15
HERFSTGELUIDEN
OP DE VELUWE
DAGBLAD
EDELHERTEN
BRONSTTIJD
AMERSFOORTSCH
DAGBLAD
Over boeken en schrijvers
De gevelsteen
van Erasmus
DEN 8 0CTOBAR G-EBAERT
ERASMVS VOORMAERT
THANS
CENT PER WEEK
MET GRATIS
ONGEVALLENVERZEKERING
IN AMSTERDAM
DROGISTERIJ „DE GAPER"
GIJ ZIJT GEEN 0
„AAT.ÖFOORTER"
ZONDER HET
„AMERSFOORTSCH
A DAGBLAD"
^oildagsbla
Zeldzaam en indrukwekkend
schouwspel voor den
natuurliefhebber
Een gevecht tusschen
twee rivalen
DE herfst heeft zijn intrede ge
daan; do tijd van kleur
rijke herfsttinten is aangebroken.
En juist in dit jaargetijde, waar
in de gehcele natuur in vuur
en vlam lijkt te staan, viert het
edelhert temidden van het onvol
prezen Veluwsche landschap, met
zijn nu nog geurige paarsbloeiende
heidevelden, zijn hoogtij. Iedere Ve-
luwe-bewoner luistert in dezen tijd
des avonds met genoegen naar den
vurigen en machtigen bronstroep
van de kapitale hertenbokken; met
iets van weemoed denkt hij aan
hetgeen dit indrukwekkende geluid
ieder jaar weer hem verkondigt:
namelijk 'n langen donkeren win
ter. Met 't bronsten van het edel
hert nemen de lange winteravon
den een aanvang.
Somber en dreigend, maar toch won
derlijk imponcerend van aanzien staat
de zware hertebok met zijn groot ge
wei met niet minder dan veertien „en
den" (zijtakken) aan den rand van de
Oud-Reemster-heide.
De opkomende avondnevel geeft aan
zijn gestalte iets spookachtigs. Geheel
als symbool van kracht en durf, mag
men zoo'n verschijning vorstelijk noe
men. Met recht is het edelhert de ko
ning van hosch en heide.
Het roedel hinden graast vreedzaam
en rustig: maar hoe meer de duisternis
invalt, hoe meer verdwijnt ook daar
mede de rust. In de gelederen van de
kudde der hinden waarover de veer
tienender de heerschappij voert ont
staat een zenuwachtige spanning; zij
weten dat liet woest spel, hetwelk vori
ge avonden reeds de heide deed dave
ren, ook nu aan dezen echten herfst
dag een typeeiend slot zal geven.
Het daver! over de heide
Ook de machtige hertebok geeft zich
over aan den drang van 't jaargetijde;
eerst loopt hij drentelend in afwachting
heen en weer, vol levenslust slaat hij
met driftige stampende passen met zijn
hoeven in^den grond, zijn breeduit ge
wei beroert een paar dennenboompjes,
die haast bezwijken onder de krachtige
aanraking.
Dan, heel ver in het Veluweland,
klinkt de bronstroep van een jong hert.
Honderdvoudig wordt het geluid door
de dennenbossohen weerkaatst. Deze
jeugdige onder de herten heeft echter
het sein gegeven tot 'n algemeene aan
vang van het zoogenaamde „burlen"
van de edelherten in den bronstijd. Ook
de veertienender, het oudste en sterkste
hert uit de omgeving kan zich niet lan
ger inhouden. Vol van sidderend tem
perament gooit hij den kop omhoog;
fier roept hij zijn collega's door middel
De veertienender is in vlammende
vechtlust zijn tegenstander tegemoet ge
trokken. Deze voelt zich na zijn ge
durfde uitdaging echter minder op zijp
gemak. Toch treedt hij met dapperheid
len veertienendcr tegemoet
De hinden blijven met de koppen om
hoog nieuwsgierig achter. Zij zijn de
inzet van het woeste gevecht dat op le
ven en dood tusschen den „zwaarst en"
uit den omtrek en den overmoedigen
jeugdigen bok zal plaats hebben.
In dollen ren valt de veertienender
aan. Met een doffe klap, die ver in den
omtrek te hooren is, botsen de geweien
van de rivalen tegen elkaar op. Met
woest geweld poogt hij den tegenstan
der tegen den grond te drukken. Echter
zoo min- is deze nog niet; hij weet
stand te houden. Nu staan zij een
opgenblik met de trotsche geweien te
gen elkaar gedrukt in \olle kracht te
duwen om elkaar achteruit te dringen.
De oogen flikkeren fantastisch in het
avondduister, het wit is met bloed
doorloopcn. Het gaat er nu om wie als
overwinnaar uit het strijdperk tc voor
schijn zal komen- de oude geraffineer
de hok, die al zoovele andere bokken
op de vlucht wist te drijven, of de van
overmoed bruisende jongeling, die alleö
in het werk stelt om door onverhoed
sche aanvallen den oude te verschal
ken. Op een gegeven oogenhlik is het
de jonge hok die haast uitgeput zich
van den druk van den veertienender
losmaakt en nog een laatstcn stieke-
men aanval logen de zijde van zijn
machtigen tegenstander richt Dit is
juist zijn ongeluk, de oude zag de po
ging, trad een paar passen terug en
toen drongen de scherpe punten van
zijn groot gewei meedoogenloos in
het lichaam van zijn aanvaller. Scherp
klinkt'de schreeuw van pijn en angst
van den jongen hok. die zich nu over
wonnen weet. door de lucht. In een ru
we vlucht tracht dc verelagcnc zich te
redden, zijn adem fluit van vermoeid
heid de nevel in. Dc vcertienender ver
volgt hem nog een wijle, dan gelooft hij
het wel. Machtig en trotsch klinkt zijn
overwinningskreet over het nachtelijk
landschap en bereikt ons oor als een
imposante, massale aankondiging van
zijn victorie. T^aat het een waarschu
wing zijn voor andere strijdlustigen!
Verleden en heden
Dit mochten wij op de Vel uwe mee
maken. Stil aanschouwden wij het
machtige tafereel van verre, staande
achter eenige vliegdennen aan den
rand van een ongelooflijk mooi kleurig
heideveld, door den kijker. In span
an een, van hartstocht pralend, gebrul
een uitdaging toe. Graag wil hij zijn
recht als aanvoerder van zijn kudde
tegen 'n eventueelen tegenstander ver
dedigen.
Maar of éón van dc andere bokken
het aan zal durven dit kolossale hert
het leiderschap te betwisten?
Somber, maar met 'n iets lichter geluid
antwoordt 'n bok niet ver van de plaats
vaar de veertienender staat. Deze ren
reert hierop met 'n woesten schreeuw,
die 'n doodelijke bedreiging inhoudt tot
den vermetele die het aandurft hem
uit te dagen. Een regelmatig geroep
telkens in een hooger peil van opwin
ding geuit, vangt tusschen deze twee
bokken aan. Het klinkt in den donkc
ren avond spookachtig. En een stads
mensch, die zóoiets niet eerder mee
maakte voelt zich bij dit „geweld", zóó
dicht in de buurt niets op zijn gemak
Maar voor kenners is hot een heerlijk
evenement; dc bronsttijd van het edel
hert.
Met woest geweld
'te W*
Vi >V?'
Nu de bronsttijd van de edelherten op de Veluwe aangebroken is, be
twisten de zware hertenbokken elkaar in een vurigen strijd der heerschap
pij over de kudde hinden, die nieuwsgierig kijkend op dc heide achterblijft.
huisleeraar van West door Arthur's
moeder beschrijft, na diens avontuur met
Arthur's tante. Terecht schrijft mevrouw
Romvn-Verschoor over deze autrice, dat
zij „een hcele reeks schcrp-geziene
mcnschehjke gestalten tot haar beschik
king heeft als een doos vol welgesne-
den poppen, om haar voorzienigheids-
spel mee te spelen".
Inderdaad, dit is geen onaardige ka
rakteristiek. Een zeker intellectualisme
is dc achtergrond, waartegen haar uiter
mate vernuftig en nerveus karakterspel
zich ontwikkelt. Het is alles zeer subtiel,
wat deze schrijfster doet, maar eenzij
dig. Zij kent de vezelen, maar kent zij
ook de wortelen?
Dit alles leidt ons tot een laatste op
merking. Zelden lazen wij een titel, die
zoo punctueel niet alleen liet motief
weergeeft van den roman, dien de
schrijfster publiceerde, maar ook het
wezen van haar stijl vermogen. Het ge
plooide, het geaderde van ijsformatic
ligt in den aard van liet proza en in den
aard van de opmerkingsgave van deze
autrice. En wij weten niet of dit srherp-
verbizonderdc van hare schrijfwijze,
haar niet een blijvende belemmering zal
zijn om tot een conceptie te komen,
waarin het leven in zijn totaliteit weer
spiegeld ligt.
Haar gebrek is haar qualitclt en haar
qualiteit haar gemis. Maar wij mogen
dankbaar blijven om wat dit talent van
onderscheiding ons biedt.
P. H. RITTER Jr.
ning leefden wij met dit meten van
geweldige oer-kracht mee.
Wij waanden ons in den tijd toen
ons vaderland nog meer stukken
woeste ongerepte natuur rijk was;
on de bokken in het najaar over
grooter oppervlakte hun bronstroep
lieten hooren; hun aanwezigheid
daarmee verkondigend.
En nu.... een klein gedeelte
is nog overgebleven voor dit inte
ressante vorstelijke wild; tot eenige
duizenden bunders ie het terugge-
Na n tegenstander in het gevecht verslagen te hebben laat dc nu rus
tende veertien ender n s,>! ,r* trotsehen ovcrwinningskreet over de heide
daveren!
drongen. Maar hier leeft het dan
nog, al is het dan in vergane glo
rie en daarmee moeten wij tevre
den zijn.
Een paar dagen later vonden wij op
een open plaats in het bosch een jon
gen bok, die gesneuveld Was op bet
veld van eer. 11 ij was geheel verminkt
en zoodoende kon dc conclusie getrok
ken worden dat hij in het gevecht met
cën veel gterkeren stamgenoot door de
zen verslagen cn afgemaakt was. Of het
de jeugdige overmoedige 'bok was, die
een paar avonden van tevoren den
strijd met den veertienender annge-
rirufd had Wie zal het zeggen...?
„Nachtvorst", door Jeanne van
Sehaik-Willing. (Amsterdam,
Em. Quérido's U. M.)
Het nieuwe bock van Jeanne van
Schaik-Willing is, volgens de verkla
ring, die dc schrijfster zelve in het pro
spectus geeft, „de geschiedenis van een
mislukkend mensch, iemand die in hou
ding en daden ver beneden het peil
blijft, waartoe hij bestemd scheen vol
gens het oordeel -\an allen, die het
schrandere, aanvallige, in menig op-,
zicht bevoorrechte kind gekend hebben.
Van zijn prille jeugd af is hij verliefd
van aard, en daarbij zoo bekoorlijk cn
gevoelig, dat men een liefdeleven in
grooten stijl van hem had kunnen ver
wachten. Toch blijft hij als volwassene
onzeker dwalen in «le omgeving der lief
de met voortdurend een knagend besef,
dat hij op den verkeerden weg is en
iets belangrijks verzuimt. Eerzucht, ge
paard aan schranderheid, scheen op een
maatschappelijk schitterende carrière te
wijzen, maar zijn positie blijft die van
een tweederangsmensch.
•Dit alles doordat de bloesem door
nachtvorst werd vernield, een schade
hem als kind berokkend door epti avon
tuur van zijn moeder. Eigenlijk is de
hoofdpersoon, Arthur van Stuyvcsant,
een verminkte, alleen de buitenwereld
bespeurt het niet. Voor anderen is hij
een gaaf. en daardoor verantwoordelijk
mensch, die niet. zooals lichamelijk on
vol waardigen, op een tegemoetkomende
houding mag rekenen. Toch lijdt hii op
de manier van een blinde, die vroeger
zien kon, want het besef van iets zin
rijks en sterks blijft hem bij."
Deze eigen kenschetsing van de autri
ce, is maar een voorloopigo oriëntatie.
Er zit meer in liet boek. De geschiede
nis van dezen man, die in zijn prille
jeugd zijn vader verliest, en opgevoed
wordt in de zinnelijke sfeer van twee
vrouwen, zijn Moeder en zijn tante, die
hun verlangens niet hadden uitgeleefd,
vertoont een ingeslopen bederf, dat zich
aan hun wreekt.
De oorsprong der vergiftiging van dit
mannenleven ligt hier, dat de gezins
gedachte er aan ontbreekt. Reeds op de
eerste bladzijden, zien wij de verhouding
tusschen zijn Vader en Moeder getee-
kend als een zuiver zinnelijke man
vrouw-verhouding. En dit zuiver zin
nclijk vrouw-zijn zet zich voort in
Ida, Arthur's moeder, wanneer zij haar
liaison heeft met den huisleeraar van
West, door welker ontdekking liet ziels
leven van den aankomenden jongeling
wordt geperverteerd.
Ook deze van West is niet meer dan
een „gezonde man", een sportieve, in
liet erotisch leven door een natuurlijk
instinct \ooi tgedreven persoonlijkheid.
Dat de jonge Arthur tot de ontdekking
komt van de betrekking tusschen zijn
moeder en hem, is niets dan het uitbre
ken van een latenten toestand die eigen
lijk bij de geboorte al in het kind is ge
legd. En liet is uit dien toestand ver
klaarbaar, dat hij aan minderwaardige
verhoudingen met vrouwen bezwijken
moet, zijn carrière in den staf van een
grootc fabriek ziet afgebroken en zijn
huwelijk met Marceline ziet mislukt.
Arthur is een kind van dc kemenade,
van het vrouwenvertrek. Dat is de eigen-
li.ikstc rede, waarom later zijn vrouw,
Marceline, hem verlaat. „Waarom laat
ik je in tien steek? Waarom laat ik ie
aan je lot over, terwijl ik zoo verslaafd
ben aan dc zorg voor jou?" zoo vraagt
/.ij in den laatsten brief, dien zij hem
schrijft. „Waarom laat ik je aan je lot
over, terwijl ik liet altijd als mijn groot
ste anest beschouwd heb. jouw ziel aan
zichzelf onbeschermd over te laten? Uit
egoïste motieven, omdat het tijd wordt
om aan mijn eigen ziel te gaan denken."
In deze liarlekrcet ligt de kern van
het motief. Tot in zijn huwelijk is Ar
thur nog liet troetelkind, het spelend
knaapje in de kemenade, en als de
schrijfster in haar prospectus vraagt,
welk levensbesef, welke kiem van
overtuiging, welk beginnend oeièntcc-
ringsvermorgen werd vernield, dan ge
ven wij haar op die vraag terstond een
antwoord. Zeker: „iets dat voor den
mensch onmisbaar is, iets uiterst be
langrijks." een sociaal milieu.
De sociale beteekenis van dit boek
ligt in het gemis van het sociale. De
mannen-natuur cn de vrouwen-natuur
en de man-vrouw verhouding, dat alles
is wiskunstig naast elkaar gezet in dit
geschrift. Het is een stuk scxuecle psy
chologie, liet is het drama van een
mensch zonder sociale of critisclie voor
opvoeding, zonder traditie, zonder we
zenlijke maatschappelijke leiding, maar
die gewiegd is in een sfeer van erotiek.
De tradionalistischc uitweidingen, waar
in wij dc herinnering zien aangeduid,
aan een groot voorgeslacht, waartoe Ar
thur behoort, bungelen langs het eigen
lijke verhaal, dat een scxe-vcrhaal is,
heen.
De fout van dezen roman is, dat hij
eigenlijk slechts stof leverde voor een
novelle. Stephan Zweig hoeft herhaalde
lijk verwante motieven behandeld, cn
Mevrouw van Sehaik Willing, wier
meesterschap als psychologisch e*
niet verre hij dat van Zweig ten achter
staat, had er een navrante schets van
kunnen maken. Maar een bepaald le
vensaspect is in zijn eenvormigheid, on
voldoende vooreen modernen roman.
Intusschen hebben wij van het psy
chologisch indringingsvermogen van
Mevrouw van Sehaik Willing wederom
genoten. Haar pincetteeringcn van het
wezen van menschelijke karakters en
verhoudingen, wekken gedachten op aan
de fijne naald, die de tandarts gébruikt
bij een vvortclkanaalbehandeling. De
meesterlijkste pagina's uit dit boek, zijn
die waarin zij de verovering van den
Raakte op vreemde wijze in
een arbeiderswoning uit
de vórige eeuw
GEDURENDE meer dan drie eeuwen
stond in den gevel van het geboor
tehuis van Erasmus in de Wijde
Kerkstraat tc Rotterdam liet volgende
vers te lezen:
„In dit buys is geboren
Erasmus seer vermnert,
Die Godts woort uitverkoren
Ons heerlijck heeft verklaart"
Toen in lS3i het huis werd verbouwd,
is dit opschrift verdwenen.
Merkwaardig is, dat een woning te
Amsterdam ten onrechte als liet ge
boortehuis van Erasmus is aangeduid
door een gevelsteen met de afbeelding
van den grooten geleerde. In liet boek
„De l'ilhangteekens", doen Mr. J. van
Lennep en J ter Gouw daarvan mede-
dealing.
In de le Batavicrdvvarsstraat, een
achterbuurt te Amsterdam, prijkte deze
steen in -den gevel van een arbeiders
woning. Al heel wonderlijk zal liet voor
sommige voorbijgangers geweest zijn,
dat zij in deze omgeving het opschrift
op liet armelijk scheefgezakte huisje
vonden*
„Anno 1470 den 8 October gebaert
Erasmus voormaert
is den 12 July geaert".
Boven dit opschrift stond een goed
bewerkte beeltenis van Erasmus. Alleen
de fouten in het opschrift bewijzen, dat
dc steenhouwer zeer slordig tc werk is
gegaan. Ilij beeft beide laatste cijfers
van het geboortejaar omgewisseld, zoo
dat in plaats van 1107 Maat vermeld
1476, terwijl bij den geboortedatum oen
JULIANAPLEIN i
naast Apotheek Haan.
Wij ontvingen:
Leukodont Tandpasta 0.65
Tandborstels 0.75
Mondwater t-50
Volgens voorschrift v. Tandarts
Mertens den Haag (Ned. Fabr.)
twee is weggelaten en ten onrechte is
vernield 8 October, wat 28 October had
moeten zijn.
L)e vraag is meermalen gedaan hoe
deze gevelsteen daar is gekomen in een
straat, die eerst lang na do geboorte
van Erasmus is aangelegd. Deze zelfde
steen stond vrooeger voor een huis vlak
bij de Nieuwebrug in Amsterdam, waar
11ij volgens dc niededecling van Le
Long in „Dc reformatie van Amster
dam" gedurende bijna twee eeuwen
heeft geprijkt. Dit huis, dat aan een
boekverkoopcr behoorde, werd in 1536,
het jaar van overlijden van den ver
maarden Erasmus, geheel verbouwd.
Vermoedelijk heeft de boekhandelaar
toen uit eerbied voor den grooten ge
leerde den steen laten aanbrengen ter
versiering van zijn nieuwe zaak.
Later is deze boekwinkel geheel af
gebroken en de gevelsteen kwam in
handen van stoppers, die op hun beurt
den steen weer verkochten. Naderhand
hij den nieuwen uitleg van Amsterdam
in de tweede helft van de 10e eeuw.
vond de beeltenis van Erasmus een
plaats in het huis in de le Batavier
dwarsstraat, waarvan hierboven sprake
is.
Het schijnt in vroeger dagen gewoon
te te zijn geweest, dat men de beelte
nissen van groote mannen in den ge
vel van particuliere woningen en win
kels aanbracht. Men vond hier en daar
ook afbeeldingen van Luther en Calvijn.
Een winkel van een lakenhandelaar
te Leiden vertoonde de beeltenis van
deze kerkhervormers met hot onder-
schrift:
„Luther en Calvinus zijn mannen zeer
verheeven,
Sij triumpheerde in 't ghcloof en doen
't Pausdom becven".
Zoo prijkte jarenlang op den hoek van
dc Groote Houtstraat in Amsterdam
voor een herberg eveneens de beeltenis
van Erasmus. Bijzonder gelijkend was
liet portret niet, dat op een uithangbord
was geschilderd, geflankeerd door een
distilleerketel en een biervat Toch was
de vermaarde geleerde bedoeld, want
liet onderschrift was duidelijk; Erasmus
van Rotterdam.
G. v. R
WAT MENIGEEN NIET WEET
Polladium chloride, in een glazen buis
besloten, wordt donker van kleur als
liet wordt blootgesteld aan dc gassen
van een steenkolenmijn.
Volgens een Japansche legende werd
dc muziek uitgevonden door de goden
om de zonnegodin uit het dal te lokken
waarin zij zich teruggetrokken had.
De ontdekking van de relatie tus
schen de maan en de getijden der zee,
wordt toegeschreven aan dc Phoeni-
ciërs.
Spaansclie peper, die toepassing
vindt hij het aanmaken van zekere
saladesoorten cn hij het inleggen,
wordt door de Amerikaansche India
nen reeds meer dan 1000 jaar gebruikt.
De kosten van een volkstelling in
Engeland worden op Viz millioen gul
den geschat.
I)e grootste tor der 100.000 bekende
soorten, is de bruine Goliath-tor, die in
equatoriaal Afrika voorkomt en onge
veer f0 c.M. lang is.
ANNO 1476