IN 'T ZONNEKE
G
Pietje was mïet
meer alleen!
KINDER COURANT
De vacantie was zoo juist begonnen.
Riet en Nel hadden zich 's morgens in
Vzwembad vermaakt en lagen nu lek
ker lui in een triomfstocl op het ach-
terbalcon van het bovenhuis.
„Kind, om nu aan zee te zijn!" zei
Riet met 'n zucht.
j,Of in een kano op de plassen," be
dacht Nel.
Ze-gingen niet uit deze vacantie. Vaders
salaris was steeds achteruitgegaan en
er bestond groote kans, dat de goede
man op wachtgeld zou komen. Extra
uitgaven bphoorden tot het onmoge
lijke. Jaap kwam binnen.
„Mams." zei hij, „verheeld u, nu gaat
Kees toch nog uit, naar z'n oom. Heb
ik ook niet een oom. waar ik heen kan
gaan.?"
„Zoover ik weet niet, vent"
„Jammer!"
„Vader krijgt Maandag vacantie en
'dan kan je met Paps en do meisjes
eens fijn gaan fietsen. Zeg, kinderen
gaau jullie soms moe een paar bood
schappen doen?"
Rieffhad er geen zin in, ze lag zoo
lekker, zooals ze zei. Maar Nel over
reedde haar zeggende: ,,'t Is saai voor
mams om alleen te gaan."
Dus trokken ze even later met z'n
vieren de stad in. Ze hadden al hun
boodschappen gedaan en zouden juist
teruggaan, toen Jaap riep: „Daar gaar
oom Huismans." En meteen was Jaap
weg om oom te begroeten. Eigenlijk
was het geen echte oom, maar een heel
goed vriend gewpest van grootvader,
die dien winter gestorven was. Vader
zei altijd „Oom" en dus de kinderen
ook.
Oom Huismans kwam met Jan de
dartnes tegemoet: „He!" zei hij, „niet
uit?"
„Crisis," merkte moeder op.
„Kom, wét crisis? Jullie moeten er
eens uit!"
„U hebt goed praten," zei moeder en
vertelde van hun moeilijkheden.
„Luister eens," zei oom Huismans
toen, „jullie géiat uit. Daar zorg ik voor.
En 't kost jullie niets. Ik heb een huisje
in Doorn, aan den heikant, 't Heet „In
't Zonneke" en 't is gemeubileerd, zes
slaapplaatsen." Vroeger ging 'k er 's zo
mers heen met m'n vrouw en m'n kin
deren. M'n vrouw is dood, mijn kindo
ren. zijn in Indië, wat zou ik er alleen
doen? Ik stuur er zoo nu en dan m'n
goede vrienden cn bekenden heen. Nü
zijn jullie aan de beurt. Wanneer
krijgt de baas vacantie?"
„A.s. Maandag."
„Prachtig! Dan gaan jullie Zaterdag
maar vast."
Oom Huismans nam een visitekaart
je uit z'n portefeuille, schreef het adres
er op van „In 't Zonneke", nam z'n
sleutelbos, schoof er een sleutel af en
zei: „Die is van de achterdeur. Nu, hoe
vinden jullie dat
Do kinderen, die in stijgende verba
zing hadden toegeluisterd, waren zóó
verrukt door ooms voorstel, dat ze hem
om den hals vielen en dankbaar kus
ten.
„O, schat!" juichte Riet, „wat 'n ver
rassing, we hadden er volstrekt niet
meer op gerekend om uit to gaan. En
nu dit 1"
Oom glunderde, wenschte moeder en
de jongelui veel plezier en vertrok.
Wat 'n blijdschap!
„Juist iets voor oom Huismans!" zei
vader, toen hij van 't plan hoorde, „hij
leeft, als hij iemand plezier kan doen."
Zaterdagmiddag werd het boven
huis gesloten en fietsten vijf blijde va-
cantie-gangers met de noodige bagage
achter op de fietsen naar Doom.
„Zullen we in het dorp meteen
mondvoorraad meenemen?" vroeg moe
der.
„Neen," besliste vader, „eerst bren
gen we onze bagage weg. en dan gaan
we fourageeren."
Dat vonden ze allen eigenlijk ook
beter.
't Duurde even, voor ze hadden Ont
dekt, waar de Heideweg was. Eenmaal
daar aangekomen, bleven ze vol be
wondering staan voor het aardige huis
je, dat boven de koepelvormige portiek
van de huisdeur den naam „In 't Zon
neke" droeg. Do voorzij lag ook in de
zon, maar witte gordijnen met een
groenen band er op beletten de warm
te binnen te komen.
Vader had 't hekje al open gedaan.
In den tuin was 't een weelde van
gouds- en zonnebloemen. Intusschen
reden Ize de fietsen langs den zijkant
van 't huis, waar schaduw was.
„Hé!" zei moeder op eens, „de ramen
staan kopen met horren er in." Riet en
Nel hadden haar karretjes tegen den
muur gezet en tuurden naar binnen.
„Mams, 't is een sprookjeshuis!"
Juichten ze, „de tafel is al voor ons ge
dekt.*
De anderen keken nu ook. Ja, 't was
waar. En bloemen op tafel, donkerge-
beïtsto stoelen er omheen, echt gezel
lig-
Vader haastte zich al naar de achter
deur om die open te maken.
„Zoo'n schat van een oom Huismans,
om ons zóó te verrassen," zei Nel aan
gedaan, „oom heeft stellig z'n huis
houdster hierheen gestuurd."
„Of 't aan iemand hier in de buurt
opgedragen," veronderstelde moeder.
Nu begon de onderzoekingstocht.
„Een zalige kan met karnemelk 1"
riep Jaap, „in een emmer koud water."
„En eieren!"
„En alles is zoo keurig netjes," prees
moeder.
„Maar ze hebben zich vergist," zt-i
Riet op eens, toen ze in de kamer
kwamen, „er is voor vier gedekt in
plaats voor vijf."
„Dat 's het ergste niet," meende va
der
„Brood in de trommel!" riep moeder
verrast, „en boter in de vloot."
„Heelemaal oom Huismans," prees
vader, „we zullen hem gauw een be
dankbrief schrijven."
Moeder had intusschen al theewater
opgezet; Jaap deed een onderzoekings
tocht in den tuin en de meisjes brach
ten de bagage naar boven.
„De bedden zijn zelfs opgemaakt,"
riep Nel naar beneden.
Het theewater kookte, moeder zette
thee en daar de mecsten trek hadden,
werd besloten maar meteen de avond
boterham te eten. En daar waren ze
bijna mee klaar, toen zo het hekje
hoorden piepen en er voetstappen op
het grind weerklonken.
„Zeker een leverancier," merkte
moeder op.
Maar tegelijkertijd werd er een sleu
tel in het slot van de voordeur omge
draaid.
„Oom Huismans!" riep Riet, „vast!"
De deur van de kamer ging open en
daar stond niet dc lieve weldoener,
maar er verschenen.... vier jonge da
mes met hoogst verbaasde gezichten.
Vader stond op en zei:
„Pardon.... u bent.... stellig ver-
keerd
„Volstrekt niet," antwoordde de
grootste der meisjes, „wat doet u aan
onze tafel.... in ons huis.... en waar
om doet u zich te goed aan ons maal?"
„Jaziet u...." zei vader en
haalde ooms kaartje voor den dag,
we hebben dit huisje voor veertien da
gen van meneer Huismans in gebruik
gekregen."
„Wij ook en van onze twee weken
is er pas één om. En 't is best mogelijk,
dat er zich nog een familie aanmeldt
voor „In 't Zonneke", want oom, (we
zijn namelijk allemaal achternichten
van meneer Huismans), is erg goed-
geefsch met z'n huis en vergeet, wie hij
er al heen gezonden heeft."
„Maar.... wat nu?" zei moeder met
'n zucht
En de kinderen zagen hun vacantie-
plannen al in duigen vallen. Riet
pinkte een traan weg. Nel zei:
„Wat 'n reuze teleurstelling."
„Er zal niet anders opzitten, als dat
wij weer naar huis fietsen," meende
vader, „jullie, meisjes hebt de oudste
rechten."
Even overlegden do jonge dames met
elkaar. En toen zei er één: „Wij zou
den naar huis kunnen gaan, wij heb
ben al een week van 't huis geprofi
teerd."
„Maarbegon Nel op eens, „zou
den we niet allemaal...."
„Een woongemeenschap," zei een van
de anderen lachend, „een idee, maar
we zitten met de slaapplaatsen."
Doch daar werd wat op gevonden.
Twee van de meisjes, die lid waren
van de Jeugdherberg Centrale, zouden
probeeren onrlerdnk te krijgen in „de
Zonneheuvel." En dat lukte. Jaap zou
op den divan gaan.
Al gauw waren allen samen op
streek. De vier nieuwe vriendinnen
hadden er plezier van, dat ze gedekt
hadden vóór haar lange wandeling en
ze daardoor de nieuwaangekomenen
zoo'n verrassende aankomst hadden be
reid. Het werd een heel gezellige bui
tenpartij. waarbij de nichtjes als gid
sen dienden voor wandelingen en fiets
tochten. En 't was zóó gezellig, dat moe
der, vader en de kindoren er op aan
drongen, dat Aat, Bep, Eef en Fin nóg
een week zouden blijven Geen nieuwe
bewoners meldden zich meer aan en
Nel. Riet en Jaap hadden nog nooit
zoo'n prettige vacantie gehad. En moe
der ook niet, wantzij hoefde niets
te doen en tóch werd er gekookt en
bleef 't huisje keurig schoon. Ra, ra.
hoe kon dat
J. H. BRÏNKGREVE
ENTROP.
(Nadruk verboden).
door
C E. DE LILLE HOGERWAARD
Kleine Pietje, in zijn bedje,
Keek graag 's avonds naar de maan
Blij was bij. als hij zijn vriendje,
Keesje Bollewang, zag staan!
't Was dan, of bef lachend ventje
Ook naar onzen Pietje keek.
Juist voor 't eerst zag Piet hem
staan weer
Na een donk'ro regenweek.
D' and'ren dag ging Piet logeeren
Bij zijn Tante in de stad.
Voor het eerst alleen! Wat prettig
Vond hot kleine ventje dat!
Ovprdag ging het uitstekend;
Tanto was heel lief voor hem.
Maar... des avonds in zijn bedje
Miste Pietje Moeders stom!
Dikke waterlanders rolden
Langs zijn beide wangen neer
En hij kon het heusch niet helpen!
Moeder! riep hij telkens weer.
Tante kwam vlug aangeloopen.
Zei: Maar Pietje, heb je pijn?
Nee? Vertel mij dan eens even
Je verdriet. Wat kan het zijn?
Pietje kon geen woorden vinden,
En hij snikte al maar door!
Tante dacht: Och, ik begrijp 't wel:'
'n Beetje heimwee is het, hoor!
En ze zei: Maar, kleine Pietje,
't Is bij mij toch prettig, zcgl
Kom. veeg als een flinke jongen
Eén, twee, drie! je traantjes weg!
Klaar, Piet? Jij moest eig'lijk lachen.
Kijk eens even naar de maanl
Daar zag Pietz ij n eigen
vriendje.
Keesje B o 11 o w a n g. heusch
staan!
(Nadruk verboden).
Wat Jantje zich onder „het schip der
woestijn" voorstelt.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
f.0
We spelen „vliegmachientje."
Bestuurder is broer Rien.
De vliegmachien was rustbank,
Maar nu moet je hem zien!
Met vleugels oude klccden
Een motor van papier.
Die heel, heel echt kan draaien.
We hebben ccn plezier
We vliegen naarlaat 's kijken'
Misschien wel naar de Maan!
Maar Moes zegtVliegeniertje,
Vóór jullio zóó hoog gaan,
Moet j'even ladenWat, Moes?
Hoera! 't Is chocola!
Juicht Ricn, w&t blij! En weet je,
Wat 'k stellig ook doen ga
'k Trakteer het lachend ventje,
Het mannetj'in de Maan,
Klaar zijn we! De machine
Blijft nu niet langer staan.
Dag, Moeder, dag! wo stijgen!
Jo kunt ons toch nog zien T,
Moes wuift en roept: Dag, jongens!
Voorzichtig zijn, hoor Rien!
(Nadruk verboden).
Dicky's moeder speelt heel goed pia
no cn daar heeft Dicky de grootste be
wondering voor. Maar het allermooiste
vindt hij toch, wanneer moeder een
marsch speelt, waarbij ze dan met de
linkerhand onophoudelijk „bocm-boem-
boem-boem" doet.
Nu heeft moedor besloten Dicky de
eerste beginselen van het pianospal bij
te brengen. Ze speelt hem daarvoor een
paar toonladders voor. Maar Dicky
zegt:
„Ik vind het fijn, als u piano speelt;
maar zelf draai ik liever aan do knop
pen van de groot© muziekdoos!" Hij
bedoelt daarmede het radio-toestel. Al
leen vindt vader deze plannen niet
•oed.
„Maar Dicky," zegt moeder, „zou je
dan niet net als Mozart willen worden,
die do mooiste Turkschc marsch ge
componeerd heeft en die, toen hij vier
jaar oud was, fuga's van Handel cn
Bach speelde.
„Wat zijn fuga's?" vraagt Dicky.
„Fuga's, dat is een beetje moeilijk
om je uit te leggen, licvert. Dat zijn al
lemaal dezelfde melodietjes, die elkaar
Buiten in het zonnetje
Doet vriend Hek een dut.
Even verder staat de mand
Met het poesengrut
Grijs, do oudste van de drie,
Is een kleine guit,
Telkens voert het stoute ding
Kattekwaad weer uitl
Met een strootje heel, heel zacht 1
Loopt hij nu naar Hek,
Kriebelt boven op zijn kop,
Zelfs langs neus en bek
Daar slaat Hek de oogen op
Onraad in de lucht
En het kleine Grijsje gaat
Haastig op de vlucht l
Ziet den bak met water niet,
Valt pardoes er in!
Lachend vraagt vriend Hektor nu
Had j' In drinken zin?
C. E. d. L H.
(Nadruk verboden)',
achter na schijnen to zitten! Begrijp
je?"
„Oh ja," zegt Dicky, „dus net zoo als,
wanneer ik met mijn hondje speel!"
Moeder onderdrukt een glimlach.
„Ongeveer hetzelfde!" zegt zc dan.
„Ik wil ook spelen zooals Mozart."
zegt. Dicky. Moeder is blij.
„Dan moet je maar heel goed studee-
ren," antwoordt ze en speelt hem weer
een toonladder voor.
Den volgenden dag, vader is ook
tihuis, loopt Dicky uit zichzelf naar do
piano en speelt onberispelijk een toon
ladder.
Moeder is verrukt. Ze prijst hem ett
denkt inwendig, dat hij een goed mu«
zikaal gehoor moet hebben.
„IIoo wist je, waar jo beginner*
moest!?" vraagt zc hem.
„Ik zag. dat dc eerste toon precies
bij bet slot was!" zegt Dicky triomfan
telijk. Weg is moeders illusie, dat haar
zoon een wonderkind is.
Maar vader glimlacht in zijn vuistje.
„Al is hij dan geen wonderkind; hij
is een goed opmerker," denkt hij bij
zichzelf.
BES* Th
(Nadruk verboden.)
Vanmorgen, toen de klok in huis
Juist zes uur had geslagen,
Sprong ik meteen m'n bedje uit.
Waarom? zul je wel vragen.
Wel, 't wordt een fijne dag vandaag
En ik ga Moes verrassen.
Ik heb me heel vlug aangekleed
En in een wip gewasschen.
Toen op m'n tcenen naar benêe,
Want Moesje mocht niets hooren.
Zc mocht er niets van weten, hoor!
Dat zou de pret verstoren.
k Heb alles netjes opgeruimd,
En heusch niet „maar zoo'n beetje!"
Neen, alles juist zooals het hoort.
Toen was het keurig, weet je!
Dc tafel voor 't ontbijt is klaar.
En midden op, daar geuren
Do mooiste bloemen in een vaas,
In allerhande kleuren.
Waarom toch al die bloemen zijn?
Zeg, kun je het niet denken:
Waarom ik Moederlief vandaag.
Die bloemen wilde schenken?
Nu dan... m'n Moes is jarig, fijn!
En komt ze strakjes binnen,
Dan hoop ik, dat ze blij zal zijp
En kan het feest beginnen.
RO FRANKFORT-
WERKENDAM.
(Nadruk verboden.)