TEEKENPLAAT
WAT HANSJE MET ZIJN
ZAKDOEKEN DEED
KINDER COURANT
Pietje Stam was al bijna tien jaar
en nooit was St. Nicolaas in het steeg
je, waar hun huisje stond, geweest. Dit
steegje was ook zoo nauw en 't liep
dood, doordat heel aan 't einde een
steenen muur stond. En Pietje's moe
der zei, dat het schimmeltje. bang voor
dien muur. daarom het steegje niet
in wilde gaan. Maar d i t jaar zou Piet
je toch echt aan Sinterklaas vragen,
eens in het steegje te willen komen,
want de Sint zou over eenige dagen de
school bezoeken.
„Wees nu vandaag eens niet verle
gen, Piet," sprak op den morgen van
dien grooten dag meester Wins tot het
vlijtige maar wat verlegen Pietje. „En
geef den Sint een duidelijk antwoord,
wanneer hij je iets vraagt
„Dat zal 'k doen, meester," beloofde
hot ventje. Maar ach, toen dien dag
St Nicolaas de klas binnenkwam, durf
de Pietje zelfs niet op te kijken. En...
daar stond de Sint al voor zijn bank!
Maar gelukkig vroeg hij het allereerste
aan Bartje Bol, die nooit verlegen was:
„Wel, Bartje, wat wil jij worden, als
je groot bent?"
„Met een kar langs de huizen loopen
en rbepen: „Wie heeft er vodden en beo-
nen?" meneer Sinterklaas," zei Bartje.
„Dus een vodden-koopman, hè?"
lachte de Sint en daarna liep hij naar
de jachtcrste bank, deed ook d,óór eeri
vraag en toen kwam hij bij Pietje en
zei: „Wel, Pietje Stam, wat wil jij graag
worden?"
„Ikik,stamelde Pietje en hij
keek naar meester, die hem aanmoedi
gend toeknikte, „o, ik wil gr.graag
een zw.zwarte Piet worden."
Om dit antwoord lachte heel de klas,
ja, zelfs de onderwijzer. Alleen St. Ni
colaas bleef ernstig en vroeg verbaasd:
„Waarom wil jij zoo iets vreemds wor
den?"
„Om... om het lekkers te strooien
voor de kinderen en voor u den zak te
dragen, en omdat u zoo goed bent, me
neer Sinterklaas," was het verlegen
antwoord.
„Wel jammer, dat 'k maar één Zwar
te Piot noodig heb," sprak de Sint
vriendelijk. „Maar je kunt nooit weten
Waar woon je, Pietje?"
„In het Hazen-steegje, meneer Sinter
klaas," legde de jongen hem uit. ,,'t Is
een nauw steegjo met een hoogen muur
heel aan 't einde. En 't is alleen om
dien muur, dat uw schimmeltje nooit
in ons steegje komt, zegt moeder
O, hoe had hij het toch durven vertel
len!
Met een kleur van schrik keek hij
den Sint aan, en... die lachle. en zei
heel zacht: „Mijn schimmeltje loopt
toch óók over de hoogo daken en is
nooit bang. Waarom zou hij nu bang
zijn voor dien muur in jullie steegje?"
Maar, dat hij in 't steegje zou komen,
dit zei de Sint niet. En Pietje durfde
hem dit ook niet vragen.
Juist kwam ook Pieter de klas bin
nen en begon het lekkers naar alle kan
ten te strooien. Lachende keek toen St.
Nicolaas naar do grabbelende jongens.
Hij zag, boe Bartje Bol zijn broekzak
ken volpropte en hoe gulzig Kees Knol.
met vollen mond en reeds met lekkers
gevulde handen, de laatste suikerbeest
jes opraapte.
Hij zag ook, hoe weinig Pietje had
bijeengegrabbcld. Doch niets zei de Sint
tot'de gulzige jongens, nóch tot. Pietje
En weldra verliet hij, gevolgd door Pie
ter,1 het schoollokaal.
Toen Pietje dien namiddag thuis
kwam, vertelde hij dadelijk aan moe
der, wat St. Nicolaas over het schim
meltje had gezegd. „Dit is nooit bang,
moeder," zei hij.
„Maar toch zal ook dit jaar Sinter
klaas niet bij ons komen, mijn jongen,"
sprak moeder.
„'k Hoop toch maar. dat Sinterklaas
de kinderen van buurvrouw Rand wat
zal brengen," zei Pietje. „Die krijgen
óók nooit iets lekkers."
Met de gedachten aan buurvrouws
kinderen, die óók hoopten op de komst
van den Sint, sliep Pietje dien avond
in. Hij droomde toen, dat hij als Zwar
te Piet, op een ezcltjo over het dak van
zijn eigen huisje reed. En op eens stoot
te het ezeltje zijn kop tegen den hoogen
muur en viel van het dak! Dóórdoor
viel hij zelf ook en werd wakker!
Maar toen hij verschrikt de oogen open
de, zag hij, dat hij vóór zijn bed, op den
grond lag, en dat het al dag was. Hij
hoorde toen ook, dat moeder do kachel
aanmaakte. Vlug stond hij op en liep
naar het keukentje.
„Zoo, jongen, behoef ik je vandaag
niet wakker te schudden?" vroeg moe
der. „Zeker omdat het vandaag 5 De
cember is, hè?"
„Ja, cn vanavond zetten de kinderen
hun schoenen onder den schoorsteen,"
zuchtte Pietje. „En Sinterklaas rijdt
met Pieterbaas over de daken
Moeder zei niets; ze rakelde in de
asch en daarna maakte zij het ontbijt,
brood met spekvet, gereed.
Vroeger dan gewoonlijk kwam Pietje
dien morgen in de klas. „Wel Piet,
wat bch jij vroeg vandaag," sprak
meester Wins. „Kon je soms ruiken,
dat 'k een boodschap voor je heb?"
„O, moet 'k een boodschap voor u
doen, meester? Waarheen?" vroeg de
jongen.
„Neen, 'k kreeg ecii boodschap voor
jou van St. Nicolaas," legde meester
hem uit. Al heel vroeg vanmorgen kreeg
ik Sints boodschap, dat Pieter heel erg
verkouden is, zóó erg, dat hij in zijn
bed moet blijven. Daarom vraagt nu St.
Nicolaas, of jij vandaag Piets werk wilt
doen.
Je moogt dan ook zijn mooi pakje
aantrekken en
„Ook op een ezeltje over de daken rij
den?" viel Pietje, aan zijn droom deu
kende, in.
„Neen, dit is geen werk voor kleine
jongens," sprak meester.
„Jouw werk is pakjes neerleggen op
de drempels van huizen, welke de Sint
je aanwijzen zal; daarna aanbellen en...
wcgloopen. En je zult ook lekkers moe
ten strooien
„O. zeker in de huizen van de rijke
inenschcn, hé meester?" vroeg Pietje.
„Neen, daar is St. Nicolaas gisteren
al geweest," was het antwoord. „Maar
overal, waar de Sint vandaag heengaat,
mag jij met hem mee. hoor!"
„Wat fijn, dat ik nu echt eens het
knechtje van Sinterklaas mag zijn!"
juichte Pietje. „En wat zal moeder blij
zijn!"
„Dat zal ze, jongen," zei meester.
„Maar denk er vooral aan, dat je van
middag heel schoongcwasschen bij den
Sint komt en niet met vuile handen
zooals nu."
Pietje keek naar zijn handen, ,,'t Was
in ons keukentje ook nog zoo erg don
ker, toen 'k me wnschle, meester," ver
telde bij wat verlegen. „Maar 'k zal ze
wel flink schoonmaken
Hoewel Pietje dit beloofde, begreep
hij niet, waarom hij zoo schoongcwas
schen moest zijn. Want als hij er moest
uitzien als de echte Pieter, zouden zijn
handen cn ook zijn gezicht wel zwart
gemaakt worden, dacht hij. Doch over
dit zwartmaken nog iets aan meester
vragen, kon niet meer, want er kwa
men al eenige jongens binnen, cn dat
hij dien avond den echten Pieter, die
ziek was, moest vervangon, mocht hij
aan niemand vertellen. „Alleen moet je
moeder het weten, dat je den Sint
moet helpen," zei meester.
De jongens waren dien morgen wat
rumoerig, ,,'t Was ook geen wonder, dat
ze met hun gedachten hij den Sint wa
ren," zei meester, cn daarom kregen zij
dien namiddag vrij. Doch toen Pietje,
met de andere jongens, naar huis wil
de gaan, greep meester hem bij zijn
arm en fluisterde: „Jij alleen moet, te
gen drie uur, weer hier zijn, Pietje.
Je wordt dan zwart gemaakt en aan
gekleed als een echte Pieterbaas...,
Bel maar aan de poort, als je er bent."
't Was nog lang geen drie uur, toen
Pietje de schoolpoort weer binnenging,
en toen hij, na lang wachten, was zwart
gemaakt en aangekleed, kwam St. Nico
laas binnen.
„Zoo, al klaar voor het werk, Pieter?"
vroeg de Sint, „Stap dan maar vlug in
mijn auto
„In uw auto?" vroeg Pietje. „Uw
paard is toch niet ziek?"
De Sint vertelde hem toen, dat het
buiten sneeuwde. „En mijn schimmel
houdt niet van de sneeuw," zei hij. „In
de auto zit je warm
Pietje vond het auto-rijden fijn. Wat
jammer, dat moeder hem daar nu niet
zag zitten, zoo maar naast Sinterklaas,
dacht hij. Doch toen hij met den Sint
een groot weeshuis had bezocht cn daar
zoo flink met zakken had gesjouwd, en
zóó handig het lekkers rondstrooide,
alsof hij een echte Zwarte Piet was,
scheen St. Nicolaas heel erg over zijn
nieuw knechtje tevreden te zijn, want
nauwelijks zaten ze weer in de auto. of
de Sint sprak: „Er bleef nog een zak
vol lekkers over, Pieter. En ik ben zóó
tevreden over je werk, dat jij nu oens
mag bedenken, aan wie we dit lekkers
zullen geven."
Even dacht Pietje na en toen begon
bij te vertellen over de kinderen uit het
Hazen-steegje, die nooit lekkers kregen.
„En het steegje is zoo erg nauw, me-
'k Wil, lieve Sint, wat vragen,
Maar schrijven kan 'k niet goed.
't Is daarom, dat zus Conic
Het even voor me doet.
Want, weet U, Sinterklaasje,
Ik ben pas vijf jaar oud,
Maar 'k was den laatsten tijd hcusch
Geen enkel keertje stout!
En 't aller-allerlicfste,
Dat ik graag hebben wou,
Dat is: een lief, klein poesje,
Als 'k dót eens krijgen zou!
Misschien kan Pieterbaas het
Wel voor me koopen gaan.
Ik zal er goed op passen,
Daar kunt U. yan op aan!
Op vijf December zet ik
Maar vast een mandje klaar.
Of er iets in zal komen?
O, Sint, ik hoop het maar!
Ik wil niet eens veel lekkers,
(Al lust 'k graag marsepein!)
Ik zal hcusch met een poesje
Al heel tevreden zijn!
Doet u vooral de groeten
Maar vast aan Pieterbaas.
En denkt U om het poesje?
Tot ziens, dag Sinterklaas!
RO FRANKFORT-
WERKENDAM,
(Nadruk verboden).
Simt Nicolaas op het dak
(Nadruk verboden.)
neer Sinterklaas," zei hij. „Er kan geen
auto door... Maar... e.. als het
goed vindt, wil ik het lekkers er wel
heendragen
■We zullen het dan dóórheen bren
gen," sprak de Sint.
En toen nu dc auto dicht bij het
steegje stopte, cn Pietje den zak op
nam, volgde hem de Sint door de nat
te sneeuw.
Pietje moest hem toen de huisjes
aanwijzen, waarin kinderen woonden,
even arm als Pietje zelf was. „Wilt u
niet zeggen, wie ik ben, mijnheer Sin
terklaas?" Vroeg toen Pietje. „Ze moe
ten denken, dat ik echt uw eigen Pie
ter ben
De Sint zei niets; hij keek juist naar
de kinderen, die, eerst bang voor Pietje
weldra grabbelden naar het lekkers, dat
Pietje in elk huisje strooide, totdat de
zak leeg was.
En waar woon jij nu, Pieter?" vroeg
de Sint.
Pietje wees hem het huisje aan en
ook de vrouw, die bij een klein lampjp
stond to strijken. „Dat is mijn moeder,"
zei hij.
„Je bent een flinke Pieter en ik dank
je wel voor je hulp."
Met deze woorden nam dien avond
Ie Sint afscheid van Pietje.
„O, ik dank u nog veel meer, meneer
Sinterklaas." zei Pietje, „Want u hebt
al die kinderen zoo blij gemaakt. En 'k
hoop, dat Pieter weer gauw beter wordt.
Daarna holde hij naar huis cn vertelde
hij moeder, hoo blij de "kinderen overal
waren. Juist toen hij weer over Sinter
klaas sprak, werd er hard op de voor
deur geklopt. Moeder schrike ervan.
Doch Pietje opende moedig do deur
Neen, niemand zag hij; hij zag alleen
een grooten zak, dien hij met moeite
naar binnen sleepte. En toen zag hij
een briefje aan den zak gebonden,
waarop hij las: „voor Pietje Stam van
St. Nicolaas."
Geholpen door moeder werd toen de
zak uitgepakt. En wat daar toch uit te
voorschijn kwam Eerst worst en spek
cn peperkoek cn letters van chocola.
En daarna een wollen doek voor moe
der en een warm winterjasje voor Piet
je. Doch het fijnste van alles kwam het
laat ste uit den zak. Dat was een groot e
Mechnno-bouwdoos, waarmee Pietje een
brug cn nog veel meer kon bouwen!
,,'t Is ól te veel, wat die goede Sint
ons brengt," zei toen moeder.
„Dat i9 het, moeder," stemde Pietje in.
„En ik was al zoo blij, alléén omdat ik
Sinterklaas mocht helpen! Wat is die
Sint toch goed, moeder!"
TANTE JOII.
(Nadruk verboden.)
Het is wasclidag en Marie, het meisje,
telt het goed, dat ze wasschen moet!
„Ik heb me zeker verteld!" mompelt
ze en begint nog eens.
Maar nee, ze komt weer op hetzelfde
getal uit.
„Mevrouw, hebt u de zakdoeken van
Hansje gezien?"
Moeder antwoordt ontkennend en
voegt er aan toe:
„Ik zal eens vragen aan Hans, als hij
uit school komt!"
Om 12 uur, aan tafel ondervraagt moe
der hom:
„Wat heb ie met je zakdoeken gedaan,
Hans?"
„Daar heb ik mijn neus in gesnoten,
mama, zooals altijd!"
,Ja, maar daarna? Marie heeft er geen
een in de wasch gekregen!"
Hansje denkt diep na. en het is net.
of hij een kleur krijgt. Daarna haalt hij
do schouders op, alsof hij zeggen wil:
Ik weet er niets van!"
„Let in het vervolg een beetje meer
op," zegt moeder. „Je hebt ze zeker on
der het spelen verloren of op school
laten liggen. Als je nog eens zakdoeken
verliest, krijg je straf en dan maak ik
katoenen lapjes voor je!"
De volgende weck echter ontbreken er
weer drie zakdoeken. Nieuwe onderzoe
kingen.
„Ik heb nu toch goed opgelet," zegt
Hans, „en het zijn er dit maal niet zoo
veel!"
„Dat is te ergl Je krijgt zeven zakdoe
ken per week en je brengt er zeven te
rug, begrijp je! Ik ben erg boos op je..."
Er is weer een week voorbij gegaan.
Hansje is zichtbaar onrustig. Telkens
draait hij om moeder heen. Dan raapt
hij eindelijk zijn moed bij elkaar cn zegt:
„Moes, ik heb weer twee zakdoeken
verloren 1"
„Wat vertel je me daar?"
„Ja mam, twee zakdoeken ben ik
kwijt!"
„Dat wordt een beetje al te bar. Nu
zul je je straf niet ontgaan. Je krijgt
geen dessert vandaag en je mag niet
met vader mee naar de jeugdbioscoop!"
Verdrietig loopt Hansje naar Marie,
maar ook daar kan hij geen troost vin
den. „Dan moet je maar niet zoo slordig
zijn," zegt deze. Aan tafel doen vader
en moeder net, of Ilansie er niet is. Dat
is erg naar. Dan kan do kleine jongen
het niet meer uithouden.
„Mam. hier is geld voor de zakdoeken,
dan hoef je niet meer boos op me te
zijn." En hij legt 24 ets. voor moeder op
tafel.
Verbaasd zegt deze: „Hoe kom je daar
aan?"
En dan volgt onder snikken het hecle
verhaal. Hansje kent een arm jongetje,
dat zoo graag een meccano-doos wilde
hebben. Om hem te helpen, verkocht
Hansje nu zijn zakdoeken voor twee cent
per stuk aan een handelaar in oude klee
ren. Als Hans zwijgt, blijft het even stil.
Dan trekt moeder haar jongetje naar
zich toe en geeft hem een kus.
„Bent n niet boos meer?"
„Nee Hans. En vertel me nu maar
oenjs, waar dat arme jongetje woont, dan
krijgt hij toch zijn meccano-doos, zonder
dal jij er je zakdoeken voor hoeft te ver-
koopen."
En zoo gebeurde dat ook!
Sinterklaas had zelfs
Witvel niet vergeten
Verhaaltje op Rijm
door
C. E. DE LILLE IIOGERWAARD
Klein Jantje kreeg van Sinterklaas
Nee maar, ccn hecle vracht!
Wat had die lieve, goede Sint
Toch vrees'lijk veel gebracht!
Een spoortrein en een prentenboek,
Een hal, een vliegmachien.
Ook chocola cn suikergoed!
Maar 't leukst vond Jan misschien,
Dat Sint ook Witvel niet vergat,
Zijn trouw en lief konijn,
Dat hij van Oma kreeg, toen hi"
Was nog zoo lieel, heel klein.
Het was een bosje worteltjes
Van suiker. Ook een knol.
En dat die zak voor Witvel was,
Hield Jantje ernstig vol.
Want op 't adres stond duidelijk:
Voor Witvel, het Konijn,
Het Eerste Wortellaantje acht,
Hoek Grooteknollenplein
In Pluimstanrtdorp Konijncnland.
Verkeerd bezorgd was 't niet!
Maar 't. is ook ccn secure baas,
Dat knechtje: Zwarte Piet.
Daar bij den schoorsteen zingen dan
Klein Jantje met 't konijn.
Ze hopen, dat de Sint nu toch
Nog in dc buurt zal zijn
En hun bedankje goed verstaat!
Hoe aardig klinkt hun liedl
Moes hoort den laatsten regel nog:
Bodankt ook, Zwarte Piet!
Als Jantje 's avonds slapen gaat,
Dan zegt hij tot 't konijn:
Dat jij van Sinterklaas wat kreeg,
Dat vind ik toch zoo fijn!
(Nadruk verboden).
SINTERKLAAS
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD
Sinterklaas kwam weer uit Spanje.
Vader las het in de krant:
Sinterklaas en Zwarte Pieter
Afgestapt In Nederland!
Zou hij Jan en mij wat brengen?
Moeder zegt: we waren zoet.
En ik denk, dat Sinterklaasje
Het ook dit jaar wel weer doet!
'k Mocht hem zelfs een briefje schrijven,
Noemde onze wenschen op:
'n Trein voor Jan, die echt kan loopen,
En voor mij een baby-pop.
Marsepein en chocolaadjes,
Borstplaat.- cn ook sintniklaas.
Maar dc zak mag niet te zwaar zijn
Voor den trouwen Pieterbaas.
Onder onze wenschen schreef ik
Duidelijk ons nieuw adres.
Je moet weten: we verhuisden
Naar de Haven, nummer zes!
t Oude huis is nu verlaten,
Menschen wonen er dus niet.
Dat mag Sinterklaas wel zeggen
Aan zijn zwarte knechtje Piet!
k Hoop, dat Sinterklaas weer zelf komt
Net zooals verleden jaar.
En ik zeg wel honderd keeren:
Was het vijf December maar!
(Nadruk verboden).