
brengen van den bouw van goeds
koope arbeiderswoningen.
Vervolgens zal de regel moeten worden
gesteld, dat overal, waar in eenigen vorm
door de Overheid steun of hulp wordt ver
leend, die stcunverleening steeds zal moeten
geschieden in zoodanigen vorm, dat dc aan
passing aan een lager niveau daardoor
wordt bevorderd. Alleen op deze wijze zal
Waarom de sociaaldemocraten
in de Ridderzaal aam
wezig waren
Ir. J. W. Albarda, voorzitter van de
S.D.A.P., schrijft aan de redactie van He t
Volk:
„De jaarlijksclio opening van de zitting
der Slaten-Generaal i3 geen hofreceptie.
De beide Kamers begeven zich niet naar
het paleis vafi het wettige staatshoofd
voor een betuiging van onderdanigheid
de drager van do Kroon begeeft zich naai
de vereenigde vergadering der beide Ka-
uiers, om een plicht te vervullen.
Artikel 101 der Grondwet bepaalt, dat
„de zitting der Staten-Gencraal in ver
eenigde vergadering der Kamers door den
Koning of door een commissie van Zij
nentwege wordt geopend". Artikel 101
schrijft voor, dat die opening geschiedt op
den derden Dinsdag in September.
Deze artikelen zijn de waarborgen voor
een gewichtig recht des volks. Of zijn ge
kozen vertegenwoordiging zal bijeenkomen,
om te beraadslagen en te besluiten over
de belangen des volks, hangt niet van
koninklijk welgevallen af. De drager der
koninklijke waardigheid is verplicht, op
een bepaalden dag de zitting der Staten-
Generaal te openen, zoodat de vertegen
woordigers des volks hun taak ter hand
kunnen nemen.
De openingsplechtigheid is dus, voor
ieder, die haar beteekenis begrijpt, een
huldiging van een zeer voornaam volks
recht in den democratischen staat.
Sedert de eerste sociaal-democraten hun
intocht deden in het Nederlandsche par
lement, heeft de Partij de beslissing, of
haar Kamerleden de openingsplechtigheid
zullen bijwonen, steeds aan die Kamerle
den zelf overgelaten. De beide congressen,
die over de bijwoning van die plechtig
heid beraadslaagden, die van 192G en 1927,
hebben in hunne resoluties uitdrukkelijk
vastgesteld, dat de fracties volkomen vrij
zijn, „om daarover zelfstandig te beslis
sen".
De sociaal-democratische Kamerfractie
heeft in den loop der jaren herhaaldelijk
de vraag besproken, of zij op den derden
Dinsdag van September al of niet aan de
openingsvergadering zou deelnemen. Reeds
in 1909 was in dc fractie een meerderheid,
die om principieeie redenen meende, dat
de fractie bij de opening vertegenwoor
digd diende te zijn. Slechts om bijkomsti
ge overwegingen werd toen van aanwezig
heid afgezien. In 1926 besloot dc fractie tot
bijwoning van de plechtigheid. Ook in
1927, 1928 en 1929 waren leden van de
beide socialistische groepen bij de opening
tegenwoordig. Het waren wederom bij
komstigc redenen, die de sociaal-dcmocra
ten sedert 1930 afwezig deden zijn.
Ditmaal heeft de fractie alle bijkomstige
overwegingen doen wijken voor de princi
pieeie opvatting, dat de vereenigde verga
dering in de Ridderzaal het karakter be
zit van een manifestatie der volksrechten.
Al trachten anderen deze waarheid te
verduisteren, door van de plechtigheid ge
bruik te maken voor demonstralies, die
daar niet op de juiste plaats zijn dit
behoeft ons, evenmin als onze partijge-
nooten in Zweden, Denemarken, Engeland
van bijwoning der openingsbijeenkomst te
weerhouden. Het mag ons daarvan niet
weerhouden in dezen tijd, nu do democra
tie, en met haar alle rechten des volks,
aan ernstige gevaren bloo>t. staan. De
vijanden der democratie mogen in onze
aanwezigheid een bewijs zien, dat de
S.D.A.P. al de volksrechten, die in onze
grondwet zijn verankerd, wil bewaren en
tegen hen zal verdedigen."
PSEUDO-ORANJEELANTEN.
Amsterdam, 18 Sept. Van het Mer
catorplein zijn herenmorgen te zeven uur
een groot aantal touring-cars vertrokken
met leden van de Ver. Princevlag ter bij
woning van de opening van de Staten Ge
neraal. Een der wagens is door de politie
aangehouden. Alle passagiers waren voor
zien van Oranje-strikjes, maar hun Oranje
gezindheid bepaalde zich alleen tot do
strikjes. In hun hart waren het communis
ten. De politie vond het beter dat deze
auto-car niet naar Den Haag ging!
WIELRIJDSTER ONDER EEN AUTO.
Amsterdam, 18 Sept. Hedenmiddag
werd in de Lairessestraat een meisje van
ongeveer 17 jaar, terwijl zij op de fiets
rechts van den weg reed plotseling aange
reden door een achter haar rijdende auto.
Het 'meisje werd van de fiets geslingerd en
6loeg met het hoofd op het asphalt. De
dood moet onmiddellijk zijn ingetreden.
Na de aanrijding is de auto direct door
gereden.
PERSOVERZICHT
de vereischte verlaging der productiekosten
kunnen worden verkregen, die noodzakelijk
is voor de versterking der positie van het
bedrijfsleven cn de vermindering der werk
loosheid.
De Regeering stelt zich voor de maatrege
len tot verdere verlaging van het budget,
voorzoover zij de goedkeuring der wetge
vende macht behoeven, zoo mogelijk in èèn
wetsontwerp samengevoegd, aan de Staten-
Generaal voor te 'leggen, wier medewerking
zij bij een zoo bij uitstek nationaal werk
stellig verwacht. De afdoening van deze
aangelegenheid zou dan zoo tijdig moeten
geschieden, dat de uitwerking in het budget
voor 1936 zonder moeite kan plaats vinden,
teneinde daardoor te bereiken, dat de te-
treffen maatregelen hun invloed op dat
budget aanstonds zullen kunnen doen gc-
oclcn.
Slechts een moedige regeering
zal ons volk krachtig aan zich
kunnen binden
Wij latep hieronder volgen een aantal
uittreksels uit de hoofdartikelen in de
voornaamste bladen van ons land met be
trekking tot de Troonrede.
„Do Troonrede heelt het
karakter gekregen van mo
derne kunst!"
De Nieuwe Rott. Courant (Lib.) is
zeer somber gestemd:
„De rede, waarmede II.M. de Koningin
de gewone zitting der Staten-Generaal
pleegt te openen, krijgt in de laatste ja
ren allengs een anderen aard, dan zij vroe
ger had. Vooral dit jaar is dit in sterke
mate het geval. Het stuk, dat het prach
tige, welluidende orgaan Onzer Koningin
heden door de historische zaal deed klin
ken, bevat zoo goed als niets positiefs
meer. Werd de opening van de zitting
vroeger gebruikt tot aankondiging van
wetsontwerpen, waarvoor dc goedkeuring
der Staten-Generaal zou worden verzocht,
duidelijke uitstippcling van eene bepaalde
regeeringsstaatkunde, waarvoor medewer
king werd verwacht thans is daarvan
in de Troonrede weinig of niets meer te
vinden, en waar nog iels van die strek
king in bedekten vorm is ondergebracht
tast men in het duister omtrent de eigen
lijke bedoeling. De Troonrede heeft het
karakter gekregen van moderne kunst:
geen duidelijke welgevormde beelden,
geen scherp omlijnde gedachten, doch
stemming, sfeer (zooals we dat tegenwoor
dig dan gaarne noemen), weergeving van
algemeene aandoeningen van het gemoed.
En die stemming is somber,
uiterst somber, zonder een straal
tje van optimisme. De hcele Troon
rede is van begin tot peroratie
in mineur gehouden. Eenmaal stui
ten we op het woord „kracht",
eene uiting van het bewustzijn der
regeering, dat in haar beleid
kracht zich moet toonen, doch ook
dan nog wordt dit bewustzijn ge
temperd door de toevoeging, dat
„behoedzaamheid en voorzichtige
aanpassing" daaraan gepaard moe
ten gaan. Overigens komt de Troon
rede niet verder, dan tot de verze
kering, dat aan eenige der meest
dringende vraagstukken „aandacht"
geschonken zal worden. liet eenige
meer positieve, dat in de Troon
rede voorkomt, bestaat hierin, dat
„verhooging van de reeds zoo
zwaar drukkende belastingen zon
der gevaar voor ineenstorting niet
mogelijk wordt geacht", zoodat, om
met de uitgaven binnen de grenzen
der beschikbare middelen te blij
ven, naar bezuiniging zal moeten
worden gestreefd. Voorstellen daar
toe zijn „in bewerking"."
„Een zakelijk program".
'Aldus noemt het Handelsblad (Lib.)
de Troonrede. Het blad schrijft dan o.m.:
„De troonrede is een sobero boodschap,
die in haar donkere zakelijkheid scherp af
steekt bij de hartstochtelijk bewogen ge
voelens en staatkundige verlangens, die in
deze woelige tijden worden gekoesterd
door velen die op minder verantwoorde
lijke plaatsen zetelen dan de regeering, en
die zich als stuurlui aan den wal ook
een grootere vrijheid van beweging en...
fantaisie kunnen veroorloven. Die zake
lijkheid is noodig voor wie als leiders het
hoofd koel en helder moeten houden. Maar
aan den anderen kant mag het hart van
het volk evenmin worden veronachtzaamd.
En tot het hart spreekt in deze boodschap
weinig of niets. En dat betreuren wij,
omdat de oprechte gevoelsbasis, die aan
den gemeenschapszin van een volk ton
grondslag moet liggen, een factor is, waar
aan een regeering, die op den breedst mo
gelijken nationalcn grondslag wil staan,
haar aandacht en leiding niet moet ont
houden. Wij verlangen waarlijk niet naar
een overdadige regeeringspropaganda, zoo
als wij die nu geregeldover onze oost
grens kunnen waarnemen. De mentaliteit
van ons volk is in wezen voor zulke kunst
matige cn gereglementeerde demonstraties
niet ontvankelijk. Ons gemeenschapsgevoel
uit zich in stillero, diepere vormen. Maar
ook daar moet een regeering het weten
te vinden en aan zichzelf bewust welen te
maken.
In de boodschap van den troon hadden
wij daarvan een duidelijker getuigenis
willen vinden. Achter de groote waarden
van verantwoordelijke vrijheid, zelfstan
digheid en verdraagzaamheid (die iets an
ders is dan een vrijbrief voor anarchie)
staat het overgroote deel van onze volks
gemeenschap offervaardig en vastberaden.
Uit die zedelijke waarden moet ons volk
de kracht en den wil putten om zich door
de zware stormen, die ons thans bedrei
gen heen te worstelen. Op die krachten
moet ook de regcering steunen. Zij
spreekt ervan in een enkelen zin in een
der laatste paragrafen van de troonrede,
over de „handhaving van de zedelijke
volkskracht", cn dc „versterkirur van dc.
eendracht des volks". Maar deze gedachte,
en dan breeder uitgewerkt, had beter de
basis en het uitgangspunt van
deze staatkundige boodschap kunnen zijn"
Aan het slot lezen wij:
„Resumeerend kunnen wij van deze
troonrede dit zeggen: Zij bevat goede
en gezonde gedachten en zij drukt
deze voorzichtig uit; maar zij zegt en
kele belangrijke dingen niet, of niet
duidelijk genoeg, en de toon is matter
dan wij gehoopt hadden op een oogen
blik dat ons volk een hart onder den
riem vraagt van zijn wettige leiders.
De slotparagraaf van de troonrede
vraagt levensmoed voor ons volk. Wij
verwachten, dat bij deze nationale re
geering die moed geen oogenblik zal
verzwakken. Noch naar binnen, noch
naar buiten. Slechts een moedig»
regecring zal ons volk krachtig aan
zich kunnen binden."
„Aanpassing, steeds vorder
aanpassing."
Het Volk (S D.) is al zeer slecht over
dc Troonrede te spreken:
„Aanpassing. Nog steeds verdere aanpas
sing, nadat er reeds zoo schromelijk aan
gepast is. Nog verdere loonsverlaging der
halve, nog verdero afbraak, wellicht do
opheffing van „geheele diensten", waarop
de voorzitter van het Verbond van Ned.
Werkgevers, de verecniging, waarvan do
pas benoemde burgemeester secretaris is,
bij de opening der algemeene vergadering
dezer dagen aandrong.
Aanpassing. Geen verhooging van belas
ting om den nood te helpen lenigen. Be-
lastingverhooging wordt „niet mogelijk"
genoemd. Er zijn groepen van bezittenden,
die nog nauwelijks geleden hebben onder
de crisis, waardoor het overige volk zoo
zwaar getroffen is. Wij noemen de huis
eigenaren en de hypotheekhouders. Maar
hen zwaarder te belasten wordt afgewe
zen. Geen verhooging van belasting, maar
enkel zullen de uitgaven „nog verder ver
laagd" worden.
Aanpassing, nog veel meer aanpassing,
behalve bij Defensie. Het Nederlandsche
volk, reeds uitgeput van aanpassing, zal
nog verder uitgeput worden. Dit is de zin
dezer allersomberste troonrede Hiermee
rijst echter met dwingende kracht de
thans wel onontwijkbaar geworden vraag,-
of dit stelsel van noodlottige aanpassing
nu werkelijk verder zoo kan doorgaan, of
niet noodzakelijk de koers gewend moet
worden en het alternatief van aanpassing,
van deflatie, van steeds verder verlaging
van uitgaven, gekozen moet worden, de
devaluatie, willen land en volk in den
put der uitmergelende aanpassing niet
steeds verder hopeloos verzinken.
Intusschen is het thans nog aanpassing,
steeds verder aanpassing. Somber is de
troonrede. Nog somberder dreigt de Mil
lioenennota te worden, waarin de midde
len der steeds verdere aanpassing vermeld
zullen staan
„Minister Stecnberghe's in
vloed duidelijk merkbaar".
Uit de Maasbode (R.K.):
„Minister Steenberglie trad eerst op
25 Juni in functie. Maar zijn invloed is
duidelijk kenbaar in dc passage, welke
van de handelspolitiek gewaagt. „Groo
tere aandacht" zal aan de binnenland-
schc markt worden geschonken: sterker
kan de Troonrede moeilijk uitdrukken,
dat op dit punt de nieuwe, reeds door
mr. Verschuur ingezette koers met
kracht zal worden voortgezet, ook al
zal, overigens vanzelfsprekend, zooveel
mogelijk worden gestreefd naar hand
having van onzen export.
Laat ons hopen, dat minister Colijn.
die met de industrialisatie in Indië
reeds een aanvang gemaakt heeft, ook
de banden van Nederland en Indië nog
sterker zal aanhalen. Zeker, men mag
zich verheugen over nauwere, economi
sche aanraking van dc beide gebieds-
deelen, maar als wij bedenken, wat Ne
derland op Europeesche markten in
nieuwe handelstractaten voor Indië ver
overde, hoe het de mais van Indië en
de suiker van Suriname sauveerde en
vooral Ncd.-Indié financieel bijsprong,
schijnt dc reden tot verheuging over
deze nauwere economische aanraking
voorloopig toch wel het sterkst op Indi
sche zijde te liggen. Wat meer belang
stelling voor dc moeilijkheden van Ne
derland ware wellicht ook niet mis
plaatst in Indië, dat zich bij zijn onder
handelingen met Japan mischien wat
meer zou kunnen rcaliseeren, dat het
een actieve handelsbalans heeft met
Nederland en niet met het rijk van den
Mikado".
Aan een waakzame regeering
past geen voorbarig optimisms
Onder dit hoofd schrijft de Telegraaf
(neutraal) o.m.:
„Zoo somber als dit jaar heeft, sedert on-
heugelijken tijd, geen Troonrede geklonken.
De regeering ziet geen lichtpunten cn de
maatregelen die zij aankondigt, zijn, zonder
uitzondering, in overeenstemming met deze
sombere opvattingen.
(Zie vervolg op pag. 3.)