SEltó ONS SUCCES IS UW SUCCES WAAR TODDIE OP WACHTTE GELUKKIG NIEUWJAAR STOOMWASSCHERIJ f» DE KOLK MEER BETALEN ZOU DWAASHEID ZIJN! HULSKO s. KOFFIE EEN GOED BEGIN machinale opmaakwasch kastklaar kraak helder "i goedkoop F. VAN HOFWEGEN BLEEKERSTRAAT 37 - TEL. 16 De beste koffie. Hulsko's Selnkoffiekost nu 25 ct. per '/g pond I Hulsko heeft één soort: het beste! la gepatenteerde. luchtdichte verpakking. - Vraagt Uw Winkelier! DE KOFFIE WAAR PIT IN ZIT! „Ha!" riep Toddie, „ik ruik Ouwejaar!" Allen, die in de keuken waren, lachten. Die Toddie was toch zoo'n grappig kereltje, aliijd kwam hij met opmerkingen of vra gen, waar je om lachen moest. Toddie heet te eigenlijk Thomas, maar daar had hij zelf Toddie van gemaakt. „Zoo," vroeg moeder, „ruik jij Ouwejaar. je bedoelt zeker de oliebollen?" „Tuurlijk!" antwoordde Toddie met een gezicht, alsof hij zeggen wilde, dat zeg ik toch. Moeder was aan het bakken, het heerlijke feestgebak voor Oudejaarsavond, oliebol len. Bij de keukentafel zaten Lous en Claar- tje en hielpen een handje, tenminste zoo noemden zij het zelf; in werkelijkheid deden ze niet veel meer dan van de rozijnen snoe pen, die klaar stonden om door Moeder in het beslag te worden gedaan. „Fijn!" genoot I.ous bij voorbaai, „van avond allemaal laat opblijven en spelletjes doen en oliebollen eten en slcmpmelk drin ken." „Ja," vertelde Moeder, „jullie gaan alle maal gelijk naar bed, om elf uur pas." „Ik ook?" informeerde Toddic. „Natuurlijk, jij ook," stelde Moeder hem gerust, „Lous en Claartje en Pim en Tod- die, allemaal gelijk!" Daar zaten ze om de tafel, Vader, Moe der, Lous, oud zestien jaar, Pim, die net veertien was geworden, Claartje van elf jaar en onze. Toddic, die van den zomer pas zes werd. Allemaal hielden ze evenveel van den kleinen, grappigen baas. Soms zat hij een heclen tijd voor zich uit ïc kijken cn clan kwam er op eens een vraag, waar niemand zoo gauw antwoord op wist, of waar allen om proestten van het lachen. Maar als de kleine kerel merk te, dat er om hem werd gelachen, werd hij Loos en liep verontwaardigd cle kamer uit. Daar zaten ze dan; aan de oogen van de kleintjes was het duidelijk te zien. dat het al heel laat was; alle spelletjes, die maar iu huis Ic vinden waren, hadden dien avond een beurt gehad, de oliebollen-stapel was hard geminderd cn Vader had al eens van naar bed gaan gesproken. Toddie geeuwde, of zijn kleine mondje moest scheuren, staarde in de lamp en ver raste toen iedereen met de vraag: „Waar aan kan je zien, dat het nou Oud-jaar is en morgen Nieuw-?" Ieder op zijn beurt trachtte het hom uit te leggen. Moeder wees op den kalender, waar nog maar één blaadje op zat, Vader vertelde, dat ieder jaar 365 dagen had en dat dit de 065ste was, Lous cn Pim doelen ook een duit in het zakje en toen bedacht Claartje op eens: „Wacht, ik zal het je laten zien! en ze holde naar hoven, naar Vaders boe- kenkast en kwam terug met een ouden jaargang van Eigen-Haard, waar ze ijverig in begon te zoeken. Allen keken vol verwachting toe en Claartje legde uit: „Hierin staat een plaat er van, ik heb hem zoo. Kijk, daar is liet Bi!" Ze schoof het bock naar Toddie cn wees hem: „Kijk, die oude man, die den berg al overgeklonmicn is, dat is het Oude-jaar, die verdwijnt zoo mcicen cn dan koint dat jongetje, dat zoo vroolijk springt, mot al die bloemen in zijn arm, dat is het Nieuwe-jaar." „Ja," zei Vader, „dat is wel een mooie voorstelling ervan, maar ik geloof niet, dat Toddie cr veel van snapt, wel Tod?" Toddie knikte geweldig van ja. „Wel, Vader, meneer Ouwojnnr gaat weg en jon getje Nieuwjaar komt. Over de heuvel. Is dat de hoogc heuvel, die Toddie kan zien uil het zolderraam?" „Misschien wel," lachte Vader. Eon half uurtjo later waren do kinderen in bed, Moeder deed nog eens de roncle f»n dekte hen goed toe. „Slaap je nog niet?" vroeg ze, toen ze Toddie nog met wijd-open oogen in zijn bedje vond liggen. Beneden vertelde ze aan Vader: „alle maal dommelden zc al half, maar de kleine vent was nog wakker, zeker over zijn slaap liccn." „Als wij om twaalf uur naar bed gaan. slaapt hij als een roos," veronderstelde Vader, „dat zal je zien." Pim, die met Toddic op een kamer sliep, meende gestommel in zijn bedje to hooren, maar hij was te slaperig om overeind te komen en riep dus maar: „Is er wat, Tod die, moet je wat hebben?" Er kwam geen antwoord. „Hij slaapt ze ker al!" dacht Pim en dutte ook rustig in. Even over twaalf kwamen Moedor en Vader naar boven. Ze hadden het slaan van de klok afgewacht en gingen nu nog even langs de vier bedjes om te kijken, of allen nog warm onder de dekens lagen. Dc meisjes sliepen, Pim ook, die snurk te zelfs een beetje. Toddie... hè... wat was dat? Toddic's bedje was leeg! „Toddie!" riep Moeder zachtjes, om dc anderen niet wakker te maken. „Toddic, waar ben je?"... Geen antwoord. Moeder liep cle gang op en riep Vader er bij. „Toddie is niet in zijn bedje en ook niet in cle kamer," vertelde zc gejaagd aan Vader, „wat zou hij uitvoeren cn dat in die kou?" „Ik zal hem wel even zoeken," stelde Vader haar gerust. „Hij is natuurlijk bij Pim in bed gekropen of naar de zusjes ge gaan." Vader nam het clcctrische lantaarntje mee, keek in Pirns bed, bij de meisjes, daarna in de andere kamers, géén Toddie. Toen werd Vader toch ook wat ongerust. „Waar kan me die kleine brak toch zit ten?" vroeg hij, „naar buiten kon hij niet, hij is dus in huis, dat is vast." Moeder cn Vader gingen weer naar be neden, zochten alles afgéén Toddie. Door al het heen en weer loopen en roe pen werden de andere kinderen ook wak ker. Ze kwamen hun kamers uit en vroe gen: „Wat is er toch? Waarom roepen jul lie en waarom loopen jullie overal rond?" „Toddie is niet iu zija bedje en nergens te vinden," bracht Moeder hen op do hoogte. „Wèat?" klonk het verbaasd. „Neen," zei Vader, „hij is nergens, niet beneden en niet boven." „Dan móét hij op zolder zijn, want naar buiten kon hij niet," bedacht de practische Pim. „Wat zou hij daar nu moeten doen," zei Moeder, maar toch trokken allen dc zolder trap op, Vader voorop met het lantaarntje. Elk hoekjo werd belicht, claar viel de lichtstraal in cle richting van het zolder raampje cn daar... daar lag op den grond een klein hoopje mcnsch cn... sliep, als een egeltje in elkaar gerold. Moeder liep cr vlug op af, lilde het man neke op cn droeg hem naar de anderen. Loom gingen dc oogjes open, één voor één keek Toddic hen aan en toen Moeder vroeg: „Jongkie, wat deed je daar, waarom bleef je niet in je bedje?" begon hij heel bedroefd te huilen en stamelde: „Toddic wou meneer Ouwejaar zien en het jongetje Nieuwjaar met do bloemen." Ze snapten er niets van, tot Claartje uit riep: „Oh, de plaat, van de plaat! Ilè Tod die?" Het bolletje van Toddie knikte heftig: „ja" en toen was het raadsel opgelost. Do kleine Toddie had niet begrepen, dal de plaat, die. Claartje gehaald had om hem het Oud- cn Nieuwjaar duidelijk le rnaken, maar verzonnen was, zooals ook *c plaatjes van een sprookje niet echt zijn. Toen had hij door liet "iU i mar den heuvel achter het huis, of hij daar den ouden man zag wegloopen cn het jongetjo komen. Moeder troostte hem, zei dat cr heuseh niets te zien was, stopte hem warm in en toen deed Klaas Vaak al gauw de vermoei de oogjes dicht. Do anderen kropen ook vlug in lied en lachten om dien kleinen, mallen Toddie. den kleinen grappenmaker. De hoogo heuvel achter hef huis kiccg vanaf dien dag hij de heele familie den naam van „Meneer Ouwejaar". ANNIE LEMMENS. (Nadruk verbodeni door C. E. DE LILLE IIOGERWAARD. Vlak bij cén der vele tramhaltes, dio het inooie landelijke dorp met dc drukke stad verbond, had dc eigenaar van een stuk land een dierenpark aangelegd. Er waren wel geen leeuwen of tijgers, wolven, beren of vossen, maar 't aardige was, dat do die ren alle in den grootstcn vrede leefden. De mooie herten en reeën graasden er uslig te midden van ganzen, kalkoenen, •ia rel hoenders, konijntjes en marmotjes. Menigeen, die de tram juist gemist had, vergat, dat wachten soms zoo lang duren kan, afgeleid als hij werd door naar al die verschillende dieren te kijken. Schuw waren de dieren heelemaal niet; integen deel: ze waren zoowel aan do tram als aan de belangstelling van groot en klein ge wend. Op geregelde tijden werden zc gevoerd, maar toch lieten zij zich, buiten de vocdcr- uren om, dolgraag trakteeren op iets, dat van hun gading was. Hans van Mcortcn kwam eiken dag, als hij naar school ging cn weer naar liuis liep, langs het dierenpark en daar hij een groot dierenvriend was, spreekt het vanzelf, dat hij altijd even bij zijn vriendjes staan bleef en 's morgens zelfs wat voor hen mee bracht. „Hans, "t dierenpark!" was een soort too- vcrwoord geworden, wanneer hij vooral 's winters, als het nog zoo donker en zoo lekker warm in bed was! wel eens moei te had met opstaan. Moeder hoefde bovenstaande woorden maar te roepen, of Hans sprong zijn bed al uit, wel wetend, dat als hij dit niet deed, hij geen lijd voor zijn vriendjes zou hebben en die mochten toch immers niet te kort komen! Het was nu Kerstvacantie en hoewel Hans wat langer mocht slapen en zich dus niet behoefde te haasten, vergat hij zijn lievelingen toch niet en ging eiken morgen en eiken middag even naar het dierenpark, yan zijn weekgeld had hij een grootcn zak Bij liet stille mancschijnscl Slaapt een kindje, rustig, zacht! 't Is, alsof het in z'n droomen Met een blijden glimlach lacht! Tot dc maan met een der stralen Plots het kindje wakker kust; „Nieuwe Jaar, word toch eens wakker! Ben je nog niet uitgerust?" Dan wrijft 't Nieuwe Jaar z'n oogjes Met z'n beide vuistjes uit, En het lacht eens tegen d' aaide Als een echte, kleine guit! Daar komt langs dc lichte paden Langzaam aan een oude man, Die met z'n vermoeide bcencn Haast geen stap 'meer loopen kan! Maar als hij dat kleine ventje Daar zoo jong cn kwiek ziet staan, Komt hij met z'n moede becnen Vlugger op het knaapje aan. (Nadruk verboden). „Wolkom hier op aard*, m'n jongco- Jij bent zeker 't Nieuwe Jaar! Al dc menschen, groot* en kleine, Slaan vol ongeduld al klaar 1 Om jou feestelijk t' ontvangen. Ik heb nu haast afgedaan. En jouw beurt zal weldra komen, 't Jaar is om, nu kan i k gaan! Veel geluk en heil cn zegen Geef ik jou, hef Nieuw Jaar, mee Maak do menschen toch gelukkig! Dat is m'n allerlaatste béc!" En toon heeft het Nieuwe Jaór zich Vlug en vroolijk opgericht En het is z'n taak begonnen Met een lachend, blij gezicht! En de menschen, die hem zagen, Stonden met hun wenschcn klaar; „Veel geluk mag het ons brengen, Allen in het Nieuwe Jaar!" RO FRANKFORT- WERKENDAM. pinda's gekocht en al at hij er zelf ook wel eens een paar van, hij deelde ze toch kwistig uit. Lachend had Piet, zijn grootc broer, eens gezegd: „Hans proeft, of zc zijn pinda's wel mogen hebben!" Op Nieuwjaarsmorgen zou Hans in zijn Zondagsche pak naar Grootmoeder gaan, Zoo ver zijn geheugen ging, had hij dit al tijd op Nieuwjaarsmorgen gedaan. En Ilans dacht onder 't loopen al aan dc heerlijke Nieuwjaarskoeken, welke Grootmoeder al tijd op dien dag had, cn ook aan... den rijksdaalder, dien Grootmoeder hem ter cere van de jaarswisseling gaf. Zijn weg ging langs het dierenpark en hoewel hij natuurlijk wel wist, dat hij zijn Zondagsche goed sparen moest, vond Moe der het toch goed, dat hij zijn pinda's uit deelde. Op Nieuwjaarsmorgen mocht hij zijn vriendjes toch niet in den steek laten! Maar toen Hans bij het dierenpark kwam, hoorde en zag hij iets, dat zijn grooto ver ontwaardiging opwekte. Een jongen, ccn grooto nog wel, was bezig de dieren lcclijk te plagen! I-lij lokte ze eerst cn deed dan net, alsof hij hun wat geven wilde, maarals zo vlak bij hem kwamen, merkten zij, dat do jongen niets in zijn handen had. Telkens riep hij dan: „lekker mis!" Natuurlijk kwamen dc dieren, die zoo'n behandeling niet gewend waren, in op stand. 't Was dan ook een gekakel en ge snater, dat tot ver in het rond te hooren was. Hans werd zóó kwaad, dat hij tegen don grooten jongen riep: „Hou toch op met dat valsche gesar!" De groote jongen ging kalm met plagen door en deed net, alsof hij niet gehoord had, wat Hans zei. Dat werd onzen Hans toch te machtig, zijn hand gleed uit (zooals Piet gezegd zou, hebben) cnde grootc jongen kreeg eca klap, die hard aankwam..^ In een oogenblik was 't gevecht in voN len gang. Natuurlijk won de groote jongen het. Maar dat kon Ilans niet schelen. Als zijn vriendjes maar niet langer geplaagd werden, was hij tevreden. Plotseling bemerkte hij echter tot zijn schrik, dat zijn broek gescheurd was. Be teuterd keek hij er naar. Wat zou Moeder wel zeggen cn Grootmoeder cn... en... zou hij nu ook den rijksdaalder krijgen?! Hij werd vuurrood van schrik cn angst, cn besloot naar huis te gaan, waar hij Moe der alles eerlijk vertelde. Moeder vond het wel erg jammer van de broek, maar was toch niet boos. Geweldig, zooals dat meeviel! Ten tweeden male begaf Ilans zich nu op weg naar Grootmoeder, ditmaal met zijn schoolbroek aan en toen nadat de gebruikelijke gelukwenschcn gewisseld waren Grootmoeder vroeg, waarom hij zijn Zondagsche niet aanbad, kreeg ook zij het verhaal in kleuren cn geuren to hoo ren. Vol spanning keek Ilans haar aan, toen het verhaal uit was. Zou hij den rijksdaal der nu misschien verspeeld hobbcn? Maar neen, Grootmoeder zei: „Opkomen voor dieren, vooral als ze ge plaagd worden, is een goede daad, Hans, cn al is het dan ook erg jammer van je broek, ik noem het toch een goed begin van 't nieuwe jaar!" In-gelükkig stapte Ilans met zijn rijks daalder in den zak naar huis. Moeder had de broek al gemaakt. Als je 't niet wist en niet al te best keek, viel 't niet eens erg op! Wat die Moeder toch goed stoppen kon! Zoo viel alles gelukkig nog mco en vond Hans zelf ook, dat de eerste dag van het nieuwe jaar een goed begin was. Hij zou wel oppassen, dat hij niet weer een scheur in zijn broek kreeg! Juist omdat Moeder en Grootmoeder niet op hem gebromd hadden, nam hij zich dit dubbel ernstig voor! (Nadruk verboden).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1934 | | pagina 15