SEIK§)
ONS SUCCES IS
UWSUCCES
STOOMWASSCHERIJ
DE KOLK®
MEER BETALER
ZOU DWAASHEID ZIJN!
KOFFIE
KNOEIERIJ
TOEN RIETJE EN PIETJE
WILDEN KAMPEEREN
Rubriek van Oom Bob
MACH IN AL OP A A K W A S C l
Q KASTKLAAR
KRAAK HELDER
GOEDKOOP
F. VAM HOFKUEQEN
ÖLEEKERSTRAAT 37 TELEFOON 6
De beste koffie. Hulsko'*
Selnkoffiekost nu 25 ct.
per pond I Hulsko beeft
één soorti het bestel la
gepatenteerde, luchtdichte
verpjkklng. - Vraagt Uw
Winkelier I
HULSKO^«v
DE KOFFIE WAAR RIT IN ZITI
door
RIE BEYER
(Slol.)
Stomverbaasd bleef Theo achter. Hans
was drie jaar jonger dan hij en Verbur
kende hem, doordat hij bij hen in de buurt
woonde en wel eens met Hans speelde,
Maar niet dikwijls, want Ilans hield ook
niet van hem, net zoomin als TheoMaar
waarom wilde Verburg den bal van Hans
hebben?... Theo wist, dat Verburg thuis
nogal verwend werd, en dat hij zeker een
voetbal zou krijgen, als hij dien graag wil
de hebben. Hij dacht er natuurlijk niet aan
om Hans zijn voetbal af tte nemen en 'm
aan Verburg te geven. Zelfs niet alsals
3lij daardoor dat prachtige bock zou kunnen
krijgen't Was waar, dat Ilans niet vaak
met den voetbal speelde en al had hij hem
zelf gekregen, daarom mocht Theo hem
toch net zoo goed gebruiken
„Gebruiken, ja, maar niet wegne-
nemen;" zei een inwendige stem, en
met een zucht schudde Theo de gedachte
aan het boek van zich af en ging naar
huis om koffie te drinken
Toen hij om half twee Jo Verburg weer
zag, moest hij opnieuw aan het hoek den
ken en vol onrust ontweek hij hem, tot de
les begonMaar om vier uur hield
Theo 't niet langer uit, hij stapte op Ver
burg toe en vroeg plotseling: „Waarom
vraag jij je vader niet om een voetbal? Als
je mij 't bock wilt leenen, zal ik je graag
mijn mooiste boekenlegger geven." Ver
burg lachte.
„Ik leen 't niet uit," zei hij toen sluw.
„Jij kunt 't krijgen op de voorwaarde, die
ik je al gezegd heb. Vader schijnt 't op 't
oogenblik niet zoo goed te kunnen missen
c-n ik wil nu eenmaal graag een voetbal
hebben."
In werkelijkheid had Verburg thuis niets
gevraagd en van voetballen hield hij niet
eens erg veel. Theo keek hem aan. Zwij
gend stonden de jongens een oogenblik te
genover elkaar. Toen zei Theo plotseling:
„Morgenochtend breng ik den bal mee."
Meteen keerde hij zich om en ging weg.
Verburg grijnsde.
Ziezoo! die schijnheilige sinjeur had hij
eens flink te grazen genomen. Die nam
dus ook dingen van zijn broertje weg om
zelf een mooi bock te kunnen bemachti
gen!
Theo had intusschen zijn fiets gehaald
en was naar huis gereden. Nóg hoorde hij
zichzelf dat ellendige zinnetje zeggen te
gen Verburg: morgenochtend breng ik den
bal mee!.... Hij had het heelemaal niet
willen zeggen, maar het was nèt alsof hij
het doen moest.... Theo zette zijn pet af
en liet zijn gloeiend voorhoofd wat af
koelen door den wind
Thuis kwam Hans hem al in de gang te
gemoet, maar Theo kon zich nü niet met
hem bemoeien en onder voorwendsel van
een berg huiswerk glipte hij naar zijn ka
mertje... Den heelon verderen avond had
hij hoofdpijn van ellende en 's nachts sliep
hij slecht
Toen hij den volgenden morgen opstond,
nam hij zich voor: den hal niet mee te
nemen, maar (oen hij bij het weggaan
langs het speelkamertje kwam, stond de
deur open en lag de voetbal onverschil
lig in een hoek gegooid zóó maar voor 't
grijpen. Zonder het eigenlijk te willen,
raapte Theo hem op en nam hem mee.
Op school gaf hij hem zonder een woord
te zeggen aan Verburg. „Vanmiddag krijg
je het boek," zei deze, zonder te laten mer
ken, hoe hij inwendig genoot, en gauw
stopte hij den voetbal in zijn tasch. Theo
was blij, dat geen van de anderen het ge
zien had en ging onrustig zitten.
's Middags bracht Verburg inderdaad
het hoek mee. Theo nam het aan met een
akelig, schuldbewust gevoel, maar toen hij
na schooltijd thuiskwam en het op zijn
gemak bekeek, vond hij het toch wel heer
lijk, dat dit prachtige bock nu zijn eigen
dom was en wilde hij het gauw gaan le
zen.
Maar nu kwam Theo tot de ontdekking,
dat dit nog niet zoo eenvoudig was. Als er
ergens in huis een deur openging, sloeg hij
't boek dicht, uit angst, dat moeder of
Hans binnen zou komen. Ze zouden hem
natuurlijk vragen, hoe hij aan dat boek
kwam en wat moest hij dan zeggen? Theo
was dergelijk geknoei niet gewend en het
bedierf zijn geheel e plezier. Het zweet
brak hem uit van woede en van schaamte.
Hij zat daar warempel net als een dief
alsof hij het hoek gestolen had! Plotseling
schrok hij opgestolen neehet
boek niet, maar den voetbal wèl! Theo hield
het niet langer uit.
Altijd was hij met al zijn zorgen en zijn
moeilijkheden bij zijn moeder gekomen en
nooit had ze hem uitgelachen of geen tijd
voor hem gehad
Energiek legde hij het boek neer en
deed de deur van zijn kamertje open om
naar beneden te gaan. Daar hoorde hij
Juist moeders stem, die hem riep! Lang
zaam ging Theo naar beneden.
Moeder was in de huiskamer. „Ik heb
goed nieuws voor je, Theo," zei ze harte
lijk. „Tanto Elly heeft me nog een post-
wisseltje gestuurd voor m'n verjaardag,
waar ik niet meer op rekende en nu mag
je voor een gedeelte ervan dat Indianen
boek koopen, waar je zoo vol van was.
Prettig?
Theo's mondhoeken begonnen verrader
lijk te trillen en zonder een woord te zeg
gen sloeg hij de armen om moeders hals
en kuste haar, terwijl zijn tranen langs
haar wang liepen. Moeder voelde het en
ongerust duwde ze hem van zich af en
keek hem aan. „Wat heb je, jongen?" vroeg
ze angstig. „Huil jij?"
„Och welnee," zei Theo woedend, ter
wijl hij ruw zijn tranen wegveegde „ik lijk
waarachtig wel een meisje! Idioot!"
„Wat is er dan?" vroeg moeder verwon
derd. Toen nam Theo haar mee naar den
divan en vertelde daar alles van het boek
en den voetbal, en toen hij uitverteld was
en moeder niets zei, legde hij zijn hoofd in
haar schoot en wachtte. Nog steeds bleef
hot stil, maar toen voelde Theo moeders
handen om zijn hoofd. Met een zucht van
verlichting begreep hij, dat ze hem verge
ven had en dankbaar keek hij haar aan.
Moeders oogen stonden heel ernstig, maar
niet boos.
„Om te beginnen moet die jongen jou
den voetbal van Hans teruggeven en jij
hèm zijn bock. Ik zal er wel voor zorgen,
dat alles verder in orde komt.
Je geeft hem het hoek dan ongelezen
terug en voor het geld, dat ik jou wilde
geven, zoek jij zelf iets moois uit voor
Hans. Dol lijkt me het beste en het meest
billijke
Theo knikte. „Ik ben echt blij, dat ik 't
U verteld heb." zei hij warm, „U bent ook
zoo'n echte schat en II begrijpt altijd al
les."
Moeder glimlachte. „Kom," zei ze ter
wijl ze opstond, „ga nu je werk maar ma
ken, dan zullen wc morgen de zaak wel
verder bespreken. Ik denk niet, dat zoo
iets je nóg eens zal gebeuren.... Weet
je," vervolgde ze zacht, „dit is mijn mooi
ste verjaars-cadeau, dat mijh groote zoon
me zoo zijn volle vertrouwen geeft."
Theo keek moeder even aan en trok
toen een gek gezicht van opluchting, dat
het voorbij was; en daar moesten ze alle
bei om lachen.
Maar wie niet lachte, was Jo Verburg.
Hij had er natuurlijk geen oogenblik aan
gedacht, dat Theo zijn moeder alles zou
vertellen en toen zijn eigen ouders hoor
den, wat hij gedaan had, kreeg hij er ge
ducht van langs.
Maar nooit probeerde hij Theo meer over
te halen tot iets oneerlijks.
(Nadruk verboden.)
Rietje en Pietje woonden naast elkan
der in het dorp. Rietjc's vader verkocht
groenten en fruit, en Pietje's vader was
kolenhanuelaar. Rietje was al zeven jaar
en Pietje bijna zeven, maar heiden zaten
nog in de laagste klas der dorpsschool. En
nu was 't vacantia en daarom mochten zij
eiken dag bulten spelen.
„Maar dicht bij huis blijven," had Riet
jc's moeder gezegd.
En Pietje's moeder zei juist hetzelfde.
Zoet bleef dan ook het tweetal, totdat zij
het op een warmen dag in hun bolletje
kregen eens flink ongehoorzaam te zijn.
„Rietje," begon Pietje, „willen we mor
gen gaan kampeeren in het groote bosch,
not als Jaap van den bakker, die is óók
gaan kampceren met een groot pak ach
ter op z'n fiets. En ik zal wel alles mee
brengen, Rietje," beloofde de kleuter.
„Ik zal óók wat meebrengen," zei Riet
je. „En breng jij dan wat kolen mee, Piet
je, om het eten op to koken
Naar het eten, dat gekookt moest wor
den, vroeg Pietje niet. Mij zei alleen: ,,'k
breng een zak vol mee, Rietje."
Heel vroeg zou het tweetal den volgen
den dag opstaan en 't was ook werkelijk
nog héél vroeg, toen Rietje moeders bood-
schappcntasch vulde met zes eieren, aebt
aardappelen, een paar preitjes, een paar
bananen en.. een kleine bloemkool!
Door de achterdeur, die vader niet op slot
had gedaan, toen hij dien morgen naar de
groenten-veiling ging, sloop toen Rietje,
de tasch moeizaam voortslcepende, het
huis uit en langs den nog stillen weg naar
het bosch, achter het hotel. Daar zag ze
al heel gauw Pietje, die een groofen ko-
lenzak voortsleepte, de boschlaan ingaan.
„'k Ben er al, Pietje!" riep Rietje, ,,'k
Heb allemaal eten meegebracht!"
Pietje keek om, liet den zak liggen en
schreeuwde: „moet je eens zien, wat i k
allemaal meebreng! Een zak vol heb ik!"
„O," zei Rietje verbaasd, „een zak vol!"
„Nou, en wat daér allemaal in zit! Moet
je eens zien!" ging hij voort en begon met
in den zak te grabbelen. „Alles voor het
kampceren!" juichte hij, toen een paar lap
pen van een versleten wollen deken, een
stoelkussen vol gaten en een paar oude
vilten pantoffels tc voorschijn kwamen.
Ook een oud wekkerklokje en een para-
pluio vol scheuren, een wollen trui van
zijn vader, een oude ijsmuts, en tenslotte
nóg een paar stukken van een wollen de
ken. „Alles op onzen zolder gevonden,
Rietje 1" legde hij het hem verbaasd aan
starende meisje uit. „Alles voor 't karnpee-
ren, Rietje!" En waar zijn de kolen, om
het eten uit mijn tasch op te koken?"
vroeg Rietje, die met 't bloemkooltjo in
haar arm, alles uit de tasch op 't mos had
neergelegd. „Hoe moeten we dat allemaal
koken, als we geen kolen hebben?"
Doch juist toen Pietje zei: „De bananen
kunnen we wel zóó opeten en do uien
óókkwam Rietje's moeder, die al
heel gauw haar kleine meisje miste en
daarna hoorde, dat de melkboer Rietje,
sjouwende met een tasch, den weg naar
het bosch had zien inslaan.
Met Rietje aan do ceno hand en de
(asch. waarin weer heel do voorraad, dien
Rietje had willen koken, in do andere, liep
toen Rietje'9 moeder naar huis. Ook Piet
je moest mee.
„Laat alles maar liggen, Pietje," zei ze.
„Neem alleen den kolonzak maar mee..."
„Neen," sprak Pietje, en hij schudde
boos zijn hoofdje. „Ik breng alles weer op
onzen zolder terug, voor als ik morgen
alléén ga kampceren! Ik wil nooit meer
met Rietje kampeeren, hoor!" Ja Pietje
was vrcesclijk boos, vooral op Rietje! Hij
bleef twee dagen boos op haar en toen hij
ook den volgenden dag nog niet met haar
wilde spelen en Rietje hem vroog: „Waar
om ben je toch zoo boos op me, Pietje?"
antwoordde hij: „Omdat het jouw schuld
is, dat we niet in 't bosch mochten blij
ven, Rietje. Want jij hebt allemaal nieu
we groenten meegebracht. Als jij oude
uien, aardappelen en bananen had mee
genomen, zou jouw moeder niet zoo gauw
gekomen zijn. Je hadt moeten doen zoo
als ik."
Pietje bedoelde natuurlijk, dat Rietje
wat had moeten meebrengen, dat niet
meer verkocht kon worden.
Toen Rietje Pietje dan ook vertelde, dat
zij, als ze weer gingen kampeeren, oude
groenten en oude bananen zou meebren
gen, was do vrede tusschcn het tweetal
weer gesloten. Maar wel een week lang ble
ven zij boos op den melkboer, omdat die
alles had verklapt.
„Als de melkboer niet had gezegd, dat
hij jou met de tasch had gezien, Rietje,
waren we nu nog aan T kampeeren," zei
Pietje. „Ja cn dan had niemand ons kun
nen vinden, hè?!" lachte Rietje. En toen
toen speelden zij iedcren dag weer
dicht bij huis en vergalen hun kampeer-
plan, ja, ze werden zelfs weer goed op den
melkboer, toen ze eens op diens czelkarre-
tje mochten meerijden.
TANTE JOH.
(Nadruk verboden.)
De regen valt bij straaltjes,
't Is buiten nu zoo nat!
En ik moet thuis stil blijven.
O, wat een strop is dat!
Maar 'k ga mij niet vervelen:
Ik speel in huis wét fijn,
Tot 't eenklaps buiten droog wordt.
Plots is 't weer zonneschijn!
En 'k mag nu weer naar buiten.
Wat ruikt het heerlijk frisch,
Zooals het na den regen
Alleen waar buiten is!
(Nadruk verboden).
Beste nichtjes en neefjes.
De laatste maal is het tweede raadsel
juist onderste boven geplaatst, maar des
ondanks zijn er vier geweest, dio hem hee
lemaal en nog een paar, die hem bijna hee
lemaal goed opgelost hebben. Dat is knap
werk. Maar dezen keer zal liet mij niet
weer overkomen en hebben ook do minder
knappe holletjes onder jullie een redelijke
kans.
Het zijn raadsels van een nieuw soort en
zullen zeker bij jullie in den smaak val
len net als het verhaaltje van Cow Boy,
dat ik hier maar weer laat volgen.
Cow Boy vertelt iets over stie
rengevechten en doet er éénmaal
zelf aan mee.
In Mexico bestaat nog het aloude Spaan-
sche vermakclijkheidsspel: het stierenge
vecht. (Heet het in Amerika geen rodeo?,
Oom B.) het is dan ook geen wonder*
dat de Mexicanen, die als cowboys in
dienst der ranches zijn, nog steeds iets der
gelijks als tijdspasseering organiseeren. Al
léén, er wordt niet gewerkt met speren en
lansen, maar met lasso's en roode doeken.
In één van de omheiningen, bestemd voor
het verzamelen van het vee, stellen zich
dan ecnige cowboys te voet en te paard op.
De eigenaars van de omliggende ranches
met hun personeel nemen o p de omraste-
ring van dikke balken plaats. Deze omras
teringen zijn gemiddeld vijf voet hoog. Een
der cowboys neemt zijn hoed en haalt de
geldstukken op door langs de „tribune"*
te rijden. Dit geld is bestemd om alle sch»-
(Zie vervolg op pag. 2).