HOE HOLLYWOOD FILMS
MAAKT
Een
opdracht
IETS BIZONDERS
De Western herleeft
„VERBODEN LADING"
De tinuiein palm
DE WILDAVEST
HERLEEFT
liet van ouds bekende
„Ramona" is thans als
kleurenfilm opgeleefd
IN Hollywood maken ze films. Dat
is daar de gewoonste zaak van de we
reld en niemand denkt er verdér
over na. Als dus oen groepje spelers
wordt bijeengeroepen, om een nieuwe
rolprent voor te bereiden, is men mer
kelijk niet onder den indruk en bet
moet worden bekend, dat een diva wcl-
eens zit te gapen, wanneer men haar
mededeelt, dat zij een glorieuse heldin-
nenrol krijgt toebedeeld, dat zij zal lief
hebben en daverend rijk worden
Dus komt een groep ITollywooders bij
een en luistert beleefd naar Darrvl F.
Zanuck, de groote productieleider van
de 20th Century-Foxfiim, die vertellen
zal, wat de toekomst brengt. Een film
naar het tooneelstuk van Joel Sayre en
.William Faulkner, getiteld „The Road
to Glory"aldus wordt met opge
wekte stem meegedeeld.
Algemeen zwijgen. Een der aanwezi
gen vindt, dat hij toch iets zeggen
moet, om do stilte te verbreken, Jlij
mompelt: Titel is goeden kijkt dan
haastig rond, om te zien, of niemand
er iets op tegen heefL Een tweede
schraapt bedachtzaam zijn keel en zegt
dan te mecnen, dat hij dit stuk wcl-
eens heeft zien opvoeren en het was
verduiveld goedBlijkt achteraf, dat
hij met een ander tooneelstuk in de
war was, dat heette óók zooiets met
Glory, of Story, of Worry, Sorry, dat
hij zich vergiste.
Na deze intermezzi gaat de productie
leider verder. Hij voelt de heerschcnde
stemming tot in zijn vingertoppen: taaie
onverschilligheid. Al wat er bij de hoo-
gere legerleiding bestaan heeft aan
geestdrift voor de nieuwe film, strandt
hier op de rust en de verveeldheid van
spelers, die zich al zoo heel vaak heb
ben ingespannen om iets moois te ma
ken en die nog absoluut niet warm loo-
pen.
„Jullie begrijpt," zegt Mr. Zanuck,
„dat wij iets bijzónders verwachten!"
BeleefdheidInstemmend knikken.
Verwachten de bazen niet èltoos wat
bijzonders? Hebben ze het ooit anders
beleefd? De spelers blijven gereserveerd
en tammer dan de marmot in den die
rentuin.
De productieleider gaat voort. Hij is
een ijsbreker, die met een ijzeren boeg
zijn weg moet banen. Ilij zegt nu: „De
rolbezetting spreekt boekdoelen! Als wij
Lionel Barrymore en Frederic March
en Warner Baxter en June Lang en
Gregory Ratoff bijeenbrengen in een
filmv dan inoet dat toch wel iets te be-
teekenen hebben!"
De spelers kijken op. De ijdelhcid
wordt niet alleen gestreeld, maar men
wordt zich bo\endien bewust, dat dit
gezelschap tocli in zijn huidige samen
stelling een groote hoeveelheid kunst/
waarde vertegenwoordigt. Ja, het moet
toch wel zoo zijnde combinatie uit
de volle, overvolle keus, die Hollywood
te bieden heeft, is onalledaagsch, is
veelbelovend.
Zanuck spreekt met zachte stem, maar
bij vertelt vlug achtereen. Dat vertellen
is een speciale kunst Geef een acteur
zijn manuscript in handen, zonder hem
Een scène uit „The road to
Glory"
iets moe te deelen en hij zal er duizend
aanmerkingen op hebben. Vertel hem
van het stuk en van de rollen en hij
ontwaakt, hij paart zijn fantasie aai)
die des schrijvers en het doode ma
nuscript wordt een levend drama.
Klaar wakker en geïnteresseerd zijn
nu de spelers maar Mr. Zanuck zegt
niets meer en stopt papieren in zijn
actctasch.
Allright, boys! Mr. Hawks zal jullie
de rest wel zeggen!"
Mr. Hawks is de regisseur.
„The Play is the thing" is een zeer
beroemd woord. En niemand wil het
aanvechten.
Maar ook groote spelers zijn maar
menschen, die aanvankelijk koud en
vreemd tegenover het nieuwe thema
staan. Dan moet er een man zijn, die
hen pakt, hun belangstelling wekt en
hen belust maakt op het komende werk.
Ziedaar de weinig benijdenswaardige
taak van regisseur en productieleider.
DEN laatsten tijd begon de
„Western" van het linnen venster
te verdwijuen.
Waardoor? Verandering van apprecia
tie? Is de Wild-West-film te „gewoon"
geworden? Het mag niet ontkend wor
den, dat voor een zekere categorie de
Wild-West-film „zoo maar een film
was." Een qualificatie, die aan duide
lijkheid niets te wenschen overlaat.
De regisseur King Vidor heeft het
toch niet beneden zijn waardigheid ge
acht een film te maken, die in het Wil
de Westen speelt. Terecht meende hij,
dat ook in die, verromantiseerde om
geving, een sterk realistische film zou
zijn op te nemen, die den toeschouwer
iets te vertellen heeft.
Vidor is een markante figuur in de
rij van beroemde regisseurs, die in de
film meer dan amusement ziet. Voor
zijn „Our daily bread" verleende de
Volkenbond hem een onderscheiding.
Deze film, dio behalve dat zij een zeer
belangrijk en actueel probleem bchan
delt (onderwerp der Volkenbond-waar
deering), ook inderdaad film is, wordt
in ons land voor verschillende vereeni-
gingen voor kunst- en cultuurfilm ver
toond.
Nog niet lang geleden beleefde Vidor's
„Bloedende Rozen" (onder welken titel
in ons land „So Red the Rose" met
Margaret Sullavan werd uitgebracht)
zijn Nederlandsche première.
„De Texas Rangers" heet Vidor's
nieuwe film.
Texas Rangers waren do politieman
nen van de prairies. Zij vormden een
soort semi-militaire organisatie, die het
land maakte tot, zooals het officieel
heette: „a reasonably safe place in
which to live". Om dat te bereiken
werden onwillige Indianen getemd, vee-
ten uit de werld geholpen, veedieven on
schadelijk gemaakt en moordenaars ge
arresteerd. Een opwindender beroep
kan men zich moeilijk denken. In de
geschiedenis van de vroegere dagen der
V. S. spelen de Texas Rangers een groo
te, kleurrijke rol. Hun regimenten wer
den uit vrijwilligers samengesteld, en
voor het meerendeel waren het onver
saagde kerels, die zich vol toewijding,
gaven aan hun taak Texas te pacifi-
ceeren.
Voor het opnemen van deze film ging
Vidor met een staf van meer dan twee
honderd acteurs, actrices, en technisch
personeel, aangevuld met eenige hon
Een patrouille der Texas Rangers. Een suggestie\e opname uit King
yidor's nieuwe, aan de „Rangers" opgedragen Paramount-film
derden Navajo en Zuni Indianen, naar
de woestijnvlakten van Texas en Nieuw-
Mexico. Langer dan twee maanden
werd door dit gezelschap in deze omge
ving gewerkt. De uitgestrekte woestij
nen en de machtige rotspartijen vormen
een grootsclien, imponeerenden achter
grond voor liet historische gebeuren, dat
Vidor in beeld heeft gebracht.
Ramonain kleuren
OOK 2Uih Century Fox-Film heeft
zich op de kleurenfilm geworpen
en koos tot object. „Ramona" de
roman van Helen Hunt Jackson, reeds
eerder door dit consortium verfilmd.
Men koos welbewust nogmaals ditzelf
de werk, wijl men wist, hoè kleurig het
was.
Natuurlijk kan men bij bijna èlk wil
lekeurig scenario de spelci-s uitdosschen
in bonte pakjes, maar dit moet gemo
tiveerd zijn. En de stralend-blaviwe
Californische hemel, gouden korenvel
den, verwaasd blauwe bergen, groene
bosschen en scherp wit gekalkte hacien
das vormden voor de filmproducent
aanleiding te over om te trachten een
colonstisciic schoonheidsroes" te ont
ketenen.
Twee jaren lang is men er mee in de
weer geweest. In den aanvang: misluk
king. De kleuren waren bont, maar on
gevoelig hard, onnatuurlijk en zonder
harmonie. Men moest voortgaan met
zoeken. Nieuwe mislukking: de kleuren
ren waren niet scherp meer, maar ge
voelig, bleek, flets, vaag en weinig zeg
gend. Men werd er meer dan éénmaal
moedeloos onder Het systeem van op
name (Techicolor) werd steeds ingewik
kelder. De camera werd een steeds groo-
ter gevaarte, steeds moeilijker te bedie
nen. Telkens mislukten weer scènes, die
dan weer moesten worden nagedraaid.
In het heerlijke San Jacinto blééf men
filmen, al werden kapitalen versepild,
al scheen het, dat de film nimmer vol
tooid zou worden. William Skall heet de
man, die hier de leiding had, die regis
seur en productieleider uit hun hooge
waardigheden ontzette en als een Tsjaar
regeerde over de kleur, de tint, de scha-
kcering, de schijnbare nietigheden van
dieper rood en lichter geel, zilverwit en
blauwzwart
ERGENS midden op de Egeesche
Zee heeft men aan boord van het
s.s. „Sr.hleswig" opnamen gemaakt
\oor de nieuwe Alberts-Ucicky-film der
Ufa „Verboden Lading".
Dezer dagen kwamen Arihert Wascher
en Franz Xicklisch, op het vliegveld
Tempelhof uit Griekenland terug.
Aribert Wascher hield, toen enkele
journalisten hem bij aankomst begroet
ten. angslvallig z'n hoed op zijn hoofd
„Weet u zei hij ik speel in deze
film voor een onaangenaam mensch,
dat de knappe Lotte Lang uit Weenen
voor een verdacht café-chawtant-bedrijf
tracht te interesseeren. Ik moest vooi
dat type... m'n haar laten afknippen
en een flinke snorbaard laten groeien.
Sindsdien zet ik maar liever m'n hoed
niet af... en die knevel, die moet ik
nu ook door m'n tooneelrollcn zien te
smokkelen, want 't duurt nog even
voordat we de atelieropnamen voor
„Verboden Lading" gaan maken."
Maar overigens was dat filmen in
open zee toch zeker wel een gebeurte
nis?
Hij keek de journalisten eens aan, en
zei: „vergaan hen ik bijna. En een
hitte! Stelt u zich voor: een Grieksche
zon en Neubabelsbergsche schijnwer
pers! Je kon je kleeren uitwringen
Dan haden we nog muilezels aan boord,
die we langs een smalle wankele loop
plank er af moesten brengen. Mannen
van de reddingsbrigade stonden klaar,
om ons eventueel na te duiken.
En vraagt u niet hoe we geslapen
hebben! Op stroozakken brachten we
de nachten aan dek door..."
„Verboden Lading" wordt een avon
turenfilm, waarin Hans Albers de rol
van een kapitein ter groote vaart speelt,
en die in die functie in tal van onaan
gename en gevaarlijke avonturen ver
wikkeld raakt
Simone Simon, de jonge lactrice van 20th
Century Fox
DE wind, die uit het heete Afrika
woei, gaf zoowel aan de zee als aan
den hemel de eentonige kleur van
zand, terwijl de „Maréchal Joffre" haar
weg vervolgde door de straat van Bel-el-
Mandeb. De Indische Oceaan begroette
het schip met een filosche koelte en deed
het schuim opspatten voor haar boeg.
In de volle rooksalon greep meneer
Cavagnac, meer dan ooit beschonken,
den jongen Gifford-Brian bij een knoop
van zijn jas. om hem een van zijn
onsamenhangende verhalen op te dis-
schen.
„Jibuti", zeide hij, „is zoo heet, dat
zelfs de muggen er 6terven. Er is één
enkele boom in de stad een dadelpalm,
dien een neger ieder uur begiet, om
hem in het leven te houden. Zoo ziet
de stad er uit, waarheen je op weg
bent, jonge vriend" En zijn rood op
gezet gezicht vertrok zoo krampachtig
van plezier over zijn eigen grap, dat
hij niets meer kon zeggen.
De jonge Gifford, die ernstig en zwij
gend had gezeten tusschen al de voor
Afrika bestemde reizigers, wist uil de
rookkamer te ontsnappen. Op dek vond
hij Lois Cameron, diet in Port-Said ann
boord was gekomen, vijf dagen, nadat
hij in Marseille op het schip kwam.
Haar deksloel stond naast den zijnen.
Het was een bleek, slank meisje met
blond, krullend haar en een klein wip
neusje. Zij droeg nooit een hoed en
bewoog zich in haar sportieve kleeding
op een manier, die Gifford met heim
wee vervulde.
„En dat noemt Cavagnac een grappig
verhaal", beklaagde bij zich tegen hel
meisje. „Ik heb het bovendien al wel
vijf maal gehoord."
„Je hebt misschien nooit lang genoeg
geluisterd om bet eind te hooren", zei
Loi6 op haar levendige manier.
„Ik denk, dat er geen eind aan is",
zei Gifford. „In ieder geval zullen wij
het wel nooit hooren. want over drie
uur zijn we in de haven."
Die twee hadden samen al heel wat
plezier gehad, grapjes over de andere
reizigers, over de zonderlinge maaltij
den, het nog zonderlinger soort van
voedsel. Er was maar één keerzijde
aan de zaak: Loi6 was nieuwsgierig en
Gifford een gesloten jongmensch, geslo
ten over zijn eigen aangelegenheden,
en dit te zijn was zijn plicht. Hij wist
niets omtrent Lois Cameron, behalve
dan, dat zij een knap meisje was met
een heldere stem. Zij sprak Engelsch
zonder eenig accent, en had blijkbaar
een groot deel van haar leven al rei
zende doorgebracht.
„En u wilt nu in die drie uren niet
vertelllen wat u eigenlijk in Jibuti gaat
doen?"
Dit nu was Juist wat. hij haar, noch
iemand anders, kon vertellen. Het
speet hem genoeg, dat do Directie van
de „Mes6ageries Maritimes" de plaats
van zijn bestemming achter zijn
naam had vermeld. Hij had niet ge
weten dat dit de gewoonte van die
maatschappij is. Anders had men hem
voor een toerist kunnen houden, op
weg naar Kenya of Kaapstad. Hij pro
beerde het gesprek een andere wending
te geven, maar zij was bijzondr vast
houdend vanavond.
„Ik weet zeker, dat het iets buiten
gewoons is", peinsde zij. „Een of andere
geheimzinnige boodschap in verband
met den oorlog of misschien ben.t u
betrokken in parelvisscherij."
Deze veronderstelling was te veel na
bij de waarheid om grappig te zijn. Hij
zei op gemaakt luchtigen toon:
,Zoo'n knappe meid! Ja, ik ben op
parels uit!" Hij loog met tegenzin, maar
hij raakte er langzamerhand aan ge
wend, sinds hij het kantoor van zijn
lastgever had verlaten. Met een bevel
van dien kant viel niet te spotten.
„U zult Ben All niet in Jibuti vin
den", ging zij voort. „In dezen tijd van
het jaar is hij bij de Dahlah-vissche-
rijen. En zonder Ben Ali kan iemand
niet veel uitrichten in den parelhan-
del."
Gifford werd onrustig. Hij vroeg zich
af, wat dit meisje kon weten. Zij hadden
hem gewaarschuwd heel voorzichtig te
zijn, met niemand in-tiem te worden.
Hij had niet aan een meisje daarbij
gedacht. Wat kon zij van Ben Ali af
weten? Wist zij ook, dat hij vanavond
generaal Chere moest ontmoeten in het
huis van een zekeren Sidi Ben Ali? Of
was het louter toeval? Misschien waren
er wel meer Sidi-Ben-All's in Jibuti.
„Ik moet nog pakken", zei hij en
ging naar zijn hut. Hij begreep dat hij
haar voortaan moest mijden en een
maal aan wal, haar niet meer moest
Hans Albers en Lotte Lang in de AlbersUcicky film van de Ufa:
„Unter heissem Ilimmel", waarvan de Nederlandsche titel eerlang zal lui
den: „Verboden lading"
bezoeken, wat hij eerst van plan was
geweest. Ook niet naar hetzelfde hotel
gaan. He-t was jammer, want ze was
liet aardigste meisje, dat hij kende, als
ze maar niet zoo nieuwsgierig was.
Er werd aan zijn deur geklopt. De
hofmeester kwam binnen niet een ra
dio-gram. Toen hij weg was, deed Gif-
ford de deur op slot, met zijn code-hoek
las hij het volgende:
„Zooeven vernomen, dat een vertegen
woordiger van Halschaert Europa ver
liet op weg naar Jibuti niet een lager
aanbod. Uitersts voorzichtigheid gebo
den. Hij zal u trachten te volgen om u
vóór te zijn. Halschaert beschouwt het
Afrikaansch grondgebied als hun ter
rein en zullen met alle inspanning
trachten uw doel te doen misluKkcn.'"
get. Leffingwell.
Gifford zat langen tijd te staren op
het telegram, waarvan het nu alles zoo
duidelijk voor zich, bet sloot alles als
een boek. Hij veronderstelde nu dat de
Halschaerls Lois Cameron hadden uit
gekozen, omdat zij jong en knap was.
Hij begreep nu, waarom zij nooit over
haar eigen verleden sprak. Hij stond
langzaam op en begon te pakken.
De „Maréchal Joffre" liet om negen
uur 's avonds haar anker vallen in de
haven van Jibuti met juist acht uren
vertraging. Een bleek uitziend Fransch
officier van gezondheid kwam de ladder
opgestommeld, gevolgd door Soma li-
dragers en weldra werd Gifford aan
wal geroeid.
„Naar welk hotel gaat u?" vroeg een
zachte stem achtter hem, die van Lois
Cameron. Zij zat in dezelfde boot en hij
begreep, dat dit geen toeval was.
Hij antwoordde ontwijkend: „Ik ge
loof dat er twee goed zijn: de Arcaden
en Hotel Continental."
De nacht was drukkend en zwoel. „Ik
zou graag in hetzelfde hotel als u logee-
ren," zei Lois wat verlegen, toen zij aan
wal stapten. „Ik ga eerst nog wat rond-
loopen", antwoordde hij naar waarheid.
Al zijn gedachten waren in beslag geno
men door het feit, dat de boot acht
uur vertraging had, waardoor het moei
lijker zou zijn generaal Chere te spre
ken te krijgen, geheel afgescheiden van
dat bericht omtrent de Halschaerts. Gif
ford, volgens het klaargemaakte plan,
moest zoo gauw mogelijk Ben Ali's huis
trachten te vinden zonder dat iemand
het bemerkte.
Een enkele lamp brandde aan de lan
dingsplaats. Gifford riep het eerste het
beste rijtuig aan en wierp zijn bagage
erin. Het verwonderde hem nauwelijks
toen Lois Cameron er eveneens instap
te. „Naar hotel Continental", zei hij te
gen den koetsier. Zij reden door een
breede laan met aan weerskanten witte
huizen in Moorsche stijl. Toen draaiden
zij een hoek om en stonden op een ruim
plein en voor het terras van een groot
hotel, dat in licht baadde. Heel Jibuti
scheen op dat terras te zitten om de be
trekkelijke koelte van den avond te ge
nieten.
Gifford liep snel naar het bureau,
waar de Grieksche hotelier in vuile
witte broek en tennisschoenen postze
gels verkocht aan een reiziger. „De da
me", zei Gifford, Lois met vaste hand
voor zich uitduwend, wenscht een een
persoons kamer voor vannacht". Zij
keek Gifford aan,- haalde haar schou
ders op en volgde den man met de roode
tulhand, die haar de kamer zou wijzen.
Toen zij weg was, zei Gifford onver
schillig weg tegen den eigenaar: „Kunt
u mij een vertrouwde parelhandelaar
noemen? Ik zou graag een paar geschon
ken willen meenemen voor vrienden
huis." De hoelier wreeef zijn kin.
„Daar is Mahmoud Bay, en ook ie
mand van den naam van Sidi Ben Ali.
Maar ik vrees dat zij geen van beiden
op dit oogenblik thuis zijn. Zij zijn bij
de Dahlah eilanden"
„Ik kan het altijd probeeren", zei Gife
ford, „als u mij hun adressen wilt ge
ven."
„Mahmoud Bey woont hier vlak over
op het plein. Ben Ali's huis is in de rue
d'Aboukir. Al6 u uit het hotel komt,
tweede straal rechts."
„Dank u", zei Gifford en liep snel
naar buiten over het rumoerige terras.
Van een van de tafeltjes riep iemand
hem iets toe. Het was Cavagnac, Gif
ford nam er geen notitie van en vlucht
te. Spoedig vond hij de bedoelde straat,
nauw en verlaten met aan weerskanten
donkere huizen. Hij was nauwelijks
een paar schreden van het plein af.
toen hij voetstappen achter zich hoorde.
Hij kon niet zien, wie het was, maar hij
sloop vlug in de diepe schaduw van
een Moorsche poort en wachtte. Een
oogenblik later liep Lois Cameron met
snelle schreden hem voorbij.
„Zoo, nu hebben wij het critiek oogen
blik", dacht hij. Zij mocht in geen ge
val Sidi Ben Ali vóór hem bereiken,
waar generaal Chere hem wachtte. Dat
moest hij vermijden tot eiken prijs. Hij
sloop achter haar aan en toen hij haar
had ingehaald, zeide hij: „Knap gedaan.
Ik dacht dat ik u kwijt geraakt was in
het hotel. Wat is u nu van plan te
doen? Parels koopen bij uw vriend Sidi
Ben Ali?"
Zij stond eensklaps stil onder een lan
taarn. Zij leek zoo smalletjes nu en
heel boos.
„Ik ben evenmin een koopvrouw in
parels als u een koopman bent", beet
zij hem toe.
Hij greep haar bij de schouders cn
duwde haar tegen den muur en zeide
„Lois, je bent een dapper meisje, d
sclloon je je schamen moest dat je m
zulke menschen werkt. Ziezoo nu h;
je te kiezen, óf je gaat oogenblikkelij
hen en laat mij alleen naar Ben Al
gaan, óf ik lever je uit aan de Fra:
sclie autoriteiten. Als je me daaric
noodzaakt, dan zijn wjj allebei voor 's
poes. Dan is er geen verdrag met Ettii
opië. Maar ik zal in elk geval de vd
doening hebben, dat die vervloekte Htl
schaerts 't onderspit delven."
Zij zag hem strak aan. „Halschaeri?
Halschaerts! O jou domoor, weet ji
waar ik de tien laatste jaren gewooK
heb? In Addis Abeba, in Ethiopië. Mi-
vader is de raadsman van het gouvw
nement en ik ben maanden lang pmi
secretaresse in het ministerie gewest
Ik weet alles van dat contract, ik bs
naar je toegegaan op verzoek van jet
gen firma. De schrik sloeg hen daark
de beenen doot dat opbieden \r
de Halschaerts. Ik heb de opdracht I
zorgen dat je generaal Chere te spit
ken krijgt."
„En waarom heb je dat niet dadeliji
gezegd?" vroeg hij woedend.
Zij haalde de schouders op.
„Ik moest er zeker van zijn, dal)
werkelijk was voor wien je je uitga!
„Maar Grifford", zei zij eensklaps, j.
is iets ergs gebeurd. Ben Ali zou vat
middag in zijn huis gvangen genome
worden door" de Franschen en Chere:
gevlucht. Ik zou in hotel Continent!
een brief van hem gekregen hehte
niet een aanwijzing wat te doen. Mat'
ik kreeg alleen dit vodje papier van de
chasseur."
Zij reikte hem een gekreukeld, vt
een courant afgescheurd stukje papte
waarop Gifford bij het licht van
straatlantaarn de flauwtjes met po;
lood geschreven woorden las: Palroic
detain. Dix heures." Zij waren blijkbat
in groote haast geschreven.
„t)ix heures" tien uur, dat is bet'
dan hebben wij nog twintig minute
Maar de rest? Palmier is pa lm hoon
maar er is in het Fransch geen woon
„detain."
Eensklaps lachte zij. Generaal Ch-
re's Fransch is niet veel zaaks." Gü
ford lachte ook en wat kalmer liepen i
terug naar het verlichte plein.
„Ik vrees toch", zei Lois, „dat dit c;
een mislukking uitloopt. Waar ka:
Chere gebleven zijn? Misschien is bi
nu wel bezig met den afgevaardigd
van de Halschaerts te onderhandelen
Detain Palmier detain. Er zijn gee:
boomen in deze stad."
Eensklaps greep Gifford haar bij e?a
arm en zij liepen op een draf tem;
naar liet hotel, terug naar het terras,
waar zij stilhielden bij het tafeltje va:
meneer Cavagnac. die meer dan ooit t(
veel gedronken had. Gif ford legde dt
hand op zijn arm. „Meneer Cavagnac'
Vertelt u nog eens van dien boom, dies
ecnigen boom in Jibuti?"
Cavagnac keek hen aan met zij:
kleine oogjes in zijn roode gezicht. H:;
hief dreigend een wijsvinger naar Gil
ford op. „Bedoelt u den boom, dien eet
neger ieder uur begieten moet? U hel'
nooit geduld gehad om het verhaal ui!
te hooren. De grap is, dat die boom
van tin is, een „palmier detain"! Eet
eenig exemplaar in de heele wereld
Zi| schudden hem bijna door elkaar
in hun ongeduld en riepen beiden te
gelijk:
„En waar staat die tinnen palm
boom
Hij knipoogde tegen hen: „Wilt u dl:
weten? Wel, aan den overkant van hel
plein, achter de fontein. Maar u moe!
goed uitkijken in het donker, het u
maar een kleine boom en niemand m'
hem u wijzen. Zij schamen zich hier
een beetje over die rariteit." En Mi
schoot weer in een laoh.
Zoo hard zij konden, renden zij hel
plein over en vonden daar de fontein et
den boom en daarnaast een bank, waar
op een zwarte oude heer zat met 'een
donker maar vriendelijk uiterlijk eD
een sneeuwwitte baard. Tegen Lois zei
de hij:
„Wel kind. dat heb je knap gedaan.
Ik dacht nooit, dat je me vinden zou
Mijn briefje was niet erg duidelijk,
vrees ik. Ik schreef het in zeer bijzon
dere omstandigheden, n.l. in een pik
duister vertrek in Sidi Ben Ali's huis.
terwijl de militaire autoriteiten bezig
waren een jongmensch gevangen te ne* j
men om hem daarna te ondervragen,
liet schijnt dat hij per vliegtuig uit
Europa kwam met een voorstel aa"
mijn regeering van een zekere firma,
Halschaert geheeten. In zijn haast om
mij te bereiken, was hij veel te onvoor
zichtig. Ik ben blij dat jelui met i»eer
verstand te werk gingen. Hij keek op
zijn horloge.
„Mijn trein naar de hoofdstad ver
trekt over een kwartier, dat geeft ons
nog juist den tijd om tot een overeen
komst te komen."