SEIN®) ONS SUCCES IS UW SUCCES machinale opmaakwasch o kastklaar STOOMWASSCHERIJ DE KOLK EEN KERSTVERRASSING NEER BETALEN 20U DWAASHEID ZIJN! KOFFIE KERSTKIND KLEUR- EN KNIPPLAAT KRAAK HELDER GOEDKOOP F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRAAT 37 - TEL. 16 De beste koffie. Hulskoe Setnkoffiekost nu 25 ct. per Vo pond I Hulsko heefe één soorti het bestel la gepatenteerde, luchtdichte verpakking. - Vraagt Uw Winkelier! HULSKO/-^ DE KOFFIE WAAR RIT IN ZITI Mevrouw Tervoort, „de mevrouw van twee hoog achter", zooals de bewoners der eerste étage haar noemden, sleet haar le ven in groote eenzaamheid op haar ouder wets gemeubileerde achterkamer. Ze was al zoo oud en het beklimmen der hooge happen viel haar vaak zeer moeilijk. Ze bleef daarom maar boven, breiende of le zende voor het venster of uitkijkende in den grooten tuin van de bewoners uit het benedenhuis. Van het uitzicht op dien tuin werd mevrouw Tervoort, nooit moe. lloe heerlijk was 't dan ook in de lente, als al les groen werd! Dan bracht ook hot vroo- lijk gedartel der vele vogels, die hoog in de boomen hun nesten bouwden, weer wat vreugde in 't hart der eenzame, oude dame, dan kon zij vaak heel den dog luisteren naar hun vroolijk gefluit cn gezang. Maar nu was 't winter. Bladerloos waren de takken, het gezang der vogels was ver stomd. Zelfs de hongerige musschen en vinkjes, die het door haar op de venster bank gestrooide brood kwamen oppikken e»i van de opgehangen kokosnoot snoepten, zwegen. „Ze zijn bedroefd, omdat het winter is," mompelde dan ook op een dag kort vóór Kerstmis de oude, eenzame dame. Want ook zij werd treurig, als zij aan de nade rende feestdagen dacht. Kerstmis en Oude jaar brachten slechts herinneringen uit lang vervlogen tijd, doch geen vreugde brachten zij de oude, eenzame vrouw. Op deze feestdagen kon mevrouw Ter- voort alléén terugdenken aan den tijd, toen zij in haar eigen heerlijk groot huis niet baar man en kinderen zoo genoegclijk on der den Kerstboom stond. IIoc groot en mooi opgetuigd stond dan de boom midden in het groote vertrek, dat alléén werd ver licht door de vele kaarsjes; een sprookjes achtige verlichting was 't, zeiden altijd do kinderen. En hoe mooi klonken daarna hun frissche, jonge stemmen bij het zingen van „Eere zij God in den Hooge," „Stille Nacht, Heilige Nacht" cn nog zooveel meer Kerst liederen. -Maar dit was al zoo heel lang ge leden. Wel langer dan twintig jaar. En haar man en kinderen waren gestorven. Zoo, in herinneringen verdiept, zat ook nu weer op Kerstavond de oude dame met een boek vóór zich. Lezen kon ze niet, want duidelijk hoorde zij het vroolijkc gezang der menschen, die sinds kort de eerste éta ge van het huis bewoonden. „Hoe aardig klinken die kinderstemmen," zuchtte zij. „Hoe heel anders zou 't nu zijn, als mijn kinderen niet waren heengegaan1 Kom, ze zou maar naar bed gaan; 't le zen ging vanavond toch niet. 't Duurde 'oen niet lang meer, of mevrouw Tervoort leg in bed; ze keek naar de maan, die, vol en rond, zoo vroolijk door de vensters gluur de en luisterde naar de lachende cn nu en dan zingende stemmen, die, nu eenigszins gedempt, uit de benedenvertrekken lot baar kwamen. Daardoor sliep ze veel la ter in dan op andere avonden. 't Was echter nog heel vroeg in den mor gen en bijna donker in bet vertrek, toen een vreemd gestommel cn getrippel, in de nabijheid van den zorgvuldig-afgesloten haard, mevrouw Tervoort kwam wekken. Denkende aan inbrekers, durfde zij zich zelfs niet bewegen. Doodstil bleef ze lig gen, met half-geslotcn oogen turende naar den kant, vanwaar het gestommel kwam. Duidelijk hoorde zij toen ook iets, dat klonk als een getrippel van kleine pootjes. „Dit 2iju geeh inbrekers," wargii toen weer haar gedachten. „En muizen zijn het ook niet. Als 't niet al te dwaas was, zou 'k waarlijk nog denken, dat zooals in den tijd toen 'k nog héél klein was, het 't Kerst kindje was, dat in den Kerstnacht op de aarde komt om Jekkei's en speelgoed en een Kerstboom in de huizen der brave kin deren te brengen." Hoewel nog wat angstig voor het vreemde, moest mevrouw Tervoort toch om deze gedachte lachen. Ze durfde zicli nu ook op te richten en keek zittende naar iets, dat ook weer op trippclvoctjcs liet vertrek binnenkwam. Dit iets geleek verbazend veel op een kabouter en droeg iets, dat zwaar was, want hij zuchtte even „hè, hè!" cn daarna plofte er iets neer heel dicht bij den haard. „Neen, maar dat is toch al te dwaas!" dacht mevrouw Tervoort. „Droom ik misschien nog? Wacht, 'k zal even licht maken Maar juist, toen haar hand het knopje van 't electrische lampje op het nachtkast je naast het bed zocht, begon halfluid een stemmetje: „Waar zijn de mandarijntjes?" „Stil toch, anders wordt ze wakker!" waarschuwde fluisterend een ander stem metje. „En haal gauw nog wat engelen haar!" „Willen wc eerst een kaarsje aansteken, dan kunnen wij vlugger alles ophangen?" fluisterde weer een ander stemmetje. „Neen, hoor, want dan wordt ze echt wakker door het licht," zei het eerste stem metje. „In 't donker gaat alles veel te lang zaam," fluisterde weer liet andere. „We schieten niet op en 't begint al e c h t licht te worden buiten „Dat komt Aan de maan,' legde het eer ste stemmetje uit. „Nietwaar, 't wordt al dag!'" zei het twee de. Ja, 't begon waarlijk builen al veel lich ter te worden. Dit scheen ook dc kabouters er toe aan te sporen hot vertrek weer vlug te verlaten. Want op eens hoorde mevrouw Tervoort, na het nogmaals trippelen van kleine voetjes, de deur van haar kamer vrij luid dichtslaan. Toen wel begrijpende, dat liet kinderen waren, die terwijl zij sliep waren bin nengekomen, liet mevrouw Tervoort zich uit bed glijden en zocht liet allereerste haar pantoffels, die altijd vlak vóór haar bed op bet bcddoklccdjo stonden. Wat ont stemd, deze pantoffels niet op dc gewone plaats te vinden, maakte zij licht. „Nu kan 'k beter zien, wat die brutale rakkers hier uitgevoerd hebben," dacht ze. „Maar 't is mijn eigen schuld. Hoe kan ik toch zoo dom zijn, te vergeten mijn deur te sluiten!" Daar bemerkte zij op eens de pantoffels achter het nachtkastje. In een daarvan vond ze twee mandarijntjes cn in no. 2 eendoosje kleurkrijtjes! Neen, daar begreep zc niets van. Wat moest zij, oude vrouw, met kleurkrijtjes dóen? Lachende schudde zij haar grijze hoofd, liep naar den haard, die gelukkig doordat ze hem goed afgesloten had, geen groote warmte gaf. Want wat ze vlak voor den haard vond, was een houten bankje, waarover een groot vel roodgekleurd vloei papier. Op dit vloeipapier stond een aar den bloempot, gevuld met zand, waarin een dennetak, omwonden met engelenhaar, ter wijl aan roode lintjes, gebonden aan den tak, ecnige kleine pakjes bengelden, ge wikkeld in zilverpapier. Doch het vreemd ste was het speclgoedbecrljc van bruin pluche en de kleine wit-pluche poes, die tusschen de pakjes aan den dennetak wa ren opgehangen. Terwijl mevrouw Tei'voort de in zilver papier gewikkelde pakjes bekeek, niet be grijpende, wat zij met alles moest beginnen, bemerkte zij tusschen het zand, rond den tak, eenige half afgebrande, kleine gekleur de kaarsjes. Toen eerst werd het haar dui delijk, dat de dennetak een Kerstboom moest voorstellen. Een Kerstboom voor haar! Maar hoe kwamen die kleuters, die haar toch zoo zelden zagen, op deze aller liefste gedachte? Terwijl mevrouw Tervoort zich dit af vroeg, hoorde zij iets buiten de kamerdeur, die zij nu vlug opende en daar zag zede kabouters, die met verschrikte gezichtjes haar aanstaarden. „Wel, wél, wat een heerlijke Kerstverras sing!" begon ze vriendelijk. „Bent ti er echt niet boos om. dat we straks zóó maar, zonder te vragen, alles in uw kamer brachten?"-, j^egon een zesjarig baasje. Als antwoord op zijn vraag trok de oude dame hem en de twee anderen, een kleu ter van vier jaar en een lief, iets ouder zusje, het vertrek binnen. Toen verdween ook dc angst van dit tweetal. „We zijn erg vroeg opgestaan, mevrouw van twee hoog achter," begon het meisje. „En Jaap sneed een tak van onzen Kerst boom, want u luidt geen Kerstboom, zei moeder. En onze boom was zoo heel erg groot. En daarom maakten ia ij een Kerst boom voor u. En in die kleine pakjes zit Jekkers. En Janp stopte dc kleurkrijtjes in uw schoen, en ik de mandarijntjes in dc andere. En dc poes geef ik u ook, want poesen zijn erg gezellig om mee te spelen, als u zoo alleen hier zit..." „Ja, en met liet beertje kunt u óók spe len," viel de jongste in. „En ik dacht, dat u het avcI prettig zou vinden wat mooie kleurkrijtjes te hebben om mee te teekenen," zei Jaap. „In dc pakjes zit allemaal chocolade," verklapte Theo, dc kleuter. „En nc on der het bed ligt nog een doos Hikken..." „Hadt je niet mogen verklappen," Avaar- schuwde Jaap. ,,'t Is 'n verrassing..." Neen, verlegen a\as liet aardige drietal al spoedig niet meer, want toen mevrouw Tervoort voor hen óók een verrassing had, een heerlijken Kerstkrans, zat Theo al da delijk op haar schoot, terwijl Jaap en Ansje, ieder op een Aoclbankje, naast haar stoel zaten, smullend van het fijne gebak en iegelijk vertellend, Avat liet Kerstkindje hun had gebracht. „We zullen u ook nog wat er van bren gen, mevrouw van t\vee hoog achter," be loofde Theo. Doch mevrouw Tervoort zei lachend, dat liet Kerstkindje haar ul zoo héél veel ge bracht had, zóóveel, dat zc niets meer noo- dig had. „Wat heeft het Kerstkindje u dan nog meer gebracht?" vroeg Jaap „En wat vond u dc prettigste Kerstverrassing?" „Dat warendrie kabouters, die 'k straks, toen 't nog donker was, door mijn kamer zag trippelen. Ja, drie lieve kabou ters, hoor!" „Hè, cn dat waren Jaap. Ansje cn ik riep Theo vroolijk uit. „Wel, dan zijn jullie dus dc heerlijkste Kerstverrassing voor mij geweest!" zei de oude dame. „Maar wat heeft liet Kerstkindje u dan nog meer gebracht?" wilde Ansje weten. „Drie lieve kinderen, twee kleine vriend jes en één vriendinnetje," luidde het ant woord. „Waar zijn die dan?" vroeg Theo. „Domme jongen, dat zijn wij!" legde Jaap hem uit. „O, 'k hoor de gong! Moeder roept!" „O, we moeten naar beneden!" riep Theo. „En speelt u nu maar met de poes en 't beertje Met deze woorden cn zijn twee armpjes om den hals van mevrouw Tervoort, nam het kleine baasje afscheid. Ook Jaap en Ansje zeiden iets aardigs. „U bent bijna net zoo lief als oma," prees Ansje. „We zullen u niet meer „dc mevrouAv van twee lioog achter" noemen," zei Jaap. „Wij zullen voortaan zeggen „dc lieve me vrouw, die boven Avoont", dat klinkt veel mooier, vindt u niet?" Mevrouw Tervoort knikte, het aardige drietal lachend toe. Zeggen kon ze op dil oogenblik niets. Ze dacht aan het Kerst kindje, dat haar, de eenzame vrouw, drie lieve hartelijke kleuters had gebracht, dlc begrepen, hoe eenzaam zij, zelfs op het groote feest van Zijn komst op de aarde, was. Een heerlijke Kerstverrassing was 't geweest. (Nadruk verboden). TANTE JOII. Op haar blanke, ranke voetjes, Gaat het Kerstkind over d'aard, Met een zak vol goede gaven, Die liet heelt bijeen gegaard. 't Maantje blikt, vanuit den lioogon, Vriend'lijk op liet Kerstkind neer, Ziet de teere vleugels glanzen: God zij dank, daar is bet weer! Sterren flouk'ren aan den hemel, •Staan als wachters trouw en stil, Slaan het steeds vol aandacht gade: Waar of het toch henen wil? Zilverglans ligt op de paden, Van het groote, stille bosch. En onhoorbaar gaan do voetjes, Over het lluweelig mos. Niemand komt het Kerstkind tegen In dcez' wijde eenzaamheid. Slechts een hert heelt het een eindje Door het woud heen begeleid. Even klapwiekt soms oen vogel, In zijn nest, hoog in een boom, En de kind'rcn in hun bedjes Zien het Kerstkind in den droom... Strakjes schltt'rcn weer de lichtjes In zoo menig buis vol pracht. Terwijl vrome lied'ren klinken, Nu bet Kerstlied wordt verwacht. Door de nict-berijpte takken Gluren lelie oogjes héén, En een eekhoorntje glijdt haastig, Langs een boomstam naar beneén. Dan spitst bet de fijne oortjes, Spiedt behoedzaam in liet rond, Snuffelt met het lijne neusje. Langs den hardbevroren grond. Wie weet, misschien heeft liet Kerst kind In den held'ren winternacht. Wel een hazelnoot verloren: 't Heeft altijd een heelo vracht. Ja, daar vindt het onk'le nootjes; O, wat is het diertje blij. En het fluistert: „Dank, lief Kerstkind, Dat je óók nog dacht aan m ij 1" TINE B1UNKGREVE- WICHERINK. (N'adruk verboden). Ook de haasjes in het bosch vieren het Kerstfeest. Ze zingen hun liodoren bij den Kerstboom: een paddenstoel mot een kaars erin. We zullen het geheel eens opzetten. Eerst de plaatjes en driehookjes op dun. doorschijnend papier overtrekken. 7e daar- na op dun karton plakken, dc plaatjes kleuren en alles uitknippen. Nu de driehoekjes op de stippellijnen omvouwen, de reepjes met lijm of gluton bestrijken en ze tegen dc plaatjes plakken. Is dat geen aardig geheel geworden? (N'adruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 15