15 WAT DE HEIDE SIERDE DAGBLAD AMERSFOORTSCH DAGBLAD MET GRATIS Over boeken en schrijvers THANS CENT PER WEEK ONGEVALLENVERZEKERING DROGISTERIJ „DE GAPER" ^lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllBESiffilli^s^TOSlWEJ^OSWW'^IIIIIUIIIIIIIg GIJ ZIJT GEEN „AMERSFOORTER" ZONDER HET „AMERSFOORTSCH 9 DAGBLAD" FHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiait niiiiniiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiniiiiniiia Henri van den Overs kantdoor Marianne Phis lips BussumC. A. J. van Dishoeck). Marianne philips is cen gebo ren schrijfster. ITaar „Bruiloft in Europa" deed ons haar kennen als een auteur, vol van dramatische kracht, en begaafd met een vermogen tot persoons-typeering, zoo ongemeen, dat weinigen in Nederland haar daarin evenaren. Er bestónd tegen deze auteur een bezwaar, het bezwaar dat zij te goed schrijft, dat haar schrijfroutinc haar tevreden deed zijn met het .berei ken van gevoelige effecten, maar haar ertoe verleidde, den samenhang te mis kennen. Het impressionisme, dat door de schrijvers, die de letterkundige ont wikkeling vertegenwoordigen (iemand als Vestdijk) volkomen is verlaten, viert nog hoogtij in eene reeks verdienste lijke boeken, die veel celezen worden. Tor dit impressionisme moet Marianne Philips worden gerekend. I-Iet is een impressionisme, niet alleen van het mo ment in de beschrijving, maar ook in de geheele conceptie. „Bruiloft in Euro pa" was een gebouw van buitenkan ten. Er ontbrak een idee, een centraal gezichtspunt, waaruit alles wat ge beurde in het verhaal kon worden ver klaard. Literatuur is meer dan typo logie, zij behoort van iets anders uit geschreven te worden dan van een al- gemeene impressie van het menschen- leven. Tot op zekere hoogte geldt dit grond- bezwaar, dat tegen „Bruiloft in Euro pa" kon worden aangevoerd, ook tegen „Henri van den Overkant". Wij willen dat nader bewijzen, maar gaan er eerst fóe over, in korte trekken het motief te schetsen, dat de schrijfster in dit boek ontvouwt. „Henri van den Overkant" heet zoo omdat hij aan de eene zijde van een Amsterdamsche gracht woont, aan de andere zijde wonen een ander soort menschen, waaronder Mietje, het volks kind, het overbuurt-meisje, dat groote beteekenis in zijn leven krijgen zal. Henri is de zoon van een rijken, Jood- schen antiquair en kunsthandelaar, Maurice Godschalk. Deze man is een jaar getrouwd geweest met. een vermo gende vrouw van zijn godsdienst en zijn ras. Het was een nietszeggend hu welijk, dat eindigde door den dood van de vrouw tijdens de geboorte van het kind. Na het verscheiden van de vrouw gaat de zinnelijk aangelegde Maurice Godschalk, die door geen ander senti ment gedreven werd dan een behagelijk cynisme, aan het dwalen. Na tijdelijke liefdesverhoudingen in Holland, gaat hij voor zaken naar Parijs en ontmoet daar een Poolsch ballet-danseresje, waarop hij wanhopig verliefd wordt. Die vrouw wordt de Nemesis in zijn le ven. Zij is niet als haar kunst-zusters, ze weigert het, de maitresse te worden van den schatrijken Hollander, maar deze, door een onbedwingbaren harts tocht voor haar bewogen, besluit ein delijk, als al zijn pogingen om haar tot een lossere verbintenis te verleiden fa len, een huwelijk met haar aan te gaan. Hij trouwt haar en neemt haar mee naar Nederland. Maar Madame Pion, de directrice van een klein Parijsch hotel, die de huwelijksmakelaarster is ge weest, wil niet van het Poolschc meis je, de kleine Julie, scheiden, en haar conditie bij het sluiten van den huwe lijkskoop is, dat zij mee zal naar Hol land, om een onbepaalde functie in het huisgezin van Maurice Godschalk te vervullen. Het huwelijk van Maurice en Julie wordt een mislukking. Het gelukt Mau rice niet, de kleine Julie op te heffen uit haar lijdelijkheid, en haar voor zich te winnen. Het einde is tragisch. Wan neer Julie moeder moet worden, be geert zij dat komend moederschap te verstoren. Zij wordt daarbij geholpen door Madame Pion, die woedend ja- loersch is op den echtgenoot, en wil voorkomen, dat er door de geboorte van een kind toenadering komt tusschen de echigcnooten. Als Maurice haar schandelijke praktijken ontdekt, jaagt hij haar het huis uit. Julie ligt eenige dagen op den rand van den dood, en herstelt dan langzaam, maar om een functie in het verhaal te vervullen, die wij niet hadden vermoed. Wij zullen, om Julie's beteekenis in het verhaal van Marianna Philips te begrijpen, ons thans weer bezig hebben te houden met de geschiedenis van „Henri van den Overkant", den tot jon geling opgroeienden knaap. In dezen jongen, de figuur om welke het verhaal geschreven werd, voltrek ken zich alle worstelingen, waarmee een tot manbaarheid komend mensch in de jaren negentig der vorige eeuw te maken kreeg. Het opkomend socialis me, dat hem in de figuur van een school-vricnd benadert, de opkomende twijfel aan de Joodsche geloofswaarhe den, de moeilijkheden met andere leer lingen van dezelfde school, die wreed aardig hun standsvooroordeclen bot vieren tegenover den zoon van den va der, die een winkel heeft. Daarbij ko men dan nog de problemen, welke ont staan uit zijn eigenaardige eenzame positie in een gezin met zulke abnor male verhoudingen als het gezin van Maurice Godschalk vertoonde, nadat de vertrouwde huishoudster juffrouw Augusta was opgezegd, en twee vreemd soortige Fransche vrouwen heur in trek hadden genomen. In zijn jeugd is Henri een jongen die van leugens niet afkeerig is, maar lang zamerhand ontwikkelt hij zich tot een rein en idealistisch karakter. De inkeer ontstaat, wanneer hij het cynisme van zijn vader ontdekt, zijn vader, die in niets principieel is, die zich houdt aan de plichten van den Joodschen gods dienst, maar die tegelijkertijd liberaal wil heefen, en in werkelijkheid vreemd slaat tegenover den godsdienst, dien hij voor den vorm belijdt. Zoo cynisch en epicuristisch als dc vader is, zoo arge loos en idealistisch en droomerig is het kind. Dit kind moet van den kunsthandel niets hebben, evenmin als van de school, hij vult zijn dagen met teeke nen en schilderen. En ziet, de figuur van zijn jonge stiefmoeder moet in zijn ouderlijk huis verschijnen om hem als kunstenaar te ontdekken. Haar gevoe lens voojr hem gaan zoover, dat zij aan de poort komen van een liefdesverhou ding, maar dit moment gaat over, en Henri vindt aan het einde van het boek bevrediging van zijn liefdesverlangen in de armen van zijn eenvoudig'over- huurmeisxe, waarmee wij hem samen- •zien, vóór den horizont van een blijk baar groote toekomst als kunstenaar. In deze weinige woorden is de inhoud van Marianne Philips' nieuwste werk nog maar zeer onvolledig vertelt. Er valt, zelfs indien men zich tot een over zicht van de feiten en gebeurtenissen zou willen beperken, nog veel meer over te zeggen. Een belangrijk onderdeel van het boek wordt gevormd door het religieuse element. Dat openbaart zich niet alleen in Henri's worsteling om zijn Joodsch geloof, het openbaart zich niet alleen in de tragische levensin- keer. die ons Maurice Godschalk te aan schouwen geeft, die door zijn wanho pige liefde voor Julie vernietigd wordt, of in de voortreffelijke gekarakteriseer de Joodsche figuur van den ouden oom Eli. Er is nog een ander religieus mo tief in dit boek: een zekere neiging tot het Katholicisme, die reeds in den aanvang zich openbaart, wanneer ons op fcillooze wijze een oude dorpspas toor geteekend wordt, die aan den kunsthandelaar Godschalk komt vra gen naar de echtheid van cen Madonna beeldje. dat hij in zijn kerk gevonden heeft, en waaraan wonderdoende kracht wordt toegeschreven. En ook later treedt het Katholiseerende element op den voorgrond, wanneer de pastoor te rugkomt en in het kunstenaarschap van Henri een onbewusten Katholieken inslag ontdekt. Dit verhaal is boordevol van leven en levensproblemen. Het is schatrijk. Het is te rijk. Het is spannend geschre ven. Bijna te spannend. En nu, ter stond, komen wij terug op ons bezwaar. Er is te veel in verwerkt om het alles te houden binnen een overzichtelijken samenhang. De beïnvloeding van Henri door zijn socialistischen vriend, zij is op zichzelf uitmuntend weergegeven, maar zij hangt los aan het eigenlijke verhaal. Welke beteekenis, zoo vragen wij ons verder af, heeft de Katholieke inslag? Er zijn figuren, die eigenlijk alleen maar figuranten zijn. Zoo is de persoon van Madame Pion niet doorge trokken. Deze vrouw is in het verhaal gebracht om gebeurtenissen te verwek ken en situaties te verduidelijken. Zij bevindt zich buiten den eigenlijken opbouw der geschiedenis. In de kern van de weelderige veel heid van stof bevindt zich de teekening van „Henri van den Overkant" en van zijn vader. Deze beide mannenfiguren vertoonen elk voor zich en ook in com binatie een ideoele rechtvaardiging. En in zooverre is deze roman een aanmer kelijke vooruitgang in kracht en bezin ning na het a 1 te fragmentarische „Bruiloft in Europa". De stijl van het boek beantwoordt aan gestrenge eischen, welke men dit soort impressionisme kan stellen. Een enkele maal sluipen er fouten in dit vlotte proza, zoo. bijvoorbeeld, op blz. 77, waar Madame Pion tot Godschalk zegt: ,,l' hebt geen romantisch verleden, waarin men zich zou kunnen verlie ven." Dat is een barbaarsch Germanis me! Het nieuwe boek van mevrouw Ma rianne Philips dwingt onze waardee ring af. Wij moeten" telkens opnieuw Schapen=kermis een groote gebeurtenis in het leven van den heideboer De Deelensche Wasch een prachtig water IN het hart van de Veluwe, tus schen de gehuchten Hoenderlo en Otterlo, midden in het natio nale park „De Ilooge Veluwe", ligt schilderachtig en in romantische eenzaamheid een miniatuur meertje de „Deelensche Wasch" genaamd. Vroeger leek het in de onafgebroken heidevelden en zandverstuivingen een zilverblauwe vlek, die verloren ging in het, al naar het jaargetijde, groen, bruin, of paars gekleurde landschap. Onvindbaar voor den vreemdeling was toen deze „plas" op de heide en bijna vergeten door de bewoners van deze ongerepte gronden der Vale Ouwe. B ij n a, want eens in liet jaar werd de Deelensche Wasch betrokken in een groote gebeurtenis voor den heideboer, dan verzamelden al de hoeren uit der. omtrek zich aan de oevers; dan was er bedrijvigheid en leven op deze anders zoo stille plaats. Om te weten te komen wat de oorzaak hiervan was behoeft men niet diep in de geschiedenis van de Veluwe terug te tasten. Toen de schapen op het heideland nog in volle glorie gonouden werden, ongeveer een vijf en twintig jaren gele den, toen kon men deze paardaagscue drukte nog meemaken. Tegenwoordig is het, vooral des zomers, een komen en gaan van toeristen, die het meertje be wonderen. En terecht; steeds heeft net nog een boeiende schoonheid. Toch hesfi het landschap in den loop der jaren ecu groote verandering ondergaan. Een zwaar dennenbosch is op den achter grond verschenen. Waar eens een groo te zandverstuiving was, hebben men- schcnhanden jonge dennen gepoot, die nu tot hoog geboomte gegroeid zijn. Daarmede is de indruk van oneindige wijdheid, die men vroeger hij de Wasch kreeg, sterk verminderd. Maar als men met den rug naar dit onnatuurlijk woud gaat staan, dan kan men uren ver de Deelensche heide overzien en krijgt men een voorstelling hoe het er vroeger over de heelc Veluwe heeft uitgezien. Om de Wasch heeft alweer de mensch voor een storende misplaatsing gezorgd: waar berkenstruiken behoorden te staan zijn zilverpopuliercn verschenen, die wel iels aardigs geven aan het geheel, doch die. om het begrip natuurmonument f" verwezenlijken, er liever niet moesten zijn. Eens ging over 'f wije land der Vale Ouwe Een vrij manstil door 't aanschouwen Van de groenendswoeste heide. Zijn grond! 7 Was de oude scheper met zn hond Die moest wijken voor den tijd. erkennen, dat zij de menschen in din gen waarover zij schrijft, uitnemend heeft gezien en doorgrond. En toch slaan wij dit boek dicht met de paradoxa le verzuchting: Misschien bchooren al leen zij, die, in tegenstelling tot deze au trice, moeite hebben mot schrijven, tot de begenadigden, die de eeuwen trotseerenl Wat is er trouwens niet met het verdwijnen van den schaapherder den „scheper" zooals dc Veluvve- naar zegt zijn kudde schapen cn den onafscheidelijkcn hond voor een karakteristieke idylle van de heide weggevaagd. De schaapskooi (sjaopssjot), waarin de kudde overnachtte, is hier en daar op de Veluwe nog blijven staan; als een monument, een herinnering aan dui scheper en het heideschaap. Bij aanschouwing van zoo'n typeerend heidelandgebouwtje gaan bij den na tuurliefhebber de gedachten terug. Men denkt zich in den tijd van een groen-bruine heide, die viij was en lief de van de overal overdadige en sterk op vallende dierenwereld. Een landschap niét doorkruist met straatwegen; niét bezaaid met ontsierende, landhuizen. Kortom de Veluwe van vroeger Eigenlijk is dus de historie van der scheper en daarmee in nauw verband die van de Deelensche Wasch. een van vergane glorie. Wat is dan het verb-md tusschen het verdwijnen van de schapen van de Ve luwe en de geschiedenis au dc »lon sche Wasch? Om :it te verklaren moe ten wij eerst zien val de scneper met zijn kudde voor d?n li vdebocr bctco- kende. Schapen houden Het heideschaap nam ol voor een vijf-en-twintig jaar cen b i an g rijke plaats in het boerenleven op de Ve luwe in. Dit bad als hoofdoorzaak de behoefte aan mest voor de lan den, die bij de boerderij behoorden. Immers daar toentertijd de kunst mest nog niet in gebruik was. kon de 6cliapenmest een onmisbaar ar tikel voor den heideboer genoemd worden. Toen ongeveer kort voor de mobili satie de kunstmest meer en meer in gebruik kwam. werden de herders met hun schapen overbodig cn hiermee kwam het einde voor deze heidemen- schen en dieren in zicht. De eene kudde na de andere moest plaats maken voor den moderner, practischer, maar min der schilderachtigen vervanger. Ook de versnippering van de woeste biestere landen van de Vale Ouwe heeft hier stellig aan mede gewerkt; daarbij het aanleggen van de vele ver keerswegen, het ontstaan van de door hoog rasterwerk afgezettcn parken en wilbanen, het overal verschijnen van landhuizen niet te vergeten. In den goeden ouden tijd waren op iedere hoerenhofstede kudden van 200 lot 400 schapen noodzakelijk om het noodige voor het land te leveren. Men had dan om de bouw- en weilanden \ier schaapskooien staan, aan iedere hoek een; twee van deze gebouwtjes waren meestal in gebruik. Na eenigen tijd verwisselde men echter van kooien om de mest gemakkelijk over het ge heele land verspreid ie krijgen. Overdag trok de scheper er op uit om op de heide zijn beesten het voedsel te laten opzoeken. De schaapherder van de Veluwe was vaak een excentriek, soms zelfs menschenschuw, .vrijgezel, die als men, dat een schaapherder uit het plaatsje Deelen niet minder dan 4000 gulden bij zijn dood achterliet, wat niet weinig was in dien tijd. Hij verdiende er veelal wat bij met hét stroopen van wild, want wilddieven waren het alle maal. Sterke drank werd alleen bij hoogste uitzondering gedronken en dan alleen nog wanneer een ander het be taalde. Toch waren deze mannen, die zoo ge heel een kluizenaarsbestaan leidden, lang niet dom; schepers hadden wat het voorspellen van goed of slecht weer l trof altijd eeu zeer goeden naam. Reeds eenige dagen van te voren kon hij zeg gen wat voor weer in aantocht was. Dat de hond van den herder slim moest zijn blijkt wel uit bet feit dat mei in het najaar, wanneer de kudde op een land met spurrie gelaten werd om te eten, men daarop een stuk door middel van een paadje afzette als grens van het terrein voor de schapen; men plaatste op dit pad dan den hond, die den heeler dag er voor zorgde dat geen schaap er over kwam. Niet alle schapen werden de heide op gestuurd. De zoogenaamde één-winters, rammen van een jaar oud, bicven op de boerderij om vetgemest te worden. Op de vroeger zoo bekende schapenmarkt te Barneveld verkocht men ze dan. De brutaalste ram van de kudde werd tot leider gepromoveerd; hij kreeg dan een bel om cn werd terecht de belhamel genoemd. Waar de belhamel heen ging volgde de kudde. Iets dal velen onbe kend is. is dat schapen geen nadeeligen invloed ondervinden van adderheten De scheper had, voor het geval hij zelf door zoo'n slang gebeten werd, een paar adders op „sterk water" bij zich. liet \oclit waarin deze doode slangen be waard waren, zou afdoende helpen tegen beten. De opbrengst van de wol vergoedde de onkosten voor het voer en arbeidsloon De mest had de boer dus voor niets. Als hoofdgewas verbouwde hij op zijn land rogge; voor grondverbetering gebruikte hij boekweit, dat voor de lupine het veld hóeft moeten ruimen en zoo goed als geheel van de Veluwe verdwenen is. Op zoo'n manier maakte de vroegere Veluwsche heideboer nog goede zaken. Het voor dien tijd groote bedrag van 1000 gulden kon hij per jaar nog wel uit sparen, wanneer hij tenminste een boer derij had van middelmatige grootte, zooals de bekende hofstede op Oud- Reemst. Tweemaal in het jaar waren de schapen de aanleiding van groote eeheurtenissen in het leven van den heideboer. Dan werd er feest gevierd. Het was met het was- schen" en hot „scheren" van de schapen. Het schapen „wasschen" Het wasschen gebeurde ongeveer eind Mei begin Juni. een veertien dagen voor liet scheren; dit was noodzakelijk voor verbetering van de kwaliteit van de wol. Mét watergebrek hadden toentertijd de boeren veel te kampen, zoo kwam het dat de kudden, die in de gehuchten Otterlo, Oud- en Nieuw-Rcemst, Mossel, Deelen, Teriet, Hoenderlo en Buurlo thuis hoorden, allemaal naar het, reeds beschreven, mooi gelegen meertje de „Deelensche Wasch" trokken. JULIANAPLCIN i naast Apotheek Haan. In voorraad: De Indische Hyglëa Eczoemzalf. Absoluut afdoonde tegen eczeem- en huidaandoeningen. Prijs per pot I 1.20. Ilier was het dan eenige dagen een komen en gaan van honderden schapen. De schepers kwamen met hun kudden zoo maar dwars over de heide; wat zeker cen schilder achtig gezicht geweest zal zijn over de eeuwenoude karresporen, die nog over dit gedeelte van de Veluwe naar de Wasch leiden, na derden de typische huifkarren, met hun witte kappen, die do proviand, drank en droge kleeren meebrach ten. Droge kleeren was een voornaam ding omdat bet wasschen van de schapen gebeurde tot het middel staande in het water. De schapen zullen wel minder gemakkelijk tc h ante eren geweest zijn bij deze behandeling, daar ze op den kop na geheel onder water moesten. L)e familie van den boer en de buren hielpen mee. Als vergoeding werd dan een stevig glaasje van het een of ancfer geschonken. Zoo hielp in dien tijd iedereen elkaar en kon het werk voor- deelig gebeuren. Men beschouwde dan het wasschen als een aangename bezig heid, die in een gezellige stemming werd verricht. „Schapen-Kermis" Met het scheren vond een groot feest plaats. Men noemde dat de „schapenkermis". Dan gingen den éénen dag al de boeren uit den om trek bij deze boerderij scheren, den volgenden dag weer bij een andere, en zoo kreeg ieder een beurt. Bij goed weer geschiedde het buiten op het ei fmaar bij regen werden de scha pen per huifkar van de kooi naar de deel van de boerderij overgebracht. Dit moest omdat anders de wol nat zou worden en tlit het scheren bemoeilijkte. In deze weken werd door de boeren haast niets anders dan witte brood met zoute visch gegeten en rijst met bessen sap en krenten toe, wat de Veluwenaren die gewoonlijk klein-roggebrood met suiker en honing aten natuurlijk min der goed bekwam. Als het scheren voor bij was waren de gezinnen, die dit mee gemaakt hadden, meestal nog eenige dagen van streek. Dat lag niet alleen aan het ongewone eten, maar ook aan liet drinken. Immers begonnen de boe ren 's morgens om 4 5 uur met bet scheren, dan werd er tot 's middags veel gedronken. Men deed het er om, wie het eerste zijn schaap afgeschoren had. Was het schaap klaar, dan kreeg diegene die hem onder de schaar had gehad een borrel. Gewoonlijk deed een boer 20 a 25 scha pen per dag, zoodat men dc stemming van liet gezelschap des middags wel be grijpen kan. Scheren is eigenlijk het Veluwsche woord voor knippen; de schapen wer den met een speciale schaar (scheer) geknipt. Dit moest op een juiste wijze goschieden; lang niet iedereen kon het goed. Het was een eeuwenoude gewoonte dat, als men (zooals de VeJuwenaar het zegt): „cen schaop d'r uut had", men een snaps voor de moeite kreeg. Dat wa ren dan ook de eenigstc onkosten die dc boer op zoo'n dag te maken had; het eten en den drank voor het gezelschap. Door deze manier van helpen kreeg de boer zijn schapen goedkoop geschoren. Het best was hij er aan toe, die het laatste schaap moest scheren. De tradi tie wilde, dat hij die liet, „ouwe wijf" (dit was het laatste beest) onder han den nam, van iedere dochter en van de boerin vin de hofstede, die op hun beurt aan dit schaap mee hielpen knip pen. een „glaasje vol" moest hebben! Na afloop van het scheren werd met het heele gezelschap net land bekeken, om tc zien hoe het gewas er bij stond. Tot den avond werd dan verder feest ge vierd, waarna ieder in do beste en ze ker ook de luidruchtigste stemming op huis aan ging. Al deze gebruiken zijn met de schapen van de Vein we verdwenen. Twee kleine kudden'worden op de Ginkel en Teriet nog in stand ge houden; maar op liet grootste ge deelte van deze streek tullen wij toch nimmer meer het schilderach tige tafercel vu.i den schaaplu-róer met zijn gioot* kult!? aanschou wen. Het meertje rle „Deelensche Wasch" blijft.een stille getuige van deze geschie denis. Nu drinken er soms de edelherten van het nationale park „Dc Ilooge Ve luwe", wat ook een boeiend gezicht is; maar schapen zuljen er wel nooit meer gewasscben worden. Een karakteristiek Veluwsoh schouw spel is niet meerl

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1936 | | pagina 11