Planten en Kerstmis
Verzoening op Kerstdag
Het beste ee het grootste
9
ROOS VAN JERICHO IN
DE VOLKSFANTASIE
DE ZOEN ONDER DE
MISTLETOE
Zij is hel zinnebeeld
der opstanding gewor
den
WIE het tvoord Kerstmis hoort of
leest, moet daarbij we! direct
aan bepaalde boomen en plan
ten denken, in de eerste plaats aan den
a'gemccn bekenden Kerstboom. Iioe
door tn d-mr Christelijk het Kerstfeest
ook mag zijn, toch is het van heiden
schen oorsprong, het gebruik van den
Kerstboom inbegrepen.
Op den primitieven mensch maakte
het een diepen indruk, dat de 's winters
schijnbaar doode boom in het voorjaar
weer teekenen van nieuw leven gaf.
De vereering van den boom is daar
uit voorgevlocid. Meer dan 3000 jaar
geleden bestond die vereering reeds in
Egypte, waar men den heiligen boom
als de woonplaats beschouwde van de
brood en water uitdeelendc godin
Noot. De Noorsche mythologie laat de
drie schikgodinnen onder den heiligen
esch den levensdraad der menschen
spinnen. Do boomencultus is wijd ver
breid geweest en heeft overal zijn spo
ren nagelaten.
Een Italiaansch edelman uit de zes
tiende eeuw, die een reis naar Indië
had ondernomen, heeft een beschrij
ving gegeven van een feest te Calcutta,
dat omstreeks 25 December werd ge
vierd. e;i waarbij het gewoonte was. de
boomen om een heiligen vijver te illu-
mineeren.
Het zijn voornamelijk de den en de
spar, die als Kerstboom dienst doen,
waarschijnlijk omdat zij ook gedurende
den winter groen blijven en nog getui
gen van leven, als overigens alles in de
natuur dood lijkt Maar volgens de le
gende is het Winfried geweest, die den
naaldboom tot heiligen boom heeft ge
proclameerd.
Het gebruik van den Kerstboom, zoo
als wij het nu kennen, dateert uit het
begin van de 17e eeuw. Een Straats
burger heeft in het jaar 1605 daarover
do volgende aanteekening gemaakt:
„Men stelt hier op Kerstmis denne-
boomen op in de kamers en versiert die
met roode cn veelkleurige papieren, ap
pels, suikergoed, klatergoud, enz.
Meestal maakt men er een vierkant
hekje om."
Hier en daar schijnt de geestelijkheid
zich tegen de invoering van den Kerst
boom nogal verzet te hebben. Maar niet
>veral bestond dat kerkelijk verzet, en
wa8r dat wel het geval was, moest het
op den duur toch wijken, zoodat tegen
bet einde der lSde eeuw de viering met
den boom in Duitschland meer cn meer
gebruikelijk werd. Goethe vierde het
op die wijze te Leipzig, ten huize van
Körner's grootmoeder. In zijn eigen
woonplaats, Weimar, kende mon don
Kerstboom ook reeds in liet jaar 1775.
In de 19de eeuw begonnen de Engol-
schen er aan, voor het eerst in 1S35,
nadat Nederland als nabuur van
Duitschland was voorgegaan. Tegen
woordig kont men den Kerstboom over
de geheelc wereld, zelfs in China. En
in de Vereenigde Staten is het gebruik
zoo ingeburgerd, dat daar naar schat
ting op elke vier families één boom noo-
dig is ter viering van het Kerstfeest
Jammer, dat men op dit terrein ook
al aan het moderniseeren is gegaan,
door clectrische lampjes in den boom
op te hangen inplaats van kaursjes te
plaatsen. De vlammende kaarsjes zijn
toch heel wat poëtischer dan het doo
de clectrische Jicht.
Bij den Kerstboom behooren de Kerst
liederen, in aantal zoo groot,, dat er
haast geen overzicht van te geven is.
Onvergankelijk schoon zijn de bekende
regels van Vondel:
„O Kerstnacht, schooner dan de dagen,
Hoe kan Herodes 't licht verdragen,
Dat in uw duistemisse blinkt,
En wordt gevierd en aangebeden?
Zijn hoogmoed luistert naar geen reden,
Hoe schel die in zijn ooren klinkt"
Maar het meest bekend is het „Stille
nacht, heilige nacht," het Kerstlied bij
uitnemendheid, in vrijwel alle Euro-
pccsche talen overgezet. Tot in China
wordt het tegenwoordig gezongen, waar
vooral do jeugd in de laatste jaren het
Kerstfeest steeds meer gaat vieren.
Naast den Kerstboom rijn de hulst cn
do mistletoe als echte Keretplanten in
cere, de laatste vooral in Engeland. De
hulst met de prachtig roode bessen
wordt ook in ons land veel als Kerst
versiering gebruikt. Maar de mistletoe
mag op Kerstmis in geen enkel En-
gelsch gezin ontbreken. Men hangt een
takje van deze woekerplant aan deur-
of raamkozijn, aan spiegel, muur of
lamp. En het meisje dat er onder door
loopt; moet toestaan, dat de jongens
haar zoenen. Let men op het laatste, dun
is het geen wonder, dat de gewoonte
bij de Engelschc cn de Scliotsche jonge
lui zeer geliefd is en dat liet gebruik de
eeuwen door heeft stand gehouden.
Daar Groot-Brittannië zelf niet vol
doende mistels oplevert, om in do be
hoefte te voorzien, worden zo van elders
aangevoerd, hoofdzakelijk uit Bretagne
aan de overzijde van Het Kanaal.
St. Malo. Granville cn Cherbourg zijn
de uitvoerhavens, waar de Bretonsche
boeren ze met manden vol aanvoeren.
In het laatst van November beginnen
de inspectietochten door de boomgaar
den. Sommige appel- en pereboomen zijn
zoo sterk met de woekerplantjes bezet,
dat de opbrengst hiervan meer bedraagt
dan van het fruit, zelf. Met groote voor
zichtigheid worden de groene takjes
afgesneden, want de mat-witte besjes
mogen er niet afvallen. Deze mistel-
oogst geeft aan heel wat linnden werk.
zoodat het symbolische Kerstplantje,
waarop de ovcrzeesche buren zoo bij
zonder gesteld zijn. in Bretagne geld in
het laatje brengt. In het land zelf han
gen de hoeren op Nieuwjaarsdag wat
overgeschoten takjes op: de Nicuw-
jaarswensch eindigt cr gewoonlijk met
een „Au gui l'an neufl"
In ons land komt de woekerplant, hier
inccstal maretak of vogellijm genoemd,
hoofdzakelijk in Limburg voor en spora
disch in dc provincie Groningen.
Volgens de Noordschc mythologie
hoorde dc plant eigenlijk in iict Wal
halla thuis, in het godcnpaicis, vanwaai
zij naar beneden viel en tusschen lie
mei en aarde aan oude hoornen bleef
hangen. In de voorstelling der Galliërs
en der oude Germanen bekleedde dc
maretak een zeer voorname plaats. De
Itomeinsche geschiedschrijver Plinius,
die als cavaleric-officier deelnam aan
de veldtochten in Gcrmaniö cn onder
Vespasianus in verscheidene provinciën
gewichtige betrekkingen vervulde, heeft
in zijn geschriften melding gemaakt
van de wijze, waarop do Keltische
priesters of Druïden de plant vereerden.
Hun onfeilbare uitspraak luidde, dat de
mistel den mensch door de goden ge
schonken was. In het hijzonder de zeld
zame exemplaren op éikeboomen ston
den in hoog aanzien.
Ontdekte een priester op een eik een
maretak, dan riep hij al dc Druïden uit
den omtrek hij elkander. Op den zesden
dag na nieuwe maan kwamen zij on
der don bcwusten boom samen, om het
plantje te halen. Dat ging heel plechtig
in zijn werk. Ten toeken van diepen
deemoed legden zij hun zesklcurige ge
waden af en verwisselden die voor wit
te. Priesteressen, eveneens in liet wit
gekleed, spreidden een groot wit laken
uit onder den boom. Een wagen, ge
trokken door twee witte stieren, die nog
nooit eerder ingespannen waren ge
weest, kwamen naderbij cn hielden op
geringen afstand halt. De hoornen der
stieren waren kwistig versierd met
veldbloemen. De priesteressen en de
priesters knielden onder den heiligen
boom, waarop de mistel groeide. Met
een gouden sikkel gewapend, klom de
opperpriester naar boven, sneed de
plant voorzichtig af en wikkelde de
hemelgave in zijn wit kleed, opdat ze
niet met de onreine aarde in aanraking
zou komen. Daarop werden de twee
stieren geofferd en bad men tot de go
den, dat zij de hemelsche plant den
menschen tot zegen zouden laten dienen.
Men dompelde de mistclstruik in water
en elk der aanwezigen ontving een tak
je als voorbehoedmiddel tegen ziekte en
betoovering.
Bij de oude Grieken gold de mistel
als een tooverlwijg. Homerus zegt er
van, dat het takje rijkdom schenkt,
..sluimer geeft of ervan ontslaat, en van
don dood zelvcn de oogen ontzegelt" Zij
was de magische twijg van Proserpina,
aarmed Encas de deuren van het dui
stere, onderaardsche rijk kon openen.
De maretak heeft altijd een groote rol
gespeeld in het volksgeloof. De naam
is ontleend aan het woordje maar of
mare, dat oorspronkelijk alvin beduid
de, maar later in de hoteekenis van
heks is overgegaan. Zoo werd de ge
wijde plant der Druïden een duivcls-
plant hij dc Christenen. In Vlaanderen
noemt men haar-nog duivelsgras, gedu
rende de Middeleeuwen sprak men van
een duivelsch gewas.
Volgens de volksvoorstelling in ver
schillende landen gingen de maren of
heksen rijden op slapende menschen,
en bij gebreke van hen ook op dieren
en planten. Als zij zich op een boom
neerzetten, ontwikkelde zich op die
plaats een maretak. In Duitschland
noemt, men de plant „Donnerbeson" en
.Jageteufel". Het eerste wijst op een
oud volksgeloof, dat een boom, waarop
een maretak groeit, tegen liet inslaan
van den bliksem is gevrijwaard, terwijl
het tweede woord herinnert aan dc
Middeleeuwschc tooverbockon, waarin
de inistcltak aanbevolen werd als dui
velbanner. De oudere botanisten noem
den de plant „Fuga daemonum" of
duivclsvlucht.
Als afweermiddel tegen het booze en
het slechte heeft de maretak dienst
moeten doen. Een takje boven de deur
van huis of stal gehangen, belette den
toegang aan de „maar." Men legde
soms een elzentwijgje, waarop een
mistel groeide, in zijn bed, om te ver
hoeden, dat men des nachts „van de
Berijpte brandnetel
mare bereden" zo.u worden. Ter voor
koming van vallende ziekte hing men
een stukje mistelhout aan den hals,
enz. enz.
Een andere plant, die met het Kerst
feest in verband, gebracht werd, is de
Roos van Jericho, een echte woestijn-
plant. Het droge woestijnklimaat is
weinig bevorderlijk voor den planten
groei, maar toch zijn er enkele planten,
die zich hebben weten aan te passen en
zelfs bij een langdurige regenlooze pe
riode niet ten gronde gaan. Zij schrom
pelen eenvoudig ineen en ontplooien
liaar bladeren weer, zoodra zij met wa
ter of alleen maar met vochtige lucht
in aanraking komen. Dat vermogen
heeft aan de Roos van Jericho (Anasta-
tica Hiervcliuntica) een bijgeloovige
vereering bezorgd. Omgeven als ze was
met een fantastische waas van geheim
zinnigheid, heeft ze een voorname rol
kunnen spelen in de waarzeggerij. Bij
een op handen zijnde verlossing zette
men een Roos van Jericho in water cn
naarmate zij zich meer of minder snel
opende, zou de bevalling meer of min
der voorspoedig verloopen.
In de volksvoorstelling is deze eigen
aardige plant het zinnebeeld der op
standing geworden. Volgens de sage zou
zij het eerst open zijn gegaan bij de ge
boorte van Jezus. Bij Zijn kruisdood
sloot zij zich, om opnieuw te ontluiken
bij Zijn opstanding. Zij is in verband
gebracht met de moeder Gods en men
heeft haar deswege Rosa Sanctae
Mariae genoemd. De vertaling van haar
Arabischen naam is Hand van
Mar ia.
Op de plaatsen, waar Maria bij haar
vlucht naar Egypte haar voeten had
neergezet in de woestijn, zou zij volgens
de sage zijn ontsproten. Dergelijke voor
stellingen zijn aanleiding geweest tot
het ontstaan van een oud gebruik, om in
den Kerstnacht de plant in een vaas
met water te plaatsen, zoodat zij tegen
middernacht haar vertakkingen ont
plooide. Onder het zingen van Kerst
liederen wachtte men dat plechtige
oogenblik af. In de tweede helft der
vorige eeuw bestond dat gebruik nog
in Limburg.
Het eenvoudige volk stelde zich voor
dat geheel de natuur had deelgenomen
aan de vreugde bij de geboorte van Je
zus en dat de planten daar later nog
telken jare blijk van gaven, door de
kelken te openen in den Kerstnacht,
zooals ze weleer hadden gedaan. In een
oud Duitsch Kerstlied „Lasst uns das
Kindlcin wiegen" komt dezelfde ge
dachte tot uiting:
„D'Erd grünel und bringt rössle,
Der Heyland kompt vom Himmel,
Des freuen sicli die Engelein
Und singen in den Lüfftcn fein,
O Jesulein süss."
Een Kerstvertelling
W" waren hij de doktersfamilie op
Hciligenavond uitgenoodigd cn
toen, precies om zeven uur dc
deur van de eetkamer openging, was
het daarachter een geschitter van kris
tal en porcelain en damast, dat een
vóortrcffelijken maaltijd beloofde. Pas
was de soep verorberd of de telefoon
ri"g.
„Als dat nu maar niet Annemarie is,"
zei de doktersvrouw ontsteld. „Neen,
maar, dat zou een dikke streep door
mijn feestrekening zijn. Nooit heeft een
dokter een rustig uur. Zoo vaak als we
ons verheugd hebben op een gezellig
feestje, komt dat lamme ding tusschen-
beide!"
Ze had goed geraden. De dokter
kwam binnen en zcide:
„Ik word bij Annemarie geroepen, je
weet wel, de vrouw van den mijndircc-
tcur."
Daar heb je het nu al weer! Mijn
broer heeft ons nog wel een gans ge
zonden en mijn man is cr dol op cn...
„Eet nu maar smakelijk, allemaal, ik
moet geen tijd verliezen. De dappere
Annemarie heeft tot het uiterste ge
wacht, eer zij mij, op een avond als de
zen liet roepen..."
De dokter wilde alleen gaan, maar
dat kon ik niet over mijn hart verkrij
gen. Hij zou, na de auto gebruikt te
hebben, nog wel een half uur moeten
klimmen. Ik was een goede vriend van
hem, dus gingen we samen. Binnen het
uur waren we bij liet huis van Horbis,
Annemarie's man. De dokter begon da
delijk allerlei voorbereidselen te treffen,
nadat hij dc aanstaande moeder even
onderzocht had. Ik bleef in het keuken
tje, waar een klein lampje brandde cn
een groote waterketel boven een open
haardvuur pruttelde. Ik kende Horbis
wel, maar nu maakte ik ook nog ken
nis met zijn moeder, een oude opge
wekte vrouw, en met den broer van
Horbis, een ecrstc-jaars-student.
Toen we hoorden, dat daarginds alles
goed ging en het waarschijnlijk een ge
makkelijke bevalling zou zijn, raakten
we in een rustig gesprek. De gerustheid
maakte ons vertrouwelijk. De oude moe
der bekende, dat zij er ernstig over ge
dacht had behalve den dokter ook nog
een man te raadplegen, die bekend was
voor de geneeskrachtig kruiden, waar
mee hij alle ziekten genas.
„Maar dit is toch geen ziekte," zeide
ik, „maar een natuurlijke functie van
het lichaam."
- Ja, dat is ook zoo, beaamde de
moeder, maar wij vrouwen hebben nu
eenmaal een zwak voor bijzondere mid
deltjes, al moet ik persoonlijk zeggen,
dat ik in den dokter een onbegrensd
vertrouwen stel. Ik zou U anders heel
wat kunnen vertellen van wonderbare
genezingen.
„Laat eens hooren. laat eens hooren,"
zeide ik, belust als ik was om eens iets
te vernemen van allerlei bijgeloof en
kwakzalverij, die onze bergbewoners in
stilte aanhangen en bewonderen.
En men begon; eerst, schuchter, de
moeder alleen; daarna de student, ver
volgens alle twee te zamen en elkaar
in de rede vallend en aanvullend. Ein
delijk kwam Horbis zelf een oogenblik
binnen en nam hij aan het gesprek
deel, waarbij hij als zijn meening te
kennen gaf. dat er niets zóó groot was
als de geheimzinnige macht van den
gletscherreus, waaraan ieder in zijn om
geving geloofde.
Maar daarmede dreef hij don student
uit zijn bewonderende positie. „Alles
goed en wel, zeide hij, we kunnen ver
tellen van allerlei dwaasheden, waar
aan men hier hecht, maar wij moeten
die niet verdedigen en piet geloovcn.
Wat is ten slofte „het grootste". Wat
voor den een het mooiste en het groot
se is; is het. niet voor den ander. Er
zijn er, die Homerus' Ilias en Odys
see het mooiste en het grootste van de
letterkundige scheppingen noemen. En
toch zijn dat maar sagen, navertelt in
den vorm va'n een groot kunstwerk,
maar toch sage. Neen, voor het eeuwig
ware, voor het diep menschelijke, dat als
een vuur uit de ziel van een begena
digden dichter opvlamt, d a a rvoor heb
ik bewondering. Dat zegt mij heel wat
meer dan de „gletschergcest" of de fi
guren van Ilias en Odyssee. Ja, moeder
tje, dat lijkt U misschien vreemd cn
ik kan U dat ook niet zoo uitleggen,
maar een feit is het, dat wij, jongeren,
tegenwoordig naar waarheid en duide
lijkheid verlangen en niet zoo gauw
dweepen met verzinsels, sagen, berg
geesten en wat dan ook. Ik zal U ze
ker niet overtuigen, maar ik..."
Dat behoeft ook heclemaal niet en
zou je ook niet kunnen, jongen, ant
woordde de moeder glimlachend. Want
daar, bij verzinsels, sagen en berggees
ten zoek ik óók niet de voorwerpen
mijner diepste vereering. Want ik, ik
ik wil het wel bekennen ik ken niets
zoo groot als Napoleon. Dat is voor mij
de grootste figuur onder de reëele men
schen geweest. Wat een man! Tk her
inner me zoo goed, hoe grootvader, toen
ik nog een kind was, vertelde van den
Russischen veldtocht. Hij had dien als
jonge vrijwilliger meegemaakt. En voor
Napoleon had hij een onuitroeibare ver
eering. Net als ik nu nog.
De student stoof op.
„Maar moeder, nu is u er toch glad
naast! Hoe kan U tegenwoordig nog een
schepper van oorlogen en oorlogsgru
welen, hoe kan men den ooi-log en de
oorlogstechniek verheerlijken. Want,
moeder, dat doet U toch met uw dwee-
perij met Napoleon! Vindt U niet
wendde hij zich tot mij, zeker om het
woorden-duel met zijn moeder af te
breken, vindt U niet, mijnheer, dat de
drama's van Shakespeare en dat de
Faust van Goethe bovenaan staan op de
lijst van de hoogste voortbrengselen
van menschelijken geest en menschelijk
vernuft? Faust en Hamlet zijn voor mij
scheppingen, wier diepte men niet meer
peilen kan."
Stil wat, stil wat, niet zoo hard,
zeide dc moeder en wees naar de deur.
Uit de kamer er naast drongen angstige
kreten door. ^Dichtwerken zijn de
meening, de uiting van enkele personen.
Maar heldendaden, zooals een tocht
naar de stratosfeer, de verkenning van
de Noordpool of was het de Zuid
pool? zulke heldendaden...
„Overmoed, waaghalzerij, krachtpat
serij hebben met den bliksem en den
donder van het genie geen enkele vonk
gemeenzaam!" bracht de zoon, die zich
ging opwinden, met groot gebaar uit en
hij trok daarbij minachtend zijn lippen
omhoog.
Eensklaps werd het stil in het ver
trek. De conversatie viel. 't Was of ieder
aan iets heel anders dacht en alleen
maar gesproken had om eonig stemge
luid voort te brengen. Ik trachtte wat
te zeggen om de stilte te verbreken, om
de gevoelens van beklemdheid of angst
geen gelegenheid te geven zich te diep
te doen gelden. In mijn meening had
de student gelijk, niet zijn jong-oude
moeder. Maar ik wilde hem eerst wat
plagen, zijn hooge stem wat neerslaan,
hem laten zien, dat er ook nog andere
groote en edele daden waren dan het
maken van gedichten. Ik wilde hem er
op wijzen, dat b.v. de man. die den we
reldvrede tot stand brengt voor mij.de.
hoogste, dc grootste der menschen zou
zijn
Maar op dat oogenblik kwam dc help
ster haastig binnen, greep naar den
waterketel en verdween zonder een
woord te zeggen.
„Nu, wat wat wilde U zeggen, ure
neer?" vroeg de student.
Wel, zeide ik, dit: het mooiste
en het schoonste, de voor mij eenig
ware heldendaad is.
„Wat Annemarie juist volbracht
heeft", viel de dokter met zijn hartelijke
zware stem mij in de rede en hij zette
ons allen schaakmat. Zij heeft zoo
juist
Wat is het? Een jongen? Een
meisje? werd er gevraagd.
„Zij heeft zoo juist het leven gege
ven aan een allerliefst gezond dochter
tje, gezond en lief. Ik feliciteer!"
Ja, dat was het slot op onze conver-
Het gebed van een
Moeder verhoord
Hen verloren leven ver
van huis
IN liet stille schemerduister van haar
kamer zat eenzaam een vrouw in
diepe gedachten verzonken, een
moeder, bezig met berinneringen uit het
verleden. Nu weer dat Kerstfeest, dat
haar altijd moest doen denken aan zoo
vele droeve dingen, die haar oud had
den gemaakt cn moe vóór haar .tijd.
Zij zat daar met de handen in haar
schoot, voor het raam, terwijl de avond
viel en haastige menschen op dezen win
terdag langs haar raam gingen. Maar
die zag zij niet De kamer was, zooals
zij altijd geweest was, zoo intiem, vol
van herinneringen. Maar de gezellig
heid was er al jaren weg, zoodat de
oude meubelen, de schilderijen en alles
wat do kamer aantrekkelijk maakte,
geen andere waarde meer hadden dan
dn herinneringen van liefde cn vrede,
die stil crann verhonden waren, totdat...
ook zij naar betere oorden zou overgaan.
Zoo zat het moedertje en dacht aan
de dingen, die het leven aangenaam
hadden gemaakt en lief en nu, sinds
zeven jaar. Toen was het gebeurd.
Jacques, haar jongen, was het ouder
lijk huis ontvlucht. Als zij er nog aan
ducht, die heftige woorden, die er waren
gevallen tusschen hem en zijn vader,
oen deze hem zijn gedrag verweet, /.ij
had niets gezegd, was stil gebleven, ang
stig stil cn toen. zonder dat zij er iets
uan kon doen. zonder afscheid, was
Jacques heengegaan met een ziel vol
opstand tegen hen», die hij zijn vader
genoemd had. Met Jacques was het gc-
ik uit hun woning verdwenen. Zelden
of nooit werd er meer over hem gespro
ken, maar in hun diepste wezen voel-
den ze elkanders nooden, dat het altijd
was om hem, den jongen. Het onuitge
sproken leed. Dat was een droevig
Kerstfeest toen, dacht moedertje nu. En
toch had vader gelijk gehad. Zoo dik
wijls reeds had zo Jacques vermaand om
zijn verteringen, die hij maakte met
vrienden. Het was wel moeilijk voor
hem geweest en altijd 's avonds thuis
zijn alleen bij vader en moeder ging
toch ook niet Zij moesten wel wat door
de vingers zien. Maar het werd ten laat
ste te erg, geen avond was hij thuis en
dikwijls werd 't middernacht en later,
als hij wankelend soms de ouderlijke
woning, betrad. Toen vader tenslotte in
greep en hem zijn levenswijze onder hêt
oog bracht, was het te laat... en met op
stand in zijn hart ging Jacques heen.
Zoo dikwijls had zij dit reeds over
dacht en nu op den dag voor Kerstmis,
den dag waarop het geschiedde, over
dacht zij het wederom.
In den beginne had zij gebeden voor
een behouden terugkeer. Toen stierf
vader, drie jaren na het gebeurde. Geen
van beiden had in die drie jaren ook
maar iets van hun zoon vernomen. Zijn
leven kon niet goed zijn gegaan, over
woog zij later, want hij was toch opge
staan legen zijn oudere en die zonde
werd zoo dikwijls in het leven reeds ge
straft. En nu, na zeven jaren, bad zij
nog slechts voor het behoud zijner ziel.
Zijn leven was reeds verloren en mis
schien was het wel een genade van
God, dat zij dat niet van nabij behoefde
te aanschouwen. En in het schemerdon
ker van de kamer knielde een moeder
neer voor den brandenden kerstboom,
die ook nu nog ieder jaar weer in de
huiskamer stond, cn bad tot Hom.
Toen Jacques dien droeven dag het
ouderlijk huis was ontvlucht, had hij,
na ecnige maanden gezworven tc heb
ben. get eekend als koloniaal.
Dikwijls dacht hij nap zijn moeder en
greep een wild en woest verlangen hem
aan. bij haar tc zijn om weer rust te
vinden in haar liefde.
Den eersten tijd had hij die stem ge
smoord. Hij wilde niet terug naar de
harde verwijten zijns vaders en niet te
rug naar het droeve vermaan zijner
moeder. En daarna, toen die stem ster
ker in hem sprak en niet ophield hem
te trekken naar het ouderlijk huis, was
het te laat. Hij kon niet meer terug
toen, daar hij gebonden was aan zijn
contract als koloniaal.
En Jacques ging naar verre landen,
waar hij zijn leed zocht te verdrinken in
een roes van zonden cn waar hij soms in
zware gevechten tegen opstandige
stammen den dood zocht, die maar niet
wilde komen. En dan verdronk hij weer
zijn dagen en verspeelde zijn geld aan
alle hartstochten, die van zijn lichaam
een wrak en van zijn ziel een modder
poel maakten. Toen werd hij uit den
dienst ontslagen en op dertigjarigen
leeftijd was Jacq»ies opgeleefd, was hij
een oude man geworden, die gebogen
liep en in wiens gelaat in enkele jaren
zich de sporen van een menschcnïcvcn
hadden gegroefd. Toen werd hij op
nieuw zwerver. Maar nu een, die overal
gemeden werd, voor wie men opzij ging
en die geen enkele verwachting meer
had, dan de dood als een bevrijding uit
dit ellendig bestaan.
En nog had het lijden hem den dee
moed niet ton volle geleerd. Hij bleef
een zwerver die al die jaren zijn vroe
ger leven had pogen te vergeten en nu
was het dan zoover dat hij ronddoolde
als een bedelaar, zich niet bekommerend
om morgen, slechts zich afvragend wat
vandaag hem zou schenken. Toen kwam
het ergste. De ziekte, die hem deed hui
veren, de gevolgen der uitspattingen.
Dikwijls lag l»ij nu uren en uren aan
den kant van den weg, onmachtig ver
der te gaan, daar het lichaam haperde,
En cr was niemand, die zich hekommor
de om dat verloren leven, slechts af
koer en walging wekte dat uitgeleefde
lichaam. Ilii liep nu met twee stokken,
die zijn wrakkig lichaam moesten stut
ten: sterk gebogen liep hij, hij, man van
dertig jaar. En iedcren dag werd hij
minder, totdat het leven in hem niets
meer was dan een smeulende vonk.
Zoo lag Jacques op den avond voor
Kerstmis aan den kant van den weg,
onmachtig zijn tocht fe vervolgens. Hij
voelde wel, dat zijn leven spoedig ein
digen zou en hij verheugde zich daar
over, want zijn ellende was groot. Toen
kwam daar op dienzelfden avond een
dienaar Gods voorbij, een zendeling,
wicn de Kerstvreugde reeds in de ziel
was neergedaald. Hij naderde Jacques
en het zien van diens nood, wekte deer
nis in hem. Aanstonds zag hij, wie die
mensch was, die daar hulpeloos neerlag,
want het uiterlijk van den ellendige
sprak duidelijk van de daden van dat
verwoeste leven.
Hij knielde bij hem neer en vertelde
hem van het Kerstfeest, dat morgen ge
vierd zou worden. Plotseling sidderde
Jacques, hij de herinnering aan dien
dag, die de eerste was geweest van zijn
tocht naar den afgrond, op welks rand
hij nu lag. Hij wist niets van zijn vader
en moeder, zij niets van hem.
Hij sprak met hem, zooals een geeste
lijke spreekt met een, van wien de dood
niet verre is. En Jaques verzoende zich
met God.
In den vroegen Kerstmorgen, toen de
sneeuw haar Kerstkleed had gespreid
over dc aarde, stierf hij.
Moedertje had gebeden in haar stille
kamer. Zij had gebeden vuriger nog dan
anders. Zijn armoede of zijn rijkdom
liet haar nu onverschillig.
Biddend ging de moeder dien nacht
in. Kerstmorgen zag men haar gaan
naar het huis des geheds.
Toen vierde vader zijn Kerstfeest in
den hemel, de moeder op aarde, op het
oogenblik. dat de zoon tot een beter
leven overging.
satie. En welk een slot! Al het mooie en
groote, alle hoogten van roem en alle
romantiek van wereldvrede had deze
eenvoudige vrouw, deze lieve Annema
rie, overtroffen. Wat beteekenen de
epossen en de dramas der wereldletter
kunde, de prestaties der sportgroolhp-
den in vergelijking-met dit grootste al
ler wonderen: het scheppen van een
mensch!
Weer viel de stilte. Het bleek, dat we
allen gestreden hadden met de natuur
lijke spanning over wat vlak bij ons
zich afspeelde. Na de eerste gelukwcn-
schen en handdrukken hadden we be
hoefte aan stilte en rust. En in die ver
teederde atmospheer, in de dankbare
gelatenheid van het tegenwoordig
oogenblik, hoorden we kerkklokstoncn
tot ons doordringen, kerstklanken van
nabij en van verder af. Zij brachten
ons milde gedachten van eene verbroe
dering tuschen hemel en aarde, door de
menschwording van eene Goddelijke
liefde en de handreiking van omhoog
aan den door zorg en leed gedrukt en
mensch hier beneden. Hier in de een
voudige woning aan den bergrand
scheen mij plotseling geopenbaard, wat
het grootste en het schoonste is, dat
een menschenziel zich kan denken. Ik
begreep, dat boven alle genialiteit van
menschelijke hersenen, hoven alle hel
dendaden van mannen van den krijg,
van den sport, van de wetenschap staat
de macht der liefde, die het licht brengt
in de duisternis, en die het goede doet
triomfeeren over het kwade.
En in dien Kerstnacht zagen de oogen
mijner ziel duidelijker dan ooit het licht
van de kribbe van Bethlehem uitstralen
over de verjongde aarde.
Toen we thuis kwamen, de dokter
en ik, meenden de achtergeblevenen
ons te moeten beklagen. Maar de dok-
lor sneed die medelijdende betuigingen
af door zijn simpel woord:
„Annemarie's blijdschap met haar
Kerstkind heeft ons allen gelukkig ge
maakt, niet waar amice?"
Ja, zeide ik, zooals „het" Kerstkind
het de wereld doet.
EEN OUD HERBARIUM
Oud. Het begrip is betrekkelijk. Maar
voor een herbarium, voor mijn verzame
ling gedroogde planten uit mijn gym
nasiumtijd is twintig jaar toch een res
pectabel aantal jaren.
En wanneer ik dat oude herbarium
op een langen winteravond weer eens
te voorschijn haal, verwonder ik er me
eigenlijk over dat het zich zoo goed ge
houden heeft. Frisch en levend zijn de
kleuren gebleven, het groen van de bla
deren, het geel en rood en wit en paars
van dc bloemen. En terwijl daarbuiten
de koude wintel-winden gaan over de
aarde en hierbinnen lamp en haard
vuur brandt, is het mij een vreugde
jeugdherinneringen en gedachten aan
lente- en zomertijd, aan groei en bloei
en uitbundig leven over de aarde wak
ker te roepen bij het doorbladeren van
dit oude herbarium. Soms zijn het wee
moedige herinneringen aan voorgoed
verdwenen schoonheid. Den Haag, Dek
kersduinen, Mei 1916, staat hier bij da
akkerhoornbloem en bij het bitterzoet.
Waar voor twintig jaar die Dekkers-
duinen een prachtig stuk oorspronke
lijk ongerept landschap vormden, daar
is nu allang in 't Haagsche Westen een
stad oi) zich zelf verrezen, een huizen
zee,, straat bij straat, huis na huis
En je moet heel wat verder
weg gaan nu om de akkerhoornbloem
en de bremraap, de hop en de hegge-
rank te vinden in "t ongerepte duin cn
langs stille slingerpaden.
En hier bij de rose bloeiaar van de
veenwortel en daar bij de prachtig be
waard gebleven gevlekte orchidee van
het moeras, staat Giethoorn, Juli 1916.
Toen in de vacantiedagen van het mid
denoorlogsjaar, toen was het veen- en
moerasgebied van het land van Vollen-
hove nog ongerept en waar ik mijn or
chideeën plukte voor 't herbarium, dat
wc bij het begin van den nieuwen cur
sus voor den leeraar in natuurlijke his
torie gereed moesten hebben, de orchi
deeën en de moeras-lathyrus en de rate:
laar en liet kartelblad en velerlei an
dere planten cn bloemen van 't veen,
daar ligt nu de Amerikaansche cultuur-
steppe, wijd en troosteloos, daar vinden
nu of vonden werklooze handen van
arbeiders die van heinde en ver naar
de werkverschaffing kwamen, arbeid in
het graafwerk in 't veen.
De planten bleven goed bewaard,
maar het land waar zij eens groeiden
en bloeiden is voor een goed deel ver
dwenen, zooals dc jaren voorbij gingen
van den jongenstijd waarin ik zo pluk
te cn droogde en waarin de eerste kie
men van latere natuurliefde werden ge
legd of al ontsproten.
Maar afgezien van die weemoed, die
cr in alle herdenken van wat voorbij
ging kan zijn, is er niets dan vreugde
in dat voor zich neerleggen van twee
decennia van zooveel kleurige en veel
vormige schoonheid. Daar ligt de ane
moon van 't Haagsche bosch als een
wonder van teere gratie, daar spreidt
de Pinksterbloem van de bonte wei in
het voorjaar zijn simpele schoonheid
uit. Daar heeft het waterdrieblad in
blad en bloem ook in gedroogden staat
iets van zijn haast exotische, als Japan-
schc bekoring bewaard en daar toont
de zoo gewone cn algcmeene doovene-
tel, die langs eiken wegzoorn bloeit wat
een fijn geteekende verschijning hij
toch aitijd weer is. Daar is in 't kleu
rige blad van eschdoorn en Amerikaan
sche eik iets van de diepe schoonheid
van het herfstbosch blijven fonkelen,
daar toonen het hondsdraf en de paar
debloem en het herderstaschje hoe ook
het onkruid van een verwaarloosd ak-
kerhockje zijn schoonheid hebben kan.
Fluitekruid en kiemplantjes van de
bruine beuk, speenkruid en crocus, alle
wonderlijk zuiver bewaard, zijn boden
van do ecu wig nieuwe voorjaarst ijden
over de aarde, in vogel wikke cn mar
griet. in stalkruid en lathyrus bloeit de
rijpe zomer, in wilde wingerd, in aller
lei beesterbladen kleurt en brandt do
herfst, die voorbijging, de herfst die
was en is en komt.
Een kostelijk bezit, dit herbarium,
(lat na vele jaren nog de moeite van
vroeger loont. Wie het in zijn schoolja
ren op H.B.S. of gymnasium aan moet
leggen, zuchte niet over dit werk: er
blijft voor later weinig bewaard uit dien
tijd dat zooveel blijvende waarde beziL
A. L. B.