Onder de groene paraplu IS ALS HET KERSTMIS WORDT. Avonturen van de Roofc LEGKAART Mimet je KINDER COURANT „Ik bon kwaad op Ans," zei Jopie, toen ze uit school thuiskwam en met een boos gezicht haar tasch op do rustbank legde. „Zoo? en waarom is dat nu op eens?" vroeg Moeder een beetje verwonderd. „Ik mocht niet eens bij haar onder de paraplu." „Nu, dat was ook niet noodig, meisje Je had je regenjasje aan en je regen hoed er toch ook bij op?" „Maar onder een paraplu is 't veel leuker, 't Goot zoo echt en de druppels liepen in stralen van de punten of. Eu 't kletterde er boven op Zoo leuk. En 'k mocht er niet eens eventjes onder van Ans." mopperde Jopie. „Ans was misschien niet zoo soliede op den regen gekleed als jij. En allicht was de paraplu maar. klein." zoo probeerde Moeder het vriendinnetje vrij te pleiten. „Maar ik had er best onder gekund. En luister eens, Moes. Morgen is Juf jarig. Dan versieren we de klas; we komen al om vóór half negen op school. Riet brengt sparregroen mee. Wil heeft «en karton met „Lang zal ze leven!" er op; dat hangen we boven 't bord. En t zeg, Moes mag ik nu die papieren si in gers met die roode rozen meenemen? We zullen er voorzichtig mee zijn." Die slingers werden bij Jopie thuis altijd gebruikt om den stoel van een jarige te versieren. Maar voor de fees telijke gelegenheid op school mocht ?;Joop ze hebben. Den volgenden morgen om kwart f<lD\er achten, stonden Riet en Wil al bij IjJopie op de sloep. Riet had haar arm ol sparretakken, Wil droeg aan een [groen lusje het gewichtige feest karton. Joop was bezig om de keurig in el- Lakaar gevouwen slingers in haar tasch „te pakken. Toen ze daarmee klaar was. espto ze de riempjes dicht, wat niet gemakkelijk ging. ,.Bah, wat is 't donker," bromde Joop. ik kan niet eens de gaatjes vinden „Er komt weer een schip met zure ifippolen," voorspelde Moeder. „0, hé, ik hoop *t niet," riep Wil ver- chrikt, ,,dan regent mijn „Lang /.al ze even!" nat en dan loopen de letters 'oor." „Heb je geen paraplu bij je?" vroeg opie. ..Weineen, ik heb er niet eens een." „Toe, Moes, mogen wij uw tompouce ee?" vleide Joop. „Die heb ik bij tante Em laten staan." „O, ja, dat 's waar ook. Vaders spuit an?" „Die heeft hij zelf mee." Joop keek in den paraplu-bak en ja ie was paraplu-loos. Er stonden alleen en paar wandelstokken in. Moeder deed de voordeur open om de ongedamotjes uit te laten. En daar he- on 't op eens te gieten, te gieten, neen, laar! 't Leken wel pljpeslelcn! „Och, m'n plaat!" jammerde Wil. „En we moeten er door," besliste niet. „anders komen we niet klaar, "óór Juf er is 1" „O, Moes, wat moeten we doen? Help ns toch! Bel een taxi op!" stelde Joop 'oor. „Ik weet wat," riep Moeder op eens -n liep zoo hard ze kon de trappen op aar den zolder. „Je Moeder gaat den kinderwagen 'oor ons halen.' grapte Wil. „Nee, hoor!" zei Joop beleedigd. Baar kwam Moeder al terug En wat ad ze bij zich?De grnote, licht roene parasol, waaronder ze 's zomers n den tuin gezeten hadden. Moeder ield hem meteen buiten de deur in den "letterregcn en stak 'm op. „Leuk, leuk!" juichte het troepje. „We kunnen er wel met z'n vijven nder!" riep Joop, die het groote regen scherm van Moeder overnam. „Nu, dó óg!" En daar gingen ze. Twee hielden sa men het vrij zware ding op en Wil liep er achter met haar kaart. Toch nog goed beschermd tegen 't nat. Ze had den veel bekijks. Een paar jongens joel den het troepje onder de groene paraplu uit, maar daar trokken de meisjes zich niets van aan. Juist toen ze voorbij hot huis van Ans kwamen, ging de deur open. Ans bleef op den drempel staan, terugschrik kend voor den stortregen. Op eens zag ze haar klasgenootjes. En ze lachte om de grappige voorstelling. „Mag ik er ook onder?" riep ze dade lijk. Joop dacht aan den vorigen dag en direct ging 't door haar hoofd: „Gisteren mocht ik niet bij jou onder, nü jij niet Dij mij!" „Je hebt toch zelf een parapluutje," merkte Wil ai op. „Er zijn twee baleinen gebroken. En nu wil* 't niet meer omhoog. Ja, 'k mag er ook wel onder, hè?" „Moet je aan Joop vragen," zei Wil. Even streed de eigenares van de groo te groene een moeilijken strijd en toen zei ze „Ja, kom maar. Dan moet je vóór ons loopen." Ans wipte vlug onder het beschutten de afdak. En daar liepen de vier vrien dinnen weldra voort. Wat een pret had den ze, als de regen zoo op het groene doek kletterde. In stralen liep 't water van den rand af. 't Was een leuk be gin van den pretdag. Droog kwam het viertal aan de school, droog was ook alles, wat ze bij zich hadden. Maar de concierge moest even helpen om het gevaarte naar be neden te krijgen. De klas werd fijn versierd. Juf was erg verrast en trakteerde. Zo zou ook vertellen. Allemaal prettige dingen. De \ier vriendinnen hopen maar, dat 't om twaalf uur, als ze naar huis gaan, weer flink regent, want ze willen nóg eens met z'n allen onder de groene pa raplu. En dat wil Juf zienl Do meisjes hebben haar verteld van haar tocht door den regen J. H. BRINKGREVE- ENTTtOP. (Nadruk verboden) lezingen, tentoonstellingen, bij optoch ten. enz., enz. Op zekeren dag woonden zij weer Deze legkaart stelt voor Vogeltjes voeren (Nadruk verboden.) Een kamerscherm voor een poppenhuis Ik denk. dat de meeste meisjes wel een poppenhuis zullen hebben. Van de een is het wat crooter van de ander wat kleiner: maar de mecsten van inI lie zullen toch wel in hot bezit van een dergelijk stuk speelgoed zijn. 't is leuk om voor het poppenhuis zelf allerlei mpuhelties te maken Hier volgt de he- sciTijving van een kamerschermpje. De stukjes in de ecwensrhte grootte. Met behulp van een naar stukjes hand ver- bind je deze stukken met elkaar. Ei. dan volgt de decoratie. (Decoratie is een mooi en moeilijk woord voor ver siering). Op het voorbeeld zie je ecu herderinnetje met schapen. Je tcckont ile verschillende vormen op papier, speldt deze op stof en knipt de vorm dan na Als je verschillende lapjes in allerlei kipuren gebruikt, kun je tot aar dice resultaten komen. De schapen zijn wit: do hoornen groen en oranje de vruchten. De hemel blauw; het herderinnetje draagt een groene rok. een ceel blousje en een rood schortje; op het hoofd hooft ze een witte muls. De klompjes zijn geel. Het stokje teeken je natuurlijk op he\ scherm: maar de strik knip je weer van een lapje stof. Dat alles plak je op. Met spreekt vanzelf, dat je allerlei voorstellingen maken kunt en dat je niet gebonden hent aan dit voorbeeld Fr zijn tal van aardige dingen te be denken. Inplaats van schapen kun Ie bijvoorbeeld eenden of ganzen kiezen enz., enz.. De hoofdzaak is ook hier neer. dat je netjps en zorgvuldig werkt. Slordig werken leidt nooit tot een gun stig resultaat. Als ie daar manr reke ning mee houdt. En als ie het scherm klaar hebt, zul ie eens zien. hoe aardig het staat in je noppenhuis. Kleine Jan kreeg van zijn moesje, toen hij laatst jarig was, een heel klein, donzig poesje, Wat was li ij in zijn sas. Hij noemde 't dier Minctje en zorgde 'r heel goed voor. 't Sliep in het poppebedje naast het negerpopje Floor. En spelen kon het poesje, een lust was 't om te zien. Dat kleine robbedocsje maakte plezier voor tien. Het speelde^met een kluwtje of met een stukje touw; gaf knikkers vlug een duwtje als Jan ze pakken wou. Maar 's avonds wordt Minetje van al dat spelen moe. Dan kruipt het in zijn bedje en zijn oogjes vallen toe. RITA VAN B. 9 9® Een kaarsenhoudertje Als het Kerstfeest nadert, komen de kaarsjes weer voor den dag. Niet Alleen aan den boom, maar ook zoo hier en daar geplaatst, op de piano bijv geven de brandende kaarsjes een aardig ef fect. Wie de kunst van het figuurzagen verstaat, kan heel gemakkelijk zelf kaarsenhoudertjes maken. Hier zie je er een voorbeeld van. De tcekeningen I en II breng je met bohulp van calqueerpapier op dun tri plex over. Fig. Ill krijg je dooi een leeg garenklosje op de verlangde hoogte door te zagen. De gleufjes a b en h c moeten even wijd zijn ais het hout dik is. De twee stukken zaag io nu heel precies uit. Na het zagen netjes glad schuren. Door de gleufjes in el kaar te schuiven ontstaat liet stan daardje. Met gaatje van hot halve klosje vijl je uit, (met een dun rond vijltje) tot het wijd genoeg is om er een kaarsje in te plaatsen. Daarna lijm je het stukje op den bovenkant van je kaarsenhou dertje. Het geheel kun je beilsen of verven Voor de randjes (houtdikte) neem jo een andere, liefst afstekende kleur Rijv groen met rood of oranje randjes. Je zult eens zien, hoe aardig gekleurde kaarsjes in zoo'n houdertje staan. IN A v. DEVENTER (Nadruk verboden.) a Hoe ze zichi er nit redden De gierigheid der Schotten is iets. dat over de lieelo wereld hekend is on waarmee in do gchcelo wereld do spot wordt gestoken. Er waren eens drie Schotten. Mac, Patrick en Edgar geheeten. dio 4o za- men een clubje gevormd hadden, flat tot doel had zooveel mogeliik van het leven te genieten; maar er niets voor te betalen. Overal, waar het niets kostte, kon men het drietal vinden; op een gratis lezing bil. Het onderweri> waarover gesproken zou worden, luidete. rijgevigheid". Aan het eind van zijn redevoering, kondigde de spreker aan, dat hij een kleine inzameling zou houden. Daar van schrok Patrick zoo. dat hij flauw viel. Mac en Edgar begrepen dadelijk wat hun te doen stond De een greep PA trick bij hot hoofd, de andere bij de bennen en zoo brachten ze hem naar buiten. 7.e waren gered: hadden niets behoeven te geven! Wie zoekt er mee? Ik denk, dat jullie allemaal wel van de fabels van Lu Fontaine gehoord licht en dan kon ie vast en zeker die van den vos en de raaf. De raaf. die een stuk kaas in zijn bek had en die, gevleid door de praatjes van den vos. zijn bek open deed om te zingen en daardoor do kna9 liet vallen. Jullie ziet hier de Illustratie van deze fabel Alleen hooft onze teekenaar vergeten den voa er hij te zetten. Maar als je goed kijkt, zie Jc hem tochl Het Hoedje door C. E. DE LILLE HOG ER WA\f:l) De Rookworst-man, die leuke guit. De ondeugd straalt hem d'oogen uit Ging éénmaal wand'len zonder hoed. Het zonnetje, dat deed hem goed! Maar na een poosje lieve tijd Toen had de Rookworst-man toch spijt I De zon scheen zóó warm op zijn bol. Dat 't ventje zuchtte: 'k Houd niet «uit Een hoed! Een hoed! Waar is een hoed Ik zie er geen, al kijk ik goo i Een hoedje zou mij welkom zijn Mijn arme hoofdje doet zoo'n pijn! Maar wat is dat? Wat zie ik daar I —Een hoedje hangt voor mij al klaar' En door een open raam nam hij Een lamjiekap van roode zij! Dat hoedje stond hem eenig, zeg! Hij liep er als een haas mee weg. Maar wee, o wee, wie kwam daar can? Wie liep er heel hard door de laan? Het was de juffrouw van den hoïd, Haar lampekapl Zij vond 't niet goed En riep: (haar stem klonk lang niet lief!) ■—Och, houdt den dief tochl Houdt den dieft En een meneer zei: Opgepast Hoera! Daar had .hij Rookworst vast! Do juffrouw greep haar eigendom En 't heertje keek eens lachend om. Hij zag: de juffrouw liep heel vlug Met haar rood zijden kap terug. De Rookworst-man naar d'and'ren kant. Wat had hij toch geducht het land! Hij dacht: Nee, uitgaan zonder hoed, Ik weet het nu! dat is niet goed! En 'k heb mezelf heel vast beloofd: Als 'k uitga, zet ik wat op 't hoofd! (Nadruk verboden.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1936 | | pagina 11