15
WAT DE HEIDE SIERDE
DAGBLAD
AMERSFOORTSCH
DAGBLAD
MET GRATIS
Over boeken en schrijvers
THANS
CENT PER WEEK
ONGEVALLENVERZEKERING
DROGISTERIJ „DE GAPER"
^lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllBESiffilli^s^TOSlWEJ^OSWW'^IIIIIUIIIIIIIg
GIJ ZIJT GEEN
„AMERSFOORTER"
ZONDER HET
„AMERSFOORTSCH
9 DAGBLAD"
FHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiait
niiiiniiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiniiiiniiia
Henri van den Overs
kantdoor Marianne Phis
lips BussumC. A. J.
van Dishoeck).
Marianne philips is cen gebo
ren schrijfster. ITaar „Bruiloft in
Europa" deed ons haar kennen
als een auteur, vol van dramatische
kracht, en begaafd met een vermogen
tot persoons-typeering, zoo ongemeen,
dat weinigen in Nederland haar daarin
evenaren. Er bestónd tegen deze auteur
een bezwaar, het bezwaar dat zij te
goed schrijft, dat haar schrijfroutinc
haar tevreden deed zijn met het .berei
ken van gevoelige effecten, maar haar
ertoe verleidde, den samenhang te mis
kennen. Het impressionisme, dat door
de schrijvers, die de letterkundige ont
wikkeling vertegenwoordigen (iemand
als Vestdijk) volkomen is verlaten, viert
nog hoogtij in eene reeks verdienste
lijke boeken, die veel celezen worden.
Tor dit impressionisme moet Marianne
Philips worden gerekend. I-Iet is een
impressionisme, niet alleen van het mo
ment in de beschrijving, maar ook in
de geheele conceptie. „Bruiloft in Euro
pa" was een gebouw van buitenkan
ten. Er ontbrak een idee, een centraal
gezichtspunt, waaruit alles wat ge
beurde in het verhaal kon worden ver
klaard. Literatuur is meer dan typo
logie, zij behoort van iets anders uit
geschreven te worden dan van een al-
gemeene impressie van het menschen-
leven.
Tot op zekere hoogte geldt dit grond-
bezwaar, dat tegen „Bruiloft in Euro
pa" kon worden aangevoerd, ook tegen
„Henri van den Overkant". Wij willen
dat nader bewijzen, maar gaan er eerst
fóe over, in korte trekken het motief
te schetsen, dat de schrijfster in dit
boek ontvouwt.
„Henri van den Overkant" heet zoo
omdat hij aan de eene zijde van een
Amsterdamsche gracht woont, aan de
andere zijde wonen een ander soort
menschen, waaronder Mietje, het volks
kind, het overbuurt-meisje, dat groote
beteekenis in zijn leven krijgen zal.
Henri is de zoon van een rijken, Jood-
schen antiquair en kunsthandelaar,
Maurice Godschalk. Deze man is een
jaar getrouwd geweest met. een vermo
gende vrouw van zijn godsdienst en
zijn ras. Het was een nietszeggend hu
welijk, dat eindigde door den dood van
de vrouw tijdens de geboorte van het
kind.
Na het verscheiden van de vrouw
gaat de zinnelijk aangelegde Maurice
Godschalk, die door geen ander senti
ment gedreven werd dan een behagelijk
cynisme, aan het dwalen. Na tijdelijke
liefdesverhoudingen in Holland, gaat
hij voor zaken naar Parijs en ontmoet
daar een Poolsch ballet-danseresje,
waarop hij wanhopig verliefd wordt.
Die vrouw wordt de Nemesis in zijn le
ven. Zij is niet als haar kunst-zusters,
ze weigert het, de maitresse te worden
van den schatrijken Hollander, maar
deze, door een onbedwingbaren harts
tocht voor haar bewogen, besluit ein
delijk, als al zijn pogingen om haar tot
een lossere verbintenis te verleiden fa
len, een huwelijk met haar aan te
gaan.
Hij trouwt haar en neemt haar mee
naar Nederland. Maar Madame Pion, de
directrice van een klein Parijsch hotel,
die de huwelijksmakelaarster is ge
weest, wil niet van het Poolschc meis
je, de kleine Julie, scheiden, en haar
conditie bij het sluiten van den huwe
lijkskoop is, dat zij mee zal naar Hol
land, om een onbepaalde functie in het
huisgezin van Maurice Godschalk te
vervullen.
Het huwelijk van Maurice en Julie
wordt een mislukking. Het gelukt Mau
rice niet, de kleine Julie op te heffen
uit haar lijdelijkheid, en haar voor zich
te winnen. Het einde is tragisch. Wan
neer Julie moeder moet worden, be
geert zij dat komend moederschap te
verstoren. Zij wordt daarbij geholpen
door Madame Pion, die woedend ja-
loersch is op den echtgenoot, en wil
voorkomen, dat er door de geboorte van
een kind toenadering komt tusschen
de echigcnooten. Als Maurice haar
schandelijke praktijken ontdekt, jaagt
hij haar het huis uit. Julie ligt eenige
dagen op den rand van den dood, en
herstelt dan langzaam, maar om een
functie in het verhaal te vervullen, die
wij niet hadden vermoed.
Wij zullen, om Julie's beteekenis in
het verhaal van Marianna Philips te
begrijpen, ons thans weer bezig hebben
te houden met de geschiedenis van
„Henri van den Overkant", den tot jon
geling opgroeienden knaap.
In dezen jongen, de figuur om welke
het verhaal geschreven werd, voltrek
ken zich alle worstelingen, waarmee
een tot manbaarheid komend mensch in
de jaren negentig der vorige eeuw te
maken kreeg. Het opkomend socialis
me, dat hem in de figuur van een
school-vricnd benadert, de opkomende
twijfel aan de Joodsche geloofswaarhe
den, de moeilijkheden met andere leer
lingen van dezelfde school, die wreed
aardig hun standsvooroordeclen bot
vieren tegenover den zoon van den va
der, die een winkel heeft. Daarbij ko
men dan nog de problemen, welke ont
staan uit zijn eigenaardige eenzame
positie in een gezin met zulke abnor
male verhoudingen als het gezin van
Maurice Godschalk vertoonde, nadat
de vertrouwde huishoudster juffrouw
Augusta was opgezegd, en twee vreemd
soortige Fransche vrouwen heur in
trek hadden genomen.
In zijn jeugd is Henri een jongen die
van leugens niet afkeerig is, maar lang
zamerhand ontwikkelt hij zich tot een
rein en idealistisch karakter. De inkeer
ontstaat, wanneer hij het cynisme van
zijn vader ontdekt, zijn vader, die in
niets principieel is, die zich houdt aan
de plichten van den Joodschen gods
dienst, maar die tegelijkertijd liberaal
wil heefen, en in werkelijkheid vreemd
slaat tegenover den godsdienst, dien hij
voor den vorm belijdt. Zoo cynisch en
epicuristisch als dc vader is, zoo arge
loos en idealistisch en droomerig is het
kind.
Dit kind moet van den kunsthandel
niets hebben, evenmin als van de
school, hij vult zijn dagen met teeke
nen en schilderen. En ziet, de figuur
van zijn jonge stiefmoeder moet in zijn
ouderlijk huis verschijnen om hem als
kunstenaar te ontdekken. Haar gevoe
lens voojr hem gaan zoover, dat zij aan
de poort komen van een liefdesverhou
ding, maar dit moment gaat over, en
Henri vindt aan het einde van het boek
bevrediging van zijn liefdesverlangen
in de armen van zijn eenvoudig'over-
huurmeisxe, waarmee wij hem samen-
•zien, vóór den horizont van een blijk
baar groote toekomst als kunstenaar.
In deze weinige woorden is de inhoud
van Marianne Philips' nieuwste werk
nog maar zeer onvolledig vertelt. Er
valt, zelfs indien men zich tot een over
zicht van de feiten en gebeurtenissen
zou willen beperken, nog veel meer over
te zeggen. Een belangrijk onderdeel
van het boek wordt gevormd door het
religieuse element. Dat openbaart zich
niet alleen in Henri's worsteling om
zijn Joodsch geloof, het openbaart zich
niet alleen in de tragische levensin-
keer. die ons Maurice Godschalk te aan
schouwen geeft, die door zijn wanho
pige liefde voor Julie vernietigd wordt,
of in de voortreffelijke gekarakteriseer
de Joodsche figuur van den ouden oom
Eli. Er is nog een ander religieus mo
tief in dit boek: een zekere neiging tot
het Katholicisme, die reeds in den
aanvang zich openbaart, wanneer ons
op fcillooze wijze een oude dorpspas
toor geteekend wordt, die aan den
kunsthandelaar Godschalk komt vra
gen naar de echtheid van cen Madonna
beeldje. dat hij in zijn kerk gevonden
heeft, en waaraan wonderdoende kracht
wordt toegeschreven. En ook later
treedt het Katholiseerende element op
den voorgrond, wanneer de pastoor te
rugkomt en in het kunstenaarschap
van Henri een onbewusten Katholieken
inslag ontdekt.
Dit verhaal is boordevol van leven
en levensproblemen. Het is schatrijk.
Het is te rijk. Het is spannend geschre
ven. Bijna te spannend. En nu, ter
stond, komen wij terug op ons bezwaar.
Er is te veel in verwerkt om het alles
te houden binnen een overzichtelijken
samenhang. De beïnvloeding van Henri
door zijn socialistischen vriend, zij is
op zichzelf uitmuntend weergegeven,
maar zij hangt los aan het eigenlijke
verhaal. Welke beteekenis, zoo vragen
wij ons verder af, heeft de Katholieke
inslag? Er zijn figuren, die eigenlijk
alleen maar figuranten zijn. Zoo is de
persoon van Madame Pion niet doorge
trokken. Deze vrouw is in het verhaal
gebracht om gebeurtenissen te verwek
ken en situaties te verduidelijken. Zij
bevindt zich buiten den eigenlijken
opbouw der geschiedenis.
In de kern van de weelderige veel
heid van stof bevindt zich de teekening
van „Henri van den Overkant" en van
zijn vader. Deze beide mannenfiguren
vertoonen elk voor zich en ook in com
binatie een ideoele rechtvaardiging. En
in zooverre is deze roman een aanmer
kelijke vooruitgang in kracht en bezin
ning na het a 1 te fragmentarische
„Bruiloft in Europa".
De stijl van het boek beantwoordt
aan gestrenge eischen, welke men dit
soort impressionisme kan stellen. Een
enkele maal sluipen er fouten in dit
vlotte proza, zoo. bijvoorbeeld, op blz. 77,
waar Madame Pion tot Godschalk zegt:
,,l' hebt geen romantisch verleden,
waarin men zich zou kunnen verlie
ven." Dat is een barbaarsch Germanis
me!
Het nieuwe boek van mevrouw Ma
rianne Philips dwingt onze waardee
ring af. Wij moeten" telkens opnieuw
Schapen=kermis een groote
gebeurtenis in het leven
van den heideboer
De Deelensche Wasch
een prachtig water
IN het hart van de Veluwe, tus
schen de gehuchten Hoenderlo
en Otterlo, midden in het natio
nale park „De Ilooge Veluwe", ligt
schilderachtig en in romantische
eenzaamheid een miniatuur meertje
de „Deelensche Wasch" genaamd.
Vroeger leek het in de onafgebroken
heidevelden en zandverstuivingen
een zilverblauwe vlek, die verloren
ging in het, al naar het jaargetijde,
groen, bruin, of paars gekleurde
landschap. Onvindbaar voor den
vreemdeling was toen deze „plas"
op de heide en bijna vergeten door
de bewoners van deze ongerepte
gronden der Vale Ouwe.
B ij n a, want eens in liet jaar werd de
Deelensche Wasch betrokken in een
groote gebeurtenis voor den heideboer,
dan verzamelden al de hoeren uit der.
omtrek zich aan de oevers; dan was er
bedrijvigheid en leven op deze anders
zoo stille plaats. Om te weten te komen
wat de oorzaak hiervan was behoeft
men niet diep in de geschiedenis van de
Veluwe terug te tasten.
Toen de schapen op het heideland
nog in volle glorie gonouden werden,
ongeveer een vijf en twintig jaren gele
den, toen kon men deze paardaagscue
drukte nog meemaken. Tegenwoordig is
het, vooral des zomers, een komen en
gaan van toeristen, die het meertje be
wonderen. En terecht; steeds heeft net
nog een boeiende schoonheid. Toch hesfi
het landschap in den loop der jaren ecu
groote verandering ondergaan. Een
zwaar dennenbosch is op den achter
grond verschenen. Waar eens een groo
te zandverstuiving was, hebben men-
schcnhanden jonge dennen gepoot, die
nu tot hoog geboomte gegroeid zijn.
Daarmede is de indruk van oneindige
wijdheid, die men vroeger hij de Wasch
kreeg, sterk verminderd. Maar als men
met den rug naar dit onnatuurlijk woud
gaat staan, dan kan men uren ver de
Deelensche heide overzien en krijgt men
een voorstelling hoe het er vroeger over
de heelc Veluwe heeft uitgezien.
Om de Wasch heeft alweer de mensch
voor een storende misplaatsing gezorgd:
waar berkenstruiken behoorden te staan
zijn zilverpopuliercn verschenen, die wel
iels aardigs geven aan het geheel, doch
die. om het begrip natuurmonument f"
verwezenlijken, er liever niet moesten
zijn.
Eens ging over 'f wije land der Vale Ouwe
Een vrij manstil door 't aanschouwen
Van de groenendswoeste heide. Zijn grond!
7 Was de oude scheper met zn hond
Die moest wijken voor den tijd.
erkennen, dat zij de menschen in din
gen waarover zij schrijft, uitnemend
heeft gezien en doorgrond. En toch
slaan wij dit boek dicht met de paradoxa
le verzuchting: Misschien bchooren al
leen zij, die, in tegenstelling tot deze
au trice, moeite hebben mot schrijven,
tot de begenadigden, die de eeuwen
trotseerenl
Wat is er trouwens niet met het
verdwijnen van den schaapherder
den „scheper" zooals dc Veluvve-
naar zegt zijn kudde schapen cn
den onafscheidelijkcn hond voor
een karakteristieke idylle van de
heide weggevaagd.
De schaapskooi (sjaopssjot), waarin
de kudde overnachtte, is hier en daar op
de Veluwe nog blijven staan; als een
monument, een herinnering aan dui
scheper en het heideschaap. Bij
aanschouwing van zoo'n typeerend
heidelandgebouwtje gaan bij den na
tuurliefhebber de gedachten terug.
Men denkt zich in den tijd van een
groen-bruine heide, die viij was en lief
de van de overal overdadige en sterk op
vallende dierenwereld. Een landschap
niét doorkruist met straatwegen; niét
bezaaid met ontsierende, landhuizen.
Kortom de Veluwe van vroeger
Eigenlijk is dus de historie van der
scheper en daarmee in nauw verband
die van de Deelensche Wasch. een van
vergane glorie.
Wat is dan het verb-md tusschen het
verdwijnen van de schapen van de Ve
luwe en de geschiedenis au dc »lon
sche Wasch? Om :it te verklaren moe
ten wij eerst zien val de scneper met
zijn kudde voor d?n li vdebocr bctco-
kende.
Schapen houden
Het heideschaap nam ol voor een
vijf-en-twintig jaar cen b i an g rijke
plaats in het boerenleven op de Ve
luwe in. Dit bad als hoofdoorzaak
de behoefte aan mest voor de lan
den, die bij de boerderij behoorden.
Immers daar toentertijd de kunst
mest nog niet in gebruik was. kon
de 6cliapenmest een onmisbaar ar
tikel voor den heideboer genoemd
worden.
Toen ongeveer kort voor de mobili
satie de kunstmest meer en meer in
gebruik kwam. werden de herders met
hun schapen overbodig cn hiermee
kwam het einde voor deze heidemen-
schen en dieren in zicht. De eene kudde
na de andere moest plaats maken voor
den moderner, practischer, maar min
der schilderachtigen vervanger.
Ook de versnippering van de woeste
biestere landen van de Vale Ouwe
heeft hier stellig aan mede gewerkt;
daarbij het aanleggen van de vele ver
keerswegen, het ontstaan van de door
hoog rasterwerk afgezettcn parken en
wilbanen, het overal verschijnen van
landhuizen niet te vergeten.
In den goeden ouden tijd waren op
iedere hoerenhofstede kudden van 200
lot 400 schapen noodzakelijk om het
noodige voor het land te leveren. Men
had dan om de bouw- en weilanden
\ier schaapskooien staan, aan iedere
hoek een; twee van deze gebouwtjes
waren meestal in gebruik. Na eenigen
tijd verwisselde men echter van kooien
om de mest gemakkelijk over het ge
heele land verspreid ie krijgen.
Overdag trok de scheper er op uit om
op de heide zijn beesten het voedsel te
laten opzoeken.
De schaapherder van de Veluwe
was vaak een excentriek, soms zelfs
menschenschuw, .vrijgezel, die als
men, dat een schaapherder uit het
plaatsje Deelen niet minder dan 4000
gulden bij zijn dood achterliet, wat niet
weinig was in dien tijd. Hij verdiende er
veelal wat bij met hét stroopen van
wild, want wilddieven waren het alle
maal. Sterke drank werd alleen bij
hoogste uitzondering gedronken en dan
alleen nog wanneer een ander het be
taalde.
Toch waren deze mannen, die zoo ge
heel een kluizenaarsbestaan leidden,
lang niet dom; schepers hadden wat het
voorspellen van goed of slecht weer l
trof altijd eeu zeer goeden naam. Reeds
eenige dagen van te voren kon hij zeg
gen wat voor weer in aantocht was.
Dat de hond van den herder slim
moest zijn blijkt wel uit bet feit dat mei
in het najaar, wanneer de kudde op een
land met spurrie gelaten werd om te
eten, men daarop een stuk door middel
van een paadje afzette als grens van het
terrein voor de schapen; men plaatste
op dit pad dan den hond, die den heeler
dag er voor zorgde dat geen schaap er
over kwam.
Niet alle schapen werden de heide op
gestuurd. De zoogenaamde één-winters,
rammen van een jaar oud, bicven op de
boerderij om vetgemest te worden. Op
de vroeger zoo bekende schapenmarkt
te Barneveld verkocht men ze dan.
De brutaalste ram van de kudde werd
tot leider gepromoveerd; hij kreeg dan
een bel om cn werd terecht de belhamel
genoemd. Waar de belhamel heen ging
volgde de kudde. Iets dal velen onbe
kend is. is dat schapen geen nadeeligen
invloed ondervinden van adderheten
De scheper had, voor het geval hij zelf
door zoo'n slang gebeten werd, een paar
adders op „sterk water" bij zich. liet
\oclit waarin deze doode slangen be
waard waren, zou afdoende helpen
tegen beten.
De opbrengst van de wol vergoedde de
onkosten voor het voer en arbeidsloon
De mest had de boer dus voor niets. Als
hoofdgewas verbouwde hij op zijn land
rogge; voor grondverbetering gebruikte
hij boekweit, dat voor de lupine het veld
hóeft moeten ruimen en zoo goed als
geheel van de Veluwe verdwenen is.
Op zoo'n manier maakte de vroegere
Veluwsche heideboer nog goede zaken.
Het voor dien tijd groote bedrag van
1000 gulden kon hij per jaar nog wel uit
sparen, wanneer hij tenminste een boer
derij had van middelmatige grootte,
zooals de bekende hofstede op Oud-
Reemst.
Tweemaal in het jaar waren de
schapen de aanleiding van groote
eeheurtenissen in het leven van
den heideboer. Dan werd er feest
gevierd. Het was met het was-
schen" en hot „scheren" van de
schapen.
Het schapen „wasschen"
Het wasschen gebeurde ongeveer eind
Mei begin Juni. een veertien dagen voor
liet scheren; dit was noodzakelijk voor
verbetering van de kwaliteit van de
wol.
Mét watergebrek hadden toentertijd
de boeren veel te kampen, zoo kwam
het dat de kudden, die in de gehuchten
Otterlo, Oud- en Nieuw-Rcemst, Mossel,
Deelen, Teriet, Hoenderlo en Buurlo
thuis hoorden, allemaal naar het, reeds
beschreven, mooi gelegen meertje de
„Deelensche Wasch" trokken.
JULIANAPLCIN i
naast Apotheek Haan.
In voorraad:
De Indische Hyglëa
Eczoemzalf.
Absoluut afdoonde tegen
eczeem- en huidaandoeningen.
Prijs per pot I 1.20.
Ilier was het dan eenige dagen
een komen en gaan van honderden
schapen. De schepers kwamen met
hun kudden zoo maar dwars over
de heide; wat zeker cen schilder
achtig gezicht geweest zal zijn
over de eeuwenoude karresporen,
die nog over dit gedeelte van de
Veluwe naar de Wasch leiden, na
derden de typische huifkarren, met
hun witte kappen, die do proviand,
drank en droge kleeren meebrach
ten.
Droge kleeren was een voornaam ding
omdat bet wasschen van de schapen
gebeurde tot het middel staande in het
water. De schapen zullen wel minder
gemakkelijk tc h ante eren geweest zijn
bij deze behandeling, daar ze op den
kop na geheel onder water moesten.
L)e familie van den boer en de buren
hielpen mee. Als vergoeding werd dan
een stevig glaasje van het een of ancfer
geschonken. Zoo hielp in dien tijd
iedereen elkaar en kon het werk voor-
deelig gebeuren. Men beschouwde dan
het wasschen als een aangename bezig
heid, die in een gezellige stemming
werd verricht.
„Schapen-Kermis"
Met het scheren vond een groot
feest plaats. Men noemde dat de
„schapenkermis". Dan gingen den
éénen dag al de boeren uit den om
trek bij deze boerderij scheren, den
volgenden dag weer bij een andere,
en zoo kreeg ieder een beurt.
Bij goed weer geschiedde het buiten op
het ei fmaar bij regen werden de scha
pen per huifkar van de kooi naar de
deel van de boerderij overgebracht. Dit
moest omdat anders de wol nat zou
worden en tlit het scheren bemoeilijkte.
In deze weken werd door de boeren
haast niets anders dan witte brood met
zoute visch gegeten en rijst met bessen
sap en krenten toe, wat de Veluwenaren
die gewoonlijk klein-roggebrood met
suiker en honing aten natuurlijk min
der goed bekwam. Als het scheren voor
bij was waren de gezinnen, die dit mee
gemaakt hadden, meestal nog eenige
dagen van streek. Dat lag niet alleen
aan het ongewone eten, maar ook aan
liet drinken. Immers begonnen de boe
ren 's morgens om 4 5 uur met bet
scheren, dan werd er tot 's middags veel
gedronken.
Men deed het er om, wie het eerste
zijn schaap afgeschoren had. Was het
schaap klaar, dan kreeg diegene die hem
onder de schaar had gehad een borrel.
Gewoonlijk deed een boer 20 a 25 scha
pen per dag, zoodat men dc stemming
van liet gezelschap des middags wel be
grijpen kan.
Scheren is eigenlijk het Veluwsche
woord voor knippen; de schapen wer
den met een speciale schaar (scheer)
geknipt. Dit moest op een juiste wijze
goschieden; lang niet iedereen kon het
goed.
Het was een eeuwenoude gewoonte
dat, als men (zooals de VeJuwenaar het
zegt): „cen schaop d'r uut had", men
een snaps voor de moeite kreeg. Dat wa
ren dan ook de eenigstc onkosten die
dc boer op zoo'n dag te maken had; het
eten en den drank voor het gezelschap.
Door deze manier van helpen kreeg de
boer zijn schapen goedkoop geschoren.
Het best was hij er aan toe, die het
laatste schaap moest scheren. De tradi
tie wilde, dat hij die liet, „ouwe wijf"
(dit was het laatste beest) onder han
den nam, van iedere dochter en van de
boerin vin de hofstede, die op hun
beurt aan dit schaap mee hielpen knip
pen. een „glaasje vol" moest hebben!
Na afloop van het scheren werd met
het heele gezelschap net land bekeken,
om tc zien hoe het gewas er bij stond.
Tot den avond werd dan verder feest ge
vierd, waarna ieder in do beste en ze
ker ook de luidruchtigste stemming op
huis aan ging.
Al deze gebruiken zijn met de
schapen van de Vein we verdwenen.
Twee kleine kudden'worden op de
Ginkel en Teriet nog in stand ge
houden; maar op liet grootste ge
deelte van deze streek tullen wij
toch nimmer meer het schilderach
tige tafercel vu.i den schaaplu-róer
met zijn gioot* kult!? aanschou
wen.
Het meertje rle „Deelensche Wasch"
blijft.een stille getuige van deze geschie
denis. Nu drinken er soms de edelherten
van het nationale park „Dc Ilooge Ve
luwe", wat ook een boeiend gezicht is;
maar schapen zuljen er wel nooit meer
gewasscben worden.
Een karakteristiek Veluwsoh schouw
spel is niet meerl