ONS SUCCES IS UW SUCCES STOOM W AS SC IIER IJ DE-KOLK MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! HOE DE „RIJSTEBRIJ BERG" ONTSTOND WAT EEN SCHRIK! JAN JORIS TEGEN DE LAMP VLIEGEN MACHINALE OPMAAKWASCH KASTKLAAR KRAAK HELDER rs GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRAAT 37 - TEL. 16 De beste koffie. Hulsko*» Seinkoffiekost nu 25 ct. per pond 1 Hulsko beeft dén soorti het bestel In gepatenteerde, luchtdichte verpakking. - Vraagt Uur Winkelier I urn cvn Wl II. CE KOFFIE WAAK PIT IN ZITI In de kindercourant van 10 Maart ver telde ik jullie „Een sprookje uit Elfen land", waarin drie Elfen-prinsjes, die door hun vader, den Elfen-Koning, in drie wit te duiven waren veranderd, omdat ze vreeslijk stout waren, over den „brijberg" vlogen. Maar dat deze berg echte rijstebrij was, neen, dat wisten ze toen nog niet. Dit hoor den zij pas veel, veel later. En hoe nu deze rijstebrij-berg ontstond, vertelt het volgende sprookje: Lang, heel lang geleden woonden in het zoo beroemde Lui-Lekkerland, waar het lekkers zoo maar aan de boomen en strui ken groeit, vele dwergjes, die de booze nienschen plaagden, doch de menschen, die goed en vriendelijk waren, beloonden met aardige geschenken, die zij zelf hadden ge maakt Op een dag gebeurde het, dat één dezer dwergen, op een wandeling door het woud over iets struikelde, dat onder do afgeval len bladeren verborgen was. Hij had zich gelukkig geen pijn gedaan, maar kon niet opstaan, omdat een van zijn armpjes ge vangen zat in een klem, die daar was neergezet om haasjes en konijntjes en eek hoorntjes te vangen. 't Dwergje was eerst vreeslijk boos, want de kleine wouddieren waren zijn beste vriendjes. En ook was hij bang, dat hij zijn armpje nooit weer uit do klem zou kunnen bevrijden. Daarom begon hij hard te huilen en ook tc roepen: „Ach help me toch uit dat 6toute ding, dat mijn armpje vasthoudt en niet meer los wil laten!" Doch niemand verscheen op zijn geroep. Want de andere dwergjes waren in hun huisjes, diep onder den grond, en de hout hakkers hoorden het fijne dwergenstemme tje evenmin. Maar een klein meisje, dat Gerda heette, meende iets te hooren, toen zij langs den woudzoom kwam. Want het bosch alléén ingaan was haar verboden. „Ach, 't is misschien een haasje of een konijntje, dat zoo droef schreeuwt," mom pelde zij. „Ja, ik zal hécl even het bosch in mogen om te zien, wat er is gebeurd Neen, Gerda, die veel van dieren hield en geen diertje kon zien lijden, moest van daag toch héél even ongehoorzaam zijn. Daarom liep ze het paadje in, vanwaar het geroep kwam, en daar zag ze tot haar schrik, geen dier, doch alléén een... dwergje! De dwergjes waren vaak zoo heel boos op de menschen, had grootvader haar eens ver teld. Gerda, die geen ouders meer had, woon de in grootmoeders huisje, en steeds had het oude vrouwtje haar gewaarschuwd, door te zeggen: „Als je in do verte een dwergje ziet, kind, ga dan niet verder, maar keer terug....' Altijd had Gerdsttiaar grootmoeders raad geluisterd. Maar nauwelijks bemerkte zij de vreeselijkc klem, die het armpje van het dwergje zoo stevig vasthield, of het mede lijden verdreef Gerda's angst, en met haar 6tcvigc handjes wrong zij de klem vaneen, on.... 't dwergje was gered! „Je bent een lief klein meisje," sprak liij vriendelijk. „Ik wil je daarom toonen, hoe dankbaar ik je ben. Wat is jc liefste wcnsch? Kom, zeg het gerust. Want wij, dwergen, hebben in onze woning onder den grond, zooveel moois, ja, wo maakten ook speelgoed, waarmee kleine meisjes graag spelen. Of wil je eiken dag spelen in Lui-Lekkerland? Daar groeit het fijn ste lekkers aan de struiken, weet jc?" Gerda's blauwe oogjes begonnen tc schit teren van vreugde. „Groeit daar ook rijste brij?" vroeg ze. Vriendelijk lachte de dwerg bij deze vraag; ja, hij lachte zóó, dat zijn roode puntmuts er van schudde enop den grond terecht kwam. En uit die muts rol de een aardig, klein wit molentje, een echt speelgoed molentje. „Wat is dat?" vroeg Gerda. .J)at is een molentje," was 't antwoord. „En zie je dat kleine knopje aan den lin kerkant?" 0 „Ja," zei Gerda. „Wel, wensch dan eens iets, en druk dan vlug op 't knopje," hernam 't dwergje. „Dan beginnen de wieken te draaien en er komt iets....'* ,,'k Wensch wat rijstebrij," sprak Gerda, terwijl ze op 't knopje drukte. Een flinke voorraad heerlijke rijstebrij gleed toen, als een smal wit stroompje, uit een opening onder aan 't molentje. „Smul er nu maar flink van," zei het dwergje. „En als je genoeg hebt, zeg dan vlug: „Stop, molentje, stop! 'k Heb al zooveel op!" Zeg je dit, dan houdt het molentj'e met draaien op, totdat je weer trek in wat lek ker eten krijgt...." „Stop, molentje, stop! *k Heb al zooveel op!" riep toen Gerda even later. Toen stonden de gieken op eens stil en weg was de rijstebrij! Gerda bedankte het dwergje voor het ge schenk en holde met het molentje naar huis. Grootmoeder keek al naar haar uit „Nu hebben we altijd lekker eten, groot moeder," sprak ze. „Zegt u maar, wat u graag lust." „Bruine boonen," zei grootmoeder, cu Gerda drukte, al wenschendc, op 't knopje En toen grootje daarna zei: ,,'k Heb ge noeg!" sprak weer Gerda: „Stop, molentje, slop! 'k Heb al zooveel op!" Geen boon liet toen 't molentje meer val len, totdat zij beiden weer trek in eten kregen. Geen gebrek was er toen meer in grootmoeders huisje. Maar op een dag, toen Gerda op een ver afgelegen veld bloemen plukte, kreeg groot moeder trek in rijstebrij. Ze drukte op 't knopje, 't molentje draaide cn de oude vrouw smulde. Maar ach, nauwelijks had ze genoeg cn wilde, dat het molentje ophield met draaien, of ze kon zich de woorden, die Gerda haar zoo vaak had voorgezegd, niet meer herinneren. En of ze al liep: „Hop, molentje, hop"! of „Bop" of „Kop!" 't hielp haar alles niets, want alléén naar de woorden: „Stop, molentje, stop...!" luisterde het toovermolentjc. Zoo draaide het toen steeds de rijstebrij, die zich ophoopte in 't kamertje, zoodat do oudo vrouw naar buiten moest vluchten. Daar zocht ze toen overal naar Gerda. Zc riep, ja, ze schreeuwde zich heesch; zc gil de steeds: „Gerda, ach, kom toch naar huis! Kom toch dadelijk!" Daar kwam eindelijk Gerda op grootje's gegil haastig aanloopen. „O, kom vlug mee naar huis! O, 't mo lentje!" hijgde grootje. ,Wat is er met 't molentje?" vroeg Ger da. „Wil 't niet draaien?" 't Wil niet ophouden! Kom mee!" drong het vrouwtje. Gevolgd door grootmoeder, bereikte Ger da de plek, waar straks nog grootje's huis je stond. Doch het huisje zag ze niet meer, want de rijstebrij, die zich in het huisje, dat slechts één vertrek had, al maar op hoopte, had zich een weg gebaand door den schoorsteen, dc buitendeur en de ven sters. En nu stond daar, reeds geheel met brij overdekt, het huisje als een kleine rijs tebrij-berg, die steeds hoogcr cn breeder werd, omdat het molentje al maar rijstebrij maalde. En nergens vonden zc het molen tje terug. Dit was natuurlijk in 't onder de brij bedolven huisje, zoodat zelfs Gerda's angstig roepen: „Stop, molentje, stop!-' niet meer door 't molentje werd gehoord. En eerst toen dc wieken door de rijstebrij hee- Icmaal nat en week waren geworden, ja, toen roestten zc door al die vochtigheid. Steeds moeilijker werd toen het draaien, totdat dc wieken vanzelf bleven stilstaan. Met het malen was 't toen uit. Doch er had zich reeds zulk een hoogc berg gevormd en wel tusschcn Lui-Lekkerland, het ver blijf der dwergen, cn het gewone bosch, dat niemand in de streek de dwergjes meer kon terugvinden cn er dus voor Gerda niet aan te denken viel een nieuw toovcrmolen- tjo te vragen. Zoo eindigt dit sprookje! (Nadruk verboden). TANTE JOII. In de kinderkamer, die in den tuin uit kwam, stond Tineke. Zo stond voor dc open deuren, maar het regende zóó, dat cr plas sen in den tuin stonden en de dahlia's huil kopjes, zwaar van den regen, lieten han gen. Tineke ging sedert begin September naai school, maar vandaag niet, vandaag was liet Zondag. Ze had zich zóó voorgesteld, door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Jan Joris ging uit vïsschen eens, Maar weet je, wat de stumperd dcc'? Ilij nam in plaats van 'n hengelstok Een stevig parapluutje mee! De slimme vischjes beten niet. Zoodat hij 't hengelen maar liet. .Van bibabibabaribom, Jan Joris was toch ojicdorn! Jan Joris ging eens tennissen, Maar weet je, wat de stumperd dee'? Hij nam in plaats van een raket Zijn Moeders mattenklopper mee! Geen balletje vloog over 't net. Zijn tegenstander had voel pret. Van bibabibabaribom, Jan Joris was toch oliedom! Jan Joris zou eens fietsen gaan, Maar weet je, wat de stumperd dcc'? IIij nam in plaats van '11 rijwiel heusch Zijn broertjes hobbelpaardje mee! Geen stapje verder kwam hij 'r op. Wat lachte toch zijn vriendje JopI Van bibabibabaribom". Jan Joris was toch oliedom! Jan Joris ging naar 'n voetbalmatch, Maar weet jc, wat de stumperd dee'? Hij nam in plaats van 'n leeren bal Zijn ouden, stukken rugzak mee! Zijn club verloor het toen met nul En noemde hem een echten sul! Van bibabibabaribom, Jan Joris was toch oliedom! (Nadruk verboden). hoe zc dezen Zondag den heolen dag met Riekje buiten zou spelen, in den zandbak en schommelen, of iets verstoppen onder de heesters cn planten. En nu: niets ervan! Ze zuchtte. „Ga eens met je winkeltje spelen of met het andere speelgoed, dat je op jc verjaar dag kreeg,'' raadde Moeder, die op het punt was dc kamer uit te gaan. „Spc.cle" klonk het stemmetje van het drie-jarig Riekje, dat meteen naar Tineke toe gedrib beld kwam. Hét was een lief Riekje, dat zusje van Tineke, en als zij met Moeder Tineke van school kwam lialcn, zeiden de kinderen uit dc klas: „Dat leuke zusje van Tineke staat cr weer." Dan voelde Tineke zich trotsch en zij nam als een echte grootc zuster, zij was dan ook al zes, Riekje bij dc hand. Maar niet alhjd was het makkelijk de oudste cn wijste te zijn. Riekje kon vaak een keel opzetten, als ze niet in alles haar zin kreeg. Dan kwam Bet, dc dienstbode, uit de keu ken gevlogen en zei: „Waarom laat jc dat kleine kind nou niet aan je speelgoed? Jij moet toch dc wijste zijn!" Of Moeder zei: .Tij, als oudste, moet wat schikken, Tine ke! Riekje weet niet beter." Ja, bet was wel eens moeilijk oudste te zijn. Zoo ook vandaag weer. Eerst speel den de zusjes heel gezellig met het winkel tje. Tineke hield den winkel en Riekje was klant. De koopvroouw zei haar klant vóór, wat ze koopen moest, En dan woog ze net als in een echten winkel op het kleine weegschaaltje wat krenten af. Die werden dan in een snoezig klein zakje verpakt cn dan dribbelde de klant cr mee naar huis. „Huis" was achter het lage speeltafeltje. Dan moest de klant terug ko men om drop tc koopen. Dit waren nog niet alle heerlijkheden, die het winkeltje ver-j kocht. Er was een laatje met suikerpeper muntjes en een ander met chocoladeflikjes met witte pilletjes er op! Een tijdje speel den zc 0, zoo gezellig; totdat op eens Riek je cr bij ging zitten en met beide handen alle flikjes, die zc gekocht had, in haar mondje duwde. Tineke werd er vuurrood van. De hecle voorraad flikjes van haar winkeltje ver dween me daar in het gulzige mondje van Riekje! Tineke loog op haar af en schudde haar heen cn weer, maar Riekje at haar mondje leeg cn zei: „lekker hè?" „Stout kind!" zei Tineke en zc borg de pepermunt jes, de drop en de krentjes gauw weer in de laatjes en zette het winkeltje hoog in de speelgoedkast, zoodat Riekje er niet bij kon komen. „Ik speel niet meer met jou," zei Tineke, haalde liet poppenstrijkijzer voor den dag en ging dc klccren van dc babv-pop strijken. Kleine Riekje, die wel voelde, dat zc iets gedaan had, dat niet mocht, ging stil met haar blokjes spelen. Toen het haar ver veelde cn dat was al gauw! ging ze bij haar zusje staan kijken. Zc stuk haar handje naar dc netjes gevouwen poppen- kleertjes uit, slootte cr tegen endaar Nielen ze op den grondPats! daar had zc een klap op haar handje beet! Riekjes gezicht werd lang, haar lipje beefde cn net zou zc het op een huilen zetten, of.... o, schrik! daar sprong een grootc, grootc hond door dc open tuindeuren naar bin nen. „Woefwoef!" blafte hij heel hard. In een ommezientje had Tineke haar zusje in een hoek geduwd en was vóór haar gaan staan. „Bblijf maar achter inij, dan kan hij je niet bij.hij.te", zei zc met een stemmetje, dat bibberde. Want o, dc hond was zóó groot en hij blafte zóó hard en hij stond zóó vlak voor haar en Moeder, die heelemaal boven was en Bet naar dc kerk en Vader uit! Maar Riekje moest ze beschermen, want die was maar. zoo klein en zij was toch de oudste! Toen knarsten voetstappen over het grint, nader en nader kwamen ze.... „Va der!" IleJ was Vader met een vreemden mijnheer, dio dadelijk riep: „hier, Prins!" De hond ging kwispelstaartend naar zijn baas terug en legde hem zijn voorpooten op de schouders. Zoo groot was de hond! „Foei!" zei de mijnheer, „heb jij de kinde ren zoo aan het schrikken gemaakt? Foei!" Toen ging de hond er bij zitten en gaf zijn baas een poot, „Neen, mij moet je geen poot geven, maar de kindertjes, kom...." En Prins werd door zijn baas aan den hals band bij Tineke gebracht, die een grootcn poot toegestoken kreeg. Aarzelend nam ze den poot aan, maar toen ze Prins in dc oogen keek, was zc niet bang meer. Zc keken zoo goedig. En ook Riekje durfde héél even haar liandjo op Prins' rug leggen. „Hij wou met jullie spelen," zei de baas van Prins, „maar hij vertelt het op zijn manier met zoo'n ka baal, dat hij jullie aan het schrikken maak te!" „In elk geval," zei Vader, „is mijn Tineke een flinke meid," cn hij knikte haar eens toe. Tineke begreep best, dat Vader bedoelde, dat zc als een cclito „oudste" eerst om Rickjo gedacht liad en zc kreeg een kleurtjo van blijdschap. Later, toen Prins vaak met zijn baas op bezoek kwarn, werden do zusjes grootc vrienden met hem, en wanneer ze dan zoo heerlijk met hem speelden, konden ze zich niet rncer begrijpen, dat ze o, zoo'n schrik door hem gehad hadden! HELENA A. II. MARCUS. (Nadruk verboden.) „En Piet, hoe is vanmiddag 't proefwerk geweest?" vraagt Vader, terwijl de heelc familie onder dc gezellige lamp aan tafel zit. ,,'t Gaat nogal, Vader," antwoordt Piet. „Ik geloof wel, dat 'k er voldoende voor krijg, al zal 't dan ook niet veel meer zijn. Pim de Bont zal natuurlijk minstens een acht halen en Kees..." „En Kees?" herhaalt Vader vragend, ter wijl hij zijn oudsten zoon aandachtig aan kijkt, als bij ingeving voelend, dat cr iets is, dat Piet eigenlijk net zoo lief verzwij gen wil. „Kees heeft natuurlijk weer „gespiekt" en zal wel 'n mooi cijfer krijgen." Dit is het antwoord, dat Vader verwacht heeft en ernstig zegt hij: „Cijfers, die niet eerlijk verkregen zijn, hebben voor mij niet de minste waarde. Eerlijk duurt het langst, jongen, denk daar maar altijd aan! Bovendienop een keer vliegt Kees toch tegen de lamp en de ge volgen zullen niet uitblijven. Misschien wordt hij wel van school gestuurd!" Het gesprek gaat daarna over koetjes en kalfjes en kleine Elsje mag vertellen van het buurmeisje, bij wie ze dien middag ge speeld heeft en die een echt poppenhuis, een heel poppenhuis heeft! Den volgenden middag hoort Elsj'c, dat Mina, het dienstmeisje, gejokt heeft. On der snikken bekent zij haar misdaad en belooft 't nooit weer tc zullen doen. Even later schakelt Moeder, de grootc schemerlamp in en leest voor uit het nieu we vertelselboek. Aandachtig luistert dc jeugd, behalve Piet, die zich in zijn kapier- tje aan een paar moeilijke sommen wijdt. Er wordt op dc deur der huiskamer ge klopt. Binnen!" roept Moeder cn Mina steekt haar hoofd om den hoek met de vraag: „llebt u nog wat noodig van Albers, me vrouw?" „Nee, dank jc," antwoordt Moeder. „Maar kom er eens even in cn vertel me, of je vanavond uitgaat of liever ruilen wilt." „Eerst de lamp uit!" zegt Elsje beslist. „Waarom, prul?" vraagt Moeder. „Omdat Mina straks gejokt heeft cn op een keer wel eens tegen dc lamp zal vlie gen," antwoordt Elsje mét een heel ern stig gezichtje. Moeder glimlacht bij die woorden van haar jongste. En Mina? Die is verdwenen zonder Moeder te hebben geantwoord. Zij schaamt zich voor het kleine ding, al be grijpt zc dan ook niet, hoe de peuter aan die wijsheid komt. (Nadruk verboden). CARLA HOOG.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 9