HOE HOLLYWOOD FILMS MAAKT Een opdracht IETS BIZONDERS De Western herleeft „VERBODEN LADING" De tinuiein palm DE WILDAVEST HERLEEFT liet van ouds bekende „Ramona" is thans als kleurenfilm opgeleefd IN Hollywood maken ze films. Dat is daar de gewoonste zaak van de we reld en niemand denkt er verdér over na. Als dus oen groepje spelers wordt bijeengeroepen, om een nieuwe rolprent voor te bereiden, is men mer kelijk niet onder den indruk en bet moet worden bekend, dat een diva wcl- eens zit te gapen, wanneer men haar mededeelt, dat zij een glorieuse heldin- nenrol krijgt toebedeeld, dat zij zal lief hebben en daverend rijk worden Dus komt een groep ITollywooders bij een en luistert beleefd naar Darrvl F. Zanuck, de groote productieleider van de 20th Century-Foxfiim, die vertellen zal, wat de toekomst brengt. Een film naar het tooneelstuk van Joel Sayre en .William Faulkner, getiteld „The Road to Glory"aldus wordt met opge wekte stem meegedeeld. Algemeen zwijgen. Een der aanwezi gen vindt, dat hij toch iets zeggen moet, om do stilte te verbreken, Jlij mompelt: Titel is goeden kijkt dan haastig rond, om te zien, of niemand er iets op tegen heefL Een tweede schraapt bedachtzaam zijn keel en zegt dan te mecnen, dat hij dit stuk wcl- eens heeft zien opvoeren en het was verduiveld goedBlijkt achteraf, dat hij met een ander tooneelstuk in de war was, dat heette óók zooiets met Glory, of Story, of Worry, Sorry, dat hij zich vergiste. Na deze intermezzi gaat de productie leider verder. Hij voelt de heerschcnde stemming tot in zijn vingertoppen: taaie onverschilligheid. Al wat er bij de hoo- gere legerleiding bestaan heeft aan geestdrift voor de nieuwe film, strandt hier op de rust en de verveeldheid van spelers, die zich al zoo heel vaak heb ben ingespannen om iets moois te ma ken en die nog absoluut niet warm loo- pen. „Jullie begrijpt," zegt Mr. Zanuck, „dat wij iets bijzónders verwachten!" BeleefdheidInstemmend knikken. Verwachten de bazen niet èltoos wat bijzonders? Hebben ze het ooit anders beleefd? De spelers blijven gereserveerd en tammer dan de marmot in den die rentuin. De productieleider gaat voort. Hij is een ijsbreker, die met een ijzeren boeg zijn weg moet banen. Ilij zegt nu: „De rolbezetting spreekt boekdoelen! Als wij Lionel Barrymore en Frederic March en Warner Baxter en June Lang en Gregory Ratoff bijeenbrengen in een filmv dan inoet dat toch wel iets te be- teekenen hebben!" De spelers kijken op. De ijdelhcid wordt niet alleen gestreeld, maar men wordt zich bo\endien bewust, dat dit gezelschap tocli in zijn huidige samen stelling een groote hoeveelheid kunst/ waarde vertegenwoordigt. Ja, het moet toch wel zoo zijnde combinatie uit de volle, overvolle keus, die Hollywood te bieden heeft, is onalledaagsch, is veelbelovend. Zanuck spreekt met zachte stem, maar bij vertelt vlug achtereen. Dat vertellen is een speciale kunst Geef een acteur zijn manuscript in handen, zonder hem Een scène uit „The road to Glory" iets moe te deelen en hij zal er duizend aanmerkingen op hebben. Vertel hem van het stuk en van de rollen en hij ontwaakt, hij paart zijn fantasie aai) die des schrijvers en het doode ma nuscript wordt een levend drama. Klaar wakker en geïnteresseerd zijn nu de spelers maar Mr. Zanuck zegt niets meer en stopt papieren in zijn actctasch. Allright, boys! Mr. Hawks zal jullie de rest wel zeggen!" Mr. Hawks is de regisseur. „The Play is the thing" is een zeer beroemd woord. En niemand wil het aanvechten. Maar ook groote spelers zijn maar menschen, die aanvankelijk koud en vreemd tegenover het nieuwe thema staan. Dan moet er een man zijn, die hen pakt, hun belangstelling wekt en hen belust maakt op het komende werk. Ziedaar de weinig benijdenswaardige taak van regisseur en productieleider. DEN laatsten tijd begon de „Western" van het linnen venster te verdwijuen. Waardoor? Verandering van apprecia tie? Is de Wild-West-film te „gewoon" geworden? Het mag niet ontkend wor den, dat voor een zekere categorie de Wild-West-film „zoo maar een film was." Een qualificatie, die aan duide lijkheid niets te wenschen overlaat. De regisseur King Vidor heeft het toch niet beneden zijn waardigheid ge acht een film te maken, die in het Wil de Westen speelt. Terecht meende hij, dat ook in die, verromantiseerde om geving, een sterk realistische film zou zijn op te nemen, die den toeschouwer iets te vertellen heeft. Vidor is een markante figuur in de rij van beroemde regisseurs, die in de film meer dan amusement ziet. Voor zijn „Our daily bread" verleende de Volkenbond hem een onderscheiding. Deze film, dio behalve dat zij een zeer belangrijk en actueel probleem bchan delt (onderwerp der Volkenbond-waar deering), ook inderdaad film is, wordt in ons land voor verschillende vereeni- gingen voor kunst- en cultuurfilm ver toond. Nog niet lang geleden beleefde Vidor's „Bloedende Rozen" (onder welken titel in ons land „So Red the Rose" met Margaret Sullavan werd uitgebracht) zijn Nederlandsche première. „De Texas Rangers" heet Vidor's nieuwe film. Texas Rangers waren do politieman nen van de prairies. Zij vormden een soort semi-militaire organisatie, die het land maakte tot, zooals het officieel heette: „a reasonably safe place in which to live". Om dat te bereiken werden onwillige Indianen getemd, vee- ten uit de werld geholpen, veedieven on schadelijk gemaakt en moordenaars ge arresteerd. Een opwindender beroep kan men zich moeilijk denken. In de geschiedenis van de vroegere dagen der V. S. spelen de Texas Rangers een groo te, kleurrijke rol. Hun regimenten wer den uit vrijwilligers samengesteld, en voor het meerendeel waren het onver saagde kerels, die zich vol toewijding, gaven aan hun taak Texas te pacifi- ceeren. Voor het opnemen van deze film ging Vidor met een staf van meer dan twee honderd acteurs, actrices, en technisch personeel, aangevuld met eenige hon Een patrouille der Texas Rangers. Een suggestie\e opname uit King yidor's nieuwe, aan de „Rangers" opgedragen Paramount-film derden Navajo en Zuni Indianen, naar de woestijnvlakten van Texas en Nieuw- Mexico. Langer dan twee maanden werd door dit gezelschap in deze omge ving gewerkt. De uitgestrekte woestij nen en de machtige rotspartijen vormen een grootsclien, imponeerenden achter grond voor liet historische gebeuren, dat Vidor in beeld heeft gebracht. Ramonain kleuren OOK 2Uih Century Fox-Film heeft zich op de kleurenfilm geworpen en koos tot object. „Ramona" de roman van Helen Hunt Jackson, reeds eerder door dit consortium verfilmd. Men koos welbewust nogmaals ditzelf de werk, wijl men wist, hoè kleurig het was. Natuurlijk kan men bij bijna èlk wil lekeurig scenario de spelci-s uitdosschen in bonte pakjes, maar dit moet gemo tiveerd zijn. En de stralend-blaviwe Californische hemel, gouden korenvel den, verwaasd blauwe bergen, groene bosschen en scherp wit gekalkte hacien das vormden voor de filmproducent aanleiding te over om te trachten een colonstisciic schoonheidsroes" te ont ketenen. Twee jaren lang is men er mee in de weer geweest. In den aanvang: misluk king. De kleuren waren bont, maar on gevoelig hard, onnatuurlijk en zonder harmonie. Men moest voortgaan met zoeken. Nieuwe mislukking: de kleuren ren waren niet scherp meer, maar ge voelig, bleek, flets, vaag en weinig zeg gend. Men werd er meer dan éénmaal moedeloos onder Het systeem van op name (Techicolor) werd steeds ingewik kelder. De camera werd een steeds groo- ter gevaarte, steeds moeilijker te bedie nen. Telkens mislukten weer scènes, die dan weer moesten worden nagedraaid. In het heerlijke San Jacinto blééf men filmen, al werden kapitalen versepild, al scheen het, dat de film nimmer vol tooid zou worden. William Skall heet de man, die hier de leiding had, die regis seur en productieleider uit hun hooge waardigheden ontzette en als een Tsjaar regeerde over de kleur, de tint, de scha- kcering, de schijnbare nietigheden van dieper rood en lichter geel, zilverwit en blauwzwart ERGENS midden op de Egeesche Zee heeft men aan boord van het s.s. „Sr.hleswig" opnamen gemaakt \oor de nieuwe Alberts-Ucicky-film der Ufa „Verboden Lading". Dezer dagen kwamen Arihert Wascher en Franz Xicklisch, op het vliegveld Tempelhof uit Griekenland terug. Aribert Wascher hield, toen enkele journalisten hem bij aankomst begroet ten. angslvallig z'n hoed op zijn hoofd „Weet u zei hij ik speel in deze film voor een onaangenaam mensch, dat de knappe Lotte Lang uit Weenen voor een verdacht café-chawtant-bedrijf tracht te interesseeren. Ik moest vooi dat type... m'n haar laten afknippen en een flinke snorbaard laten groeien. Sindsdien zet ik maar liever m'n hoed niet af... en die knevel, die moet ik nu ook door m'n tooneelrollcn zien te smokkelen, want 't duurt nog even voordat we de atelieropnamen voor „Verboden Lading" gaan maken." Maar overigens was dat filmen in open zee toch zeker wel een gebeurte nis? Hij keek de journalisten eens aan, en zei: „vergaan hen ik bijna. En een hitte! Stelt u zich voor: een Grieksche zon en Neubabelsbergsche schijnwer pers! Je kon je kleeren uitwringen Dan haden we nog muilezels aan boord, die we langs een smalle wankele loop plank er af moesten brengen. Mannen van de reddingsbrigade stonden klaar, om ons eventueel na te duiken. En vraagt u niet hoe we geslapen hebben! Op stroozakken brachten we de nachten aan dek door..." „Verboden Lading" wordt een avon turenfilm, waarin Hans Albers de rol van een kapitein ter groote vaart speelt, en die in die functie in tal van onaan gename en gevaarlijke avonturen ver wikkeld raakt Simone Simon, de jonge lactrice van 20th Century Fox DE wind, die uit het heete Afrika woei, gaf zoowel aan de zee als aan den hemel de eentonige kleur van zand, terwijl de „Maréchal Joffre" haar weg vervolgde door de straat van Bel-el- Mandeb. De Indische Oceaan begroette het schip met een filosche koelte en deed het schuim opspatten voor haar boeg. In de volle rooksalon greep meneer Cavagnac, meer dan ooit beschonken, den jongen Gifford-Brian bij een knoop van zijn jas. om hem een van zijn onsamenhangende verhalen op te dis- schen. „Jibuti", zeide hij, „is zoo heet, dat zelfs de muggen er 6terven. Er is één enkele boom in de stad een dadelpalm, dien een neger ieder uur begiet, om hem in het leven te houden. Zoo ziet de stad er uit, waarheen je op weg bent, jonge vriend" En zijn rood op gezet gezicht vertrok zoo krampachtig van plezier over zijn eigen grap, dat hij niets meer kon zeggen. De jonge Gifford, die ernstig en zwij gend had gezeten tusschen al de voor Afrika bestemde reizigers, wist uil de rookkamer te ontsnappen. Op dek vond hij Lois Cameron, diet in Port-Said ann boord was gekomen, vijf dagen, nadat hij in Marseille op het schip kwam. Haar deksloel stond naast den zijnen. Het was een bleek, slank meisje met blond, krullend haar en een klein wip neusje. Zij droeg nooit een hoed en bewoog zich in haar sportieve kleeding op een manier, die Gifford met heim wee vervulde. „En dat noemt Cavagnac een grappig verhaal", beklaagde bij zich tegen hel meisje. „Ik heb het bovendien al wel vijf maal gehoord." „Je hebt misschien nooit lang genoeg geluisterd om bet eind te hooren", zei Loi6 op haar levendige manier. „Ik denk, dat er geen eind aan is", zei Gifford. „In ieder geval zullen wij het wel nooit hooren. want over drie uur zijn we in de haven." Die twee hadden samen al heel wat plezier gehad, grapjes over de andere reizigers, over de zonderlinge maaltij den, het nog zonderlinger soort van voedsel. Er was maar één keerzijde aan de zaak: Loi6 was nieuwsgierig en Gifford een gesloten jongmensch, geslo ten over zijn eigen aangelegenheden, en dit te zijn was zijn plicht. Hij wist niets omtrent Lois Cameron, behalve dan, dat zij een knap meisje was met een heldere stem. Zij sprak Engelsch zonder eenig accent, en had blijkbaar een groot deel van haar leven al rei zende doorgebracht. „En u wilt nu in die drie uren niet vertelllen wat u eigenlijk in Jibuti gaat doen?" Dit nu was Juist wat. hij haar, noch iemand anders, kon vertellen. Het speet hem genoeg, dat do Directie van de „Mes6ageries Maritimes" de plaats van zijn bestemming achter zijn naam had vermeld. Hij had niet ge weten dat dit de gewoonte van die maatschappij is. Anders had men hem voor een toerist kunnen houden, op weg naar Kenya of Kaapstad. Hij pro beerde het gesprek een andere wending te geven, maar zij was bijzondr vast houdend vanavond. „Ik weet zeker, dat het iets buiten gewoons is", peinsde zij. „Een of andere geheimzinnige boodschap in verband met den oorlog of misschien ben.t u betrokken in parelvisscherij." Deze veronderstelling was te veel na bij de waarheid om grappig te zijn. Hij zei op gemaakt luchtigen toon: ,Zoo'n knappe meid! Ja, ik ben op parels uit!" Hij loog met tegenzin, maar hij raakte er langzamerhand aan ge wend, sinds hij het kantoor van zijn lastgever had verlaten. Met een bevel van dien kant viel niet te spotten. „U zult Ben All niet in Jibuti vin den", ging zij voort. „In dezen tijd van het jaar is hij bij de Dahlah-vissche- rijen. En zonder Ben Ali kan iemand niet veel uitrichten in den parelhan- del." Gifford werd onrustig. Hij vroeg zich af, wat dit meisje kon weten. Zij hadden hem gewaarschuwd heel voorzichtig te zijn, met niemand in-tiem te worden. Hij had niet aan een meisje daarbij gedacht. Wat kon zij van Ben Ali af weten? Wist zij ook, dat hij vanavond generaal Chere moest ontmoeten in het huis van een zekeren Sidi Ben Ali? Of was het louter toeval? Misschien waren er wel meer Sidi-Ben-All's in Jibuti. „Ik moet nog pakken", zei hij en ging naar zijn hut. Hij begreep dat hij haar voortaan moest mijden en een maal aan wal, haar niet meer moest Hans Albers en Lotte Lang in de AlbersUcicky film van de Ufa: „Unter heissem Ilimmel", waarvan de Nederlandsche titel eerlang zal lui den: „Verboden lading" bezoeken, wat hij eerst van plan was geweest. Ook niet naar hetzelfde hotel gaan. He-t was jammer, want ze was liet aardigste meisje, dat hij kende, als ze maar niet zoo nieuwsgierig was. Er werd aan zijn deur geklopt. De hofmeester kwam binnen niet een ra dio-gram. Toen hij weg was, deed Gif- ford de deur op slot, met zijn code-hoek las hij het volgende: „Zooeven vernomen, dat een vertegen woordiger van Halschaert Europa ver liet op weg naar Jibuti niet een lager aanbod. Uitersts voorzichtigheid gebo den. Hij zal u trachten te volgen om u vóór te zijn. Halschaert beschouwt het Afrikaansch grondgebied als hun ter rein en zullen met alle inspanning trachten uw doel te doen misluKkcn.'" get. Leffingwell. Gifford zat langen tijd te staren op het telegram, waarvan het nu alles zoo duidelijk voor zich, bet sloot alles als een boek. Hij veronderstelde nu dat de Halschaerls Lois Cameron hadden uit gekozen, omdat zij jong en knap was. Hij begreep nu, waarom zij nooit over haar eigen verleden sprak. Hij stond langzaam op en begon te pakken. De „Maréchal Joffre" liet om negen uur 's avonds haar anker vallen in de haven van Jibuti met juist acht uren vertraging. Een bleek uitziend Fransch officier van gezondheid kwam de ladder opgestommeld, gevolgd door Soma li- dragers en weldra werd Gifford aan wal geroeid. „Naar welk hotel gaat u?" vroeg een zachte stem achtter hem, die van Lois Cameron. Zij zat in dezelfde boot en hij begreep, dat dit geen toeval was. Hij antwoordde ontwijkend: „Ik ge loof dat er twee goed zijn: de Arcaden en Hotel Continental." De nacht was drukkend en zwoel. „Ik zou graag in hetzelfde hotel als u logee- ren," zei Lois wat verlegen, toen zij aan wal stapten. „Ik ga eerst nog wat rond- loopen", antwoordde hij naar waarheid. Al zijn gedachten waren in beslag geno men door het feit, dat de boot acht uur vertraging had, waardoor het moei lijker zou zijn generaal Chere te spre ken te krijgen, geheel afgescheiden van dat bericht omtrent de Halschaerts. Gif ford, volgens het klaargemaakte plan, moest zoo gauw mogelijk Ben Ali's huis trachten te vinden zonder dat iemand het bemerkte. Een enkele lamp brandde aan de lan dingsplaats. Gifford riep het eerste het beste rijtuig aan en wierp zijn bagage erin. Het verwonderde hem nauwelijks toen Lois Cameron er eveneens instap te. „Naar hotel Continental", zei hij te gen den koetsier. Zij reden door een breede laan met aan weerskanten witte huizen in Moorsche stijl. Toen draaiden zij een hoek om en stonden op een ruim plein en voor het terras van een groot hotel, dat in licht baadde. Heel Jibuti scheen op dat terras te zitten om de be trekkelijke koelte van den avond te ge nieten. Gifford liep snel naar het bureau, waar de Grieksche hotelier in vuile witte broek en tennisschoenen postze gels verkocht aan een reiziger. „De da me", zei Gifford, Lois met vaste hand voor zich uitduwend, wenscht een een persoons kamer voor vannacht". Zij keek Gifford aan,- haalde haar schou ders op en volgde den man met de roode tulhand, die haar de kamer zou wijzen. Toen zij weg was, zei Gifford onver schillig weg tegen den eigenaar: „Kunt u mij een vertrouwde parelhandelaar noemen? Ik zou graag een paar geschon ken willen meenemen voor vrienden huis." De hoelier wreeef zijn kin. „Daar is Mahmoud Bay, en ook ie mand van den naam van Sidi Ben Ali. Maar ik vrees dat zij geen van beiden op dit oogenblik thuis zijn. Zij zijn bij de Dahlah eilanden" „Ik kan het altijd probeeren", zei Gife ford, „als u mij hun adressen wilt ge ven." „Mahmoud Bey woont hier vlak over op het plein. Ben Ali's huis is in de rue d'Aboukir. Al6 u uit het hotel komt, tweede straal rechts." „Dank u", zei Gifford en liep snel naar buiten over het rumoerige terras. Van een van de tafeltjes riep iemand hem iets toe. Het was Cavagnac, Gif ford nam er geen notitie van en vlucht te. Spoedig vond hij de bedoelde straat, nauw en verlaten met aan weerskanten donkere huizen. Hij was nauwelijks een paar schreden van het plein af. toen hij voetstappen achter zich hoorde. Hij kon niet zien, wie het was, maar hij sloop vlug in de diepe schaduw van een Moorsche poort en wachtte. Een oogenblik later liep Lois Cameron met snelle schreden hem voorbij. „Zoo, nu hebben wij het critiek oogen blik", dacht hij. Zij mocht in geen ge val Sidi Ben Ali vóór hem bereiken, waar generaal Chere hem wachtte. Dat moest hij vermijden tot eiken prijs. Hij sloop achter haar aan en toen hij haar had ingehaald, zeide hij: „Knap gedaan. Ik dacht dat ik u kwijt geraakt was in het hotel. Wat is u nu van plan te doen? Parels koopen bij uw vriend Sidi Ben Ali?" Zij stond eensklaps stil onder een lan taarn. Zij leek zoo smalletjes nu en heel boos. „Ik ben evenmin een koopvrouw in parels als u een koopman bent", beet zij hem toe. Hij greep haar bij de schouders cn duwde haar tegen den muur en zeide „Lois, je bent een dapper meisje, d sclloon je je schamen moest dat je m zulke menschen werkt. Ziezoo nu h; je te kiezen, óf je gaat oogenblikkelij hen en laat mij alleen naar Ben Al gaan, óf ik lever je uit aan de Fra: sclie autoriteiten. Als je me daaric noodzaakt, dan zijn wjj allebei voor 's poes. Dan is er geen verdrag met Ettii opië. Maar ik zal in elk geval de vd doening hebben, dat die vervloekte Htl schaerts 't onderspit delven." Zij zag hem strak aan. „Halschaeri? Halschaerts! O jou domoor, weet ji waar ik de tien laatste jaren gewooK heb? In Addis Abeba, in Ethiopië. Mi- vader is de raadsman van het gouvw nement en ik ben maanden lang pmi secretaresse in het ministerie gewest Ik weet alles van dat contract, ik bs naar je toegegaan op verzoek van jet gen firma. De schrik sloeg hen daark de beenen doot dat opbieden \r de Halschaerts. Ik heb de opdracht I zorgen dat je generaal Chere te spit ken krijgt." „En waarom heb je dat niet dadeliji gezegd?" vroeg hij woedend. Zij haalde de schouders op. „Ik moest er zeker van zijn, dal) werkelijk was voor wien je je uitga! „Maar Grifford", zei zij eensklaps, j. is iets ergs gebeurd. Ben Ali zou vat middag in zijn huis gvangen genome worden door" de Franschen en Chere: gevlucht. Ik zou in hotel Continent! een brief van hem gekregen hehte niet een aanwijzing wat te doen. Mat' ik kreeg alleen dit vodje papier van de chasseur." Zij reikte hem een gekreukeld, vt een courant afgescheurd stukje papte waarop Gifford bij het licht van straatlantaarn de flauwtjes met po; lood geschreven woorden las: Palroic detain. Dix heures." Zij waren blijkbat in groote haast geschreven. „t)ix heures" tien uur, dat is bet' dan hebben wij nog twintig minute Maar de rest? Palmier is pa lm hoon maar er is in het Fransch geen woon „detain." Eensklaps lachte zij. Generaal Ch- re's Fransch is niet veel zaaks." Gü ford lachte ook en wat kalmer liepen i terug naar het verlichte plein. „Ik vrees toch", zei Lois, „dat dit c; een mislukking uitloopt. Waar ka: Chere gebleven zijn? Misschien is bi nu wel bezig met den afgevaardigd van de Halschaerts te onderhandelen Detain Palmier detain. Er zijn gee: boomen in deze stad." Eensklaps greep Gifford haar bij e?a arm en zij liepen op een draf tem; naar liet hotel, terug naar het terras, waar zij stilhielden bij het tafeltje va: meneer Cavagnac. die meer dan ooit t( veel gedronken had. Gif ford legde dt hand op zijn arm. „Meneer Cavagnac' Vertelt u nog eens van dien boom, dies ecnigen boom in Jibuti?" Cavagnac keek hen aan met zij: kleine oogjes in zijn roode gezicht. H:; hief dreigend een wijsvinger naar Gil ford op. „Bedoelt u den boom, dien eet neger ieder uur begieten moet? U hel' nooit geduld gehad om het verhaal ui! te hooren. De grap is, dat die boom van tin is, een „palmier detain"! Eet eenig exemplaar in de heele wereld Zi| schudden hem bijna door elkaar in hun ongeduld en riepen beiden te gelijk: „En waar staat die tinnen palm boom Hij knipoogde tegen hen: „Wilt u dl: weten? Wel, aan den overkant van hel plein, achter de fontein. Maar u moe! goed uitkijken in het donker, het u maar een kleine boom en niemand m' hem u wijzen. Zij schamen zich hier een beetje over die rariteit." En Mi schoot weer in een laoh. Zoo hard zij konden, renden zij hel plein over en vonden daar de fontein et den boom en daarnaast een bank, waar op een zwarte oude heer zat met 'een donker maar vriendelijk uiterlijk eD een sneeuwwitte baard. Tegen Lois zei de hij: „Wel kind. dat heb je knap gedaan. Ik dacht nooit, dat je me vinden zou Mijn briefje was niet erg duidelijk, vrees ik. Ik schreef het in zeer bijzon dere omstandigheden, n.l. in een pik duister vertrek in Sidi Ben Ali's huis. terwijl de militaire autoriteiten bezig waren een jongmensch gevangen te ne* j men om hem daarna te ondervragen, liet schijnt dat hij per vliegtuig uit Europa kwam met een voorstel aa" mijn regeering van een zekere firma, Halschaert geheeten. In zijn haast om mij te bereiken, was hij veel te onvoor zichtig. Ik ben blij dat jelui met i»eer verstand te werk gingen. Hij keek op zijn horloge. „Mijn trein naar de hoofdstad ver trekt over een kwartier, dat geeft ons nog juist den tijd om tot een overeen komst te komen."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1936 | | pagina 12