NAAR DE „NIEUWE
WERELD"!
Twee Studenten maken een Amerika-trip
Hoe men ons, Verstekelingen,
behandelde
wereld, waar dagelijks
200.000 reizigers in-
en uitstappen
In de haven
Op den witgeverfden wand van onzen
luchtkoker hadden wij nauwkeurig boek
gehouden van de dagen, die verstreken, ook
mijn horloge liep. Eindelijk op een goeden
dag toen we bijna waanzinnig waren ge
worden van dorst, bemerkten wij aan de be
wegingen van het schip en aan de bedrijvig
heid, dat wij naar een aanlegplaats werden
gebracht. De machines begonnen langzamer
te loopen, sloegen terug en kwamen tenslotte
rust. Na ging he.tjet omLNu was,
Overal werden wij met onze waardeloozé
aanbevelingsbrieven afgescheept
het wachtwoord: „Onverschillig doen, op
letten en onze kans waarnemen!"
Ons gezicht verraadt ons
De „Statendam" lag nu aan een pier VB.ni
de twaalfde avenue; ik kende de situatie
nog van een mijner vroegere zeereizen Nil
hoorden wij het ratelen en rammelen van de
kettingen, waarmede de brug wordt uitge
legd. De passagiers stijgen uit. da
derde-klas-passagiers worden naar Ellis Is
land overgebracht. Wij kropen weer in onzen
schuilhoekNeg twee lange uren! Ik wist,
dat het scheepspersoneel eerst het avond
eten gebruikte, voordat zij voor hun genoe
gen aan wal gingen.
Eindelijk was het zoover, dat we aan dek
konden gaan. Juist gingen er twee- tot drie
honderd matrozen en stewards aan land.
Wij mengden ons zonder aarzelen onder
hen, een matrozenmuts zoo diep mogelijk in
de oogen gedrukt. De onderofficier aan de
brug liet ons ongehinderd paseeeren. Maar
beneden aan de trap stond de Amerikaansche
post en verlangde inzage van ons zeemans
boek. „Boven laten liggen", antwoordden wij.
„All right" zei hij r-eeds en wilde ons laten
gaan; maar dan zag hij onze ltjkbleeke ge
zichten die zoo afstaken bij de bruine ver
weerde tronies der andere matrozen. Hij
riep den bootsman. Wij werden gearresteerd.
Een korte blik van den bootsman. „bin
den", zei hij onverschillig. Twee immigra
tie-ambtenaren ste.'f'en ons m arrest. Dan
volgenden dag werden wij verhoord. Men
had ons te eten gegeven, maar onze zwakke
magen konden niets verdragen. Twee nc' .tie-
agenten namen ons mee. Hallö! zij scb'".,',.én
ons de hand, gaven ons sigaretten. Met een
motorboot werden wij naar het beruchte
quarantaine-eiland Ellis Island overgebracht.
Hier kregen wij een buitengewoon goed
diner, aan witgedekte tafels; keilners ser
veerden ons. Wij moesten nog eenlgen tijd
op het „traneneiland" verblijf houden. Maar
daar konden wij met andere „boeven" voet
bal soelen, luisteren -naar de radio. Als wij'
brieven naar huis wilden schrijven, kregen,
wij' van de bewakers eénig geld om post
zegels te koopen, want ons geld was voor-
loopig in beslag genomen.
"-or het snelgerecht
Acht dagen later werden wij voor het
„snelgerecht" gebracht. Het was om één uur
's nachts. Het snelgerecht werkte den ge-
heelen nacht door. Drie „ploegen" rechters
en schrijvers losten eikaar af. Een neger
voerde het protocol van de verhandeling. Wij
werden in het geheel niet verhoord; de
rechter gaf ons ieder een paar sigaretten,
schudde ons de hand, gaf ons onze passen
terug, waarop zooals hij zeide „helaas
het visum van Amerika ontbrak". Op de
pas stonden slechts de woorden: .Deported
Ellis Island, 18 September 1031" die mij
naderhand, steeds de gedachte ingaven, dat
wij .gedeporteerden" ontsnapte dwang
arbeiders waren.
In een motorboot werden wij met anderè
slachtoffers naar het klaarliggende stoom
schip „Zeelandia" gebracht. De Ameri
kaansche politiemannen namen hartelijk
afscheid van ons, gaven ons nog sigaretten
en eetwaren mee en wuifden ons na. De
onderofficieren der Zeelandia bekeken onS
minachtend, lieten ons oppakken en in een
leeg proviandruim, met getraliede luiken en
patrijspoorten opsluiten.
Zoo verliep den tijd en op een poe "ten dag
legde ons braaf stoomschip weer te Rot
terdam aan. Een rechercheur kwam aan
boord, met vijf politie-agenten achter hem.
Wij kregen polsarmbandjea om, echte hand
boeien en werden midden door do reizigers
naar den trein geleid. Eten kregen wij niet.
Bij elkaar zitten mochten wij evenmin en
als wij den mond openden werden wij afge
snauwd.
Drie dagen later werden wij veroordeeld
tot zes dagen gevangenisstraf, met aftrek
van preventief, omdat wij wederrechtelijk
op een stoomschip waren binnengedrongen
en wij met dit schlo zonder betaling naar
New York waren gevaren.
Dit moge een waarschuwend woord blij veil
voor alle „navolgers". De controle is scherpB
Doet het niet!....
gg jggB jgseS dim
„ij nemen proviand in
Den volgenden dag richtten wij onze eer
ste schreden natuurlijk naar de haven.
Wij troffen het Er kwam juist een
schip binnen. Terwijl de passagiers uitstegen,
speelde de muziek. Op een band zonder einde
sulsdch de koffers llnea recta de groote kof
ferbergplaats binnen, waar zij door de dou
anebeambten ln ontvangst werden genomen.
Aan de andere zijde van de sluizen lag de
stoomer ,.De Statendam" machtig en over
weldigend met zijn groote passagiersdekken
en zijn dikke stoompijpen, die grauwe rook
wolken omhoog stuwden, We kenden natuur
lijk niet vra?on. wanneer de „Statendam" de
haven zou verlaten, maar uit de dienstrege
ling, die wij vonden, kwamen wij te weten
dat dit schip in den middag van den volgen
den dag zee zou kiezen. Nu zochten wij ons
hotel weer op. Als proviand voor den over
tocht had leder van ons drie groote stukken
chocolade en een kilo spek ingeslagen. Brood
kenden we natuurlijk niet meenemen, daar
pakjes te veel in het oog looper.d zouden zijn
en ons zouden belemmeren bij ons avontuur.
Ieder van ons droeg pakken over elkaar, het
beste onderaan, en daaroverheen het minder
gcede. daagsche costuum.
Den volgenden morgen waren wij alle drie
vroe? op de been en weldra begaven wij ons
wederom apart naar de haven, naar de ge
bouwen van de Lloyd. Het zal ongeveer 11 uur
's morgens geweest zijn, dat de Statendam
voor de eerste maai haar machtige stoomfluit
liet gillen, een geluid, dat ons door merg en
been ging. Het weer was druilerig, een fijne
motregen maakte ons vochtig en rillerig. Een
scherpe, uit zee komende wind, blies ons zil
te druppels in het gelaat. Wij zouden trach
ten leder op eigen gelegenheid aan boord te
komen.
De list van den ingenieur
Eerst waagde de ingenieur de kans. Toen
de extra-trein binnenkwam, die de passa
giers naar het schip bracht, mengde hij zich
in het gewoel. Een groote trap, door politie
bewaakt, vormde den toegang tot het schip!
Maar op het voorschip was eveneens een brug
Eerst toegangsbiljet halen, havenpolitie
bureau, kamer 4.
Tja daar stond ik.maar weldra vatte
ik nieuwen moed en ging naar het bureau
van de havenpolitie.
Wat zoekt u hier? snauwt de dienst
doende beambte mij toe. Het is thans kwart
voor twaalf en de stoomfluit gilt voor de
tweede maal. Geeft u dien bloemruiker
maar af aan den dienstdoenden steward, die
bij den valreep staat! zegt de politieman
onverschillig.
Dat kan ik niet. ik moet op antwoord
wachten, heeft meneer Smith gezegd. Ik heb
er speciaal een daalder extra voor ontvangen.
Nu, vooruit dan maar! Hier is dat be
wijs. Schiet nu maar op! roept de politie
man, die mij doorlaat, mij nog na.„. een raad
dien ik maar al te graag opvolg!
En ik verwijn in een der eindelooze gan
gen, smijt de bloemen haastig in een leeg
staande hut en strek mij tenslotte uit in een
luien stoel van een soort rookkamer, waar lk
geheel alleen ben en in den eersten tijd,
zoolang het schio over den Waterweg vaart,
geen bezoek te verwachten heb M"n knieën
knikken, mijn hart klopt in mtin keel. Maar
ik bèn aan boord. Wie doet me iets?
Vaarwel, beste vriend
Heel voorzichtig gluur ik door de patrijs
poort naar buiten en ben nog net op tijd
om te zien, hoe onze derde vriend, de bank
bediende, door de politie wordt weggeleid.
Nu verlaat ik mijn schuilplaats, en meng
mij tusschen de honderden oa^a-riers: nu
kijkje in de gangen en ontdekken, dat van
een der onderste toilettes een luchtkoker
omhoog leidt, die in een zoogenaamden
windvanger u weet wel zoo'n ouder-
wetschen luidspreker eindigt.
In den luchtkoker zijn ijzeren ladders
aangebracht, waarlangs wij heel gemakkelijk
omhoog kunnen klauteren. Halverwege den
koker is een soort platform, waarop een van
ons beiden half kan zitten, half moet liggen.
Een paar meter hooger is nog een tweede
platform, ongeveer even groot, daarop
neemt Max plaats. Wij hebben nu tenminste
een schuilplaats en zijn dus betrekkelijk
veilig.
Dorst en slapeloosheid
Hetgeen ons het meeste kwelde, was de
dorst. Slechts eens per dag kon een van- ons
beiden omlaag klimmen om iets te drinken
te halen. Als wij te dikwijls naar beneden
waren gegaan, zou dit natuurlijk opgevallen
zijn, terwijl bovendien onze veiligheid bij
lederen tocht in de gangen gevaarlijk was.
Wij hadden morfinetablettèn medegenomen,
daar wij op een langdurige gevangenschap
in ruimen of kolenhokken gerekend hadden,
maar al slokten wij er ettelijke op gevaar
van ziekworden af op, wij konden den
slaap niet vatten. Ook Veronal hielp niet.
De innerlijke onrust en opwinding waren te
sterk. Misschien was het ook wel goed,
want in den slaap hadden wij licht in den
koker naar beneden kunnen vallen, hoewel
wij ons met gordelriemen op ori2e zitplaatsen
hadden vastgebonden. Door den luchtkoker
hoorden wij onophoudelijk muziek, stem-
men-geroezemoes der passagiers op het dek,
lachen en glchelen der flirtende meisjes en
vrouwen.
Een helsche beproeving
De temperatuur in onzen schuilhoek steeg
tot ongeveer 50 gr. Men had den windvanger
New-York in vogel
vlucht. Op den voor
grond Brooklyn Bridge,
ln het midden de
Manhattan Bridge, de
Williamburgh Bridge
op den achtergrond;
rechts Brooklyn
„ongelooflijke zwijnepan", naderde de beide
politiebeambten keek verstoord op, ver
trouwde den eenen politieman op -familiaire
wijze toe, dat „vandaag weer alles eens mis
liep" en.... liep op zijn gemak zwaar ver
diept in zijn documenten, waarop hij ijverig
aanteekeningen maakte, brommend en sput
terend de trap op, waar hij al spoedig in het
gewoel der tweeduizend menschen verdweenl
Dat was nummer één!
De bloemruiker
Nu kwam ik aan de beurt. Ik had een
prachtig bouquet bloemen gekocht ln een
winkel in de buurt van ons pension en
daaraan een kaartje bevestigd, waarop ik
In sierlijke krulletters had geschreven;
„Mrs. Smith". Hiermede gewapend, trad ik
op de hoofdtrap toe, eveneens blootshoofds.
Maar dadelijk vroeg de politie mij:
Waar wilt u heen?
Bloemen afgeven aan Mrs. Smith!
antwoordde lk.
De grootste moeilijkheid is om
aan boord te komen
Doop Karei Fr. Randt
En zoo staan we na. zes dagen „brommen"
weer op straat, een ingenieur, een ontslagen
bankbediende en een zeeman zonder werk.
Onze tocht naar Amerika «as mislukt en
had een zeer prozaïsch einde genomen. Maar
laat ik liever bij het begin beginnen.
Zooais lk reeds zelde, waren we met zijn
drieën, een ingenieur en daarvoor is te
genwoordig zelfs als bestuurder van de tram
geen plaats meer een bankbediende, die
ontslagen was wegens bezuiniging ook al
geen knalwonder meer in dezen tijd! en
ikzelf, een ras-waterrot. Maar een waterrot
in menachengestalte heeft een Schip noodig
om 't zilte nat te bevaren en de scheepvaart
maatschappijen danken eerder personeel af,
dan nog iemand erbij te nemen. Wij hadden
krijgsraad gehouden en onze rijkdommen
samen gelegd. Dat was alles bij elkaar 150
gulden; tevens bezaten wij nog kaartjes derde
klas naar Rotterdam. Met dit „kapitaal" ge
wapend wilden wij ons ln de Vereenigde Sta
ten van Noord-Amerika „vestigen"! Wij be
zaten geen immigratie verlof, geen visa en wij
wisten, dat men blinde passagiers wegens
huisvredebreuk pleegt te arresteeren. Maar
dat alles liet ons koud. Het vuur der hope be
zielde ons allen. Wij kregen geen steun, wer
den van den een naar den ander gezonden
en werden overal vocAzien van waardeloo-
ze aanbevelingsbrieven met een praatje
afgescheept. „Ik zal zien, wat ik voor U kan
doen!" luidde het pn*--1-•"'-r'Mk.
uitgelegd, ten gebruike van het personeel en
voor het vervoer van de handbagage; daar
stonden eveneens twee politiebeambten bij,
die iedereen, die niet tot het scheepsperso
neel behoorde, tegenhielden.
Max, zoo heette de ingenieur, had eenige
vrachtbrieven weten te bemachtigen. Leege
formulieren, waarover hij met zwarten inkt
allerlei opmerkingen had geklad, met on
leesbare hanepooten van de bagargebeambten
en ten overvloede had hij er nog een aantal
van de meest onzinnige stempels op ge
plaatst. In ieder geval..., zij zagen er zeer
gewichtig en indrukwekkend uit. Hij was
blootshoofd, daar anders het ontbreken van
een uniformpet hem verraden zou hebben;
met 'n potlood in de hand en zwaaiend met
zijn stapel declaratiepaoieren ïiep hij op de
beide politiebeambten toe, deed uiterst be
drijvig, brulde met een nijdige stem tegen
een aan de railing staanden matroos ln
onvërvalschte zeemanstaal„Heidaar
hoor es! Is de ladingmeester op het voordek?
En prompt kwam het antwoord: „Nee, hij
is d'r niet! Ik zal 'm wel effe zoeken!" Tot
groote verlichting van Max bleek de lading-
meester niet in de buurt te zijn. Max begon
te vloeken en te schelden als een onver-
valschte kaperkapitein, bromde iets van
twee koffers, die dadelijk aan den wal ge
bracht moesten worden, snauwde iets van
met een stuk zeildoek afgesloten, daar het
klaarblijkelijk op den Oceaan nog wel
spookte. Onze schuilhoek was daardoor
echter wel zoo goed verborgen. Om de beurt
klauterden wij nu omhoog en haalden door
een kleine snede, die wi) met een zakmes
in het zeildoek hadden gemaakt frissche
lucht binnen. Dat was de vijfde dag!
Toen ik dien dag naar de kantine ging,
keek de steward mij uitvorschend aan en
vroeg naar mijn hutnummer.
Nummer 86, zei ik.
Derde klasse, zes en tachtig? zei hij
verwonderd, dat bestaat toch heelemaal niet.
Zeker wel, honderd zes en tachtig be
staat wel degelijk hoor.
Zoo, zoo..,, honderd en zes en tach
tig, knikte hij wantrouwend.
ïk betaalde en ging met looden schoenen
naar mijn kameraad, na mij goed ver-
gewischt te hebben, dat ik niet gevolgd
werd, maar vanaf dit oogenblik durfden wij
onze schuilplaats niet meer te verlaten.
Liever doorstonden wij de ergste beproevin
gen, dan nogmaals zooveel te riskeeren. Het
soek en de chocolade stilden wel voldoende
den honger, maar wij versmachtten van den
dorst. Zóó martelde de dorst ons zelfs, dat
wij de koele ijzeren wanden van onze ge
vangenis aflekten, om ons brandende ver
hemelte te verfrisschen. Eten konden wij
tenslotte ook niet meer zonder to drinken.
Zoo leefden wij negen lange dagen, steeds
uit den slaap gehouden door doordringen
de jazz-muziek, die onze lichamelijke
kwellingen nog met ondragelijke hoofdpijn
vermeerderden. Later bleek, dat wij tien kilo
waren afgevallen.
op den eersten dag, waarop het personeel
nog niemand kent, kar. ik dat gerust wagen.
Ook Max kom ik tegen: hij staat op het
eerste klas-dek en wer.kt mij ijverig met de
hand, dan beginnen we samen te wuiven, te
wuiven of wij afscheid namen van een
weenende echtgenoote met acht bloedjes
van kinderen. Dat geldt niet onzen vriend,
want hij zit waarschijnlijk al voor den
politle-Inspecteur om te vertellen, wat hij
van plan was. Neen het is maar comedie,
een reuze komedie, om niet op te vallen.
Al spoedig klinkt het signaal voor de lunch,
een teeken voor ons om te verdwijnen, want
op het leege dek zouden wij onmiddellijk
opvallen. Het schip koerst thans naar
Engeland....*
In de luchtkokers
In de derde klasse ls een dekkantlne,
waar we brood, twee flesschen bier en wat
chocolade koopen. Niet te veel, andere
krijgt men argwaan. Nu nemen wij eens er- j
Het Grand Central
Terminal Station van
New-York, een van de
grootste stations ter